Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014 in verband met de vaststelling van de nota ‘Bomen in de Stad, hoe koel is dat. Bomennota Apeldoorn 2024-2040’

De raad van de gemeente Apeldoorn;

 

 

 

gelezen het raadsvoorstel d.d. 7 juni 2024, nummer 87-2024;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

 

BESLUIT

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014 (APV), waarbij wordt voorgesteld niet aan de ingediende zienswijzen tegemoet te komen en enkele ambtshalve wijzigingen door te voeren.

Artikel I Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014

A. Artikel 4.9a wordt geplaatst aan het eind van hoofdstuk 4, afdeling 2.

 

B. Hoofdstuk 4, afdeling 3, wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

 

Artikel 4:10 Definities

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een beplanting van bosplantsoen;

  • b.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • c.

    vellen: onder vellen wordt mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, kandelaberen en knotten, tenzij dit als regulier onderhoud geschiedt, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • d.

    dunning: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ten gunste van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

  • e.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1, onderdeel a, van de Wet Natuurbescherming, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 3.1 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet;

  • f.

    boomwaarde: de door het college vastgestelde wijze waarop de waarde van de bomen wordt bepaald; de boomwaarde wordt bepaald overeenkomstig de waardebepaling van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs Bomen.

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

 

Artikel 4:10 Definities

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal of een beplanting van bosplantsoen;

  • b.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • c.

    vellen: kappen, rooien, verplanten, kandelaberen, knotten, alsmede het verrichten van andere handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • d.

    dunning: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ten gunste van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

  • e.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1, onderdeel a, van de Wet Natuurbescherming, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 3.1 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet;

  • f.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs Bomen;

  • g.

    bomenlijst: de door het college vastgestelde lijst van bijzondere bomen en toekomstbomen als bedoeld in artikel 4:11F;

  • h.

    Bomen Effect Analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw, aanleg of andere omgevingsactiviteit voor een boom of bomen, met mogelijke alternatieven en compensatie, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting en CROW.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegde gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen anders dan bij wijze van dunning.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      een alleenstaande boom waarvan de stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van 65 centimeter of minder, tenzij zodanige boom is geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in artikel 4:11A, tweede lid, of artikel 4:11D;

    • f.

      een alleenstaande wilg, - populier, - ceder, - douglas, - berk en - fijnspar waarvan de stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van 95 centimeter of minder, tenzij zodanige boom is geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in artikel 4:11A, tweede lid, of artikel 4:11D van deze verordening;

    • g.

      houtopstand buiten de bebouwde kom die

      • 1.

        een zelfstandige eenheid vormt en;

      • 2.

        een grotere oppervlakte dan tien are beslaat of

      • 3.

        3 ingeval van een rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, meer dan twintig bomen omvat;

    • h.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag;

    • i.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

  • 3.

    Het college kan bepaalde gebieden aanwijzen, waar het verbod niet geldt.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegde gezag een houtopstand geheel of gedeeltelijk te vellen of te doen vellen anders dan bij wijze van dunning.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      bomen en struiken die specifiek voor het oogsten van fruit, noten of vruchten worden geteeld;

    • b.

      houtopstanden die windschermen om boomgaarden vormen;

    • c.

      naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, als deze niet ouder zijn dan twintig jaar;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      een boom waarvan de stam of bij meerstammigheid de dikste stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van 65 centimeter of minder, tenzij deze boom:

      • -

        is geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in artikel 4:11A, tweede lid, of artikel 4:11D, of

      • -

        staat op de bomenlijst, bedoeld in artikel 4:11F, eerste lid;

    • f.

      houtopstand buiten de bebouwde kom die een oppervlakte grond beslaat van 10 are of meer, of bestaat uit een rijbeplanting die meer dan 20 bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen;

    • g.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag;

    • h.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • i.

      het periodiek vormsnoeien, knotten of kandelaberen van reeds eerder geknotte of gekandelaberde houtopstand.

Artikel 4:11A Weigeringsgronden en vergunningsvoorschriften

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in art. 1:8 kan het bevoegd gezag de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de handhaving van:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • Het bevoegd gezag kan hierbij als criterium de boomwaarde, bedoeld in artikel 4:10 hanteren.

  • 2.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 3.

    Wordt het voorschrift opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen voorts onder meer behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 4:11A Weigeringsgronden en vergunningsvoorschriften

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan het bevoegd gezag de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de handhaving van:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie, educatie, klimaatadaptatie en leefbaarheid.

  • Het bevoegd gezag kan hierbij als criterium de boomwaarde, bedoeld in artikel 4:10 hanteren.

  • 2.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 3.

    Wordt het voorschrift opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen voorts onder meer behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 4:11B Spoedeisend belang

Het bevoegd gezag kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of spoedeisend belang.

 

Artikel 4:11B Spoedeisend belang

De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van urgent en groot gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

 

Artikel 4:11C Openbaarmaking

  • 1.

    Een verleende vergunning voor het vellen van een houtopstand wordt in ieder geval openbaar gemaakt door publicatie in een lokaal dag- of weekblad;

Artikel 4:11C Openbaarmaking

Vervallen

 

Artikel 4:11D Herplant/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze is teniet gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Wordt de verplichting opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 4:11D Herplant/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze is teniet gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen tot financiële compensatie op basis van de boomwaarde, dan wel een verplichting tot herbeplanten al dan niet aangevuld met een financiële compensatie op basis van de boomwaarde.

  • 2.

    Wordt de verplichting tot herbeplanten opgelegd, dan kunnen tevens voorwaarden worden gesteld inzake het aantal, soort, kroonvolume, locatie, de termijn en wijze van herbeplanten als ook de termijn en wijze waarop niet aangeslagen herbeplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Als degene die nabij een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, een activiteit verricht of laat verrichten weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de doelen, met het oog waarop de regels in deze afdeling zijn gesteld, is verplicht:

    • a.

      alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

    • b.

      voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; of

    • c.

      als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

  • 4.

    In het geval van bouwen aanleggen of andere werkzaamheden nabij een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, kan het bevoegd gezag aanvrager verplichten een Bomen Effect Analyse over te leggen, welke is opgesteld door onafhankelijk boomdeskundige van het kennis- en ervaringsniveau van boomtaxateur of European tree technician, inzake alternatieven voor het behoud van de houtopstand.

  • 5.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt of aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 6.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 4:11E Schadevergoeding

Vervallen

Artikel 4:11E Schadevergoeding

Vervallen

Artikel 4:11F Bijzondere bomen

  • 1.

    Het college stelt een lijst vast waarop bijzondere bomen staan vermeld. Het college kan daarin ambtshalve en op verzoek van belanghebbenden wijzigingen aanbrengen.

  • 2.

    Voor een op de lijst geplaatste boom wordt geen vergunning voor velling afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie.

  • 3.

    De lijst van bijzondere bomen omvat in ieder geval een beschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar of andere zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere boom.

  • 4.

    Het college deelt haar besluit omtrent plaatsing op de lijst van bijzondere bomen schriftelijk mede aan de eigenaar en andere zakelijk gerechtigde en, voor zover van toepassing, aan degene die om plaatsing heeft verzocht. Besluiten met betrekking tot de lijst van bijzondere bomen worden in ieder geval openbaar gemaakt door publicatie in een lokaal dag- of weekblad.

Artikel 4:11F Bijzondere bomen en toekomstbomen

  • 1.

    Het college stelt een lijst vast waarop bijzondere bomen en toekomstbomen staan vermeld. Het college kan daarin ambtshalve en op verzoek van belanghebbenden wijzigingen aanbrengen.

  • 2.

    Voor een op de bomenlijst geplaatste boom wordt geen vergunning voor velling afgegeven, tenzij:

    • a.

      de boom ernstig gevaar of ernstige hinder veroorzaakt;

    • b.

      een groot maatschappelijk belang zwaarder weegt dan de weigeringsgronden bedoeld in artikel 4:11A, eerste lid.

  • 3.

    De bomenlijst omvat in ieder geval een beschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar of andere zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere boom.

  • 4.

    Het college deelt haar besluit omtrent plaatsing op de bomenlijst schriftelijk mede aan de eigenaar en andere zakelijk gerechtigde en, voor zover van toepassing, aan degene die om plaatsing heeft verzocht. Besluiten met betrekking tot de bomenlijst worden in ieder geval openbaar gemaakt overeenkomstig de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

 

Artikel 4:11G Afstand van de erfgrens

De afstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 42 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen, op nihil voor heesters en heggen, en op nihil voor bijzondere bomen.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 13 juni 2024

De raad voornoemd,

S.M. Stam

waarnemend raadsgriffier

A.J.M. Heerts

voorzitter

Toelichting bij de wijzigingen (t.b.v. raadsvoorstel)

De wijzing van de bepalingen omtrent het bewaren van houtopstanden in de Algemene plaatselijke verordening 2014 vloeit voort uit de Bomennota Apeldoorn (Bomen in de stad. Hoe koel is dat?). Tevens zijn enkele technische verbeteringen doorgevoerd.

 

Een aantal wijzigingen worden hieronder toegelicht:

 

Artikel 4:10, onderdeel e, definieert het begrip ‘bebouwde kom’. In de Omgevingswet en de daarop gebaseerde regelgeving wordt in plaats van ‘bebouwde kom’ het begrip ‘bebouwingscontour houtkap’ gebruikt. De bebouwingscontour houtkap dient te zijner tijd te worden opgenomen in het omgevingsplan. Zolang dat laatste niet is gebeurd, geldt op grond van artikel IV, lid 4, van het Aanvullingsbesluit natuur de huidige ingevolge artikel 4.1 Wet natuurbescherming vastgestelde bebouwde kom als ‘bebouwingscontour houtkap’.

 

Verder komt in artikel 4:11, tweede lid, onderdeel e, het woord ‘alleenstaande’ te vervallen. Dit betekent dat – enkele uitzonderingen daargelaten – niet langer een kapvergunning nodig is voor het kappen van bomen met een omtrek van minder dan 65 centimeter in het geval ze niet alleenstaand zijn. Niet alleenstaand kan gaan om bijvoorbeeld een groepje bomen, of een veld met jonge opslag van bomen. In de praktijk bleek ‘alleenstaand’ een lastig te hanteren begrip.

 

Aan artikel 4:11, tweede lid, wordt toegevoegd dat geen vergunning nodig is voor het periodiek vormsnoeien, knotten of kandelaberen van reeds eerder geknotte of gekandelaberde houtopstand. Het betreft dan doorgaans periodiek noodzakelijk onderhoud. Bij kandelaberen wordt de boomkroon fors ingekort, waarbij soms alleen nog een stam en takstompen overblijven. Niet elke boom kan hiertegen. Vandaar de beperking tot reeds eerder geknotte of gekandelaberde houtopstand.

 

Artikel 4:11, derde lid komt te vervallen omdat, conform de Bomennota, de kapvergunningvrije gebieden komen te vervallen.

 

Artikel 4:11C vervalt. De publicatie van de vergunning is al geregeld in artikel 3.8 en 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 4:11D wordt in lijn met de Bomennota aangevuld met de mogelijkheid om een financiële verplichting op te leggen in geval een houtopstand, waarop het verbod tot velling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze is teniet gegaan. Deze financiële verplichting is gebaseerd op de boomwaarde van de gevelde houtopstand.

 

Verder wordt artikel 4:11D aangevuld met een ‘zorgplicht’ in geval van activiteiten nabij houtopstanden waarvoor een vergunningplicht geldt . Hiermee wordt beoogd het behoud van houtopstanden te bevorderen. Tevens wordt aan artikel 4:11D een lid toegevoegd dat de grondslag biedt voor het verplichten van een Bomen Effect Analyse, inzake alternatieven voor het behoud van de houtopstand. Deze verplichting kan worden opgelegd in het geval van bijvoorbeeld: verplanten, reconstructie van de ondergrondse groeiplaats bij verharden, het zwevend bouwen over wortels heen, of andere inpassing van houtopstand bij bouwen of aanleggen, of, indien nodig, een plan tot bescherming van houtopstand tijdens het bouwen of aanleggen.

 

De Bomennota Apeldoorn maakt onderscheid in bijzondere bomen en toekomstbomen. Op grond van artikel 4:11F, eerste lid, stelt het college een lijst op waarop deze bomen staan vermeld, de zogenoemde bomenlijst. Niets staat in de weg om de bijzondere bomen en toekomstbomen ook visueel weer te geven op een kaart. In geval van verschil tussen de bomenlijst en kaart is de lijst doorslaggevend, omdat de lijst in artikel 4:11F een juridische basis heeft. De in het huidige artikel 4:11F, tweede lid, genoemde gronden waarop een vergunning voor een bijzondere boom of toekomstboom kan worden verleend, lijken erg op de situatie waarop artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet al ziet. Dit hoeft niet opnieuw geregeld te worden. In het voorgestelde nieuwe tekstgedeelte wordt invulling gegeven aan wat in de huidige tekst wordt verstaan onder ‘of andere uitzonderlijke situatie’.

 

In artikel 42 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek staan bepalingen over de afstand tot de erfgrens voor bomen, heesters en heggen. In een gemeentelijke verordening kan een kleinere afstand worden toegestaan. Overeenkomstig hetgeen staat in paragraaf 5.1.3 van de Bomennota Apeldoorn wordt in het nieuwe artikel 4:11G de afstand tot de erfgrens vastgesteld op 0,5 meter voor bomen, op nihil voor heesters en heggen en op nihil voor bijzondere bomen. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandsverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische grondslag voor het ontstaan van burenruzies is hiermee enigszins verminderd. Hetzelfde geldt ook voor geschillen over publieke bomen. Het is door dit artikel duidelijk dat de gemeenteboom in de stoep op minimaal 0,5 m van de erfgrens mag staan.

Naar boven