Gemeenschappelijke regeling GGD Hollands Noorden

Integrale tekst na (6e) wijziging

Betreft wijziging in verband met wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen en toevoeging taak In Control of Alcohol & Drugs

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Den Helder, Drechterland, Dijk en Waard, Enkhuizen, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec, en Texel,

 

Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Wet publieke gezondheid;

 

Besluiten

 

de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hollands Noorden met ingang van 1 juli 2024 te wijzigen door vaststelling van de navolgende integrale tekst waardoor deze komt te luiden als volgt:

 

Gemeenschappelijke Regeling GGD Hollands Noorden

 

Hoofstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden

  • b.

    samenwerkingsgebied: het gezamenlijke grondgebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten

  • c.

    lichaam: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2

  • d.

    deelnemer: het college van een aan deze regeling deelnemende gemeente

  • e.

    directeur Publieke Gezondheid: directeur Publieke Gezondheid zoals bedoeld in artikel 14 lid 3 Wet publieke gezondheid;

  • f.

    gedeputeerde staten: het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • g.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • h.

    derden: de colleges van niet aan de regeling deelnemende gemeenten

  • i.

    raad de gemeenteraad van de aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders

Artikel 2 Rechtsvorm

Er is een openbaar lichaam genaamd ‘Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden (GGD HN)’, gevestigd te Alkmaar.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, DOELSTELLING EN TAKEN

Artikel 3 Algemene doelstelling

GGD HN is ingesteld met het doel de belangen van de gemeenten betreffende de publieke gezondheid, alsmede aanverwante wetgeving en belangen in het verlengde van de publieke gezondheid, in gezamenlijkheid te behartigen.

Artikel 4 Taken

  • 1.

    De colleges dragen aan GGD HN op:

    • a.

      de uitvoering van de taken genoemd in artikel 2 van de Wet publieke gezondheid;

    • b.

      de uitvoering van de jeugdgezondheidzorg genoemd in artikel 5 van de Wet publieke gezondheid

    • c.

      de uitvoering van het vaccinatieprogramma genoemd in artikel 6b lid 3 t/m 6 van de Wet publieke gezondheid;

    • d.

      de uitvoering van de ouderengezondheidszorg genoemd in artikel 5a, van de Wet publieke gezondheid;

    • e.

      de uitvoering van de infectieziektebestrijding genoemd in artikel 6, eerste lid van de Wet publieke gezondheid;

    • f.

      het houden van toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 1.61, eerste lid van de Wet kinderopvang;

    • g.

      de uitvoering van de wettelijke taken in het kader van de Wet op de lijkbezorging voor wat betreft de gemeentelijke lijkschouwingen;

    • h.

      het instellen en in stand houden van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

    • i.

      de uitvoering van een crisisfunctie die 24/7 beschikbaar en inzetbaar is bij crisissituaties waarbij handelen op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is.

    • j.

      Ondersteuning (advisering, coördinatie en uitvoering) over de inzet van het budget voor preventie op het gebied van alcohol- en drugsgebruik in de leeftijdscategorie 12 tot 23 jaar (In Control Of Alcohol & Drugs) en uitvoering daarvan.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot het op verzoek voor één of meer deelnemers, dan wel derden uitvoeren van taken en verrichten van diensten.

  • 3.

    Bij het verlenen van diensten aan derden wordt in acht genomen dat te allen tijde het merendeel van de diensten wordt verleend aan de deelnemers.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1.

    Ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, dragen de colleges hun bevoegdheden genoemd in de wetten genoemd in artikel 4, eerste lid, over aan het bestuur van GGD HN.

  • 2.

    Ten behoeve van de taken bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan overdracht van bevoegdheden plaatsvinden op het voorstel van het betreffende college, zonder dat hiervoor de regeling hoeft te worden gewijzigd.

  • 3.

    De directeur is toezichthouder in de zin van artikel 1.61, eerste lid van de Wet kinderopvang.

  • 4.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, met inachtneming van artikel 31a van de wet.

  • 5.

    Het algemeen bestuur neemt het besluit, bedoeld in het vierde lid, met een meerderheid van ten minste twee derde van de leden van het algemeen bestuur die samen ten minste twee derde van het aantal uit te brengen stemmen vertegenwoordigen.

HOOFSTUK 3 DE BESTUURSORGANEN - SAMENSTELLING

Artikel 6 Samenstelling bestuur

  • 1.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van GGD HN.

  • 3.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

Artikel 7 Samenstelling, benoeming en ontslag van het leden algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal deelnemers aan de regeling.

  • 2.

    Elke deelnemer wijst uit zijn midden één lid van het algemeen bestuur aan, evenals één of meer plaatsvervangende leden.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het lidmaatschap eindigt van het college uit wiens midden men is aangewezen. De desbetreffende deelnemer voorziet zo spoedig mogelijk in de ontstane vacature.

  • 4.

    Het lidmaatschap van ambtsopvolgers van de in het derde lid bedoelde aftredende lid vangt aan op het moment dat zij overeenkomstig het derde lid zijn aangewezen.

  • 5.

    De deelnemer kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden.

Artikel 8 Samenstelling, benoeming en ontslag leden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur aan.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en maximaal vijf overige leden.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur uit de gemeenten in de regio Alkmaar, West-Friesland en de Kop van Noord-Holland stellen gezamenlijk per regio maximaal twee leden kandidaat.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur mogen in stemverhouding nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur uitmaken.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur verliest zijn functie wanneer hij ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 6.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    Als tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, kiest het algemeen bestuur met inachtneming van het derde lid van dit artikel zo spoedig mogelijk een nieuw lid.

  • 8.

    Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter inbegrepen, ontslag verlenen, indien deze niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezitten.

Artikel 9 Aanwijzing voorzitter en plaatsvervangend voorzitter

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst de voorzitter uit zijn midden aan.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4.

    De (plaatsvervangend) voorzitter is zowel (plaatsvervangend) voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 4 DE BESTUURSORGANEN – BEVOEGDHEDEN

Artikel 10 Bevoegdheden algemeen bestuur

Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

  • 1.

    het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

  • 2.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • 3.

    het vaststellen van de jaarrekening;

  • 4.

    het doen van voorstellen tot wijzigingen van de regeling en opheffing;

  • 5.

    het deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen en (mede) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • 6.

    het vaststellen van een regeling onkostenvergoeding leden dagelijks bestuur.

Artikel 11 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 4 en 5 van deze regeling genoemde taken en bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheden die niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2.

    Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voorzover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht;

    • c.

      het uitvoeren van de beslissingen van het algemeen bestuur;

    • d.

      het vaststellen van regels over de personele organisatie van het openbaar lichaam;

    • e.

      personeel te benoemen, te schorsen en te ontslaan dan wel arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht aan te gaan (met uitzondering van de directeur);

    • f.

      privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet, en indien van toepassing voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt;

    • g.

      het beheer van de activa en passiva;

    • h.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • i.

      het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden, instellingen, diensten en personen;

    • j.

      te besluiten namens het openbaar lichaam of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders heeft beslist;

  • 3.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 12 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Indien hij behoort tot een deelnemer die partij is in een geding waarbij het lichaam betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De voorzitter en ambtelijk secretaris zoals genoemd in artikel 20 lid 5 van deze regeling, ondertekenen de stukken die namens het algemeen bestuur van het openbaar lichaam uitgaan.

HOOFDSTUK 5 BESTUURSORGANEN - WERKWIJZE

Artikel 13 Vergaderingen algemeen bestuur

  • 1.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 lid 1 van de wet van toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert minimaal tweemaal per jaar.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 14 Openbaarheid

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3.

    Artikel 23 van de wet is van toepassing op alles wat in een vergadering met gesloten deuren aan de orde komt.

  • 4.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      het toetreden tot en uittreden uit de regeling;

    • c.

      het wijzigen of opheffen van de regeling.

Artikel 15 Stemverhouding en besluitvorming

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen van hen die een stem hebben uitgebracht, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 2.

    Het aantal stemmen dat door een lid van het algemeen bestuur wordt uitgebracht, is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente, waarvan het lid op dat moment vertegenwoordiger is. Het aantal stemmen is voor de gemeenten in navolgende inwonersklassen als volgt:

    gemeenten tot 10.000 inwoners: 1 stem,

    gemeenten met 10.000 tot 20.000 inwoners: 2 stemmen,

    gemeenten met 20.000 tot 30.000 inwoners: 3 stemmen,

    gemeenten met 30.000 tot 40.000 inwoners: 4 stemmen,

    etc.

  • 3.

    Als inwonertal geldt de meest recente, door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte aantallen inwoners per 1 januari van een jaar.

Artikel 16 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergadering en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Artikel 17 Instellen van commissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan bestuurscommissies en commissies van advies instellen.

  • 2.

    De regeling van hun bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regels met betrekking tot het functioneren, geschieden overeenkomstig het gestelde in artikel 24 en 25 van de wet.

HOOFDSTUK 6 VERANTWOORDING EN INLICHTINGEN

Artikel 18 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen en zijn raad alle inlichtingen die door het college, de raad, of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen en zijn raad verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De raden en colleges bepalen de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid en het ter verantwoording roepen als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft geen inlichtingen en legt geen verantwoording af over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd, behoudens na opheffing van de geheimhouding door het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van de raden of colleges worden verlangd.

  • 6.

    Als onderdeel van de informatieplicht van het algemeen bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, stuurt het bestuur twee maal per jaar een bestuursrapportage aan de raden van de deelnemende gemeenten. De bestuursrapportage is gebaseerd op de begroting en geeft een toelichting op de voortgang van de realisatie van de doelstellingen en een toelichting op de afwijkingen op de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten. De rapportage gaat in op nieuwe ontwikkelingen, het financieel perspectief, de ontwikkeling van het weerstandsvermogen en de bedrijfsvoering.

  • 7.

    Het bestuur van het openbaar lichaam, verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

    Bij de informatieverstrekking geldt dat

    • Relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium wordt verschaft;

    • Informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

    • Schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

Artikel 19 Verstrekken van inlichtingen aan algemeen bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur verstrekt aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in over de wijze waarop het dagelijks bestuur en elk van zijn leden de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien het openbaar belang zich er tegen verzet.

HOOFDSTUK 7 PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 20 Directeur Publieke Gezondheid (dPG)

  • 1.

    De directeur Publieke Gezondheid wordt door het algemeen bestuur benoemd in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio op grond van artikel 14 lid 3 Wet publieke gezondheid.

  • 2.

    De directeur Publieke Gezondheid wordt door het algemeen bestuur geschorst en ontslagen. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur regelt de taken en bevoegdheden alsmede de vervanging van de directeur Publieke Gezondheid.

  • 4.

    De directeur Publieke Gezondheid is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 5.

    De directeur Publieke Gezondheid is tevens secretaris van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur en staat het algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter, bestuurscommissies en adviescommissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

  • 7.

    De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en heeft daarin een adviserende stem.

  • 8.

    Alle stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur gaan worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 9.

    De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

Artikel 21 Personeel

  • 1.

    Het dagelijks bestuur regelt de rechtspositie en de bezoldiging van het personeel.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd om ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan alsmede arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht aan te gaan met uitzondering van de directeur Publieke Gezondheid.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede lid kan het dagelijks bestuur in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directeur Publieke Gezondheid overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigd.

Artikel 22 Organisatieverordening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een organisatieverordening vast over de inrichting van de personele organisatie alsmede over de te verlenen bevoegdheden binnen de organisatie.

  • 2.

    In de door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatieverordening, zoals bedoeld het eerste lid worden de taken beschreven van de directeur en de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.

HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE EN BELEIDSMATIGE BEPALINGEN

Artikel 23 Financieel beheer

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening vast:

    • a.

      de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie;

    • b.

      regels voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.

  • 2.

    De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet, alsmede het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Artikel 24 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 25 Kadernota

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur voor 1 maart van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de kadernota schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de kadernota vóór 15 maart vast.

  • 5.

    Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt het besluit en de kadernota aan de raden, binnen twee weken na de vaststelling als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 26 De meerjarenbeleidsplannen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt een concept meerjarenbeleidsplan aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 2.

    De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept meerjarenbeleidsplan hun zienswijze hierover aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van het meerjarenbeleidsplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 27 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de raden een ontwerpbegroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen uiterlijk 25 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Bij het voorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur voegt het dagelijks bestuur een reactienota, waarin gemotiveerd wordt aangegeven op welke wijze de zienswijze wel of niet is verwerkt in dit voorstel.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 15 september, aan gedeputeerde staten en de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    De bepalingen met betrekking tot de ontwerpbegroting in de leden 4 en 5 van dit artikel zijn mede van toepassing op wijziging van de begroting met uitzondering van wijzigingen van de begroting die voor de deelnemers administratief budgettair neutraal zijn.

Artikel 28 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een ontwerp-jaarrekening en accountantsverklaring aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen uiterlijk 25 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de concept bestemming van het rekeningresultaat naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-jaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de jaarrekening schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft. Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedupeerde staten en aan de raden.

  • 6.

    Uiterlijk 15 juli na afloop van het dienstjaar stelt het algemeen bestuur een jaarverslag vast van de door het bestuur van de dienst verrichte werkzaamheden. Dit jaarverslag wordt ter kennis toegezonden aan de raden van de deelnemers.

Artikel 29 Batig saldo

Indien de rekening sluit met een batig saldo, besluit het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 28 of dit saldo:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk zal worden gereserveerd conform een door het algemeen bestuur vast te stellen reserveringsbeleid;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor extra investeringen, dan wel,

  • c.

    geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding waarin zij overeenkomstig de in artikel 30 bedoelde verdeelsleutel bijdragen in het exploitatietekort.

Artikel 30 Financiering

  • 1.

    Voor het betalen van rente en aflossing van geldleningen en in rekening-courant opgenomen gelden staan de deelnemers garant voor zover ter zake door ander overheidsorganen geen garantie is verstrekt.

  • 2.

    De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de garantie is verleend. Het bepaalde in artikel 31 lid 3 inzake de vaststelling van het aantal inwoners in hierbij van overeenkomstige toepassing. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingsverplichtingen voortvloeien, worden deze aan de met de deelnemers te verrekenen bijdrage toegevoegd.

Artikel 31 Verdeling van de baten en lasten

  • 1.

    De lasten van het lichaam worden gedekt door:

    • a.

      algemene bijdragen van de deelnemers op basis van het aantal inwoners;

    • b.

      gemeentelijke bijdrage jeugdgezondheidszorg en adolescenten op basis van het aantal 0-4 jarigen en 12-18 jarigen van de deelnemer alsmede de gemeentelijke bijdrage Rijksvaccinatieprogramma;

    • c.

      bijdragen van de deelnemers voor huisvesting Jeugdgezondheidszorg op basis van de werkelijke kosten in hun gemeente;

    • d.

      gemeentelijke bijdrage OGGZ Kop van Noord-Holland door de deelnemers uit de Kop van Noord-Holland op basis van het aantal inwoners van deze deelnemers;

    • e.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit lid bedoelde bijdragen en schenkingen;

    • f.

      overige inkomsten.

  • 2.

    De in het vorige lid onder a bedoelde bijdragen omvatten de jaarlijkse lasten, voor zover deze niet door de opbrengsten uit andere vergoedingen worden bestreden.

  • 3.

    Voor de vaststelling van de bijdragen als bedoeld in lid 1 onder a, b en d geldt het volgende uitgangspunt: de bijdragen van de deelnemers worden bepaald naar rato van het aantal inwoners of specifieke leeftijdsgroep van inwoners van de deelnemers op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het aantal inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 4.

    De deelnemers betalen een vierde gedeelte van de volgens de begroting over enig jaar boekjaar geraamde bijdrage bij wijze van voorschot in de eerste maand van elk kalenderkwartaal.

  • 5.

    Het vaststellen van de door elke deelnemer verschuldigde bijdrage gebeurt tegelijkertijd met de vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur doet van het vaststellen van de bijdragen mededeling aan de raden van de deelnemers.

  • 7.

    Binnen vier weken na ontvangst van de in het vijfde lid bedoelde mededeling worden de door de deelnemers verschuldigde bijdragen verrekend met de ingevolge het derde lid betaalde voorschotten.

HOOFDSTUK 9 ARCHIEF

Artikel 32 Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 33 Archiefbeheer

  • 1.

    De directeur Publieke Gezondheid is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 34 Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Artikel 35 Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Artikel 36 Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 37 Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de regeling stellen aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2.

    De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

HOOFDSTUK 10 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING, GESCHILLEN EN EVALUATIE

Artikel 38  

  • 1.

    Toetreding tot de regeling kan plaats vinden bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de toetredende gemeente, nadat het algemeen bestuur met deze toetreding heeft ingestemd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

Artikel 39 Voorwaarden uittreding

  • 1.

    Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.

  • 3.

    Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 4 van deze regeling, wenst terug te nemen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6.

    Het algemeen bestuur van GGD Hollands Noorden en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 7.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 8.

    De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 7 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 9.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 7 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 10.

    Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 11.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa.

    De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 12.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.

    De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 31 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 13.

    De kosten als bedoeld in lid 11 en lid 12 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 14.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het zevende t/m negende lid, vragen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 15.

    Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 16.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 17.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het zestiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

Artikel 40 Wijziging

  • 1.

    Elke deelnemer, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijzigingen van de regeling.

  • 2.

    Een voorstel tot wijziging van een of meer deelnemers of het dagelijks bestuur wordt aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur behandelt het verzoek tot wijziging als bedoeld in het tweede lid binnen drie maanden na ontvangst. Met de beschouwing en opmerkingen van het algemeen bestuur wordt het voorstel aan de deelnemers gezonden.

  • 4.

    De regeling kan worden gewijzigd indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers tenminste vertegenwoordigende twee derde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied, hiertoe besluiten.

Artikel 41 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste twee derde van het aantal deelnemers, tenminste vertegenwoordigende twee derde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied, daartoe besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemers:

    • a.

      tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing;

    • b.

      in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

Artikel 42 Geschillen

  • 1.

    Als er tussen het algemeen bestuur en/of dagelijks bestuur van deze regeling en een of meer deelnemers onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling, treden dagelijks bestuur en de deelnemer(s) direct met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 2.

    Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een (niet bindend) advies uit.

  • 3.

    Op geschillen tussen de deelnemers onderling of tussen deelnemer(s) en GGD HN is artikel 28 van de wet van toepassing.

Artikel 43 Evaluatiebepaling

  • 1.

    Een evaluatie vindt minimaal 1 keer per 4 jaar plaats en heeft pas doorgang als de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het dagelijks bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn.

    De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het dagelijks bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daarop volgende evaluatieperiode.

HOOFDSTUK 11 SLOTBEPALING

Artikel 44 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 april 2007.

  • 2.

    Een wijziging van de regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3.

    De regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden.

  • 4.

    Het gemeentebestuur van Alkmaar is het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26 van de wet en maakt deze tijdig in alle gemeenten bekend door kennisgeving hiervan in het Gemeenteblad.

  • 5.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

 

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente < gemeentenaam >

 

 

Raadsbesluit

Toestemming

Collegebesluit

vaststelling

Alkmaar,

27-6-2024

9-7-2024

Bergen,

20-6-2024

9-7-2024

Castricum,

13-6-2024

9-7-2024

Den Helder,

10-6-2024

24-6-2024

Drechterland,

27-5-2024

16-4-2024

Dijk en Waard,

18-6-2024

24-6-2024

Enkhuizen,

28-5-2024

16-4-2024

Heiloo,

24-6-2024

9-7-2024

Hollands Kroon,

6-6-2024

18-6-2024

Hoorn,

11-6-2024

25-6-2024

Koggenland,

27-5-2024

3-7-2024

Medemblik,

20-6-2024

2-7-2024

Opmeer,

20-6-2024

2-7-2024

Schagen,

18-6-2024

2-7-2024

Stede Broec,

30-5-2024

16-4-2024

Texel

19-6-2024

16-7-2024

 

 

Toelichting op de regeling  

 

Gemeenschappelijke regeling GGD Hollands Noorden – toelichting

 

Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet. Hieronder volgt waar nodig een toelichting op de artikelen. Overal waar ‘hij’ of ‘zijn’ staat, zou ook ‘zij’ of ‘haar’ kunnen staan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 4 Taken

Artikel 4 van deze regeling beschrijft het takenpakket van GGD Hollands Noorden. De Wpg beschrijft de basistaken van gemeenten. Niet alle gemeenten of derden zullen evenveel gebruik maken van het uniforme aanbod. Dit is soms afhankelijk van incidenten (bijvoorbeeld een infectieziekte of crisis op een school), soms van de bevolking (bijvoorbeeld gezondheidsverschillen) of van het beroep dat men doet op GGD Hollands Noorden (bijvoorbeeld specifieke expertise) en de vrije keuze van klanten om gebruik te maken van het aanbod van GGD Hollands Noorden.

 

Op basis van de Wet op de lijkbezorging is de functie van Gemeentelijk Lijkschouwer belegd bij GGD Hollands Noorden. De Gemeentelijk Lijkschouwers worden daarmee benoemd en ontslagen door de directeur Publieke Gezondheid op basis van mandaat van het dagelijks bestuur.

 

Hieronder volgen de relevante bepalingen uit de Wet publieke gezondheid, Wet kinderopvang en Wet op de lijkbezorging

 

Artikel 2 Wpg

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

    • a.

      het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking,

    • b.

      het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 13, tweede lid, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie,

    • c.

      het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen,

    • d.

      het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering,

    • e.

      het bevorderen van medisch milieukundige zorg,

    • f.

      het bevorderen van technische hygiënezorg,

    • g.

      het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen,

    • h.

      het geven van prenatale voorlichting aan aanstaande ouders.

(……….)

 

Artikel 5 Wpg

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

    • a.

      het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren,

    • b.

      het ramen van de behoeften aan zorg,

    • c.

      e vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van het perinatale onderzoek op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS),

    • d.

      het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,

    • e.

      het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

(………)

 

Artikel 5a Wpg

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de ouderengezondheidszorg.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor:

    • a.

      het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren;

    • b.

      het ramen van de behoeften aan zorg;

    • c.

      de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen als comorbiditeit;

    • d.

      het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding;

    • e.

      het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

(……..)

 

Artikel 6 lid 1 Wpg

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:

    • a.

      het nemen van algemene preventieve maatregelen op dit gebied,

    • b.

      het bestrijden van tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief bron- en contactopsporing,

    • c.

      bron- en contactopsporing bij meldingen als bedoeld in de artikelen 21, 22, 25 en 26.

(……….)

 

Artikel 6b leden 3 t/m 5 Wpg

(………)

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt mede zorg voor het deel van het vaccinatieprogramma dat daartoe bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen. Het college draagt ervoor zorg dat deze wordt uitgevoerd door de organisatie, of onder verantwoordelijkheid van die organisatie, die voor het college de jeugdgezondheidszorg, bedoeld in artikel 5, uitvoert.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders past bij de uitvoering van het vaccinatieprogramma de vaccins toe die door of vanwege het RIVM worden verstrekt. De vaccins blijven eigendom van het RIVM tot het moment van toediening.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt ervoor zorg dat aan het RIVM ten behoeve van de taken van het RIVM, bedoeld in het tweede lid, wordt gemeld welke organisatie voor de gemeente uitvoering geeft aan de vaccinaties.

(………)

Artikel 1.61 Wet kinderopvang

  • 1.

    Het college ziet toe op de naleving van:

    • a.

      de bij of krachtens de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, en de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels;

    • b.

      de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen en bevelen; en

    • c.

      de krachtens artikel 1.66, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 1.66, tweede lid, uitgevaardigde verboden.

  • 2.

    Het college wijst de directeur publieke gezondheid van de GGD, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid, aan als toezichthouder.

  • 3.

    Voor zover een kindercentrum een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in een woning is gevestigd, zijn de toezichthouders ter uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, bevoegd zonder toestemming van de bewoners in die woning binnen te treden.

Artikel 4 Wet op de lijkbezorging

Burgemeester en wethouders verschaffen gelegenheid tot het doen schouwen van lijken. Zij benoemen een of meer gemeentelijke lijkschouwers.

 

Artikel 5 Wet op de lijkbezorging

Uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer.

 

Artikelen 10 t/m 12 (Hoofdstuk 4)

In de artikelen 10 t/m 12 zijn de bevoegdheden geregeld. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van GGD Hollands Noorden. Het dagelijks bestuur mandateert een deel van zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden aan de Directeur Publieke Gezondheid en houdt daarop toezicht. Accountancy en controlling verzekeren de bestuurlijke positie.

Op de mandaatverlening is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, die onder andere bepaalt dat de gemandateerde bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het bestuursorgaan. De verantwoordelijkheid voor het in mandaat genomen besluit blijft dus bij het mandaterende orgaan.

 

Artikel 13 Vergaderingen van het algemeen bestuur

De vergaderfrequentie van het algemeen bestuur volgt de planning- en controlcyclus van GGD Hollands Noorden. Deze cyclus sluit aan bij de beleidscyclus van gemeenten en de spelregels die gemeenten daarvoor opgesteld hebben. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op het beleid en de financiële kaders van GGD Hollands Noorden.

 

Artikel 21 Personeel

Het algemeen en dagelijks bestuur volgen het VNG-model van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CarUwo) en voor de Stichting Jeugdgezondheidszorg de CAO VVT (Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg).

 

Hoofdstuk 8 Financiële bepalingen (artikelen 23 t/m 31)

Op de financiële bepalingen zijn de artikel 186 t/m 213 van de Gemeentewet van toepasing. Van belang zijn vooral artikel 186 en de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet.

Artikel 186 van de Gemeentewet stelt dat ‘de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, het jaarverslag en de jaarrekening ……. Voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels’. Voor GGD Hollands Noorden betreft dit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Artikel 212 van de Gemeentewet bespreekt de noodzakelijke verordeningen van het algemeen bestuur voor met name waardering en afschrijving van activa en voor de financieringsfunctie.

Artikel 213 van de Gemeentewet bespreekt vooral de controle op de jaarrekening en de rol van de door het algemeen bestuur benoemde accountant daarbij.

Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is leidend voor wat betreft de verplichte boekhoudkundige vereisten aan de begroting, meerjarenraming en jaarrekening.

Naar boven