Gemeenteblad van Pijnacker-Nootdorp
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Pijnacker-Nootdorp | Gemeenteblad 2024, 324479 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Pijnacker-Nootdorp | Gemeenteblad 2024, 324479 | beleidsregel |
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024
Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 16 juli 2024 ;
gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein d.d. 27 juni 2024;
gelet op artikel 35 van de Participatiewet;
vast te stellen de volgende Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
Artikel 2. Vorm van de bijstand
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51, eerste lid van de wet.
Artikel 3. Tijdstip van de aanvraag
In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Daarbij geldt, dat niet de datum waarop een rekening gepresenteerd wordt, maar de datum waarop de kosten zijn opgekomen, bepalend is voor het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt.
Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen zoals opgenomen in de prijzengids van het Nibud.
Hoofdstuk 2. Draagkracht, vermogen en inkomen
Artikel 7. Uitgangspunt draagkracht
Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen of het vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen.
Artikel 8. Vaststelling van het vermogen
Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Aangesloten wordt bij de vermogensgrens genoemd in de wet (artikel 34). Het vermogen boven die grens wordt volledig tot de draagkracht gerekend (100%).
Artikel 9. Vaststelling van het inkomen
Inkomen: het inkomen zoals genoemd in artikel 32 van de wet inclusief toeslagen (zoals vakantietoeslag, overwerktoeslag en 13e maand) en inkomen uit vermogen.
Artikel 10. Niet in aanmerking te nemen middelen bij vaststelling draagkracht
Als draagkracht wordt in aanmerking genomen: het netto inkomen over een periode van 12 maanden verlaagd met de volgende aftrekposten:
het deel van een particuliere oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 33, vijfde lid van de wet;
Hoofdstuk 3. Bijzondere bijstand en specifieke kosten
Artikel 14. Voorliggende voorzieningen bij medische kosten
De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht.
Artikel 17. Zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking Voor vergoeding komen in aanmerking:
Artikel 18. Kosten van kinderopvang bij sociaal medische indicatie en peuteropvang
Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de voor eigen rekening blijvende kosten van kinderopvang en peuteropvang indien:
Hoofdstuk 4. Bijzondere bijstand voor woonkosten
Artikel 21. Voorliggende voorzieningen woonkosten
Bijzondere bijstand voor woonkosten kan niet worden verleend aan de Nederlander of de daarmee gelijkgestelde die geen recht op huurtoeslag heeft, omdat hij medebewoning heeft van een nietrechthebbende vreemdeling. Het gemis aan huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een illegale huisgenoot kan niet op de bijstand worden afgewenteld.
Artikel 22. Woonkosten lager dan de maximale huurgrens
Bijzondere bijstand voor woonkosten kan worden verstrekt indien een woning of een woonwagen wordt bewoond in eigendom, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximumhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de woning te bewonen.
Aan de verstrekking van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden betaald. Belanghebbende dient zich daartoe maximaal in te spannen.
De bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt gedurende maximaal 12 maanden verstrekt. Als belanghebbende na afloop van deze termijn nog niet is verhuisd naar een andere woonruimte, maar wel de voorwaarden zoals bedoeld in het derde lid heeft nageleefd, kan de bijstand eenmalig voor de duur van maximaal 3 maanden worden verlengd.
Artikel 23. Woonkosten hoger dan de maximale huurgrens
Wanneer belanghebbende een huurwoning of koopwoning bewoont waarvan de woonkosten hoger zijn dan het grensbedrag van de individuele huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, kan er bijzondere bijstand in de woonkosten worden verstrekt indien er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen.
Aan de verstrekking van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat en/of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden betaald. Belanghebbende dient zich daartoe maximaal in te spannen.
De bijzondere bijstand als bedoeld in dit artikel wordt gedurende maximaal 12 maanden verstrekt. Als belanghebbende na afloop van de termijn, waarvoor hem met toepassing van het derde lid bijstand is verleend, nog niet is verhuisd naar een andere woonruimte, maar wel de aan bijstandsverlening verbonden voorwaarden heeft nageleefd, kan de bijstand eenmalig voor de duur van maximaal 3 maanden worden verlengd.
Hoofdstuk 5. Bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
Artikel 25. Kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen
De kosten voor aanschaf, reparatie en vervanging van duurzame gebruiksgoederen behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten. De bijstandsuitkering of een ander inkomen van dezelfde hoogte wordt toereikend geacht om voor deze kosten te reserveren (sparen) of deze achteraf gespreid te betalen.
Hoofdstuk 6. Bijzondere bijstand aan jongeren van 18, 19 of 20 jaar
Artikel 26. Aanvulling levensonderhoud jongeren
De kosten voor levensonderhoud horen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand voor de kosten voor het levensonderhoud aan jongeren van 18, 19 of 20 jaar als de jongere beschikt over zelfstandige huisvesting én zelfstandige huisvesting noodzakelijk is door bijzondere omstandigheden.
De noodzakelijke kosten bestaan uit het verschil tussen de bijstandsnorm voor een belanghebbende van 18 tot en met 20 jaar en de bijstandsnorm voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder. In geval van gehuwden die beiden jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.
Het college kan afwijken van de bepalingen van deze richtlijnen, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.
Indien de bijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt kan de gemeente besluiten de bijstand terug te vorderen.
Vastgesteld in de vergadering van 16 juli 2024 het college van Pijnacker-Nootdorp,
Annelies Kroeskamp
Secretaris
Björn Lugthart
burgemeester
In deze beleidsregels bijzondere bijstand zijn de regels vastgelegd voor individuele bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet. Deze regels zijn vastgelegd met twee doelen. Ten eerste vindt de gemeente het bij de uitvoering van de bijzondere bijstand belangrijk om gelijke situaties gelijk te behandelen. Ten tweede wil de gemeente dat inwoners weten waar ze juridisch gezien aan toe zijn.
Individuele bijzondere bijstand is bedoeld voor mensen met een laag inkomen, die weinig of geen eigen vermogen hebben en die door bijzondere omstandigheden bepaalde kosten hebben gemaakt die ze niet kunnen betalen.
De aanvrager (belanghebbende) moet bij individuele bijzondere bijstand altijd kunnen aantonen dat de kosten noodzakelijk zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt. Het recht en de hoogte van de individuele bijzondere bijstand stemt de gemeente af op de persoonlijke situatie van de cliënt.
In deze beleidsregels zijn verschillende bijzondere kosten opgenomen die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Dit is geen complete opsomming. Ook voor bijzondere kosten die niet in de beleidsregels worden genoemd, is in sommige gevallen bijzondere bijstand mogelijk.
Artikelen waarop geen toelichting nodig is, zijn niet opgenomen in dit deel van de tekst.
Artikel 2. Vorm van de bijstand
Leenbijstand kan worden teruggevorderd. Bijvoorbeeld omdat de aanvrager de leenbijstand niet heeft besteed aan de kosten waarvoor de lening is verstrekt of omdat de aanvrager de lening niet aflost. Als de leenbijstand wordt teruggevorderd, vervalt de maximale aflossingsduur van 36 maanden. De aanvrager moet de leenbijstand dan in zijn geheel terugbetalen.
Artikel 3. Tijdstip van de aanvraag
Volgens vaste jurisprudentie wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die al zijn gemaakt voordat de aanvraag voor de bijzondere bijstand is ingediend. In bijzondere situaties kan hier een uitzondering op worden gemaakt. Daarbij geldt als tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt het moment dat de kosten zijn opgekomen, niet het moment waarop de rekening gepresenteerd wordt (zie bijv. de uitspraken van de CRvB van 15-05-2007, nr. 06/1913 WWB, LJN: BA6875 en van 20-11-2012, nrs. 11/1669 WWB e.a., LJN: BY3781). De achterliggende gedachte is daarbij, dat het de eigen verantwoordelijkheid van een aanvrager is om op tijd een aanvraag om bijzondere bijstand te doen of hierover informatie op te vragen bij de gemeente. Dit uitgangspunt is opgenomen in het eerste lid van artikel 3.
De Online Kennisbank van Schulink/Wolters Kluwer maakt daarbij de volgende kanttekening: ‘Met het verbod om met terugwerkende kracht toe te kennen moet niet te streng worden omgegaan bij de bijzondere bijstand. Het kan namelijk gebeuren dat het indienen van een aanvraag voordat de kosten zich voordoen niet mogelijk is. Vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht zou in die gevallen betekenen dat de functie van de bijzondere bijstand wordt uitgehold.’ Daarom zijn in de leden 2 t/m 6 enige uitzonderingen vastgelegd en kan met terugwerkende kracht vanaf de datum dat de kosten zijn opgekomen bijzondere bijstand worden verstrekt
Voor de kosten voor bewindvoering, curatele en mentorschap geldt dat men alleen bij de eerste aanvraag na de rechterlijke uitspraak twee maanden de tijd heeft om bijzondere bijstand aan te vragen. Bij een verlenging van een aanvraag voor kosten voor bewindvoering, curatele en mentorschap wordt de bijzondere bijstand toegekend vanaf de 1e in de maand waarin de aanvraag is ingediend.
Artikel 7 t/m 13. Draagkracht, vermogen en inkomen
Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient te gebruiken voor het betalen van de bijzondere kosten. Uitgangspunt is dat de gemeente het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens aanmerkt als draagkracht; met andere woorden middelen die beschikbaar zijn voor het betalen van de bijzondere kosten.
De wetgever heeft het college op grond van artikel 35 van de wet de vrijheid gegeven om te beoordelen in hoeverre een aanvrager zelf voldoende inkomen of vermogen heeft om de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd te betalen. Het college kan hierbij rekening houden met buitengewone lasten of persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. Op een indirecte manier kan het college de bijzondere bijstand toegankelijker maken door rekening te houden met een lagere draagkracht
Wat betreft het vermogen heeft het college ervoor gekozen aan te sluiten bij de vermogensgrens in de wet (artikel 34 van de wet). Een uitzondering hierop geldt voor bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen (artikel 8, tweede lid). Het college verwacht van inwoners dat zij sparen voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Ook een bijstandsuitkering of inkomen van vergelijkbare hoogte wordt hiervoor toereikend geacht (zie artikel 2, eerste lid). Als inwoners inderdaad hebben gespaard, verwachten we dat ze dit spaargeld ook daadwerkelijk gebruiken voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Daarom geldt in deze gevallen een lagere vermogensgrens: de draagkracht is 100% van het vermogen na aftrek van 1,5 keer de toepasselijke bijstandsnorm.
Voorbeeld: stel, de bijstandsnorm voor een alleenstaande is € 1.300. 1,5 x € 1.300 = € 1.950. Een alleenstaande met een inkomen op bijstandsniveau heeft € 2.500 spaargeld. Hij vraagt bijzondere bijstand aan voor de aanschaf van een koelkast van € 240. De aanvraag kan dan worden afgewezen omdat de aanvrager voldoende draagkracht heeft. Heeft de aanvrager € 1.000 spaargeld? Dan ligt zijn vermogen onder de vermogensgrens en kan de aanvraag niet worden afgewezen op basis van voldoende draagkracht.
Wat betreft het inkomen heeft het college gekozen voor een draagkrachtpercentage van 35% of 50% binnen het netto inkomen als dat hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, met uitzondering voor bijzondere bijstand voor woonkosten en bewindvoering (artikel 11, tweede lid). Daarnaast is de premiebetaling van de zorgverzekering vrijgelaten in de draagkrachtberekening om indirect te stimuleren dat inwoners zich verzekeren tegen medische kosten.
Verder heeft het college ervoor gekozen om bij de beoordeling van de draagkracht de kostendelersnorm niet toe te passen (zie de definitie van bijstandsnorm in artikel 1). De kostendelersnorm is bedoeld om rekening te houden met de voordelen die kostendelers binnen een huishouden hebben, bijvoorbeeld door het delen van rekeningen en het stapelen van uitkeringen. Hierbij vindt de wetgever het van groot belang dat het lonend blijft om op zoek te gaan naar werk. Met de toepassing van de kostendelersnorm bij de algemene bijstand wordt al voldoende rekening gehouden met de voordelen van kostendelers.
Daarom acht het college het onnodig om de kostendelersnorm toe te passen bij de bijzondere bijstand.
Er zijn echter redenen om twee uitzonderingen te maken, namelijk bij bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering, mentorschap, curatele en woonkosten. In geval van bijzondere bijstand voor bewindvoering voorkomen we daardoor dat de gemeente indirect bijstand voor schulden verstrekt.
In geval van bijzondere bijstand voor woonkosten geldt dat deze kosten een algemeen karakter hebben: indien sprake is van kostendelers mag van hen een bijdrage in de woonkosten worden verwacht.
Artikel 16. Kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer
Inwoners met een inkomen tot 130% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen ook gebruik maken van het Jeugd- en/of Volwassenenfonds Sport & Cultuur. Meer informatie hierover is te vinden op de gemeentewebsite.
Artikel 17. Zelfstandig functioneren van ouderen en mensen met een beperking
Indicering van de noodzaak kan plaatsvinden door bijvoorbeeld SWOP of kernteam.
Artikel 18. Kosten van kinderopvang bij sociaal medische indicatie en peuteropvang
De Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021 voorzien in een gedeeltelijke tegemoetkoming voor kinderopvang in bijzondere situaties. Er blijft nog steeds een eigen bijdrage over, waarvoor een beroep op bijzondere bijstand zou kunnen worden gedaan, omdat er sprake is van kosten die voortkomen uit een bijzondere situatie.
Artikel 19. Kosten voor vrijwillig budgetbeheer
Deze kostensoort kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in situaties waarin bewind te zwaar is en ondersteuning bij de thuisadministratie door vrijwilligers (bijvoorbeeld van Schuldhulpmaatje of Humanitas) te licht. Dit kan escalatie van de financiële situatie van de klant en daarmee zwaardere hulp, bijvoorbeeld bewind, voorkomen.
Als er sprake is van problematische schulden kan geen bijzondere bijstand voor vrijwillig budgetbeheer
worden verstrekt. Wel kan de aanvrager aanspraak maken op ondersteuning van team Schuldhulpverlening. Volgens de NVVK is er sprake van een problematische schuldensituatie als ‘te voorzien is dat een natuurlijke persoon schulden niet zal kunnen blijven afbetalen of is gestopt met afbetalen. In ieder geval een situatie waarin niet binnen 36 maanden alle openstaande vorderingen betaald kunnen worden (met een betalingsregeling).’ 1 Een regisseur schuldhulpverlening kan op casusniveau beoordelen of er sprake is van problematische schulden en zo niet, of vrijwillig budgetbeheer noodzakelijk is om deze te voorkomen.
Artikel 20 t/m 23. Bijzondere bijstand voor woonkosten
In de situaties bedoeld in artikel 21, eerste lid en artikel 22, eerste lid kan op grond van bijzondere individuele omstandigheden overwogen worden om bijzondere bijstand voor woonkosten te verlenen. Dat kan alleen als de bijzondere omstandigheden niet te voorzien en dus niet te voorkomen waren. Een terugval in inkomsten of een echtscheiding worden op zichzelf niet gezien als bijzondere omstandigheden, maar kunnen wel aanleiding zijn voor verder onderzoek naar de situatie van de aanvrager.
De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de aanvrager verplicht om te zoeken naar goedkopere huisvesting. Als de aanvrager een te hoge huur heeft, moet hij actief reageren op het aanbod op Woonnet Haaglanden en eventueel een urgentieverklaring aanvragen. Na zes maanden vindt een herbeoordeling plaats om te kijken of de aanvrager nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor de woonkostentoeslag.
In de huidige woningmarkt is het niet altijd realistisch om binnen een jaar een nieuwe woning te vinden. Als de aanvrager alle voorwaarden heeft nageleefd, er sprake is van bijzondere omstandigheden en het aannemelijk is dat het de aanvrager alsnog zal lukken om op korte termijn een nieuwe woning te vinden, dan kan de woonkostentoeslag eenmalig voor maximaal drie maanden worden verlengd.
Voor wat betreft de draagkracht is in artikel 11, tweede lid, bepaald dat als het inkomen na de aftrekposten genoemd in artikel 10, hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm, 100% van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm telt als draagkracht.
Artikel 25. Kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen
Het college verwacht dat inwoners sparen voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, ook als zij een bijstandsuitkering ontvangen. Als iemand gedurende de bijstand voldoende had kunnen sparen, kan dat grond zijn om een aanvraag voor kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen af te wijzen.
Voor de inrichting van kamers met gedeelde voorzieningen gelden aangepaste bedragen. Zie hiervoor de normenlijst van het college.
Bij een geldlening voor een volledige woninginrichting hoeft de aanvrager niet van tevoren aan te tonen welke bedragen hij nodig heeft voor welke duurzame gebruiksgoederen. Het bedrag van 40% van de Nibud-norm voor een inboedelpakket wordt in principe standaard in zijn geheel verstrekt. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld als de woning of de aanvrager al beschikt over een deel van de inboedel. De hoogte van het bedrag voor het inboedelpakket hangt af van de samenstelling van het huishouden.
De maximale lening voor een volledige woninginrichting kan in bepaalde gevallen worden verhoogd van 40% tot maximaal 50% van de Nibud-norm voor een inboedelpakket. Dat kan als de aanvrager kan aantonen dat het oorspronkelijke bedrag niet voldoende is om de woning in te richten. In dit geval moet de aanvrager wel een bewijs van de prijs van de benodigde duurzame gebruiksgoederen laten zien.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-324479.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.