Gemeenteblad van Nijkerk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijkerk | Gemeenteblad 2024, 323157 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijkerk | Gemeenteblad 2024, 323157 | beleidsregel |
Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Nijkerk
Het is belangrijk dat jeugdigen gezond en veilig kunnen opgroeien. Dat ze zelfstandige en zelfredzame inwoners worden. Met als doel dat zij mee kunnen doen in de samenleving. Als er een opgroei- of opvoedhulpvraag is, kan er een algemeen toegankelijke of individuele jeugdhulpvoorziening worden ingezet. Het is onze taak als gemeente om de inwoners daarbij te helpen.
Op basis van de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Nijkerk 2023, stelt de gemeente aanvullende beleidsregels op voor de lokale Nijkerkse situatie. Hierbij gaan we zoveel mogelijk uit van de vragen van de inwoners. Maar ook van de eigen kracht van de inwoner en het sociaal netwerk. Dit is in lijn met het coalitieakkoord Samen wonen, samen werken, samen leven en de ambities uit de Ontwikkelagenda 2023-2026.
Voor jeugdconsulenten zijn deze beleidsregels jeugdhulp belangrijk omdat ze handvatten en richtlijnen bieden voor de inzet van jeugdhulp. Inwoners weten dankzij de beleidsregels jeugd wat ze kunnen verwachten van de gemeente (het College van B&W) omtrent de jeugdhulp.
1.1 Uitgangspunten Sociaal Domein Nijkerk
Om jeugdigen gezond en veilig te laten opgroeien naar zelfstandige en zelfredzame inwoners, zijn de uitgangspunten vastgesteld in het Transformatieplan Sociaal Domein Nijkerk.1 Deze uitgangspunten sluiten aan bij de Nijkerkse visie over de invulling van het sociaal domein. Ze geven uitvoering aan de Jeugdwet. Eén van de uitgangspunten is Normaliseren.
De samenleving beoordeelt jeugdigen op basis van een norm en problematiseert afwijkingen van die norm. De oorzaken worden vaak in het kind zelf gezocht en het kost moeite om alle variaties te omarmen en iedereen te laten meedoen. Normaliseren2 betekent accepteren dat de ontwikkeling van kinderen vaak met hobbels verloopt en dat daar vaak lastig gedrag bij hoort. Ouders kunnen dat gedrag in goede banen leiden door geduld te hebben, te relativeren, en bij te sturen. Dit kunnen zij eventueel doen met behulp van steunfiguren. Steunfiguren zijn bijvoorbeeld familie, vrienden, andere ouders of buren. Het invullen van het familiegroepsplan (zie hoofdstuk 3) is hierbij helpend.
Normaliseren betekent ook dat jeugdige en/of ouders elkaar ontmoeten met als doel het versterken van het alledaagse leven. In de gemeente Nijkerk is het beleid er dan ook zoveel mogelijk op gericht dat kinderen zich kunnen ontwikkelen in een kansrijke omgeving op het gebied van identiteitsontwikkeling, burgerschap, leren meedoen ontwikkelen, ontdekken en ontmoeten. Activiteiten georganiseerd door het Preventie Interventie Team (PIT), Jeugd en Jongerewerk Nijkerk en Nijkerk sportief en gezond (zie ook hoofdstuk 7) zijn hier een aantal voorbeelden van. Bijna al deze activiteiten zijn voor iedere Nijkerker vrij toegankelijk. Een aanmelding bij het sociaal team is hiervoor niet nodig.
Het zelf oplossen van problemen draagt bij aan de positieve ontwikkeling van de jeugdige. Het helpt de jeugdige en ouders om zoveel mogelijk regie te houden over hun eigen leven. Dit wordt eigen kracht genoemd.
Mochten de jeugdige en/of ouders toch meer nodig hebben op het gebied van opgroeien en opvoeden kunnen zij contact opnemen het Sociaal Team.
2. Rollen en taken in het Jeugdstelsel
Het Sociaal Team bestaat uit medewerkers van de gemeente Nijkerk. Zij komen uit het team Jeugd, het team Wmo en het team Participatie.
Elk team heeft zijn eigen werkgebied. Het team Jeugd richt zich op de vragen over opgroeien en opvoeden. Team Wmo richt zich op inwoners van 18 jaar en ouder die hulp nodig hebben bij bijvoorbeeld wonen, psychische problemen, verslavingsproblemen of een verstandelijke beperking. Team participatie richt zich op inwoners die hulp nodig hebben bij werk en inkomen, schulden en armoede.
De visie is dat er integraal wordt samengewerkt. Als de hulpvragen van de jeugdige en/of ouders betrekking hebben op wat buiten de expertise van het team jeugd ligt, wordt er met toestemming van de jeugdige en/of ouders, een vakspecialist van een ander team gevraagd mee te denken.
2.2 Het Jeugdteam en de jeugdconsulent
Het jeugdteam bestaat uit onder andere jeugdconsulenten, leerrechtambtenaren, consulenten leerlingenvervoer en de procesregisseur veiligheid. De jeugdconsulenten houden zich bezig met de vragen over opgroeien en opvoeden. Zij werken vooral vanuit de Jeugdwet.
Het team Jeugd werkt met aandachtsfunctionarissen bijvoorbeeld op het gebied van:
Deze aandachtsfunctionarissen hebben specialistische kennis, waardoor alle jeugdconsulten een beroep op hen kunnen doen. De verschillende gebieden komen terug in deze beleidsregels.
2.3 Gecertificeerde instelling (GI)
De GI biedt verantwoorde hulp zoals je kunt lezen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet. Zij voert de kinderbeschermingsmaatregelen uit met als doel dat er geen bedreiging meer is voor de veilige ontwikkeling van het kind. In de jeugdhulpregio FoodValley wordt vroegtijdig in het Regionaal veiligheidsteam (RVT) samengewerkt met alle partijen (sociaal team, Veilig Thuis, GI) om het opleggen van een maatregel in het gedwongen kader zoveel als mogelijk te voorkomen.
Een besluit tot advies wordt na afstemming met het RVT genomen aan de beschermingstafel met de jeugdige en zijn ouder(s). Uiteindelijk spreekt de kinderechter wel of geen maatregel uit. Als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel stelt de GI samen met de betrokken jeugdconsulent en het gezin het plan op en voert regie op de resultaten. Over welke jeugdhulp nodig is, is er afstemming tussen de betrokken jeugdconsulent en de betrokken jeugdbeschermer. De afspraak is dat de GI jeugdhulp inzet die is ingekocht door de gemeente. Tenzij is afgesproken met de gemeente om ook andere vormen van jeugdhulp in te zetten.
Jeugdhulpregio Foodvalley heeft een contract met jeugdhulpaanbieders. Deze aanbieders bieden jeugdhulp. Hier vallen vrij toegankelijke (voorliggende) en/of algemene voorziening niet onder. De jeugdhulpaanbieders moeten voldoen aan de verantwoorde hulp zoals genoemd in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet en aan de contractuele verplichtingen die in de overeenkomsten van Jeugdhulpregio Foodvalley staan.
Wanneer een onderzoek heeft plaatsgevonden door de jeugdconsulent van het Sociaal Team, bepaalt de jeugdconsulent samen met de jeugdige en het gezin welke vorm van jeugdhulp nodig is. Vervolgens wordt er een aanmelding gedaan bij een jeugdhulpaanbieder.
De jeugdhulpaanbieder werkt op basis van een plan van aanpak met doelen. Deze doelen zijn afgestemd op de uitkomsten van het hierboven genoemde onderzoek. Periodiek is er een evaluatie waarin jeugdige en/of ouder(s), de jeugdhulpaanbieder en jeugdconsulent bespreken of de jeugdhulp voldoende helpt om het resultaat te krijgen wat in het verslag is geschreven. Hoe vaak deze evaluaties zijn staat beschreven in artikel 5.2 van de beleidsregels.
2.5 Huisarts, jeugdarts en medisch specialist
Huisartsen, jeugdarts en medisch specialist hebben de bevoegdheid om zelfstandig een verwijzing af te geven voor jeugdhulp. Het college informeert de verwijzers over het ingekochte jeugdhulpaanbod en de ontwikkelingen in het jeugdhulpstelsel.
2.6 Specialistisch Ondersteuner Huisartsen
De Specialistische Ondersteuner Huisartsen (SOH) heeft gesprekken met de jeugdige en ouder(s). De SOH mag naast het intakegesprek maximaal 6 gesprekken voeren met de jeugdige en/of de ouder(s). Wanneer het nodig is, verwijst de SOH door naar een jeugdhulpaanbieder.
De SOH werkt volgens een vastgestelde werkinstructie waarin de route is vastgelegd van aanmelding naar jeugdhulp. Het doel van deze gesprekken is dat er passende hulp wordt ingezet. De SOH kan worden ingezet door zowel de huisarts als het sociaal team.
In artikel 2.3 van de jeugdwet staat dat een jeugdige en/of ouder(s) met een vraag over opgroeien en opvoeden terecht kunnen bij het Sociaal Team van de gemeente. Het artikel wordt als verwoord:
Als volgens de inschatting van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en als de eigen mogelijkheden en het vermogen om zelf problemen op te lossen niet genoeg lukt, treft het college voor de jeugdigen van de gemeente voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. En waarborgt het college deskundig advies richting de juiste voorziening, waardoor de jeugdige:
Maatwerk staat centraal, wat betekent dat er op individueel niveau wordt gekeken of en zo ja welke jeugdhulp nodig is.
Als jeugdhulp nodig is kan de jeugdige en/of zijn ouders een schriftelijke aanvraag doen voor jeugdhulp. Dit kan digitaal op de website van de gemeente Nijkerk of door een formulier met pen in te vullen. De datum waarop de aanvraag binnenkomt, is de datum waarop de doorlooptijd start. De jeugdige en/of ouders krijgen een bevestiging van de aanvraag.
Ook wordt altijd aan hen gevraagd om samen met hun steunfiguren een familiegroepsplan te maken. Directbetrokkenen hebben het recht om een familiegroepsplan te maken, maar dit is niet verplicht. Wel wordt dit gestimuleerd. In het familiegroepsplan nemen de jeugdige en/of de ouders zelf beslissingen over de oplossingen voor hun hulpvraag. De jeugdconsulent sluit hier zo mogelijk op aan.
Het familiegroepsplan is te downloaden op de website van de gemeente Nijkerk of wordt opgestuurd als de jeugdige en/of de ouders contact hebben met de jeugdconsulent of de integrale toegang. Ongeacht of er een familiegroepsplan wordt gemaakt, stelt de jeugdconsulent een (breed) plan op als uitwerking van het onderzoek.
De jeugdconsulent gaat in samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s) onderzoeken wat de hulpvraag is. Aan het eind van het onderzoek komt de vraag welke voorziening er nodig is. Daarvoor wordt ‘De Richtlijn Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp’3 gebruikt. Deze uitgangspunten gebruiken we daarbij:
4. Afweging bij de inzet van verschillende vormen van jeugdhulp
4.1 Uitgangspunten bij bovengebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de gangbare hulp die een ouder aan zijn kind zou moeten bieden.
Bovengebruikelijke hulp is de hulp die behoorlijk intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd4.
Uit een uitspraak van de CRvB van 17 juli 2019 volgt dat bovengebruikelijke hulp ook onder ‘eigen kracht’ kan vallen. De consulent onderzoekt d.m.v. onderstaande vragen of de hulp onder ‘eigen kracht valt:
Als na het beantwoorden van deze vragen blijkt dat ouder(s) de hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt, dan is er voldoende eigen kracht.
4.2 Uitgangspunten bij verblijf
Bij uithuisplaatsing wordt gewerkt volgens de richtlijn Uithuisplaatsing en terugplaatsing van Jeugdhulp en jeugdbescherming5.
Bij crisis is het alledaagse functioneren ernstig verstoord. Hierdoor kan iemand iets niet meer zelf oplossen. Op dat moment is er directe hulp nodig. Er moet altijd, 24 uur per dag, 7 dagen per week iemand aanwezig zijn die crisishulp kan bieden en die de jeugdige op een snelle en kundige manier kan verwijzen naar de juiste hulp. Afhankelijk van de problematiek wordt dit geboden door de Spoedeisende zorg (SEZ) of GGZ crisisdienst6.
Als er sprake is van spoed of crisis, wordt er gewerkt met het regionaal stappenplan bij crisis Gelderland7.
Er kan een Plus toegewezen worden als de jeugdconsulent vaststelt dat een jeugdige niet zonder extra ondersteuning opgevangen kan worden in de reguliere Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde buitenschoolse - of kinderopvang. Deze vorm van begeleiding krijg je niet ter ontlasting van de ouders.
De ondersteuningsvraag ligt op het gebied van gedrag, cognitieve vermogens, medische redenen of een combinatie hiervan. De kinderopvang wordt gezien als vrije tijd. Daarom bieden ze vooral activiteiten aan die aansluiten bij de belevingswereld van de jeugdige.
Bekostiging van de kinderopvang plus:
4.5 Inzet respijtzorg of kortdurend verblijf
Ouders met een kind met een (grote) jeugdhulpvraag bieden vaak intensieve en langdurige zorg. Soms hebben ze hier ondersteuning bij nodig. Dit geldt ook voor de andere jeugdigen in het gezin. Soms is er hierdoor overbelasting. In deze situaties, en het liefst voordat er overbelasting is, kan respijtzorg worden ingezet. De inzet van respijtzorg is niet gericht op problemen bij het opvoeden of opgroeien, maar in de (dreigende) overbelasting van ouders of het gezin. Gebruikelijke zorg kan op gespannen voet staan met de inzet en belasting van ouders. Het komt soms voor dat ouders tijdelijk minder kunnen doen dan gebruikelijk. Soms is het dan nodig dat ouders tijdelijk ontlast worden voor zorg die normaal gesproken gebruikelijk is.
Voordat respijtzorg in de vorm van een jeugdhulpvoorziening wordt ingezet, wordt eerst de draagkracht of belastbaarheid van ouders beoordeeld.
De jeugdwet gaat uit van eigen kracht. Vervoer is een taak van de ouders van de jeugdige. Ook als dit meer van ouders vraagt dan wat er in de regel van ouders verwacht mag worden (bovengebruikelijke hulp). Als dit niet lukt door bijvoorbeeld werk, andere kinderen of overbelasting, moeten ouders zelf een oplossing zoeken. Dit kan bijvoorbeeld door te vragen of een oppas, buren, familie of vrijwilligers de jeugdige kunnen halen en brengen naar en van de locatie van de jeugdhulp.
Volgens de Jeugdwet is vervoer naar een locatie voor jeugdhulp mogelijk als er een medische noodzaak is of als er beperkingen zijn in de zelfredzaamheid. Dit betekent dat er geen vervoersvoorziening komt als er geen medische noodzaak is of als het vervoer vanuit eigen kracht kan worden gedaan.
Jeugdhulpvervoer kan alleen worden ingezet als:
de afstand en het aantal keer waarop de jeugdige naar een zorginstelling moet worden gebracht zo groot is, dat het uitzonderlijk te noemen is. De formule die wordt gebruikt om dit uit te rekenen is: (aantal weken) x (aantal etmalen per week) x (afstand enkele reis) x 0,25. Is de uitkomst 250 of hoger dan komt de jeugdige in aanmerking voor een(gedeeltelijke) vervoersvoorziening.
De inzet van vervoer is maatwerk. Het uitgangspunt is voor het college de goedkoopst mogelijke manier van vervoer. Het college kijkt naar manieren voor de jeugdige om zelfstandig te reizen. Dit doen ze voordat ze een keuze maken om vervoer toe te kennen.
Antwoord nee: er wordt er gekeken naar wat er met het openbaar vervoer mogelijk is. Voor jeugdigen t/m 10 jaar worden de kosten voor zowel voor de jeugdige als begeleider vergoed. Als de jeugdige ouder is dan 10 jaar worden alleen de kosten vergoed van de jeugdige. De vergoeding wordt berekend op basis van de website 9292.nl.
Leerlingenvervoer, jeugdhulpvoorziening, WLZ
Leerlingenvervoer wordt niet ingezet als een jeugdhulpvoorziening. Jeugdhulpvoorziening kan in principe niet worden ingezet als leerlingenvervoer of WLZ-vervoer.
4.7 Afweging ambulante begeleiding of begeleiding groep
Begeleiding richt zich op het verbeteren, ontwikkelen en stabiel maken van de zelfstandigheid van de jeugdige. Begeleiding kan individueel of in een groep worden geboden. Voor individuele begeleiding bestaat er reguliere begeleiding en specialistische begeleiding:
Specialistische begeleiding: de begeleidingsvraag speelt op meerdere leefgebieden en de situaties zijn ingewikkelder. Hierdoor zijn de taken vaker onvoorspelbaar. De begeleiding is erop gericht om nieuwe (tijdens behandeling aangeleerde) vaardigheden te trainen met behulp van methodische interventies. 8
Voor de het product ambulant groep wordt onderscheid gemaakt tussen:
Groep zwaar: De hulpvraag van de jeugdige is zeer ingewikkeld (enkelvoudig of meervoudig). De problematiek stopt de ontwikkeling van de jeugdige en functioneert daardoor niet goed op meerdere leefgebieden. Er is geen stabiele steunstructuur en er kunnen zorgen zijn over de veiligheid van de jeugdige.
4.8 Afweging ambulante behandeling en GGZ
Behandeling is gericht op herstel, genezing, ontwikkeling en/of gedragsverandering. Het stabiel en/of hanteerbaar maken van een probleem of aandoening is belangrijk. Net als het uitbreiden van de vaardigheden om op te voeden en zorgen dat er geen terugval komt. De behandeling wordt regulier of specialistisch ingezet.
De behandeling individueel regulier is oplossingsgericht en richt zich op één of meer symptomen en specifieke klachten.
Bij specialistische behandeling staan de directe klachten en de oorzaak van de klachten centraal. Hier wordt stilgestaan bij de persoonsgeschiedenis van de jeugdige en worden klachten bekeken die horen bij de persoonlijkheid. Bij specialistische behandeling ligt daarnaast veel nadruk op het proces wat iemand doormaakt of het proces van de therapie. De behandeling bestaat uit een afgebakende periode, met een onderliggend behandelplan waarin de te behalen resultaten zijn opgenomen en kent een duidelijk start- en een eindpunt.
Bij behandeling individueel specialistisch wordt er verschil gemaakt tussen:
Behandeling individueel specialistisch middel: De directe behandelaar is een post-hbo- of wo-niveau geschoolde professional. Er is een gedragswetenschapper betrokken die een deel van de hulverlening uitvoert. De intensieve jeugdhulp interventies binnen dit programma worden uitgevoerd met strikt geprotocolleerde methodieken. Hiervoor is specifieke (bij)scholing noodzakelijk.
Behandeling bij de GGZ instelling heeft als doel om verandering ontwikkelingen/of acceptatie te realiseren. Hierdoor kunnen klachten verdwijnen of minder worden. Gevolgen van de stoornis worden teruggedrongen of beperkt, een stil staande ontwikkeling wordt op gang gebracht en/of achteruitgang in functioneren wordt voorkomen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
Generalistische basis GGZ: Herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van het gedragsprobleem of de aandoening voor de Jeugdige en zijn systeem. De behandeling pakt een probleem aan, waardoor het, als het mogelijk is, wordt oplost of hanteerbaar wordt gemaakt. Het gaat vaak om het aanleren van nieuwe vaardigheden. (Beeldvormend/handelingsgericht) diagnostisch onderzoek of observatieonderzoek is onderdeel van de behandeling. Uiterlijk na deze periode van onderzoek worden de behandeldoelen opgesteld, met een behandeltermijn en waarborgen voor de veiligheid voor de ontwikkeling van de Jeugdige.
De directe behandelaar is een post-hbo of wo-niveau geschoolde professional. In de basis GGZ is altijd een psychiater of klinisch psycholoog beschikbaar voor advies of consultatie.
De regiebehandelaar is Basis GGZ geschoold. Behandeling duurt een afgebakende (meestal korte) periode, met een start en eindpunt. - Eén of meerdere behandeltraject(en) per Jeugdige duurt/duren maximaal 1800 minuten per jaar.
Gespecialiseerde GGZ: Herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van het gedragsprobleem of de aandoening voor de Jeugdige en zijn systeem. Het gaat vaak om het aanleren van nieuwe vaardigheden. (Beeldvormend/handelingsgericht/specialistisch) diagnostisch onderzoek of observatieonderzoek is onderdeel van de behandeling. Dit richt zich op de klachten en stoornis. Diagnostiek en behandeling van de Jeugdige en zijn systeem is een traject op maat. Dit wordt volgens de (multidisciplinaire) richtlijnen en altijd vanuit een multidisciplinair kader ingezet. Hierbij is meestal sprake van meerdere interventies (tegelijkertijd of na elkaar).
De directe behandelaar is een wo-niveau of post-wo-niveau geschoolde professional. Bij GGZ-instellingen worden behandelingen binnen de gespecialiseerde GGZ gegeven vanuit multidisciplinaire teams. Er is altijd een psychiater of klinisch psycholoog lid van het multidisciplinair team. De regiebehandelaar is Gespecialiseerd GGZ geschoold. De behandeling duurt een afgebakende (meestal korte) periode. met een start en eindpunt.
De gemeente neemt het besluit op de aanvraag op basis van het advies van de poortwachter, tenzij ouders (eventueel ook op advies van de poortwachter) de aanvraag intrekken.9
4.11 Niet effectieve jeugdhulp
Jeugdhulp wordt alleen toegekend als deze (wetenschappelijk) bewezen effectief is.10
Als er wordt getwijfeld aan de effectiviteit van de jeugdhulp, zal het college zich laten adviseren door deskundigen om te beoordelen welke voorziening nodig is. De beoordeling is gebaseerd op zorginhoudelijke gronden (art. 2.3 jeugdwet).
5. Beoordelen van het resultaat, beëindiging, verlenging of andere (jeugd)hulp
5.3 Jeugdhulp en volwassenheid
Vanaf 16,5 jaar werken we aan het toekomstperspectief van de jongvolwassene in de overgang naar 18 jaar. Dit gebeurt op basis van een perspectiefplan.
Er zijn drie situaties waarin jeugdhulp na de 18e verjaardag mogelijk is:
De Jeugdwet biedt de mogelijkheid de jeugdhulp te verlengen tot een maximale leeftijd van 23 jaar.
Voor verlengde jeugdhulp geldt dat:
In hoofdstuk 7 worden de andere voorzieningen, zoals WMO, WLZ, ZVW nader toegelicht.
6. Persoonsgebonden budget (pgb)
Als het na de 5 onderzoekvragen van de CRvB duidelijk is dat de gemeente de jeugdige/ de ouders een individuele jeugdhulpvoorziening moet geven wordt er gekeken naar een manier om dit te betalen. Een individuele jeugdhulpvoorziening kan in zorg in natura of in een persoonsgebonden budget (pgb).
De keuze voor een pgb is vrijwillig en wordt door de jeugdige/ ouders bewust gekozen. De jeugdconsulent vertelt wat de voorwaarden zijn voor de aanvraag van een pgb en geeft de folder pgb aan de jeugdige en ouders. In de folder staan de taken en plichten die horen bij een pgb. Deze taken en plichten noemen we pgb-vaardigheden.
Als er voor een pgb wordt gekozen, is er een budgethouder nodig. De budgethouder kan een ouder zijn maar kan ook een persoon uit het sociale netwerk of een professional.
Om een pgb aan te vragen moet de budgethouder een aantal vaardigheden hebben. Deze heten pgb-vaardigheden. De pgb- vaardigheden worden getoetst door het invullen van een budgetplan en een gesprek tussen de budgethouder en het college.
De jeugdconsulent stuurt een leeg budgetplan naar de budgethouder. Het budgetplan is nodig voor de aanvraag. De budgethouder vult het budgetplan in. In het budgetplan staan bijvoorbeeld vragen over waarom de zorg wordt ingezet en waarom niet gekozen is voor zorg in natura.
Als de jeugdige gebruik kan maken van een voorliggende voorziening hoeft het college geen aparte voorziening te treffen (artikel 1.2 lid 1 Jeugdwet). Een voorliggende voorziening is een voorziening op grond van een andere wet dan de Jeugdwet.
(Individuele) begeleiding na het 18e levensjaar hoort bij de Wmo 2015, behalve:
problematiek van ouders en het systeem worden beide behandeld;
Woningaanpassingen en hulpmiddelen voor jeugdigen worden toegekend op basis van de Wmo 2015, of vanuit de Zvw (als het onderdeel is van de zorgverzekering) of de Wlz (als de jeugdige in een instelling verblijft). Ook een doventolk behoort tot de Wmo.
De Wet langdurige zorg (Wlz) heeft voorrang boven de Jeugdwet (artikel 1.2 lid 1 a Jeugdwet). De Wet langdurige zorg regelt zorg voor jeugdigen die levenslang en levensbreed ondersteuning nodig hebben, thuis of in een zorginstelling.
WLZ en jeugdhulp kunnen in de volgende gevallen samengaan:
in afwachting van het besluit van de Wlz, jeugdhulp geboden tot het moment dat er een besluit is genomen:
De Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) geeft aan op welke medisch noodzakelijke zorg iemand recht heeft. De overheid beslist welke zorg in de basisverzekering zit (basispakket). Zorgverzekeraars zijn verplicht verzekeringsplichtigen voor een basisverzekering te accepteren (artikel 3 lid 1 Zvw).
Voor de minder noodzakelijke vormen van zorg kunnen verzekerden kiezen om een aanvullende verzekering af te sluiten. De jeugdige of zijn ouders zijn niet verplicht om deze af te sluiten. Het is namelijk een privaatrechtelijke verbintenis. Als blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders aanvullend verzekerd zijn voor de jeugdhulp mag van de jeugdige of zijn ouders verwacht worden dat ze die aanvullende verzekering aanspreken. Hebben de ouders/jeugdige geen aanvullende verzekering, dan is het college aan zet om de noodzakelijke hulp in te zetten.
In de basis geldt het volgende: noodzakelijke hulp die als eerste gericht is op het kunnen volgen van het onderwijsprogramma valt onder de zorgplicht van de Wet Passend Onderwijs. Het gaat hier om hulp die gericht is op het volgen van onderwijs. Ook om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Wanneer dit niet vanuit de school van aanmelding geboden kan worden, is deze school er verantwoordelijk voor om een wel passende school te vinden.
Of iets Passend Onderwijs is of Jeugdwet, wordt bepaald vanuit de inhoud. Als het op basis van wettelijke bepalingen niet duidelijk is of de hulpvraag valt onder de Wet passend onderwijs of onder de Jeugdwet, dan rust op het college een inspanningsverplichting om in samenwerking met het onderwijs tot een passende oplossing te komen voor de hulpvraag. Wanneer de benodigde hulp deels onder Passend Onderwijs valt en deels onder de Jeugdwet wordt de hulp een gedeelde verantwoordelijkheid.
Een algemeen toegankelijke voorziening gaat voor op een individuele voorziening. Dit is een voorziening waar de jeugdige en/of ouder(s) gebruik van kan maken zonder een beslissing van het college. In de wet worden deze vormen van voorzieningen aangehaald als ‘overige voorzieningen’.
Voorbeelden van algemene voorzieningen in de gemeente Nijkerk zijn:
Op de website van PIT Nijkerk11 en Wegwijzer Nijkerk12 staat een overzicht van de overige voorzieningen in de gemeente Nijkerk.
Aldus besloten in de collegevergadering van 24 juni 2024
Burgemeester en wethouders van Nijkerk,
de secretaris,
de heer drs. J.G. de Jager
de burgemeester,
de heer mr. drs. G.D. Renkema
Bijlage 1 richtlijnen gebruikelijke zorg
Richtlijnen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling in verschillende levensfases. Hier verstaan wij onder:
Kinderen van 5 tot 12 jaar splitsen in onder- en bovenbouw (6- 8 jaar en 9 tot 12 jaar)
Bijlage 2 richtlijnen reguliere en specialistische begeleiding
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-323157.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.