Artikel I
De Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam als volgt te wijzigen:
A Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam;
b. Vervoerregio Amsterdam: een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat ziet op Regelingen tussen gemeenten;
c. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;
d. de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
e. de deelnemende gemeenten: de gemeenten, gelegen in het samenwerkingsgebied;
f. Zaanstreek -Waterland: de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad.
g. Amstelland-Meerlanden: de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn.
h. Besluit Vervoerregio: de algemene maatregel van bestuur (Staatsblad 2014 nummer 559) die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, zoals dit artikel gewijzigd is bij de Wet afschaffing plusregio’s, geldt;
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college", en "de burgemeester", onderscheidenlijk: de Vervoerregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
|
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam;
b. Vervoerregio Amsterdam: een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, dat ziet op Regelingen tussen gemeenten;
c. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;
d. de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
e. de deelnemende gemeenten: de gemeenten, gelegen in het samenwerkingsgebied;
f. Zaanstreek -Waterland: de gemeenten Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad.
g. Amstelland-Meerlanden: de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel, Uithoorn.
2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de gemeente", "de raad", "het college", en "de burgemeester", onderscheidenlijk: Vervoerregio Amsterdam, de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
|
Actualisatie:
- Lid 1f: per 1 januari 2022 zijn de gemeenten Beemster en Purmerend gefuseerd. Zij zijn verder gegaan onder de naam gemeente Purmerend.
- Lid 1h: nu de Wet afschaffing plusregio’s per 1 januari 2015 in werking is getreden en de Gr per 1 januari 2017 is omgevormd naar vervoerregio kan het begrip Besluit Vervoerregio hier komen te vervallen. De artikelen 4 en 6 Gr waarin dit begrip voorkomt zijn ook aangepast.
|
B Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 2
Er is een gemeenschappelijk openbaar lichaam, genaamd: Vervoerregio Amsterdam.
|
Artikel 2 Vervoerregio Amsterdam
Er is een bij gemeenschappelijke regeling ingesteld openbaar lichaam, genaamd: Vervoerregio Amsterdam.
|
Redactioneel:
Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen overheden samenwerken door het treffen van een gemeenschappelijke regeling, bijvoorbeeld door het instellen van een gemeenschappelijk orgaan of een openbaar lichaam. De Vervoerregio is een openbaar lichaam. Dit is verduidelijkt in dit artikel.
|
C Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 3
1. Vervoerregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.
2. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.
3. Vervoerregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 15 gemeenten in de regio Amsterdam en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad.
|
Artikel 3 Gebied
1. Vervoerregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.
2. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.
3. Vervoerregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 14 gemeenten in de regio Amsterdam en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad.
|
Actualisatie:
Lid 3: per 1 januari 2022 zijn de gemeenten Beemster en Purmerend gefuseerd en zijn ze verder gegaan onder de naam gemeente Purmerend. De Vervoerregio bestaat nu uit 14 gemeenten.
|
D Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 4
1. Vervoerregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met de verkeers- en vervoerstaak die voortvloeit uit het Besluit Vervoerregio, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet lokaal spoor.
2. Het in het eerste lid bedoelde belang betreft ‘verkeer en vervoer’.
|
Artikel 4 Te behartigen belangen
1. Vervoerregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke verband houden met de verkeers- en vervoertaak die voortvloeit uit wet- en regelgeving, in het gebied zoals aangewezen krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000.
2. Het in het eerste lid bedoelde belang betreft ‘verkeer en vervoer’.
|
Redactioneel:
Lid 1: voor een toekomstbestendig karakter van de Gr wordt verwezen naar de verkeer- en vervoertaak die voortvloeit uit wet- en regelgeving, en niet langer naar specifieke wetten omdat (benamingen van) wetten van tijd tot tijd veranderen. De wettelijke taken van de Vervoerregio zijn beschreven in bijlage 3 bij het Beleidskader Mobiliteit Verbinden in verscheidenheid, deel A Visie, en vloeien voort uit de Wet personenvervoer 2000, de Wet lokaal spoor (toekomstig: de Spoorwegwet), de Wet BDU verkeer en vervoer en de Omgevingswet.
Actualisatie:
Lid 1: door het vervallen van het begrip Besluit Vervoerregio in artikel 1 is hier een verwijzing opgenomen naar het gebied van de Vervoerregio.
|
E Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 5
Ter behartiging van het in artikel 4 genoemde belang, alsmede ter uitvoering van de wet en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is Vervoerregio Amsterdam bevoegd tot:
a. het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied door middel van planning, sturing en coördinatie,
b. uitvoering van gemeentelijke taken, die aan Vervoerregio Amsterdam zijn overgedragen,
c. het verlenen van diensten,
d. uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer de Vervoerregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.
|
Artikel 5 Bevoegdheden
Ter behartiging van het in artikel 4 genoemde belang, alsmede ter uitvoering van de wet en daarop berustende wettelijke (uitvoerings-)maatregelen, is Vervoerregio Amsterdam bevoegd tot:
a. het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van het gebied door middel van visie, beleid, planning, sturing, monitoring en coördinatie,
b. uitvoering van gemeentelijke taken, die aan Vervoerregio Amsterdam zijn overgedragen,
c. het verlenen van diensten,
d. uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer Vervoerregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.
|
Redactioneel:
Het aangeven van de hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling gebeurt in praktijk op meer manieren dan alleen via planning, sturing en coördinatie. Daarom zijn ter verduidelijking ook visie, beleid en monitoring toegevoegd.
|
F Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 6
De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:
Verkeer en vervoer
a. De regioraad stelt een regionaal verkeers- en vervoersplan vast, dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de leefbaarheid richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan het dagelijks bestuur aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen kan geven met betrekking tot het door die gemeenten ter zake te voeren beleid.
b. De deelnemende gemeenten dragen, voor zover zij daarover beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over aan Vervoerregio Amsterdam.
c. Vervoerregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal verkeers- en vervoersplan zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van de wet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet en het Besluit Infrastructuurfonds en andere wettelijke regelingen, zoals bepaald in het Besluit Vervoerregio.
|
Artikel 6 Taken verkeer en vervoer
De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende in:
a. De regioraad stelt een regionaal beleidskader mobiliteit vast, dat met het oog op de bevordering van bereikbaarheid en andere aspecten van leefkwaliteit richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te nemen beslissingen over mobiliteit. Het beleidskader mobiliteit dient tevens als kader voor het mobiliteitsbeleid van de deelnemende gemeenten.
b. De deelnemende gemeenten dragen, voor zover zij daarover beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over aan Vervoerregio Amsterdam.
c. Vervoerregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal beleidskader mobiliteit zorg voor de verwerving en verdeling van rijksmiddelen op grond van wet- en regelgeving.
|
Vervallen Planwet verkeer en vervoer:
Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Planwet verkeer en vervoer komen te vervallen. Dit betekent dat bij het bestuur van de Vervoerregio niet langer de wettelijke taak ligt om een regionaal verkeers- en vervoerplan vast te stellen. Onder het stelsel van de Omgevingswet is niet gekozen voor een apart strategisch plan voor verkeer en vervoer, maar voor door het Rijk, de provincies en gemeenten vast te stellen omgevingsvisies. Het regionaal verkeers- en vervoerplan keert onder de Omgevingswet niet terug.
- Onder a: in verband met deze wetswijzigingen zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:
- -
De term ‘regionaal verkeers- en vervoersplan’ is vervangen door de term ‘regionaal beleidskader mobiliteit’. Dit is het in de regioraad van 31 oktober 2023 vastgestelde Beleidskader Mobiliteit Verbinden in verscheidenheid (dan wel de opvolgers van dit Beleidskader).
- -
In haar beleid en plannen gebruikt de Vervoerregio al geruime tijd de term ‘mobiliteit’ in plaats van ‘verkeer en vervoer’. Vervoer betreft het verplaatsen van personen of goederen. Verkeer gaat over de beweging van bussen, fietsen, auto’s etc. Wij houden ons echter ook bezig met het gedrag van mensen, de mobiliteitskeuzes die mensen en bedrijven maken en het beïnvloeden van ruimtelijke keuzes. De term ‘mobiliteit’ doet beter recht aan die activiteiten.
- -
Onder de Omgevingswet bestaat er geen rol voor de Vervoerregio als het gaat om verkeers- en vervoerbeleid. Het geven van aanwijzingen door het dagelijks bestuur aan de deelnemende gemeenten over het te voeren verkeers- en vervoerbeleid is daarom niet langer passend. De zinsnede hierover vervalt. In plaats daarvan is opgenomen dat het regionaal beleidskader mobiliteit het kader vormt voor het mobiliteitsbeleid van de deelnemende gemeenten. Verder vormt dit beleidskader de basis voor het doen van uitgaven op grond van de Wet BDU verkeer en vervoer, wat voor de deelnemende gemeenten een stimulans is om hier in hun omgevingsvisie rekening mee te houden.
-Onder c: voor een toekomstbestendig karakter van de Gr wordt verwezen naar wet- en regelgeving, en niet langer naar specifieke wetten omdat (benamingen van) wetten van tijd tot tijd veranderen. De Vervoerregio ontvangt rijksmiddelen op grond van de Wet BDU verkeer en vervoer.
|
G Artikel 7, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 7 Overgedragen taken
1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, van de regeling houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent, welke door de deelnemende gemeenten zijn overgedragen met toepassing van artikel 50 van de regeling.
|
Artikel 7 Overgedragen taken
1. De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, van de regeling houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent, die door de deelnemende gemeenten zijn overgedragen met toepassing van artikel 50 van de regeling.
|
|
H Het kopje van artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 9
|
Artikel 9 Taken rijk en/of provincie
|
|
I Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 10
Voor de behartiging van het in artikel 4 genoemde belang is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
a. het reageren op rijks- en provinciale nota's en plannen, die voor het samenwerkingsgebied van belang zijn,
b. het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,
c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
|
Artikel 10 Behartiging belang verkeer en vervoer
Voor de behartiging van het in artikel 4 genoemde belang is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
a. het reageren op visies, nota's en plannen, die voor het samenwerkingsgebied van belang zijn,
b. het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,
c. het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
|
Actualisatie:
Onder a: het begrip ‘visie’ is hier toegevoegd in aansluiting op het in de Omgevingswet gehanteerde begrip ‘omgevingsvisie’. Naast visies, nota’s en plannen van het Rijk en de provincies kunnen visies, nota’s en plannen van andere partijen, zoals bijvoorbeeld van de NS en de ANWB, ook van belang zijn voor het samenwerkingsgebied. Daarom is ‘rijks- en provinciale’ hier komen te vervallen.
|
J Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 11
1. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam komen alle bevoegdheden toe, die het gemeenschappelijk openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
2. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
|
Artikel 11 Deelname aan maatschappelijk verkeer
1. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam komen alle bevoegdheden toe, die het bij gemeenschappelijke regeling ingestelde openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
2. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam kunnen de uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee instemmen.
|
Redactioneel:
Lid 1: zie de toelichting bij artikel 2 Gr.
|
K Artikel 15a wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 15a
1. Bij het opstellen van een ontwerp van een plan pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.
2. a. Het dagelijks bestuur stelt het ontwerp van een plan voorlopig vast.
b. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een plan na de voorlopige vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van de regioraad brengen.
c. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve van de inspraak over een ontwerpplan. De regioraad kan daartoe algemene regels stellen.
3. a. Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vorige lid vermelde termijn beslist de regioraad omtrent de vaststelling van het plan.
b. Indien tegen het ontwerp van een plan bezwaren zijn ingediend of de regioraad.
bij de vaststelling van het plan afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed.
c. Een plan wordt terstond na de vaststelling door de regioraad medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.
|
Artikel 15a Regionaal beleidskader mobiliteit
1. Bij het opstellen van een ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit pleegt het dagelijks bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.
2. a. Het dagelijks bestuur stelt het ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit voorlopig vast.
b. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit na de voorlopige vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun zienswijzen binnen drie maanden ter kennis van de regioraad brengen.
c. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de informatievoorziening en het maken van afspraken over participatie bij het ontwerp regionaal beleidskader mobiliteit. De regioraad kan daartoe algemene regels stellen.
3. a. Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vorige lid vermelde termijn stelt de regioraad het regionaal beleidskader mobiliteit vast.
b. Voorafgaand aan de vaststelling van het regionaal beleidskader mobiliteit stelt het dagelijks bestuur de regioraad en de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, bedoeld in het vorige lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
c. Het regionaal beleidskader mobiliteit wordt terstond na de vaststelling door de regioraad medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.
|
Vervallen Planwet verkeer en vervoer:
Lid 1-3: met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is de Planwet verkeer en vervoer komen te vervallen. Dit betekent dat bij het bestuur van de Vervoerregio niet langer de wettelijke taak ligt om een regionaal verkeers- en vervoerplan vast te stellen. In verband met deze wetswijzigingen is in artikel 15a Gr de term ‘regionaal verkeers- en vervoersplan’ vervangen door de term ‘regionaal beleidskader mobiliteit’. Artikel 15a Gr betreft de procedure voor de totstandkoming van plannen, maar in de praktijk werd dit alleen toegepast voor het regionaal verkeers- en vervoerplan. Om die reden is ‘plan’ in dit artikel vervangen door ‘regionaal beleidskader mobiliteit’.
Overigens kan de regioraad ook andere besluiten aanwijzen die voor een zienswijze aan de raden worden voorgelegd, zie artikel 15b Gr.
Wijziging Wgr:
Lid 3b: uit artikel 10 lid 6 Wgr volgt dat het dagelijks bestuur, voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover zienswijzen zijn gegeven, de raden van de deelnemende gemeente en, als het om een besluit van de regioraad gaat, de regioraad schriftelijk en gemotiveerd in kennis moet stellen van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
|
L Na artikel 15a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 15b Zienswijze raden
1. Onverminderd het bepaalde in de wet en artikel 12, 15a en 53, kan de regioraad bepalen dat andere besluiten van het bestuur die raken aan de kaderstellende rol van de raden, voor een zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten worden voorgelegd, voorafgaand aan het nemen van het besluit.
2. De raden brengen hun zienswijze binnen een termijn van acht weken ter kennis van het dagelijks bestuur.
3. Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze is gegeven stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten en, indien het een besluit van de regioraad betreft, de regioraad schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in lid 1, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
|
Wijziging Wgr:
Uit artikel 10 lid 5 en 6 Wgr volgt dat de Gr bepalingen moet inhouden over de besluiten waarover raden van de deelnemende gemeenten een zienswijze naar voren kunnen brengen voorafgaand aan het nemen van een besluit door de regioraad of het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur moet voorafgaand aan het nemen van het besluit de raden en het algemeen bestuur (indien deze het besluit neemt) schriftelijk en gemotiveerd in kennis stellen over het oordeel en eventuele conclusies die het aan de zienswijze verbindt.
Op grond van Wgr en/of de Gr geldt reeds de verplichting om een zienswijze te vragen aan de raden over de volgende onderwerpen:
- -
het regionaal beleidskader mobiliteit (artikel 15a Gr);
- -
begroting en jaarrekening 1 (artikel 35 Wgr en artikel 53 en 58 Gr);
- -
deelneming in en oprichting van privaatrechtelijke rechtspersonen (artikel 31a Wgr en artikel 12 Gr).
Deze nieuwe bepaling geeft de regioraad de bevoegdheid, naast de hierboven genoemde onderwerpen, andere besluiten aan te wijzen die voor een zienswijze aan de raden worden voorgelegd. Daarbij moet het gaan om besluiten die aan de kaderstellende rol van de gemeenteraad raken. Te denken valt aan besluiten van groot maatschappelijk belang, besluiten met belangrijke beleidswijzigingen en/of van groot financieel belang.
|
|
Artikel 15c Participatie De regioraad regelt de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling worden betrokken, waaronder de inspraakprocedure die wordt gevolgd.
|
Wijziging Wgr: Uit artikel 10 lid 7 en 8 Wgr volgt dat de Gr bepalingen moet bevatten over de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van de regeling betrokken worden. Voor deze inspraak wordt de procedure van afd. 3.4 Awb gevolgd, tenzij in de regeling anders is bepaald.
Huidige mogelijkheden voor inspraakInspraak is nu geregeld via de Inspraakverordening van de Vervoerregio. Deze Inspraakverordening gaat over het betrekken van belanghebbenden bij de voorbereiding van beleid van de Vervoerregio. Dit betreft een beperkte vorm van participatie omdat burgers niet in andere stadia van de beleidscyclus worden betrokken. In artikel 15a Gr is inspraak voor het ontwerp van het regionaal beleidskader mobiliteit specifiek geregeld.
Daarnaast kunnen ingezetenen en belanghebbenden inspreken in vergaderingen van de regioraad. Dit is geregeld in het Reglement van Orde van de regioraad.
Participatie
Het vaststellen van een participatieverordening is niet verplicht voor een gemeenschappelijk regeling.2 Een gemeenschappelijke regeling kan er ook voor kiezen participatie via de raden van de deelnemende gemeenten te laten verlopen. Bij gemeenschappelijke regelingen met taken en bevoegdheden met grote maatschappelijke relevantie zoals dat bij de Vervoerregio het geval is, ligt dat echter minder voor de hand.
Verschillende gemeenten binnen de Vervoerregio hebben aangegeven het wenselijk te vinden in de Gr een mogelijkheid tot burgerparticipatie op te nemen. Dit omdat het bestuur van de Vervoerregio de bevoegdheid heeft beleid en regels voor het gebied van de vervoerregio vast te stellen. Daarnaast heeft de Vervoerregio in de rol van opdrachtgever te maken met participatie, op grond van de Omgevingswet. Wanneer de Vervoerregio vanuit deze rol een omgevingsvergunning nodig heeft voor een project, dient de Vervoerregio bij de aanvraag van de omgevingsvergunning te onderbouwen of en hoe participatie heeft plaatsgevonden.
De Inspraakverordening zal daarom worden verbreed naar een participatieverordening, waarin de regioraad de wijze regelt waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid van de Vervoerregio worden betrokken. Dit nieuwe artikel legt de grondslag vast voor een toekomstige door de regioraad vast te stellen participatieverordening.
|
M Het kopje van artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 16
|
Artikel 16 Samenstelling bestuur
|
|
N Na artikel 16 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 16a Actieve informatieplicht tegenover raden
1. Het bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten alle informatie die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, waaronder in ieder geval de stukken voor de vergaderingen voor de regioraad.
2. Deze informatie wordt verstrekt door toezending aan de griffies van de raden van de deelnemende gemeenten, gelijktijdig met de toezending van de stukken aan de regioraad.
|
Wijziging Wgr:
In artikel 17 lid 2 en 3 Wgr is het recht op inlichtingen van de raden steviger in de Wgr verankerd. Het bestuur van de Gr moet de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen geven die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, vergelijkbaar met de inlichtingenplicht die rust op het college van B&W op grond van artikel 169 van de Gemeentewet. De Gr moet een bepaling bevatten over de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt. Deze nieuwe bepaling legt de bestaande werkwijze vast.
Vanuit verschillende gemeenten binnen de Vervoerregio is de wens naar voren gebracht de raden te informeren over belangrijke ontwikkelingen (terugblik en naar de toekomst toe), met een frequentie gekoppeld aan de regioraadsvergaderingen. De maandelijkse nieuwsbrief van de Vervoerregio, waarop iedereen zich via de website kan abonneren, komt hier (deels) al aan tegemoet. Streven is deze uit te breiden met een termijnagenda voor vergaderingen van het bestuur van de Vervoerregio.
|
O Het kopje van artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 17
|
Artikel 17 Samenstelling regioraad
|
|
P Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 18
Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van Vervoerregio Amsterdam of van een gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.
|
Artikel 18 Onverenigbaarheid lidmaatschap regioraad
Een lid van de regioraad is niet tevens ambtenaar in dienst van Vervoerregio Amsterdam of een aan Vervoerregio Amsterdam deelnemende gemeente of uit anderen hoofde ondergeschikt of werkzaam ten behoeve van Vervoerregio Amsterdam of een aan Vervoerregio Amsterdam deelnemende gemeente.
|
Actualisatie:Op grond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren hebben ambtenaren sinds 1 januari 2020 een arbeidsovereenkomst en zijn zij niet langer aangesteld. Deze bepaling is hiermee in overeenstemming gebracht, waarbij deze analoog aan artikel 13 lid 1 aanhef en onder o. van de Gemeentewet is geformuleerd.
|
Q Het kopje van artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 19
|
Artikel 19 Representativiteit
|
|
R Het kopje van artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 20
|
Artikel 20 Aanwijzing leden regioraad
|
|
S Het kopje van artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 21
|
Artikel 21 Tussentijdse aanwijzing
|
|
T Artikel 22 vervalt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 22
Indien de aanwijzing van een lid van de regioraad tussentijds niet meer in overeenstemming is met artikel 17, eerste lid, van de regeling wijst c.q. wijzen de raad c.q. de raden van de desbetreffende gemeente(n), zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
|
[Vervallen]
|
Actualisatie:
Dit artikel kan komen te vervallen omdat het op gespannen voet staat met artikel 17 lid 4 Gr. Op grond van deze bepaling is artikel 8, tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Deze bepaling uit de Gemeentewet regelt dat vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, pas intreedt bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.
Analoge toepassing van deze bepaling uit de Gemeentewet betekent dus dat vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de regioraad als gevolg van een wijziging van het aantal inwoners in de deelnemende gemeenten steeds na de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvindt, wanneer de leden van de regioraad door de nieuwe raden uit hun midden worden aangewezen (zie artikel 17 Gr). Dit vindt dus niet tussentijds, gedurende een bestuursperiode, plaats.
|
U Het kopje van artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 24
|
Artikel 24 Eindigen lidmaatschap regioraad
|
|
V Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 25
1. Een lid van de regioraad kan te allen tijde ontslag nemen.
Hij deelt dit mede aan de voorzitter. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de raad van de gemeente, die hem heeft aangewezen.
2. Hij, die zijn ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger is benoemd en deze de benoeming heeft aanvaard.
3. Hij, die ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad van een deelnemende gemeente, houdt tevens op lid te zijn van de regioraad, het dagelijks bestuur of een commissie.
4. Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid tussentijds ontslaan als die het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.
|
Artikel 25 Ontslag
1. Een lid van de regioraad kan te allen tijde ontslag nemen.
Het lid deelt dit mede aan de voorzitter. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de raad van de gemeente, die het lid heeft aangewezen.
2. Het lid, dat zijn ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger is benoemd en deze de benoeming heeft aanvaard.
3. Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid tussentijds ontslaan als diegene het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.
|
Redactioneel:
Lid 3: dit lid kan hier komen te vervallen omdat sprake is van een dubbeling met artikel 20 lid 3 Gr.
|
W Het kopje van artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 26
|
Artikel 26 Vergaderorde regioraad
|
|
X Het kopje van artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 27
|
Artikel 27 Geheimhouding
|
|
Y Het kopje van artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 28
|
Artikel 28 Stemgewicht
|
|
Z Het kopje van artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 29
|
Artikel 29 Vergoeding leden regioraad
|
|
AA Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 30
De regioraad bepaalt de wijze waarop openbare bekendmakingen als bedoeld in deze regeling plaatsvinden.
|
Artikel 30 Bekendmakingen
De regioraad wijst de functionaris(sen) aan die bevoegd zijn besluiten van het bestuur van Vervoerregio Amsterdam bekend te maken.
|
Redactioneel:
In dit artikel is verduidelijkt dat de regioraad bepaalt wie bevoegd zijn besluiten bekend te maken. De wijze waarop besluit bekend worden gemaakt volgt uit de Algemene wet bestuursrecht en de Bekendmakingswet.
Overigens heeft de regioraad deze bevoegdheid in het Mandaatbesluit regioraad Vervoerregio Amsterdam 2020 gemandateerd aan het dagelijks bestuur.
|
BB Het kopje van artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 31
|
Artikel 31 Informatie- en verantwoordingsplicht regioraad aan raden
|
|
CC Het kopje van artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 32
|
Artikel 32 Bevoegdheden regioraad
|
|
DD Het kopje van artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 33
|
Artikel 33 Samenstelling dagelijks bestuur
|
|
EE Het kopje van artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 34
|
Artikel 34 Aanwijzing leden dagelijks bestuur
|
|
FF Het kopje van artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 35
|
Artikel 35 Vervanging lid dagelijks bestuur en voorzitter
|
|
GG Het kopje van artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 36
|
Artikel 36 Vergaderorde dagelijks bestuur
|
|
HH Het kopje van artikel 37 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 37
|
Artikel 37 Vergoeding leden dagelijks bestuur
|
|
II Artikel 38 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 38
1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
a. het voorbereiden van alles waarover in de vergadering van de regioraad zal worden beraadslaagd en besloten;
b. het uitvoeren van de besluiten van de regioraad;
c. het beheer van de inkomsten en uitgaven van Vervoerregio Amsterdam;
d. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Vervoerregio Amsterdam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 12;
f. het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding en het doen van alles, wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit; het bezit daartoe de wettelijke bevoegdheden, artikel 160 van de Gemeentewet is van toepassing;
g. namens Vervoerregio Amsterdam, het dagelijks bestuur of de regioraad te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de regioraad, voor zover het de regioraad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
h. het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van Vervoerregio Amsterdam, te werk stellen, het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van Vervoerregio Amsterdam, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 van de regeling en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;
i. het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van Vervoerregio Amsterdam;
j. het houden van een gedurig toezicht op al wat Vervoerregio Amsterdam aangaat;
k. het voorstaan van de belangen van Vervoerregio Amsterdam bij hogere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor Vervoerregio Amsterdam van belang is.
2. Het dagelijks bestuur oefent, indien de regioraad daartoe besluit en naar door deze te stellen regels, alsmede met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, de aan de regioraad toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:
a. het vaststellen en wijzigen van de begroting;
b. het vaststellen van de jaarrekening;
c. vervallen;
d. vervallen.
|
Artikel 38 Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
a. het voorbereiden van alles waarover in de vergadering van de regioraad zal worden beraadslaagd en besloten;
b. het uitvoeren van de besluiten van de regioraad;
c. het beheer van de inkomsten en uitgaven van Vervoerregio Amsterdam;
d. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Vervoerregio Amsterdam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 12;
f. het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding en het doen van alles, wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit; g. namens Vervoerregio Amsterdam, het dagelijks bestuur of de regioraad te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de regioraad, voor zover het de regioraad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
h. het, binnen het raam van de door de regioraad vastgestelde formatie van het personeel van Vervoerregio Amsterdam, te werk stellen, het schorsen en ontslaan van personeel in dienst van Vervoerregio Amsterdam, een en ander behoudens het bepaalde in artikel 49 van de regeling en verder voor zover de regioraad zich de desbetreffende bevoegdheden niet heeft voorbehouden;
i. het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van Vervoerregio Amsterdam;
j. het houden van een gedurig toezicht op al wat Vervoerregio Amsterdam aangaat;
k. het voorstaan van de belangen van Vervoerregio Amsterdam bij hogere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor Vervoerregio Amsterdam van belang is.
2. Het dagelijks bestuur oefent, indien de regioraad daartoe besluit en naar door deze te stellen regels, alsmede met inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, de aan de regioraad toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:
a. het vaststellen en wijzigen van de begroting;
b. het vaststellen van de jaarrekening.
|
Actualisatie:
Lid 1f: op grond van artikel 33b lid 2 Wgr is het dagelijks bestuur hiertoe bevoegd. Deze zinsnede kan daarom komen te vervallen.
|
JJ Het kopje van artikel 39 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 39
|
Artikel 39 Medebewind
|
|
KK Het kopje van artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 40
|
Artikel 40 Informatie- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur aan regioraad
|
|
LL Het kopje van artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 41
|
Artikel 41 Jaarverslag
|
|
MM Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 42
1. De regioraad wijst uit zijn midden een voorzitter aan van Vervoerregio Amsterdam.
2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.
|
Artikel 42 Aanwijzing voorzitter Vervoerregio Amsterdam
1. De regioraad wijst uit zijn midden het lid van het dagelijks bestuur afkomstig uit de gemeente Amsterdam als voorzitter van Vervoerregio Amsterdam aan.
2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid.
|
Actualisatie:
Lid 1: voorheen bepaalde de Gr dat de regioraad uit zijn midden de burgemeester van Amsterdam tot voorzitter van de Vervoerregio aanwijst. Onbedoeld is bij een eerdere wijziging van de Gr komen te vervallen dat de voorzitter van de Vervoerregio afkomstig is uit Amsterdam. Dit wordt door aanpassing van dit lid hersteld. Daarbij wordt aangesloten bij de huidige praktijk dat het lid van het dagelijks bestuur afkomstig uit de gemeente Amsterdam als voorzitter wordt aangewezen, en niet langer de burgemeester van Amsterdam.
|
NN Het kopje van artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 43
|
Artikel 43 Voorzitter dagelijks bestuur
|
|
OO Het kopje van artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 44
|
Artikel 44 Vergoeding voorzitter
|
|
PP Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 45
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur.
2. Hij tekent de stukken, die van de regioraad en het dagelijks bestuur uitgaan.
3. De voorzitter vertegenwoordigt Vervoerregio Amsterdam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
4. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij Vervoerregio Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit.
|
Artikel 45 Taken en bevoegdheden voorzitter
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur.
2. De voorzitter tekent de stukken, die van de regioraad en het dagelijks bestuur uitgaan.
3. De voorzitter vertegenwoordigt Vervoerregio Amsterdam in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
4. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij Vervoerregio Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid uit.
|
|
QQ Het kopje van artikel 46 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 46
|
Artikel 46 Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter aan regioraad
|
|
RR Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 47 Commissies
1. De regioraad kan commissies van advies en/of commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen instellen.
2. Ten aanzien van commissies wordt artikel 24, onderscheidenlijk artikel 25 van de wet toegepast.
|
Artikel 47 Commissies
1. De regioraad kan commissies van advies en/of commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen instellen.
2. Ten aanzien van commissies wordt artikel 24, artikel 24a, onderscheidenlijk artikel 25 van de wet toegepast.
|
Wijziging Wgr:
Lid 2: artikel 24a Wgr introduceert de mogelijkheid voor het instellen van een gemeenschappelijke adviescommissie waar raadsleden van de deelnemende gemeenten zitting in hebben. Een gemeenschappelijke adviescommissie kan de raden of de regioraad adviseren, maar heeft geen (formele) rol in het besluitvormingsproces. Indien alle raden van de deelnemende gemeenten besluiten tot het instellen van een gemeenschappelijke adviescommissie, moet de regioraad – gehoorde hebbende de raden - de taken, bevoegdheden en werkwijze van de commissie regelen.
|
SS Artikel 48, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 48 Portefeuillehoudersoverleg
1. Voor het in artikel 4 van de regeling genoemde belang en voorts voor daartoe door de regioraad te bepalen belangen, kan een overleg bestaan van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en/of vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden van deelnemende gemeenten, genaamd: portefeuillehouder overleg.
|
Artikel 48 Portefeuillehoudersoverleg
1. Voor het in artikel 4 van de regeling genoemde belang en voorts voor daartoe door de regioraad te bepalen belangen, kan een overleg bestaan van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en/of vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden van deelnemende gemeenten, genaamd: portefeuillehoudersoverleg.
|
|
TT Artikel 49 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 49
1. Vervoerregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een secretaris staat.
2. De regioraad beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.
3. De regioraad kan voor de secretaris een instructie vaststellen.
4. De secretaris staat de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter, alsmede de door hen ingestelde commissies en de portefeuillehouders overleggen bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur aanwezig.
5. De regioraad regelt de vervanging van de secretaris.
6. Alle stukken uitgaande van de regioraad en het dagelijks bestuur worden door de secretaris mede ondertekend.
7. De regioraad regelt de bezoldiging van de secretaris.
8. Hoofdstuk VII van de Gemeentewet is op de secretaris van overeenkomstige toepassing, voor zover de voorgaande bepalingen niet reeds voorzien in het in dat hoofdstuk geregelde.
9. Het overige personeel wordt tewerkgesteld, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.
10. De regioraad stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie.
11. De regioraad stelt de arbeidsvoorwaarden voor het personeel vast.
12. Vervallen.
|
Artikel 49 Secretaris-directeur, personeel Vervoerregio Amsterdam
1. Vervoerregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan een secretaris-directeur staat.
2. De regioraad beslist over benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris-directeur.
3. De regioraad kan voor de secretaris-directeur een instructie vaststellen.
4. De secretaris-directeur staat de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter, alsmede de door hen ingestelde commissies en de portefeuillehoudersoverleggen bij de uitoefening van hun taak terzijde. De secretaris-directeur is in de vergaderingen van de regioraad en het dagelijks bestuur aanwezig.
5. De regioraad regelt de vervanging van de secretaris-directeur.
6. Alle stukken uitgaande van de regioraad en het dagelijks bestuur worden door de secretaris-directeur mede ondertekend.
7. De regioraad regelt de bezoldiging van de secretaris-directeur.
8. Hoofdstuk VII van de Gemeentewet is op de secretaris-directeur van overeenkomstige toepassing, voor zover de voorgaande bepalingen niet reeds voorzien in het in dat hoofdstuk geregelde.
9. Het overige personeel wordt tewerkgesteld, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.
10. De regioraad stelt de arbeidsvoorwaarden voor het personeel vast.
|
Actualisatie:
- Het hoofd van het ambtelijk apparaat van de Vervoerregio wordt al enige tijd aangeduid als ‘secretaris-directeur’.
- Lid 10: op grond van artikel 33b lid 1 onder c. van de Wgr en artikel 38 lid 1 van de Gr ligt de bevoegdheid tot het stellen van regels over de ambtelijke organisatie van de Vervoerregio bij het dagelijks bestuur, en niet bij de regioraad. Lid 10 komt daarom te vervallen.
|
UU Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 50
1. Op initiatief van een van de bestuursorganen van een gemeente of van Vervoerregio Amsterdam kan:
a. uitbreiding van het belang als bedoeld in artikel 4 van de regeling;
b. verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 van de regeling;
c. overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegdheden als bedoeld in artikel 7 van de regelingplaatsvinden.
2. Het dagelijks bestuur pleegt daartoe overleg met alle colleges en eventueel met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen.
3. Het dagelijks bestuur legt de in het eerste lid bedoelde uitbreiding van het belang dan wel verandering in bevoegdheden vast in een ontwerp-wijziging van de regeling. Artikel 67 van de regelingvindt daarbij toepassing.
4. Ingeval van overdracht van een nieuwe gemeentelijke bevoegdheid met daarbij behorende overige bevoegdheden wordt deze opgenomen in een overdrachtsregeling welke aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten wordt voorgelegd.
5. De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).
6. De regioraad beslist over aanvaarding van een door gemeenten overgedragen bevoegdheid en regelt de daaruit voortvloeiende gevolgen, de financiële en personele daaronder begrepen.
7. Indien de bestuursorganen van een deelnemende gemeente van mening zijn dat een overdracht als bedoeld in dit artikel voor hun gemeente ongedaan moet worden gemaakt, wenden zij zich met een gemotiveerd verzoek tot de regioraad.
8. De regioraad beslist omtrent dit verzoek. Deze beslissing wordt met redenen omkleed ter kennis gebracht van de betrokken gemeente.
9. Bij inwilliging van het verzoek, regelt de regioraad, de gevolgen van het in het vorige lid bedoelde besluit, de financiële gevolgen daaronder begrepen.
10. Bij wijziging van een overdrachtsregeling vindt artikel 67 van de regeling toepassing.
|
Artikel 50 Uitbreiding belangen, verandering en overdracht bevoegdheden
1. Op initiatief van een van de bestuursorganen van een gemeente of van Vervoerregio Amsterdam kan:
a. uitbreiding van het belang als bedoeld in artikel 4 van de regeling plaatsvinden;
b. verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 van de regeling plaatsvinden;
c. overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegdheden als bedoeld in artikel 7 van de regelingplaatsvinden.
2. Het dagelijks bestuur pleegt daartoe overleg met alle colleges en eventueel met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen.
3. Het dagelijks bestuur legt de in het eerste lid bedoelde uitbreiding van het belang dan wel verandering in bevoegdheden vast in een ontwerp-wijziging van de regeling. Artikel 67 van de regelingis daarbij van toepassing.
4. Ingeval van overdracht van een nieuwe gemeentelijke bevoegdheid met daarbij behorende overige bevoegdheden wordt deze opgenomen in een overdrachtsregeling welke aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten wordt voorgelegd.
5. De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen, voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).
6. De regioraad beslist over aanvaarding van een door gemeenten overgedragen bevoegdheid en regelt de daaruit voortvloeiende gevolgen, de financiële en personele daaronder begrepen.
7. Indien de bestuursorganen van een deelnemende gemeente van mening zijn dat een overdracht als bedoeld in dit artikel voor hun gemeente ongedaan moet worden gemaakt, wenden zij zich met een gemotiveerd verzoek tot de regioraad.
8. De regioraad beslist over dit verzoek. Deze beslissing wordt met redenen omkleed ter kennis gebracht van de betrokken gemeente.
9. Bij inwilliging van het verzoek, regelt de regioraad, de gevolgen van het in het vorige lid bedoelde besluit, de financiële gevolgen daaronder begrepen.
10. Bij wijziging van een overdrachtsregeling is artikel 67 van de regeling van toepassing.
|
|
VV Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 51
1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.
2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van Vervoerregio Amsterdam van belang zijn het gevoelen vragen van het betrokken bestuursorgaan van Vervoerregio Amsterdam.
3. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam kunnen hun zienswijze omtrent maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.
4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.
|
Artikel 51 Mededelingsplicht gemeenten
1. De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.
2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van Vervoerregio Amsterdam van belang zijn een zienswijze vragen van het betrokken bestuursorgaan van Vervoerregio Amsterdam.
3. De bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam kunnen hun zienswijze over maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.
4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam inlichtingen te verschaffen over plannen en maatregelen die voor Vervoerregio Amsterdam van belang zijn.
|
|
WW Het kopje van artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 52
|
Artikel 52 Financiële verordening
|
|
XX Artikel 53 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 53
1. Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. De regioraad stelt jaarlijks vóór 1 augustus de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar.
3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus, aan gedeputeerde staten.
|
Artikel 53 Begroting
1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
2. De regioraad stelt jaarlijks de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de wet gevolgd.
3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september, aan gedeputeerde staten.
|
Wijziging Wgr:
Om gemeenteraden meer positie te geven in de begrotingscyclus van een gemeenschappelijke regeling zijn in de Wgr de termijnen voor de indiening van de kadernota, ontwerpbegroting en begroting aangepast, zie artikel 34 lid 2, artikel 34b, artikel 35 lid 1 en lid 4 Wgr. De begrotingscyclus van gemeenschappelijke regelingen sluit daardoor beter aan op die van gemeenten, waardoor het voor gemeenteraden makkelijker wordt te overzien wat de gevolgen zijn van uitgaven aan regelingen voor de eigen gemeente. Ook krijgen gemeenteraden langer de tijd om een zienswijze op de concept-begroting van een regeling te geven en ontvangen zij de kadernota later.
Concreet betekent dit voor de begrotingscyclus van de Vervoerregio:
- het dagelijks bestuur moet de kadernota vóór 30 april aan de gemeenteraden toezenden (in plaats van 15 april voorheen);
- het dagelijks bestuur moet de begroting uiterlijk 15 september aan gedeputeerde staten toezenden (in plaats van 1 augustus voorheen);
-het dagelijks bestuur moet de ontwerpbegroting uiterlijk 12 weken voor aanbieden aan het algemeen bestuur aan de gemeenteraden toezenden (in plaats van 8 weken voorheen); de raden kunnen een zienswijze naar voren brengen.
-het dagelijks bestuur moet de gemeenteraden voorafgaand aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis stellen van zijn oordeel over de zienswijzen.
- Lid 1-3: de data en termijnen in artikel 53 Gr zijn in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Wgr. Tevens is een verwijzing opgenomen naar de zienswijzeprocedure in de Wgr.
-Lid 3: er is voor gekozen geen datum voor vaststelling van de begroting op te nemen in verband met de wettelijke termijnen (de vervallen datum van 1 augustus is niet haalbaar gelet op de wettelijke termijn van 12 weken tussen het moment van het vragen van een zienswijze aan de raden over de ontwerpbegroting en het aanbieden van de begroting aan de regioraad).
In plaats daarvan wordt jaarlijks de planning voor de begrotingscyclus aan de gemeenten verstrekt door middel van het Spoorboekje P & C cyclus 20XX. Dit sluit aan bij de behoefte zoals door verschillende gemeenten naar voren gebracht. Zij hebben aangegeven graag een schema te ontvangen met daarin opgenomen de aanleverdata van stukken en data van de in te leveren zienswijze, waarbij rekening wordt gehouden met gangbare recesperioden.
|
YY Het kopje van artikel 54 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 54
|
Artikel 54 Garantie geldleningen
|
|
ZZ Artikel 56 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 56
Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing met uitzondering van genoemde data in artikel 53 van de regeling.
|
Artikel 56 Begrotingswijziging
Met betrekking tot wijziging van de begroting is de zienswijzeprocedure als omschreven in artikel 35, eerste, derde en vierde lid, van de wet van toepassing. Van de zienswijzeprocedure zijn uitgezonderd begrotingswijzigingen die niet leiden tot een gewijzigde bijdrage van de deelnemende gemeenten.
|
Actualisatie:De zienswijzeprocedure voor de begroting geldt ook voor begrotingswijzigingen, tenzij gebruik wordt gemaakt van mogelijkheid van artikel 35 lid 6 Wgr om bepaalde categorieën begrotingswijzigingen hiervan uit te zonderen. De aanpassing van artikel 56 sluit aan bij de huidige werkwijze.
|
AAA Artikel 58 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 58
1.Het dagelijks bestuur zendt de conceptjaarstukken (jaarverslag en jaarrekening) over het afgelopen kalenderjaar voor 15 april van het daaropvolgende jaar aan de raden van de gemeenten.
2.De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending hun zienswijzen op de ontwerpjaarrekening kenbaar maken bij de regioraad.
3.Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrift of andere omstandigheden.
4.Terstond na de vaststelling zendt de regioraad de jaarstukken ter kennisneming aan de raden van de gemeenten.
5.Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken, vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben, aan gedeputeerde staten.
|
Artikel 58 Jaarrekening
1.
De regioraad stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft. 2. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere omstandigheden.
3. Terstond na de vaststelling zendt de regioraad de jaarstukken ter kennisneming aan de raden van de gemeenten.
4. Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken, vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van bevindingen zoals bedoeld in artikel 213 van de Gemeentewet, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben, aan gedeputeerde staten.
|
Actualisatie:Lid 1 en 2: de Wgr verplicht niet tot het vragen van een zienswijze aan de raden over de jaarrekening. In artikel 58 Gr is nu wel een zienswijzeprocedure voor de jaarrekening opgenomen. In de praktijk wordt hier echter weinig gebruik van gemaakt. De cijfers in de jaarrekening staan al vast en zijn door de accountant gecontroleerd. De jaarrekening leent zich minder goed als onderwerp waarover raden een zienswijze kunnen geven. De zienswijzeprocedure voor de jaarrekening komt daarom te vervallen. Uiteraard blijven de raden de jaarrekening ter kennisname ontvangen.
|
BBB Het kopje van artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 61
|
Artikel 61 Fondsvorming
|
|
CCC Het kopje van artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 62
|
Artikel 62 Geschillen
|
|
DDD Het kopje van artikel 63 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 63
|
Artikel 63 Klachten
|
|
EEE Artikel 64 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 64
Ten aanzien van de archiefbescheiden van Vervoerregio Amsterdam zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente Amsterdam zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.
|
Artikel 64 Archief
De regioraad regelt de zorg voor de archiefbescheiden van Vervoerregio Amsterdam.
|
Actualisatie:
Op grond van artikel 40 van de Archiefwet geldt dat een gemeenschappelijke regeling een voorziening moet inhouden over de zorg van de archiefbescheiden, zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de Archiefwet. Dit betekent onder meer dat een archiefverordening moet worden vastgesteld, waarin de zorg voor de archiefbescheiden door het dagelijks bestuur is uitgewerkt. Zo lang een gemeenschappelijke regeling geen eigen archiefverordening heeft, zijn de bepalingen die gelden voor de gemeente van overeenkomstige toepassing. De huidige formulering van artikel 64 Gr sluit hierop aan.
Het vaststellen van een eigen archiefverordening is één van de aanbevelingen naar aanleiding van de archiefinspectie (uitgevoerd door het Stadsarchief) die vorig jaar heeft plaatsgevonden. Met de aanpassing van artikel 64 Gr wordt hiervoor een grondslag gecreëerd.
|
FFF Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 65
1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek inwilligen.
2. Aan de toetreding kunnen door de regioraad voorwaarden worden verbonden.
3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand nadat de besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze hebben zorg gedragen voor de bekendmaking van de regeling, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
4. De raad van de toegetreden gemeente doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 17 en volgende van deze regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van de regioraad aftreden.
|
Artikel 65 Toetreding
1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, het verzoek inwilligen.
2. Aan de toetreding kunnen door de regioraad voorwaarden worden verbonden.
3. De toetreding treedt in werking nadat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
4. De raad van de toegetreden gemeente doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 17 en volgende van deze regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van de regioraad aftreden.
|
Actualisatie:
- Lid 2: de tekst in dit lid is in overeenstemming gebracht met de tekst over de instemming van de deelnemende gemeenten bij een besluit tot uittreding, wijziging of opheffing van de regeling.
-Lid 3: op grond van artikel 26 lid 1 en lid 4 Wgr geldt dat het gemeentebestuur van Amsterdam een besluit tot toetreding in alle deelnemende gemeenten bekend maakt in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad. Lid 3 is hiermee in overeenstemming gebracht.
|
GGG Artikel 66 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 66
1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen van die gemeente aan de regioraad.
2. Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar nadat de uittreding door besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze hebben zorg gedragen voor de bekendmaking, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
3. De regioraad regelt de gevolgen van de uittreding, de financiële en personele gevolgen daaronder begrepen.
|
Artikel 66 Uittreding
1. Een deelnemende gemeente kan een voornemen tot uittreden uit de regeling kenbaar maken door toezending van een daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen van die gemeente aan de regioraad.
2. De regioraad kan regels stellen over de procedure van uittreding.
3. De regioraad doet in een ontwerp-uittredingsplan aan de bestuursorganen van de gemeenten een voorstel voor regeling van de financiële, de juridische, de personele en de organisatorische gevolgen van de uittreding. Daarbij worden de belangen van de gemeente die uittreedt en van de achterblijvende gemeenten op evenwichtige wijze afgewogen.
4. Het dagelijks bestuur bereidt het ontwerp-uittredingsplan voor. Het dagelijks bestuur benoemt daartoe een projectgroep onder leiding van een onafhankelijk deskundige.
5. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijk deskundige zijn voor rekening
van de deelnemende gemeente die het voornemen tot uittreding kenbaar heeft gemaakt.
6. Het uittredingsplan bevat in ieder geval de volgende elementen:
a. een beschrijving van de consequenties voor de wettelijke en overige taken;
b. een beschrijving van de consequenties voor de financiële middelen die zijn gekoppeld
aan de uittredende deelnemer (BDU);
c. een beschrijving van de consequenties voor de activiteiten die zijn gekoppeld aan een
inwonerbijdrage;
d. een beschrijving van de consequenties voor de lopende openbaar vervoerconcessies
voor het grondgebied van de uittredende deelnemer;
e. een beschrijving van de consequenties voor de verbonden partijen van
Vervoerregio Amsterdam;
f. een beschrijving van consequenties voor lopende subsidies, opdrachten, leningen en
overige verplichtingen;
g. een beschrijving van consequenties voor de structurele organisatielasten, waaronder
personeels- en huisvestingslasten;
h. een voorstel voor wijziging van de regeling in verband met de uittreding en een beschrijving van de aanpassingen van de daarop gebaseerde regelingen;
i. de uittreedsom, of de wijze waarop de uittreedsom wordt berekend.
7. De uittreedsom bestaat uitsluitend uit de schade die Vervoerregio Amsterdam en de
achterblijvende deelnemende gemeenten lijden als direct gevolg van het besluit tot uittreding. Vervoerregio Amsterdam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. De berekening van de kosten van uittreding wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden die bekend zijn tot aan het moment van werkelijke uittreding.
8. Het uittredingsplan is vastgesteld zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, hiertoe hebben besloten. Het besluit van de bestuursorganen omvat ook de wijziging van de regeling in verband met de uittreding.
9. Na toezending van het uittredingsplan maken de bestuursorganen van de deelnemende gemeente die het voornemen tot uittreding kenbaar hebben gemaakt, binnen 3 maanden gezamenlijk bekend of zij definitief willen uittreden. De besluiten tot uittreden worden
aangetekend verzonden aan het algemeen bestuur.
10. Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van een kalenderjaar, met dien verstande dat er minimaal twee volledige kalenderjaren zitten tussen het besluit tot uittreding en de datum waarop de uittreding wordt geëffectueerd.
11.
De uittreding treedt in werking nadat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
12. Indien de toepassing van dit artikel leidt tot onduidelijkheid of onenigheid is de geschillenregeling van artikel 62 onverkort van toepassing.
|
Wijziging Wgr:
Op grond van artikel 9 lid 1 Wgr moet een regeling bepalingen bevatten over wijziging, opheffing, toetreding, de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en de gevolgen van uittreding, waaronder bepalingen over de gevolgen voor het vermogen van de rechtspersoon en de deelnemende gemeenten. Bij het laatste moet worden gedacht aan afspraken over personeel, contracten, huisvesting en investeringen. Voor het regelen van de gevolgen van de uittreding kan niet langer worden volstaan met een vaststelling door het (algemeen) bestuur, zoals in het huidige artikel 66 Gr is bepaald.
In het aangepaste artikel 66 Gr zijn de gevolgen van uittreding nader geregeld. De financiële, juridische, personele en organisatorische gevolgen van een uitreding worden geregeld in een uittredingsplan, dat ter instemming aan de raden, colleges en burgemeesters van de inliggende gemeenten wordt voorgelegd, overeenkomstig de wijzigingsprocedure van artikel 67 Gr. De uittreedkosten bestaan uit de schade die het direct gevolg is van de uittreding. Na toezending van het uittredingsplan beslist een gemeente of zij definitief wil uittreden.
Overigens lijkt uitreding van een deelnemende gemeente uit de Gr vrij theoretisch, nu het gebied van de 14 deelnemende gemeenten wettelijk is aangewezen als het gebied waarbinnen de Vervoerregio haar wettelijk taken uitvoert, zoals het verlenen van concessies voor openbaar vervoer.
|
HHH Artikel 67 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 67
1. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door de regioraad, al dan niet op initiatief van de bestuursorganen van een deelnemende gemeente.
2. Een wijziging is tot stand gekomen zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.
3.Het gemeentebestuur van Amsterdam maakt de wijziging van de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
4. De wijziging van de regeling treedt in werking op de in de regeling aangegeven dag en treedt niet in werking voordat zij is bekendgemaakt.
|
Artikel 67 Wijziging
1. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door de regioraad, al dan niet op initiatief van de bestuursorganen van een deelnemende gemeente.
2. Een wijziging is tot stand gekomen zodra de raden, de colleges en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten.
3. De wijziging van de regeling treedt in werking nadat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend heeft gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
|
Actualisatie:
Lid 3: op grond van artikel 26 lid 1 en lid 4 Wgr geldt dat het gemeentebestuur van Amsterdam de wijziging van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend maakt in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad. Lid 3 is hiermee in overeenstemming gebracht.
|
III Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 68
1. a. De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.
b. Een besluit, als bedoeld onder a, kan niet eerder worden genomen dan nadat de regioraad daarover zijn mening heeft kenbaar gemaakt.
2. De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten door de besturen van de deelnemende gemeenten op gebruikelijke wijze zijn bekend gemaakt, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
3. Ingeval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
4. Het liquidatieplan wordt door de regioraad, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.
5. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.
6. Zo nodig blijven de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.
|
Artikel 68 Opheffing
1. a. De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze opheffing hebben besloten.
b. Een besluit, als bedoeld onder a, kan niet eerder worden genomen dan nadat de regioraad daarover zijn mening kenbaar heeft gemaakt.
2. De opheffing treedt in werking nadat de besluiten door het gemeentebestuur van Amsterdam in alle deelnemende gemeenten bekend zijn gemaakt door kennisgeving van de inhoud daarvan in het gemeenteblad, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
3. Ingeval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
4. Het liquidatieplan wordt door de regioraad, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.
5. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.
6. Zo nodig blijven de bestuursorganen van Vervoerregio Amsterdam ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.
|
Actualisatie:
Lid 2: op grond van artikel 26 lid 1 en lid 4 Wgr geldt dat het gemeentebestuur van Amsterdam een besluit tot opheffing van de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend maakt in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad. Lid 2 is hiermee in overeenstemming gebracht.
|
JJJ Artikel 69 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 69
1. Het gemeentebestuur van Amsterdam draagt zorg voor de toezending, als bedoeld in artikel 26 van de wet.
2. De besturen van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor de opname in het gemeentelijke register, als bedoeld in artikel 27 van de wet binnen 14 dagen na bekendmaking van de regeling met in achtneming van het bepaalde in het derde lid.
3. Het gemeentebestuur van Amsterdam maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
4. de regeling blijft van kracht en terugwerken tot 1 mei 1992, behoudens de onderdelen die op een later moment zijn gewijzigd en in werking getreden.
|
Artikel 69 Bekendmaking en inwerkingtreding
1. Het gemeentebestuur van Amsterdam maakt de regeling bekend in het gemeenteblad, bedoeld in artikel 26 van de wet.
2. De wijziging van de regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking. De regeling blijft van kracht en terugwerken tot 1 mei 1992, behoudens de onderdelen die op een later moment zijn gewijzigd en in werking getreden.
3. Vervoerregio Amsterdam voegt in het register gemeenschappelijk regelingen, bedoeld in
artikel 136, eerste lid
, van de wet de gegevens toe, bedoeld in artikel 136, tweede lid, van de wet.
|
Actualisatie:
- -
Lid 1: op grond van artikel 26 lid 1 Wgr geldt dat het gemeentebestuur van Amsterdam de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend maakt in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad. Lid 1 is hiermee in overeenstemming gebracht.
- -
Lid 2: de Gr dient het moment van inwerkingtreding van de wijziging van de regeling te vermelden.
- -
Lid 3: artikel 27 Wgr over het gemeentelijke register van gemeenschappelijke regelingen is komen te vervallen. In de plaats daarvan is een landelijk register van gemeenschappelijke regelingen ingesteld. De Vervoerregio is gehouden dit register de gegevens over de Gr toe te voegen.
|
KKK Na artikel 69 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 69a Evaluatie
1.Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een vierjaarlijkse evaluatie van het functioneren van de regeling en betrekt hierbij de deelnemende bestuursorganen.
2. De regioraad kan een gemotiveerd besluit nemen om van de evaluatie af te zien. In dat geval worden de raden hierover geïnformeerd.
3.De evaluatie wordt in het laatste jaar van een bestuursperiode uitgevoerd.
|
Wijziging Wgr:Conform artikel 11a Wgr moet een regeling bepalingen inhouden over de evaluatie van de gemeenschappelijke regeling. De wetgever schrijft niet voor waar de evaluatie specifiek op moet zijn gericht, hoe vaak die moet plaatsvinden en op welke wijze. De meerwaarde van een evaluatie is dat periodiek wordt stilgestaan bij het functioneren van de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast kan een evaluatiemoment een ijkpunt in de samenwerking zijn. Een evaluatie is niet wettelijk verplicht.
Aan de Gr is een nieuw artikel toegevoegd over een vierjaarlijkse evaluatie van de regeling, in het laatste jaar van een bestuursperiode. Dit biedt gelegenheid de ervaringen van de zittende regioraad mee te nemen in een nieuwe bestuursperiode. Een opzet voor de evaluatie wordt door het dagelijks bestuur uitgewerkt.
Verschillende gemeenten hebben de wens geuit bij de evaluatie in ieder geval te betrekken: de besluiten die voor een zienswijze aan de raden worden voorgelegd (artikel 15b Gr) en de actieve informatieplicht richting de raden (artikel 16a Gr).
De regioraad kan een gemotiveerd besluit nemen om van de vierjaarlijkse evaluatie af te zien. In dat geval worden de raden hierover geïnformeerd.
|
LLL Het kopje van artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:
|
Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Toelichting
|
|
Artikel 70
|
Artikel 70 Citeerwijze
|
|