Beleidsregel Wet Bibob gemeente Zoetermeer 2024

Het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente onbedoeld strafbare activiteiten faciliteert en/ of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren naar de integriteit van de betrokkene en diens omgeving. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen bijvoorbeeld vergunningen of subsidies worden geweigerd of ingetrokken of kan de gemeente besluiten geen opdracht te verlenen aan een partij of geen vastgoedtransactie aan te gaan.

 

Inleiding

 

De Wet Bibob geeft het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester eigen beleidsruimte bij de besluitvorming over het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden.

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

 

Overwegende dat,

  • de gemeente Zoetermeer alleen zaken wil doen met integere partijen;

  • voorkomen moet worden dat de overheid criminele activiteiten faciliteert;

  • de aanpak van ondermijning één van de speerpunten van het veiligheidsbeleid is;

  • het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer op basis van het voorgaande het Bibob-beleid willen vernieuwen;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Omgevingswet, de Huisvestingswet, de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de gemeentelijke Subsidieverordening, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

 

Besluiten vast te stellen de “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Zoetermeer 2024”.

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1.1: Begripsbepalingen

In deze beleidsregel worden diverse begrippen en definities gebruikt. In deze beleidsregel zijn de definities zoals deze genoemd zijn in artikel 1.1 van de Wet Bibob van overeenkomstige toepassing.

 

Daarnaast wordt in deze beleidsregel nog een aantal andere begrippen gebruikt.

 

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • b.

    advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    Apv: Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer;

  • d.

    beschikking: een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb;

  • e.

    Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

  • f.

    betrokkene: betrokkene zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid van de wet;

  • g.

    Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet door het bestuursorgaan;

  • h.

    Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid, van de wet;

  • i.

    Bureau: het Landelijk Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • j.

    eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek over kan beschikken, zoals omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

  • k.

    eigen Bibob-onderzoek: de wijze waarop de gemeente Zoetermeer in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

  • l.

    overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

  • m.

    rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Zoetermeer;

  • n.

    RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de wet;

  • o.

    verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente Zoetermeer een bestuurlijk en/of een financieel belang heeft;

  • p.

    Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Artikel 1.3: Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1.

    Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij aanhoudende weigering zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld op grond van artikel 4:5 van de Awb;

  • 2.

    Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. De verstrekte vergunning kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 1.4 Uitzonderingen op het toepassingsbereik bij beschikkingen

Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

  • a.

    (semi)Overheidsinstanties; of

  • b.

    wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties

  • (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting)

Hoofdstuk 2: TOEPASSING VAN DE WET BIJ BESCHIKKINGEN

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wanneer de Wet door de gemeente wordt ingezet bij (publiekrechtelijke) beschikkingen. Het inzetten van de Wet start met het uitvoeren van het eigen onderzoek.

Artikel 2.1: toepassingsbereik bij een aanvraag om een beschikking

  • 1.

    Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt in beginsel door de gemeente een eigen onderzoek uitgevoerd:

    • a.

      Artikel 3 Alcoholwet (alcoholvergunning, met uitzondering van slijterijbedrijven)

    • b.

      Artikel 3 Alcoholwet (paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet);

    • c.

      Artikel 30a van de Alcoholwet (bijschrijving leidinggevende op alcoholvergunning);

    • d.

      Artikel 30B van de Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat)

    • e.

      Artikel 2:15a van de APV Zoetermeer (exploitatievergunning voor een openbare inrichting)

    • f.

      Artikel 3:4 van de APV Zoetermeer (vergunning seksinrichting of escortbedrijf)

    • g.

      Artikel 2:25 van de APV Zoetermeer (exploitatievergunning speelgelegenheid)

    • h.

      Artikel 41 en 42 Huisvestingswet 2014 (opkoopbescherming/ verhuur vergunning)

    • i.

      Omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 5.1, tweede lid onder a en/of tweede lid onder a Omgevingswet):

      • 1.

        Betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in bijlage 1, ofz

      • 2.

        waarbij de aanneemsom exclusief BTW (bouwkosten) € 500.000 of meer bedraagt, of

      • 3.

        als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

  • 2.

    Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt door de gemeente een eigen onderzoek gestart wanneer deze beschikking wordt aangevraagd om één of meerdere activiteiten uit te gaan voeren en/ of projecten te starten die zijn genoemd in Bijlage 1 van deze beleidsregel (risicocategorieën) of wanneer de locatie waarvoor de beschikking wordt aangevraagd is aangemerkt als risicogebied als genoemd in Bijlage 1 van deze beleidsregel:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet (omgevingsplanactiviteit);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid, aanhef en onder a en b van de Omgevingswet (bouwactiviteit, milieubelastende activiteit);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in 2:13 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zoetermeer (evenementenvergunning);

    • d.

      de aanvraag van een vergunning voor het wijzigen van de woonruimtevoorraad als bedoeld in artikel 5:1 of 5:2 van de Huisvestingsverordening Zoetermeer 2023;

  • 3.

    In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • b.

      een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • d.

      Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd;

Artikel 2.2: toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

  • 1.

    De gemeente start een eigen onderzoek bij verleende beschikkingen indien:

    • a.

      sprake is van een melding als bedoeld in artikel 5:37 van de Omgevingswet (wijziging tenaamstelling) en de activiteit(en) waar deze beschikking op ziet in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een in Bijlage 1 genoemd risicogebied;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • e.

      Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd.

  • 2.

    De gemeente kan een eigen onderzoek starten bij een verleende beschikking indien:

  • de verstrekte beschikking betrekking heeft op een activiteit en/of gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Zoetermeer na de verstrekking van de beschikking, in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een in Bijlage 1 genoemd risicogebied.

Hoofdstuk 3: TOEPASSING VAN DE WET BIJ SUBSIDIES

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanvragen om (verleende) subsidies

  • 1.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek door de gemeente vindt plaats bij alle aanvragen om een subsidie ten behoeve van de opvang, begeleiding en beschermd wonen van kwetsbare burgers, van betrokkenen waarmee in dit kader nog niet eerder een subsidierelatie is aangegaan.

  • 2.

    De gemeente start een eigen onderzoek met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds vastgestelde of verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening, indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de Bijlage 1 genoemde risicocategorieën en/of risicogebieden dan wel;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • e.

      informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke subsidie is aangevraagd.

Hoofdstuk 4: TOEPASSING VAN DE WET BIJ VASTGOEDTRANSACTIES

Artikel 4.1: Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de Wet toe met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is:

    • a.

      Alvorens het bestuursorgaan beslist over het aangaan van een vastgoedtransactie, voert deze een Bibob-onderzoek uit.

    • b.

      Het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe nadat de vastgoedtransactie is aangegaan in de gevallen dat er informatie beschikbaar is, die erop duidt dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden. Deze gegevens kunnen worden ontvangen van het OM, het RIEC, het Bureau, c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de wet Bibob.

  • 2.

    De gemeente zal de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, zijn hieromtrent ontbindende voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.

Hoofdstuk 5: TOEPASSING VAN DE WET BIJ OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 5.1: Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1.

    De gemeente kan de wet in beginsel toepassen bij overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, indien:

    • a.

      de activiteiten behoren tot een als zodanig door de gemeente benoemde risicocategorie, zoals benoemd in bijlage 1;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • e.

      informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd.

  • 2.

    In de aanbestedingsstukken:

    • a.

      wordt de mogelijkheid van onderzoek vermeld, in welk geval betrokkene gehouden is om een Bibob-vragenformulier in te vullen als daarom wordt verzocht en om eventuele nadere vragen te beantwoorden;

    • b.

      worden, in verband met toepassing van de wet en de gevolgen daarvan, alle ter zake doende uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen opgenomen;

    • c.

      wordt, in verband met toepassing van de wet, opgenomen dat een onderzoek zich erop richt of een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet zich voordoet en worden, indien aan de orde, de gevolgen daarvan omschreven, en:

    • d.

      wordt als voorwaarde gesteld dat een onderaannemer niet zonder toestemming wordt gecontracteerd en wordt in het kader van die voorwaarde het recht voorbehouden om een eigen onderzoek te doen en aan het Bureau een advies te vragen.

  • 3.

    In de tekst van de overeenkomst, of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, die wordt aangegaan bij een procedure tot gunning van een overheidsopdracht:

    • a.

      worden voorwaarden opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst, indien zich één van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet;

    • b.

      wordt een voorwaarde opgenomen op basis waarvan een onderaannemer met het oog op diens acceptatie, niet zonder toestemming kan worden gecontracteerd;

    • c.

      wordt een voorwaarde opgenomen op grond waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst indien door de betrokkene niet of niet volledig wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7a, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 12, derde lid, van de wet.

  • 4.

    Indien een Bibob-onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een procedure tot gunning van een overheidsopdracht, komt er geen gunningsbeslissing of daarmee beoogde overeenkomst tot stand zolang het onderzoek niet of niet volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 6.1: Intrekken oude beleidsregel

De beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur vastgesteld op 20 december 2019, wordt ingetrokken.

Artikel 6.2: Invoeringsdatum

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Zoetermeer 2024”.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt op de dag na de bekendmaking ervan in werking..

Aldus vastgesteld op 2 juli 2024

Burgemeester van Zoetermeer,

Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer,

Toelichting Beleidsregels Wet Bibob gemeente Zoetermeer 2024

Doel van de wet Bibob voor de gemeente

De Wet Bibob geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een aanvrager van bijvoorbeeld een vergunning, subsidie of vastgoedtransactie met de gemeente te onderzoeken. Als gevaar dreigt dat een vergunning of subsidie wordt misbruikt voor criminele activiteiten of dat crimineel vermogen wordt geïnvesteerd, kan de gemeente de aanvraag weigeren, de afgegeven vergunning of subsidie intrekken of overheidsopdrachten of overeenkomsten ontbinden

 

Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Alcoholwetvergunning screenen op het verleden van de aanvrager en de leidinggevenden. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

 

Doel van de beleidsregels

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Door het implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel medewerkers, inwoners, ondernemers en andere initiatiefnemers.

 

De beleidsregel is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan zal eerst gekeken worden of bij de kavelverkoop een Bibob-toets zal worden gestart. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst. Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijke eindgebruiker/betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert een andere partij is dan de gebruiker van het hotel die de Alcoholwetvergunning aanvraagt, of wanneer projecten in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers bekend zijn.

 

De kan- en zal- bepaling

In de Bibob beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen de zal- en kan- bepaling. De zal-bepaling houdt in dat de gemeente er op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Als de beleidsregel toch niet wordt toegepast, dient dit nader te worden gemotiveerd. De zal-bepaling geeft een duidelijke lijn aan waardoor er geen willekeur ontstaat. Daarnaast igaat er een preventieve werking van uit. Personen die een vergunning willen misbruiken voor criminele activiteiten zullen minder snel een vergunning aanvragen bij de gemeente wanneer zij zien dat de Wet Bibob actief toegepast wordt.

 

Niet alle toepassingsgebieden zijn in de gemeente even kwetsbaar voor criminaliteit. Het staat daarom niet in verhouding om bij alle aanvragen altijd een Bibob-toets te starten. Voor de toepassingsgebieden die onder de kan- bepaling vallen, geldt dat de gemeente in ieder geval de Wet Bibob toepast als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van een van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob.

 

Toelichting per toepassingsgebied

Om te bepalen hoe de Wet Bibob toegepast wordt per toepassingsgebied is gebruikt gemaakt van het Ondermijningsbeeld uit 2019 en het Bibob-model opgesteld door het RIEC. Deze beleidsregel is opgemaakt in samenwerking met omliggende gemeenten om zo een waterbedeffect te voorkomen en de Wet Bibob zo effectief mogelijk toe te kunnen passen. Uitgangspunt is om de Wet Bibob zo gericht mogelijk in te zetten.

 

Horeca & kansspelen

Verschillende elementen maken de horecabranche kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit1:

  • De sociale functie (bijvoorbeeld een ontmoetingsplek voor criminelen);

  • Financiële kenmerken (bijvoorbeeld gebruik voor witwassen);

  • Kwetsbaarheden rond wet- en regelgeving (denk aan vergunningsvrije horeca).

Speelgelegenheden zijn kwetsbaar voor witwassen en als ontmoetingsplek voor criminelen2.

 

Seksinrichtingen

De prostitutiebranche is kwetsbaar voor mensenhandel3. Daarnaast is deze branche kwetsbaar voor witwassen en drugshandel4.

 

Evenementen bij risicocategorieën

Uit onderzoek blijkt dat een deel van de vechtsportevenementen op verschillende wijze kwetsbaar is voor criminaliteit. Voorbeelden hiervan zijn financiering via illegaal gekregen geld en daarbij witwassen en (VIP-) bezoekers met criminele antecedenten5.

Criminele motorbendes, ook wel Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s), zijn hiërarchisch georganiseerde motorclubs die door hun leden gebruikt worden voor (de afscherming van) criminele en ondermijnende activiteiten6. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meerderheid van de leden van OMG’s een strafblad heeft. Wanneer zowel clubleden als clubleiders betrokken zijn bij crimineel gedrag, is dit een sterke aanwijzing dat een bepaalde outlaw motorclub gecategoriseerd kan worden als ‘criminele organisatie’. Sommige OMG’s zijn zelfs door de hoogste rechter verboden.

 

Bouw & milieu bij risicocategorieën

Het is niet proportioneel om bij alle omgevingsvergunningen een Bibob-toets te starten. Hierbij staat het doel (voorkomen van misbruik), niet in verhouding met de lasten voor de organisatie en de aanvrager. We starten alleen standaard een Bibob-toets bij de in Bijlage 1 genoemde risicocategorieën, omdat deze categorieën worden gezien als het meest kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit.

 

Huisvesting

Op dit moment is de huisvestingsverordening binnen de gemeente Zoetermeer van toepassing op de vergunning omzetting, onttrekking, samenvoeging en woningsplitsing. Er vindt in principe geen Bibob-toets plaats bij woning(bouw)corporaties tenzij hier aanleiding toe bestaat.

 

Vastgoedtransacties

Vastgoedaankopen en -verkopen waarbij de gemeente partij is, zijn veelal klein van omvang en aard. Om de Wet Bibob zo doelmatig mogelijk toe te passen, is gekozen om de Bibob-toets toe te passen bij risicovolle transacties.

 

Overheidsopdrachten

De Wet Bibob geeft de gemeente een extra instrument om de integriteit van een inschrijver te beoordelen. Omdat de Aanbestedingswet hier ook mogelijkheden voor biedt, is gekozen voor een kan- bepaling.

 

Subsidies

Vanwege het verspreide karakter van subsidies en de relatief kleine bedragen, is gekozen om niet bij alle aanvragen standaard een Bibob-toets te doen. Gezien de landelijke ontwikkelingen binnen het zorgdomein is gekozen om de Bibob-toets bij subsidieaanvragen toe te passen.

 

Bijlage 1: Risicocategorieën en risicogebieden

 

Risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten. De lijst met risicocategorieën is tot stand gekomen op basis van een verhoogd risico op misstanden bekend vanuit het samenwerkingsverband RIEC.

 

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent niet dat voor deze activiteiten ook een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, kan er ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden.

 

Risicocategorieën waarbij door de gemeente Zoetermeer in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

  • Hotels/ pensions

  • Omzetten/ splitsen van woningen/ panden voor kamerverhuur of realisatie van (meerdere) woonruimten

  • Transformatie kantoorpanden (naar woningen en/ of kamers)

  • Recreatieparken en jachthavens

  • Garageboxen/ opslagruimtes

  • Bedrijfsverzamelgebouwen / bedrijfsunits;

  • Darkstores

  • Horecabedrijven

  • Coffeeshops

  • Shisha-lounges

  • Smartshops/ Headshops/ Giftshops

  • Prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, erotische massagesalons

  • Sekswinkels

  • Vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen)

  • Ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen)

  • Speelautomatenhallen/ Gamecenters

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • Afvalrecyclingbedrijven

  • Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

  • Verhuur van transportmiddelen (auto’s, (bestel)bussen, deelvoertuigen)

  • Sloopbedrijven/ asbestverwijderingsbedrijven

  • Autodemontagebedrijven

  • Vuurwerkbranche

  • Wellnesscentra/ zonnestudio’s

  • Kappers/ Barbershops/ Nagelstudio’s/ Tattooshops

  • Fitnessbedrijven/ sportscholen

  • Sporthallen/complexen

  • Religieuze instellingen

  • Scholen

  • Energieproducenten (w.o. (mest)vergisters, windmolens, zonneparken, etc.)

  • Zorgbureaus/ zorgaanbieders (inclusief aanbieden van zorgwoningen)

  • Reïntegratiebedrijven en/ of activiteiten;

  • Verkoop van bedrijfskavels waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • Verhuur gemeentelijke vastgoed waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

 

Risicogebieden

 

De gemeente kan bepaalde gebieden aanwijzen waarbij het wenselijk is dat in dat gebied een eigen onderzoek wordt gestart indien sprake is van een aanvraag om een beschikking (of een verleende vergunning) of een vastgoedtransactie wordt aangegaan of een overheidsopdracht wordt gegund.

 

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, revitalisatie van gebieden, bepaalde gebieden waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten, en dergelijke.

 

Aangewezen risicogebieden:

[Nader te bepalen door gemeente]

Bijlage 2 Uitvoering van het eigen onderzoek door de gemeente Zoetermeer

 

1 Beoordeling door de gemeente

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Wanneer aan de reguliere eisen wordt voldaan, zal of kan de gemeente een Bibob-toets uitvoeren, zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van dit beleid.

  • 3.

    Wanneer er vermoedens zijn dat door de betrokkene(n) in een Bibob onderzoek valsheid in geschrifte is gepleegd, wordt door de gemeente een afweging gemaakt of het passend is hiervan aangifte te doen.

2 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door de gemeente.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij de gemeente bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die de gemeente volgens de wet Bibob kan raadplegen.

Concreet betekent dit in ieder geval:

  • controle en analyse op het Bibob vragenformulieren inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

  • de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente door betrokkene overlegde documenten of informatie;

  • open bronnenonderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

  • bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder L van het Besluit politiegegevens (al dan niet via het RIEC);

  • opvragen van Justitiële gegevens op grond van de Wet Bibob (artikel 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens) over de volgende personen:

    • o

      de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet Bibob;

    • o

      degene die direct of indirect leidinggeeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • o

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • o

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

  • de officier van justitie, een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, en die beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden, gevraagd worden of er aanleiding is om ten aanzien van deze betrokkene een eigen onderzoek te starten en eventueel daarna het Bureau Bibob om een advies te vragen;

En indien hier aanleiding toe is:

  • opvragen van Belastingdienst informatie (volgens de gestelde richtlijnen van de Belastingdienst, al dan niet via het RIEC) over de volgende personen;

    • o

      de betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect leidinggeeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • o

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • o

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

  • opvragen artikel 11a bericht bij het Bureau over de volgende personen;

    • o

      de betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect leidinggeeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • o

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • o

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

    • o

      Justitiële gegevens opvragen ten aanzien van de volgende personen:

    • o

      de betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect leidinggeeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • o

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • o

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • o

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

  • ondersteuning/advisering van het RIEC.

  • 3.

    Ten aanzien van de financiering van het project/ activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

    • o

      bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

    • o

      wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

    • o

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) leningsovereenkomst overlegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

    • o

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig Identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer. Bij financiering door rechtspersonen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (bestuurders en aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;

    • o

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

    • o

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente.

  • 4.

    Wanneer het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet Bibob, kan advies worden gevraagd bij het Bureau (artikel 9 van de wet).

3 Informatieverstrekking door betrokkene

  • 1.

    Als de gemeente besluit om een Bibob-toets uit te voeren bij een aangevraagde beschikking, (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht moet betrokkene, naast de standaard aanvraagformulieren, ook het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragen- formulier volledig invullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij de gemeente indienen.

  • 2.

    Om een verleende beschikking te kunnen beoordelen, vult betrokkene het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in en levert deze bij de gemeente in.

  • 3.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder b (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de verleende vergunning;

  • 4.

    In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:

    • betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • 5.

    In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

    • de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 6.

    Er hoeft geen Bibob-vragenformulier ingediend te worden door betrokkene wanneer dit naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.

4 Ondersteuning door het Bureau

  • 1.

    Aanvullend op het eigen onderzoek zoals benoemd in artikel 3.2 van deze beleidsregels, kan een advies bij het Bureau worden aangevraagd als:

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

    • de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob advies aan te vragen;

    • het Bureau de gemeente adviseert om, ten aanzien van een betrokkene, advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet.

  • 2.

    Een toetsing aan de wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt als uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten (zoals uitgewerkt in artikel 2 van deze bijlage). Het vragen van een advies aan het Bureau moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 3.

    De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning altijd toegestaan de aanvraag in te trekken.

  • 4.

    De gemeente kan een ontvangen advies van het Bureau vijf jaar lang gebruiken bij een andere beslissing.

5 Adviestermijn van het Bureau

  • 1.

    Als de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt (op grond van artikel 31 van de wet Bibob) de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt op de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan de termijn zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de wet Bibob.

  • 2.

    Wanneer het Bureau het advies niet binnen de in artikel 15, lid 1 van de wet Bibob gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op (grond van artikel 15, derde lid van de wet Bibob), de termijn te verlengen. Deze verlenging is niet langer dan de termijn genoemd in artikel 15, lid 3 van de wet Bibob.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over een verlenging zoals hierboven bedoeld.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau zoals bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

6 Informatieplicht naar betrokkene

  • 1.

    De gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn (zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet Bibob).

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot:

    • het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren,

    • een eerder verleende beschikking in te trekken,

    • om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden,

    • niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden,

    • of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om een kopie van het adviesrapport te ontvangen.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). Betrokkene ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt deze derde door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). De derde ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring.

7 Weigering/intrekking

  • 1.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld van de wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren, de verleende beschikking intrekken of extra voorwaarden stellen.

  • 2.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheids- opdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, de overeenkomst te ontbinden, op te schorten of extra voorwaarden te stellen.

  • 3.

    De gemeente zal in beginsel bij vastgoedtransacties overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aan- gegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

  • 4.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 5.

    Als de gemeente van plan is negatief te beslissen op de aanvraag van de beschikking, inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, kan de betrokkene daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 6.

    Tegen een beslissing genomen door de gemeente op grond van de wet Bibob kan beroep en bezwaar worden ingediend.

8 Weigering/intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1.

    Wanneer een advies wordt gevraagd ten aanzien van een betrokkene, dan heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen de gemeente verleende vergunningen, die onder de reikwijdte van de wet vallen. Dat betekent dat in het geval dat de gemeente een negatief advies van het Bureau overneemt, in een keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2.

    Als een onderneming - van een betrokkene - die onder de reikwijdte van de wet Bibob valt ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is, zal direct tot sluiting worden overgegaan tenzij zwaarwegende belangen aanwezig zijn die sluiting niet rechtvaardigen.

9 Informatie-uitwisseling met andere gemeenten en/of rechtspersonen

  • 1.

    Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Bureau Bibob) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het Bibob-onderzoek, zal de gemeente hiervan melding doen zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de wet Bibob.

  • 2.

    De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de wet Bibob.

  • 3.

    De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de wet Bibob verstrekken aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.

Naar boven