Duurzaamheidsbeleid gemeente Heeze-Leende

Inleiding

In 2019 vertrok de duurzaamheidstrein vanuit Heeze-Leende, eindstation de stad Parijs. Eind 2015 vond de Conference of Parties plaats in Parijs. De Conference leverde een nieuw VN-Klimaatakkoord op. In dit akkoord zijn doelen gesteld om klimaatverandering op aarde tegen te gaan. Het overkoepelende doel van het akkoord is het beperken van de opwarming van de aarde tot 1.5°C en maximaal 2.0°C. Een totaal van 195 landen, waaronder de 28 lidstaten van de Europese Unie en dus ook Nederland, ondertekenden het VN-Klimaatakkoord. Inmiddels heeft de duurzaamheidstrein al verschillende stations aangedaan zoals Glasgow (2021), Sharm el-Sheik (2022) en Dubai (2023). Daar vonden conferenties plaats waar de deelnemende landen afspraken maakten om de 1.5°C binnen bereik te houden.

 

Samen Duurzaam vooruit!

Het komen tot een duurzame en prettige gemeente om te leven vindt lokaal plaats door inwoners, bedrijven, verenigingen en de gemeente. Voordat wij samen instappen op de trein naar Parijs kunnen wij vanaf nu binnen de gemeente Heeze-Leende gebruik maken van ons eigen metronetwerk. De verschillende metrolijnen vormen samen een routekaart met alle stappen die iedereen individueel kan zetten naar een duurzamere gemeente. Iedere lijn heeft een eigen kleur en staat voor één van de zes hoofdthema’s waarop wij als gemeente willen verduurzamen: Energietransitie, Klimaatadaptatie, Biodiversiteit, Materiaaltransitie, Mobiliteit en Voedselenergietransitie.

 

Dit duurzaamheidsbeleid is een actualisatie van het duurzaamheidsbeleid van 2019, het beleid waarin de eerste doelstellingen en kaders zijn vastgesteld.

Sommige doelstellingen en kaders zijn nog actueel. Andere niet meer. Dit geactualiseerde duurzaamheidsbeleid van de gemeente Heeze-Leende gaat dieper in op de 6 thema’s, legt ze verder uit en geeft aan wat wij willen bereiken en hoe wij dat willen bereiken. In het voortraject is op diverse manieren meegedacht, onder andere via twee raadsinformatiebijeenkomsten waarbij diverse belangpartijen en verenigingen bij aanwezig waren en hun inbreng hebben gedaan.

 

De inbreng is belangrijk geweest. Wij kunnen het niet alleen. In de gemeente Heeze-Leende willen wij écht samen duurzaam vooruit en daarom doen wij dat samen! Wij willen met alle inwoners, bedrijven en organisaties werken aan het behalen van de klimaatdoelen!

 

Heeze-Leende werkt aan onze toekomst: een duurzame en prettige gemeente om te leven! Voor onszelf, onze kinderen, kleinkinderen en de generaties daarna. Alleen samen gaan wij dit bereiken!

 

1. Algemeen

Het klimaat van de aarde ondergaat veranderingen als gevolg van de versterking van het broeikaseffect, waarbij de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten de hoofdoorzaak vormt. Het voornaamste broeikasgas dat de mens uitstoot is koolstofdioxide (CO2). Koolstofdioxide komt vrij bij verbranding van fossiele brandstoffen gemaakt van aardolie zoals benzine, diesel en aardgas. Andere broeikasgassen zijn onder meer methaan (MH4) en Lachgas (N2O).

 

Waar vindt momenteel de uitstoot van de bovengenoemde broeikasgassen plaats binnen de gemeente Heeze-Leende? Met andere woorden, wat zijn onze voornaamste uitdagingen als het gaat om het verminderen van de CO2-uitstoot?

 

Gebouwde Omgeving

De gebouwen in onze gemeente stoten CO2 uit. De huidige manier van bouwen zorgt voor een uitstoot van CO2 maar ook als de gebouwen in gebruik zijn stoten de gebouwen CO2 uit. De uitdaging is om tijdens de bouw en tijdens het gebruik de uitstoot te verlagen, om deze uiteindelijk te reduceren tot nul.

 

Productieprocessen en verwerkingsprocessen

Bij het produceren van voedsel door het houden van dieren komen broeikasgassen vrij. De uitdaging ligt om te zorgen dat producten die bijvoorbeeld in de bouw worden gebruikt (bakstenen, isolatiemateriaal, staal) te vervangen door producten die bij de productie minder CO2 uitstoten of nog een stap verder CO2 opslaan. Een andere uitdaging is om meer producten te hergebruiken door ze te repareren of te recyclen in plaats van te verbranden in een verbrandingsoven. Door recycling blijft er meer materiaal beschikbaar om nieuwe producten van te maken.

 

Mobiliteit

Veel motorvoertuigen rijden op fossiele brandstoffen zoals benzine, diesel en LPG waarbij CO2 vrijkomt door verbranding in de motor. De uitdaging is om het aantal kilometers dat met motorvoertuigen die op fossiele brandstoffen rijden, te verminderen.

 

Maar wij hebben ook de mogelijkheid om CO2 langdurig vast te leggen zoals bijvoorbeeld in akkerbouwlanden, in natuur (bomen en struiken) maar ook in natuurvriendelijk isolatiemateriaal.

 

Hoe wij dit willen bereiken? Hoe willen we dit bereiken? Het voorliggend duurzaamheidsbeleid vormt de kapstok voor de zes thema’s. Het geeft aan waar we de focus op leggen en biedt richting voor de uitvoering met als doel deze te versnellen.

 

1.1 Sustainable Development Goals

Om de immense uitdagingen van de wereld van vandaag het hoofd te bieden, zijn in 2015 de Sustainable Development Goals (hierna: SDG’s) ontwikkeld. Alle 193 landen die lid zijn van de Verenigde Naties (VN), waaronder Nederland, hebben de SDG’s aangenomen. De 17 doelen gelden voor alle landen en voor alle mensen en staan voor het realiseren van een groenere, eerlijkere en betere wereld.

 

Achter de 17 doelen zitten 169 concrete targets. We hebben allemaal een rol bij het bereiken ervan. Met deze doelen willen we in 2030 een duurzame wereld voor iedereen bereiken, waarin niemand wordt buitengesloten. Om de doelstellingen in dit duurzaamheidsbeleid extra kracht bij te zetten en te laten zien dat gemeente Heeze-Leende zich inzet om de klimaatdoelen te halen, sluiten wij ons aan bij de SDG’s.

 

De SDG’s:

  • Vormen een internationaal erkend raamwerk met een positieve blik op de toekomst;

  • Bieden een helder, bruikbaar kader om als leidraad te gebruiken bij het ontwikkelen en toetsen van beleid;

  • Zijn in 2015 vastgesteld na een meerjarig participatief proces. Het zijn de topprioriteiten van de wereld voor de periode tot 2030. Daardoor geven de doelen extra legitimatie aan het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid;

  • Vormen een verbindend element in de samenwerking met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties.

1.2 Samen doen!

Samen doen is het uitgangspunt. Maar hoe gaan wij dit bereiken? Over het algemeen door:

  • Het bevorderen van bewustwording door het actief stimuleren van educatie en het actief faciliteren van lokale organisaties (scholen, buurtverenigingen, coöperaties e.d.) bij het voorlichten van hun doelgroep over duurzaamheid en de zes duurzaamheidsthema’s;

  • Het bewerkstellingen van gedragsverandering door meer en betere communicatie over duurzaamheid en de zes duurzaamheidsthema’s, gericht op oorzaken, gevolgen, maatregelen en resultaten. De gemeente ondersteunt lokale organisaties (scholen, buurtverenigingen, coöperaties e.d.) in het voorlichten van hun doelgroep of treedt zelf op als afzender; Voorbeeldprojecten uit de regio worden uitgelicht en de gemeente ondersteunt lokale organisaties (scholen, buurtverenigingen, coöperaties e.d.) of treedt zelf op als afzender;

  • Vooruitgang boeken met de transitie naar een duurzame gemeente door te beginnen met zogenaamde ‘quick-win’ of ‘no-regret’ projecten voor alle zes de duurzaamheidsthema’s (laaghangend fruit) gevolgd door andere projecten;

  • Samen doen betekent samen de verantwoordelijkheid nemen en dragen. De gemeente organiseert duurzaamheidstafels. De duurzaamheidstafels zijn denktanks waar de deelnemers kennisdelen, elkaar inspireren en enthousiasmeren. De duurzaamheidstafels zoeken naar (innovatieve) oplossingen. Zij adviseren het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur neemt het advies mee in haar besluitvorming. Het streven is om de denktanks te laten bestaan uit een brede vertegenwoordiging vanuit de gemeenschap. In 2024 formeren wij duurzaamheidstafels door inwoners te werven die instaat zijn om met andere inwoners kennis te vergaren en te delen en daarmee anderen te inspireren en te enthousiasmeren met als doel om tot uitvoering te komen. Een van de denktanks gaat aan de slag met het opstellen van een integraal duurzaamheidsuitvoeringsprogramma (vaststelling eerste helft 2025). Ook voor specifieke projecten zoals de pilot netbewuste wijk of voor onderwerpen zoals innovatie, warmtetransitie en bescherming bedreigde diersoorten worden denktanks opgericht. Na vaststelling start de uitvoering (tweede helft 2025) als vervolg op de huidige uitvoering.

  • Om de voortgang te kunnen volgen gaan wij monitoren. De monitoringsgegevens worden centraal voor iedereen toegankelijk digitaal weergegeven duurzaamheidsdashboard).

  • De gemeente geeft het goede voorbeeld door duurzaamheid als onlosmakelijk onderdeel van alle aspecten van gemeentelijke bedrijfsvoering te integreren, zodat bij elke beslissing wordt afgewogen of deze bijdraagt aan de duurzaamheidsambitie, zelfs als deze niet expliciet genoemd wordt in het duurzaamheidsbeleid. Het streven is om in verschillende tussenstappen duurzaamheid als integraal onderdeel van de gemeentelijke bedrijfsvoering in 2028 te hebben ingevoerd.

  • Samen doen, betekent dat ook iedereen mee kan doen! Dat betekent dat iedereen mee kan praten, toegang heeft tot informatie, geïnspireerd en geënthousiasmeerd wordt, dat wij elkaar binnen de gemeenschap helpen en dat het ook financieel mogelijk moet zijn om te kunnen deelnemen.

2. Kennisdelen, inspireren en enthousiasmeren

Om inwoners te ondersteunen en te stimuleren om zelf duurzamere keuzes te maken, heeft de gemeente Heeze-Leende in 2021 de communicatie- en marketing campagne ‘Heeze-Leende Duurzaam Vooruit’ gelanceerd. In kader van ‘Samen doen’ krijgt de duurzaamheidscampagne een nieuwe naam:

Heeze-Leende Samen Duurzaam Vooruit. Het doel van de campagne is kennisdeling, inspiratie en enthousiasme te verspreiden om bewustwording te bevorderen, gedragsverandering te stimuleren en een blijvende (versnelde) duurzame beweging te creëren.

 

Bewustwording

Communicatiedoelen omvatten het creëren van begrip en steun voor duurzaamheidsinitiatieven door middel van duidelijke informatievoorziening. De gemeente is dan ook helder in haar ambitie. Bewoners en ondernemers zijn op de hoogte van de klimaatambities, wat de gemeente oppakt en waarom (wat, waarom en hoe) en wat men zelf kan doen.

 

Aanzetten tot actie

Door bewoners en ondernemers te inspireren, handelingsperspectief te geven en te ondersteunen, willen wij bereiken dat zij positief tegenover de maatregelen staan en dat zij hiervoor begrip hebben. We willen het kennisniveau van duurzame oplossingen vergroten en inwoners inspireren met ervaringen van anderen. Daarnaast willen we inwoners enthousiasmeren en duurzaamheid aantrekkelijk en toegankelijk maken. Stakeholders weten welke rol ze zelf hebben en kunnen pakken. Herhalen van de boodschap is belangrijk.

 

Meedoen

Inwoners en ondernemers dragen bij aan de maatregelen. Zij komen zelf in actie. Als er steeds meer inwoners betrokken zijn bij projecten en zelf maatregelen uitvoeren, verhoogt dit de sociale norm van duurzaam gedrag. De samenleving van Heeze-Leende toont eigenaarschap als het gaat om de klimaatambities. Iedereen heeft de mogelijkheden om mee te doen.

 

Ook de komende jaren blijft de campagne Heeze-Leende Samen Duurzaam Vooruit prioriteit. Immers, verduurzaming is grotendeels afhankelijk van een blijvende gedragsverandering bij onze inwoners en ondernemers. Wij blijven informeren en bewustwording vergroten door het oprichten van een duurzaamheidsplatform, het uitbrengen van een duurzaamheidskrant, het organiseren van evenementen, digitale communicatie, een duurzaamheidsgids voor nieuwe inwoners en het lanceren van campagnes over diverse duurzame onderwerpen. De campagne wordt elk jaar geëvalueerd. Onderdeel van de evaluatie is het bekijken van de mogelijkheden om de campagne te verbreden door andere invalshoeken bijvoorbeeld bestaanszekerheid te gebruiken.

 

2.1 Hoe willen wij dit bereiken?

  • Jaarlijks stellen wij een communicatiekalender op met minimaal 150 communicatie uitingen;

  • Wij organiseren jaarlijks minstens 1 groot gemeentebreed evenement;

  • Wij richten een digitaal duurzaamheidsplatform op met als doel te inspireren, te informeren (duurzaamheidsdashboard) en kennis te delen. Dit platform zal bezoekers binnen 3 stappen naar de benodigde informatie leiden (keuzehulp).

  • In 2024 zetten we de eerste stap door het platform in te richten met de focus op het thema Energietransitie (besparen). Het platform verbindt overheidsinstanties, bedrijven, verenigingen (belangen-, sport-, buurt-, etc.), coöperaties en inwoners met elkaar om de gezamenlijke uitvoering te faciliteren. Vanaf 2025 voegen we andere thema’s toe.

  • Eenmaal per jaar informeren wij, zowel digitaal als op papier, onze inwoners en ondernemers over de voortgang op basis van de monitoringsgegevens en geven tips aan inwoners en ondernemers waarmee zij aan de slag kunnen.

  • We organiseren minstens één keer per jaar een bezoek aan een initiatief in de vorm van een Klimaatexpeditie of laten een spreker komen.

  • De basis voor de duurzaamheidscampagne vormen het strategisch communicatieplan (2021, geëvalueerd in 2023: aanpassing niet nodig) en het strategische marketingplan (2023). Wij evalueren en actualiseren het strategische communicatie- en marketingplan zo vaak als nodig is, maar minstens eens in de vier jaar, om ervoor te zorgen dat onze duurzame boodschap op de juiste wijze naar verschillende doelgroepen wordt gecommuniceerd.

3. Circulaire economie

Om ervoor te zorgen dat er in 2050 voor iedereen voldoende voedsel en producten zoals kleding en apparaten zijn, is het essentieel dat onze economie circulair wordt. In een circulaire economie bestaat geen afval meer: producten worden efficiënter ontworpen en materialen worden zoveel mogelijk hergebruikt. Daarom is in september 2016 het Rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’ gestart.

 

Earth Overshoot Day, de dag waarop er wereldwijd meer grondstoffen verbruikt zijn dan de aarde in 1 jaar kan produceren, valt elk jaar steeds eerder in het jaar. Dit was in 1986 op 5 november, nu in 2023 op 12 april! Dit betekent dat de wereldwijde grondstoffen veel sneller opgemaakt worden dan dat de aarde erbij kan maken.

 

In de circulaire economie wordt afval niet meer gezien als nutteloos, maar als waardevolle grondstof. Vrijwel alles dat wij straks gebruiken, wordt steeds opnieuw gebruikt. In een circulaire economie stappen wij dus af van de lijn ‘produceren, consumeren en daarna weggooien’. Wij maken de cirkel rond. Zo sparen wij behalve onze grondstoffen ook het milieu, verminderen wij onze CO2-uitstoot en stimuleren wij innovatie, nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid.

 

3.1 Hoofdoel thema ‘Circulaire Economie’

Om een circulaire economie in 2050 te bereiken, moeten wij op alle niveaus van onze samenleving actie ondernemen en doelen vaststellen. Het eerste landelijke doel is ambitieus: 50% minder verbruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) in 2030.

 

Om in 2050 een volledig circulaire economie te realiseren, is op 24 januari 2017 het Grondstoffenakkoord gelanceerd met de maatschappelijke partners. Concrete doelstellingen datarbinnen richten zich met name op huishoudelijk afval. Voor gemeenten betekent dit zij in ieder geval moeten streven naar het verminderen van de hoeveelheid restafval en het vergroten van de hoeveelheid gescheiden ingezameld afval.

 

3.2 Waar staan wij nu?

Om te bepalen waar wij nu staan is een volledige materiaalstroomanalyse nodig. Hoewel een volledige analyse nog ontbreekt, hebben we wel gegevens monitoring van huishoudelijk grondstoffengebruik:

  • Inwoners van de gemeente Heeze-Leende hebben in 2021 gemiddeld 75 kilogram restafval per inwoner afval geproduceerd. De landelijke doelstelling van 100 kilogram restafval per inwoner in 2020 is ruimschoots behaald.

  • De afgelopen jaren zien we een toename in het percentage huishoudelijk afval dat wordt gescheiden. In 2021 bedroeg dit percentage 82

  • In de Landelijke Zwerfafvalmonitor 2022 is te zien dat er meer waargenomen dan het voorgaande jaar. Na een afname van 2018 in 2022 zowel meer fijn als grof zwerfafval gemeten. Beide scoren lager dan gemeten in 2020.

  • In 2022 is de groep zwerfafvalrapers inzichtelijk gemaakt door Aanvankelijk telde de groep 19 zwerfafvalrapers, na actieve communicatie door de gemeente over de ‘ZAP- ers’ is de groep inmiddels gegroeid ongeveer 40 actieve zwerfafvalrapers.

  • Ongeveer 28% van het restafval bestaat daadwerkelijk uit gescheiden restafval. Dat betekent dat 72% van het huidige restafvalaanbod gescheiden aangeboden kan worden. Het restafval bestaat voornamelijk gft (groente-, fruit- en tuinafval en etensresten (36%), milieustraatstromen (14%), PMD (10%) en textiel (5%).

  • Inwoners scheiden afval steeds beter. Dit is terug te zien in het ledigingen voor restafval (afgenomen) en gft (toegenomen).

3.4 Wat willen wij bereiken?

Wij streven naar een duurzame samenleving zonder de gevolgen van onze keuzes af te wentelen op de toekomstige generaties of op andere landen. Dat betekent dat wij zoveel mogelijk inzetten op duurzame hernieuwbare grondstoffen gebruiken, producten en grondstoffen hergebruiken en afvalpreventie. De lopende projecten en activiteiten rondom afvalpreventie en zwerfafval zetten wij voort. De gemeente heeft daarnaast via haar eigen inkoopgedrag invloed op dit thema en daarom zetten wij gemeentebreed in op de transitie naar een circulaire economie.

 

3.5 Hoe willen wij dit bereiken?

  • Wij stimuleren en faciliteren het voorkomen van afval door in te haken op landelijke wetgeving maar ook door bijvoorbeeld acties zoals Zero Waste (refuse), (wijk)composteren (reduse) en Repair Café (repair) uit te voeren.

  • Wij richten ons m.b.t. afvalscheiding op goede grondstofstromen en minder restafval. Wij halen de landelijke doelstelling van 2020 (100 kilogram restafval per inwoner per jaar) ruimschoots met 75 kilogram restafval per inwoner per jaar. We willen de komende jaren geen ingrijpende maatregelen gaan nemen om de hoeveelheid restafval te verminderen. Wel gaan we proberen de inwoners zo goed mogelijk te ondersteunen om het afval goed te kunnen scheiden.

  • Wij intensiveren de samenwerking met Blink en de 9 andere gemeenten op het gebied van afvalscheiding en communicatie. Blink heeft tools ontwikkeld om inwoners beter afval te laten scheiden door de hen mee te nemen in de wereld van afval.

  • Wij streven naar realisatie van een circulair ambachtscentrum (mogelijk in samenwerking met andere gemeenten). Zo kunnen wij profiteren van schaalgrootte en worden spullen hergebruikt in de plaats van naar de milieustraat gebracht (re-use & repurpose).

  • Wij faciliteren inwoners bij het inzamelen van klein afval (passend in een boodschappentas) zodat ze niet speciaal naar de milieustraat hoeven voor bijvoorbeeld een kapotte broodrooster (recycling). Wij raadplegen onze inwoners om te ontdekken waarin wij hen nog beter kunnen faciliteren als het gaat om circulariteit.

  • Wij stimuleren en faciliteren het reduceren van zwerfafval (Recycle).

    • o

      Wij ondersteunen de groeiende groep actieve Zwerfafvalpakker (ZAP’ers) in de gemeente.

    • o

      Wij organiseren in samenwerking met de ZAP’ers opruimacties voor inwoners, scholen en bedrijven.

    • o

      Wij streven naar een afname van 25% in 2030 t.o.v. 2023.

    • o

      Wij continueren de educatie over zwerfafval op basisscholen.

  • Wij geven het goede voorbeeld.

    • o

      Vanaf 2024 starten wij met het introduceren van Maatschappelijk Verantwoord Opdracht geven en Inkopen (MVOI) met als streven om dit vanaf 2025 in de gemeentelijke organisatie te hebben uitgerold.

    • o

      Vanaf 2025 vragen wij bij het verstrekken van een milieuvergunning om een ISO 14001-certificatie en nemen wij ISO 14001-certificatie bij aanbestedingen als eis op in de uitvraag1.

    • o

      De gemeente zet zich in om met de afvalinzamelaar in gesprek te gaan, met als doel de circulariteit van de (huishoudelijke) afvalinzameling te vergroten.

    • o

      Tevens zet de de gemeente zich in om zoveel mogelijk afval te voorkomen en het ontstane afval goed te scheiden (refuse, reduce, recycle).

  • De gemeente gaat in gesprek met de aannemers, projectontwikkelaars en architecten van bouwontwikkelingen om circulaire bouwen en het gebruik van circulaire bouwmaterialen te stimuleren. Tegelijkertijd wordt onderzocht of het mogelijk is om vanaf 2025 verplichtingen op te leggen, met name bij nieuwbouwprojecten waarvoor wijzigingen in het omgevingsplan nodig zijn. Het streven is om tegen 2030 minimaal 50% circulaire materialen toe te passen in projecten en te streven naar 100% in 2035.

  • In 2025 wordt de huidige stand van zaken van de circulaire economie in onze gemeente in kaart middels een materiaalstroomanalyse. Deze analyse biedt inzicht in de belangrijkste materiaalstromen in de gemeente, de aanwezige bedrijven en initiatieven in de gemeente en inzicht in de kansrijke ontwikkelingen waarop samen met bedrijfsleven ingespeeld kan worden.

  • Wij onderzoeken de mogelijkheid om vanaf 2025 ‘groene leges’ in te stellen om o.a. circulaire (ver)bouw te stimuleren. Het gebruik van circulaire en biobased bouwmaterialen wordt hiermee gestimuleerd.

  • Wij stimuleren het (lokaal) produceren van biobased bouwmaterialen door deze ambitie te integreren in het lopende proces van ‘Transitie Landelijk Gebied’ (alternatieve inkomstenbron voor de agrarische sector ter verduurzaming van de sector).

  • Innovatieve projecten op het gebied van circulaire economie, zoals het onderzoek naar een lokale grondstoffenmarktplaats (2025), faciliteren en ondersteunen.

  • De gemeente Heeze-Leende profileert zich als proeftuin voor pilotprojecten in het kader van circulaire economie, o.a. door gebruik van circulaire, energiezuinige materialen (volgens erkende standaarden als BREEAM) in de openbare ruimte en in het gemeentelijk vastgoed (in 2030 100% toe te passen, mits beschikbaar).

4. Voedseltransitie

Voedsel is de eerste levensbehoefte van de mens. Belangrijke vraagstukken in relatie tot onze voedselvoorziening gaan over hoe wij de groeiende wereldbevolking kunnen blijven voeden zonder het broeikaseffect door uitstoot van broeikassen verder te versterken. De productie (telen van gewassen en het produceren van dierlijke voedingsstoffen) en consumptie van voedsel is namelijk verantwoordelijk voor 20 tot 35 procent van de uitstoot van alle broeikasgassen. Een groot gedeelte van deze uitstoot wordt veroorzaakt door de vlees- en zuivelindustrie. Minder consumptie van vlees en zuivel kan aanzienlijke energie-, grondstoffen- en waterbesparingen opleveren.

 

De belangrijke vraagstukken zijn:

  • Hoe zorgen wij dat de productie van voedsel in de volle breedte wordt verduurzaamd (circulaire productiesystemen)?

  • Hoe zorgen wij ervoor dat bij het telen van gewassen voor de voedselvoorziening er geen (ernstige) ecologische verstoringen (uitgeputte bodems, verlies van biodiversiteit) meer optreden?

  • Hoe zorgen wij dat ons voedsel gezond, veilig en betaalbaar blijft?

  • Hoe zorgen wij dat onze inwoners een gezond voedingspatroon (gedrag) naleven?

  • Hoe gaan wij voedselverspilling tegen? Wereldwijd wordt ongeveer een derde van alle voedsel verspild, in de gehele keten.

4.1 Hoofddoel thema ‘Voedseltransitie’

Het hoofddoel van de voedseltransitie is de voedselvoorziening te verduurzamen (via stimuleren) in de volle breedte (duurzame teelt en productie van dierlijke voedingsstoffen (productiegericht), distributie (ketengericht) en consumptie (consumentgericht)) met als doel om de CO2-uitstoot te verminderen.

 

4.2 Waar staan wij nu?

Het gros van de uitstoot van broeikasgassen door productie en consumptie van voedsel wordt buiten onze gemeentegrenzen geproduceerd en valt op papier dus buiten onze eigen CO2-uitstoot. Toch is het belangrijk dit onderwerp mee te nemen in de ambitie voor een duurzaam Heeze-Leende. Wij zijn immers verantwoordelijk voor de CO2-uitstoot die gerelateerd is aan onze eigen productie en consumptie.

 

Op gemeentelijk niveau is er (nog) geen data beschikbaar over de eetpatronen van onze inwoners. In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt hier op nationaal niveau wel onderzoek naar gedaan. Sinds 1987 worden periodiek gegevens verzameld over de voedselconsumptie en de voedingstoestand van de Nederlandse bevolking in het algemeen en van afzonderlijke bevolkingsgroepen in het bijzonder. Dit onderzoek is de Voedselconsumptiepeiling (VCP(Voedselconsumptiepeiling)). De meest recente VCP heeft betrekking op de periode 2019-2021. Hierin zien wij met betrekking tot de consumptie van eiwitrijke producten o.a. de volgende cijfers:

 

De gemiddelde consumptie van vlees voor 7-69 jarigen is de afgelopen jaren met 18% gedaald.

  • De gemiddelde consumptie van zuivel is voor 7-69 jarigen de afgelopen jaren eerst gedaald en daarna vrijwel gelijk gebleven.

  • Het aantal dagen per week dat er peulvruchten worden gegeten is voor 7-69 jarigen de afgelopen jaren gestegen.

  • Het aandeel plantaardig eiwit van totaal eiwit is voor 7-69 jarigen de laatste jaren nauwelijks gestegen.

De data laat zien dat er tot op heden slechts een kleine verschuiving waarneembaar is naar een meer plantaardig eetpatroon in Nederland. Nederlanders halen momenteel dus ongeveer 60 procent van hun eiwitten uit dierlijke producten en 40 procent uit plantaardige producten.

 

(bron: https://www.wateetnederland.nl/resultaten/veranderingen/ verandering-consumptie-eiwitrijke-producten .)

 

4.4 Wat willen wij bereiken?

Wij willen als onderdeel van de duurzaamheidsambities een duurzame voedselproductie, -verwerking, -distributie en -consumptie stimuleren. Hiermee dringen wij de CO2-uitstoot op eigen grondgebied en daarbuiten terug.

 

4.5 Hoe willen wij dit bereiken?

Productiegericht:

  • Wij stimuleren lokale initiatieven als Herenboeren, volkstuinen, boomgaarden en voedselbossen.

  • Tot aan 2030 stimuleren wij de lokale verkoop en productie van duurzame producten van (lokale) agrariërs en producenten door deze producten onder de aandacht te brengen.

  • Via het proces ‘Transitie Landelijk Gebied (TLG)’ wordt de verbinding gelegd met transitie van het buitengebied.

Ketengericht:

  • Ons doel is om in 2030 het lokale aanbod te hebben verbreed door middel van het stimuleren van de verkoop van lokale producten (korte keten) ten opzichte van 2023. Wij streven naar een toename van 25%.

  • Wij moedigen de komende jaren restaurants aan om meer plantaardige opties te gaan aanbieden ten opzichte van 2023;

  • Wij hebben bij alles wat wij doen aandacht voor circulariteit, tegengaan van voedselverspilling en stimuleren van hergebruik van producten (aansluiting bij SDG 12.3).

Consumentgericht:

  • Wij hebben bij alles wat wij doen aandacht voor circulariteit, tegengaan van voedselverspilling en stimuleren van hergebruik van producten (aansluiting bij SDG 12.3). Het aandeel van het verbruik van lokale producten is in 2030 gestegen t.o.v. 2023. Wij streven naar een stijging van 25%.

  • Het vergroten van bewustzijn en kennis bij consumenten over gezonde en duurzame voeding door continuering van de educatie over voedselverspilling op basisscholen tot minimaal 2030 en het bewustzijn te verhogen via de duurzaamheidscampagne Heeze- Leende samen duurzaam vooruit.

5. Biodiversiteit

De Omgevingsvisie schrijft het volgende over het landschap van de gemeente Heeze-Leende:

 

We hebben een bijzonder mozaïeklandschap met een afwisseling van groot- en kleinschalige gebieden. Er zijn in de vorige eeuw in Heeze-Leende veel productiebossen aangelegd. Deze worden onder beheer van de eigenaren omgevormd tot gemengd bos. De open, natuurrijke heidevelden, dichte productie)bossen en karakteristieke dorpskernen zijn verweven met een divers agrarisch gebied.

 

Een grote verscheidenheid aan biodiversiteit is terug te vinden in onze gemeente. Bij discussies over groen gaat het vaak over biodiversiteit: de diversiteit aan soorten planten en dieren. Al die soorten staan niet los van elkaar, ze zijn met elkaar verbonden en met hun omgeving, in een samenhangend systeem, het ecosysteem. Natuur en biodiversiteit zijn onmisbaar voor mensen en hebben naast maatschappelijke ook economische waarden.

 

Zoals bekend staat de natuurlijke omgeving al lange tijd onder druk. Zonder bijen en insecten geen bestuiving van gewassen en daarmee geen vruchten. Verlies van biodiversiteit, zowel boven- als ondergronds, is dus meer dan alleen het verlies van zeldzame soorten. Hoe minder oorspronkelijke soorten, hoe instabieler een ecosysteem. Los van de onmisbaarheid van organismen voor het voortbestaan van de mensheid, is alleen al de intrinsieke waarde van organismen voldoende reden op zich om behoud én herstel van biodiversiteit na te streven. Het is dus in brede zin een absolute noodzaak om de biodiversiteit te beschermen en zo bijbehorende ecosystemen in stand te houden, want alleen op die manier kunnen soorten voortbestaan en de bijkomende producten en diensten van ecosystemen beschikbaar blijven.

 

5.1 Hoofddoel thema ‘Biodiversiteit’

Het realiseren van een natuur inclusieve gebouwde omgeving en verdere ontwikkeling van biodiversiteit in het buitengebied als onderdeel van het herstel van de biodiversiteit.

 

5.2 Waar staan wij nu?

Het landschapsontwikkelingsplan Sgôn Heeze-Leende (2012) geeft uitgebreid inzicht in de natuurwaarden van onze gemeente. De kennis over de ecologisch waardevolle gebieden en inventarisatie van flora en fauna per deelgebied, is verkregen door het bestuderen van literatuur en kaartmateriaal, het uitvoeren van veldinventarisaties en gesprekken met verschillende belanghebbenden.

 

Met ecologisch waardevolle gebieden wordt een combinatie van de volgende gebieden bedoeld:

  • Ecologische Hoofdstructuur (Nederlands netwerk van beschermde natuurgebieden);

  • Ecologische verbindingszone (verbindingszone tussen kerngebieden);

  • Natura 2000 (Europees netwerk van beschermde natuurgebieden).

Een groot deel van de droge en natte natuur in gemeente Heeze-Leende is ingedeeld bij een of meerdere van deze ecologisch waardevolle gebieden. Zo valt het merendeel van het natuurgebied Groote Heide - de Plateaux (Het Leenderbos), onderdeel van GGA Grenscorridor, onder de Natura 2000-gebieden. Ook de ‘Strabrechtse Heide’ en een deel van de ‘Braakhuizensche Heide’ zijn in de Natura 2000 beschermd.

 

Buiten de Natura 2000 maken verschillende grote en kleinere gebieden deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Afbeelding 1 toont de ligging van de ecologisch waardevolle gebieden.

 

Op verschillende plaatsen in Heeze-Leende komen bijzondere planten en dieren voor. Ook bevinden zich enkele rode lijstsoorten in het buitengebied van Heeze-Leende. Met behulp van IVN Heeze-Leende is destijds een kaart opgesteld met gebieden waar bijzondere flora en fauna zich bevinden. De genoemde soorten per deelgebied zijn kensoorten voor een grote biodiversiteit.2

 

Groen, tenzij

In 2023 heeft adviesbureau Cobra Groeninzicht geanalyseerd hoe goed de leefomgeving in gemeente Heeze-Leende scoort op het gebied van de 3-30-300 regel. De 3-30-300-regel is opgesteld door Cecil Konijnendijk van den Bosch, expert in Urban Forestry. Deze regel is ontwikkeld vanuit de wens om de leefomgeving groener en zo gezonder te maken. Om aan de 3-30-300-regel te voldoen moet een pand voldoen aan elk van de drie losse onderdelen van de regel, 3, 30 en 300;

  • De regel 3 staat voor het zicht op het aantal significante bomen dat elk (woon)pand moet hebben.

  • De regel 30 staat voor het percentage van het landoppervlak binnen de directe omgeving van een pand dat bedekt moet worden door boomkronen.

  • De regel 300 staat voor de maximale afstand in meters tot een park of urban green space vanaf een pand.

Het doel van de 3-30-300-regel is het verbeteren van de leefomgeving, door deze groener te maken. Een groenere leefomgeving betekent volgens een breed scala aan onderzoeken en experts een gezondere leefomgeving, zowel op het gebied van fysieke als mentale gezondheid.

 

5.3 Regelgeving en kaders

5.4 Wat willen wij bereiken?

Op dit moment is slechts 15% van de inheemse planten- en diersoorten uit 1900 in Nederland nog aanwezig, terwijl het Europees gemiddelde op 40% ligt. Door deel te nemen aan het Deltaplan Biodiversiteitsherstel als partner of supporter, bevorderen we het herstel van de (lokale) biodiversiteit door de uitvoering van het gemeentelijk Groenstructuurplan in samenwerking met lokale organisaties.

 

5.5 Hoe willen wij dit bereiken?

  • Wij sluiten ons in 2024 aan bij het Deltaplan Biodiversiteitsherstel (2018) als partner of supporter.

  • In de periode 2024-2025 stellen wij samen met lokale organisaties een concreet uitvoeringsplan op als onderdeel van de Duurzaamheids- uitvoeringsprogramma.

  • Na vaststelling gaan wij samen met de lokale organisaties het concreet uitvoeringsplan uitvoeren.

  • De 3-30-300 regel gaat dienen als kader ter bevordering van vergroening van het openbaar gebied en particuliere gronden.

  • Ter bescherming van bedreigde diersoorten stimuleren wij bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen om dit op natuurvriendelijk wijze te doen.

  • Bij realisatie van energieopwekking door zon op dak worden bomen in het openbaar gebied (bij voorkeur ook op particuliere gronden) behouden met als gevolg dat de zonnepaneleninstallatie minder energie opwekt.

  • Voor bomenkap in het openbaar gebied ten behoeve van realisatie van energieopwekking door zon op dak wordt geen kapvergunning verleend. Of als er geen kapvergunning nodig is, geven wij als eigenaar van de boom geen toestemming voor kap.

  • Wij stimuleren en faciliteren de komende jaren maatregelen zoals bijvoorbeeld de aanleg van groene daken, om insectensoorten (bijvoorbeeld bijen) te beschermen, vergroening van tuinen, etc.

6. Klimaatadaptatie

6.1 Hoofddoel thema ‘Klimaatadaptatie’

Wereldwijd verandert het klimaat, en dus ook in gemeente Heeze-Leende. De temperaturen stijgen, er is meer kans op een extreme regenbui, op een hittegolf en op langere, droge periodes. Door droogte daalt de bodem op sommige plekken in de gemeente. Klimaatverandering heeft grote gevolgen voor de gezondheid, de leefbaarheid en de economie. Een hittegolf zorgt bijvoorbeeld voor extra sterfte onder kwetsbare groepen.

 

We moeten ons voorbereiden op de risico’s van het veranderende klimaat en hierop onze leefomgeving aanpassen. Dit heet klimaatadaptatie. Niets doen betekent dat er tot 2050 tussen de €1.400 en €9.400 gemiddeld per inwoner van gemeente Heeze-Leende aan klimaatschade kan zijn2. Daarom is klimaatadaptatie hard nodig.

 

De nationale opgave voor klimaatadaptatie wordt gecoördineerd en gestimuleerd vanuit 2 programma’s: de Nationale klimaatadaptiestrategie (NAS) en het Deltaprogramma. De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) is de overkoepelende Nederlandse strategie op het gebied van klimaatadaptatie.

 

In het NAS Uitvoeringsprogramma staan de plannen en acties om de gevolgen van deze belangrijke klimaatrisico’s aan te pakken. Het nationaal Deltaprogramma helpt Nederland klimaatbestendig te maken. Het programma maakt de inrichting van Nederland klimaatbestendig. Bijvoorbeeld door wadi’s in wijken aan te leggen tegen wateroverlast bij extreme regenbuien. Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (DPRA) is onderdeel van het nationaal Deltaprogramma. Hierin staan zeven ambities van de overheid voor een waterrobuust en klimaatbestendig Nederland 2050.

 

6.2 Waar staan wij nu?

In 2019 heeft adviesbureau Arcadis een klimaatstresstest voor gemeente Heeze-Leende voltooid. De klimaatstresstest geeft een indicatie van de kwetsbaarheid van gemeente Heeze-Leende voor de vier klimaatrisico’s (wateroverlast, droogte, hitte, en overstroming).

 

Begin 2023 is het Plan Stedelijk Water 2023-2027 vastgesteld. Het Plan Stedelijk Water (PSW) is een beleidsplan/uitvoeringsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken/zorgplichten weergeeft. Het plan laat zien wat we willen bereiken, hoe we daar beleidsmatig uitwerking aan geven en wat wij gaan doen.

 

6.3 Regelgeving en kaders

6.4 Wat willen wij bereiken?

In de inleiding staat dat wij werken aan onze toekomst: een duurzame en prettige gemeente om te leven! Om de leefomgeving prettig te laten blijven, moeten wij de gevolgen van de klimaatveranderingen op een goede manier opvangen. Uit de Klimaatstresstest blijkt dat erop dat moment weinig grote problemen waren. Om te zorgen dat de leefomgeving prettig blijft, moet er wel actie worden ondernomen namelijk:

  • Tegen gaan van hitte-stress binnen de gebouwde omgeving.

  • Beperken van de gevolgen van droogte voor de landbouw- en natuurgebieden.

  • Beperken van wateroverlast door voor 2030 de top 5 van risicoplekken aan te pakken en in samenwerking met het Waterschap De Dommel waterberging te realiseren.

6.5 Hoe willen wij dit bereiken?

  • Momenteel speelt op één locatie binnen onze gemeente een risico voor hitte-stress. De verwachting is dat door de gevolgen meer locaties risico krijgen op hitte-stress. Om deze reden starten wij in 2024 met het onderwerp hitte-stress mee te nemen in eigen projecten (geven van het goed voorbeeld).

  • Vanaf 2025 starten wij met het stimuleren van bedrijven en woningeigenaren om op natuurlijke momenten om hitte-werende maatregelen te treffen met focus op bedrijventerreinen.

  • In 2025 onderzoeken wij de mogelijkheden tot het verplichten van het nemen van hitte-werende maatregelen voor woningen en bedrijfspanden.

  • In samenwerking met andere gemeenten en het Waterschap De Dommel via het Water- en Klimaatportaal in 2024 een aanpak voor bestrijding van droogte te ontwikkelen en uit te voeren. Het bestrijden van droogte mag niet leiden tot wateroverlast in natte periodes (water vasthouden).

  • Het beperken van wateroverlast door (verdere) uitvoering van het Plan Stedelijk Water. Om te borgen dat er geen wateroverlast gaat ontstaan door droogte aanpak is aan te raden om het Plan Stedelijk Water opnieuw met dit uitgangspunt tegen het licht te houden.

  • Campagnes voeren om te stimuleren dat gebouwen goed worden geïsoleerd (hitte buiten houden) door bijvoorbeeld aanleg van groene daken (natuurlijke isolatie), worden afgekoppeld van het riool als het gaat om regenwater en dat verharding in tuinen wordt verwijderd en vervangen door bomen en planten (bevordering van de biodiversiteit).

  • Onderzoeken of er mogelijkheden zijn om te verplichten dat de realisatie van nieuwbouwplannen en aanleg van infrastructuur hydrologisch neutraal worden uitgevoerd.

7. Mobiliteit

Nederland schakelt over op duurzaam vervoer: in 2050 is al het vervoer emissie loos. Dat hebben wij afgesproken in het Klimaatakkoord. De opgave voor het thema mobiliteit richt zich op het bevorderen van duurzame mobiliteit en waar mogelijk reduceren van energie-vragende transportbewegingen om verder bij te dragen aan de doelen voor de reductie van CO2-uitstoot. Om dit te bewerkstelligen moet worden aangestuurd op het verduurzamen en verbeteren van het openbare vervoer, het bevorderen van reizen met duurzame vervoersmiddelen (zoals het openbaar vervoer en de fiets) en het faciliteren van een dekkend, toegankelijk en veilig netwerk van laadinfrastructuur voor alle elektrische voertuigen.

 

7.1 Hoofddoel thema ‘Mobiliteit’

In 2050 is mobiliteit (personen- en goederenvervoer) volledig emissie loos (zonder CO2-uitstoot)

 

7.2 Waar staan wij nu?

  • Op 1-1-2023 waren in de gemeente Heeze-Leende 301 elektrische auto’s (289 personenauto’s en 12 bestelauto’s).

  • Tot eind 2023 zijn er 42 publieke laadpalen en 37 semi publieke laadpalen gerealiseerd.

  • De mobiliteitsmix beschrijft met welk vervoerstype iedereen zich verplaatst. Er is helaas nog te weinig data beschikbaar om specifiek naar enkel gemeente Heeze-Leende te kijken waardoor voor nu het inzicht ontbreekt.

7.4 Wat willen wij bereiken?

Mobiliteit gaat een belangrijke bijdrage leveren aan een duurzaam Heeze- Leende. Uit het mobiliteitsplan is gebleken dat er met name op twee fronten winst valt te behalen. Enerzijds is dit op het gebied van vervoerkeuze omdat meer dan de helft van de verplaatsingen (55%) in de gemeente Heeze-Leende gebeurt met de auto (als bestuurder of passagier). Door inwoners te verleiden kunnen fiets, openbaar vervoer en ketenverplaatsingen het aandeel autoritten verlagen. Daarnaast is er een toename in het aantal elektrische auto’s waardoor de uitstoot ook wordt verlaagd.

 

Om dit te bereiken gaan wij het gebruik van elektrische vervoersmiddelen beter faciliteren. De uitrol van een toegankelijk netwerk openbare laadpalen is hiervoor essentieel. Daarnaast zetten wij in op het stimuleren van het reizen met duurzame vervoersmiddelen. Wij ontmoedigen het doorgaand verkeer door de kernen en maken meer ruimte voor voetganger en fietser. Maar infrastructuur alleen is niet genoeg. Uiteindelijk maken inwoners, bezoekers en bedrijven zelf een keuze voor vervoerstype. Daarom kijken wij naar de mobiliteitskeuzes en het verkeersgedrag van mensen om te bepalen hoe wij hen kunnen helpen keuzes te maken die bijdragen aan de ontwikkeling van duurzame mobiliteit in Heeze-Leende.

 

7.5 Hoe willen wij dit bereiken?

  • Voorzetten uitrol laadinfrastructuur

    Elektrisch rijden wordt steeds populairder en het aantal elektrische auto’s neemt ieder jaar toe. Aangezien dit bijdraagt aan de verduurzaming van het vervoer, wil de gemeente inwoners stimuleren om elektrisch te gaan rijden. Dit faciliteren wij door het realiseren van voldoende openbare laadplekken, waarmee wij zorgen voor een dekkende openbare laadinfrastructuur. Voor het aantal openbare laadpalen sluiten wij aan bij de NAL prognoses. Dit leidt tot de volgende doelstellingen:

    • Prognose NAL 2025: 93 (semi)publieke laadpunten

    • Prognose NAL 2030: 278 (semi)publieke laadpunten

    • Prognose NAL 2030: 278 (semi)publieke laadpunten

  • In het kader van het goede voorbeeld geven streven wij ernaar om in 2030 de interne zakelijke kilometers met 50% teug te hebben gebracht ten opzichte van 2024.

  • Het gemeentelijk wagenpark is 2030 is volledig emissie loos als het gaat om personenvervoer. Het streven is om het gemeentelijk wagenpark in 2035 geheel emissie loos te laten zijn.

  • Het verlagen van aantal zakelijke kilometers en het emissie loos maken van het gemeentelijk wagenpark verloopt via onderzoek naar deelmobiliteit voor de interne organisatie om vervolgens te onderzoeken of dit kan worden uitgebreid door deelmobiliteit ook voor inwoners en ondernemers te gaan aanbieden.

  • Om het aantal verkeersbewegingen met fossiele brandstofauto’s te verminderen in onze kernen wordt onderzocht of het mogelijk is om in 2035 milieuzones voor verkeer ingesteld te hebben. Dit is mede afhankelijk van de vorderingen van de realisatie van de centrale as.

8. Energietransitie

8.1 Hoofddoel thema ‘Energietransitie’

Het doel van het klimaatakkoord van Parijs (2015) is om de opwarming van de aarde tot maximaal 2 graden Celsius te beperken (en te streven naar maximaal 1,5 graad opwarming) om daarmee klimaatverandering, en de negatieve gevolgen daarvan, een halt toe te roepen. In 2023 kwamen wereldwijd alle dagen minimaal 1 graad boven de gemiddelde temperatuur van het pre-industriële tijdperk. Gemiddeld lag de temperatuur in 2023 1,48 graden Celsius hoger. De uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het verbranden van fossiele brandstoffen. Het is dan ook zaak om fossiele brandstoffen zo snel mogelijk uit te faseren en over te stappen naar duurzame vormen van energie.

 

De opgave voor de energietransitie wordt gevormd door nationale afspraken (Klimaatakkoord) over energiebesparing, het verduurzamen van de gebouwde omgeving en het opwekken van duurzame energie. Het uiteindelijke doel is om de CO2-uitstoot hiermee te halveren in 2030 en tot nihil te reduceren in 2050 ten opzichte van de uitstoot in 1990. Voor gemeenten betekent dit het bevorderen van energiebesparing, uitfaseren van het gebruik van fossiele brandstoffen binnen de gebouwde omgeving (verduurzaming gebouwde omgeving) en vergroten van de opwek van duurzame energie. Hoe de gemeente hier exact invulling aan geeft staat vrij, om zo optimaal mogelijk invulling te kunnen geven aan lokale kansen en beperkingen.

 

8.2 Waar staan wij nu?

Kijkend naar de verschillende onderwerpen binnen de energietransitie (besparing, warmtetransitie en opwek van energie) staan we nu hier:

  • Het totale energieverbruik van Heeze – Leende kwam in 2021 overeen met 0,437 TWh. Afgelopen jaren lag de focus van de uitvoering (mede door de oorlog in de Oekraïne) op besparen van energie en bestrijding van energie-armoede. Het is nog niet bekend welke invloed dit heeft gehad op het totale energieverbruik.

  • Het raadsprogramma Heeze-Leende legt de focus op gedragsverandering, besparen, isoleren en verduurzamen eigen energieopwekking inwoners en bedrijven, met extra aandacht voor inwoners met een laag inkomen en mensen in beperkt geïsoleerde huizen (o.a. in afstemming met woningcorporaties)

  • Als het gaat op opwekking van energie geeft het raadsprogramma te willen richten op maximaal ‘zon op dak’ en houden alternatieve vormen van duurzame opwekking ook in beeld.

  • Gemeente Heeze-Leende heeft de afgelopen jaren (2019-2022) een toename in geregistreerde PV-installaties op woningen van gemiddeld 37% per jaar. In 2019 waren er 1117 installaties geregistreerd en in 2022 waren dit er 2856. Het landelijk percentage PV-installaties op woningen is 25%. Gemeente Heeze-Leende zit hier ruim boven met 41%.

  • De Regionale Energie Strategie (RES) 1.0 is vastgesteld met de ambitie als regio om 2 TWh grootschalig op te wekken door zon en wind. De voortgangsrapportage 2023 geeft aan dat het doel nog haalbaar is maar een sterke versnelling noodzakelijk is. Heeze-Leende draagt 0,23 TWh op basis van projecten waarvoor SDE-subsidie is verleend. De meeste van de projecten zijn gerealiseerd. Twee grote projecten (Klimaatcorridor A67 en het project zonnewal bij Leende), onder regie van de gemeente zijn nog in uitvoering.

  • Het duurzaamheidsbeleid van 2019 sluit zonneparken op akkerbouwlanden uit.

  • Verfijning van de planMER (MER staat voor Milieueffectrapportage) waarop de RES 1.0 mede is gebaseerd laat zien dat in de gemeente bijna geen mogelijkheden zijn voor realisatie van windmolens.

  • In het proces van vaststelling van de Regionale Energie Strategie 1.0. is via een aangenomen amendement een ambitie uitgesproken als het gaat om opwekken van duurzame energie dat de gemeente Heeze-Leende minimaal 1x het eigenverbruik, maar bij voorkeur 2x het eigen verbruik opwekt met bijtelling van de productie van groen gas in Sterksel. Na vaststelling van de RES 1.0 is diverse keren uitgesproken (o.a. bij behandeling van de begroting 2024) dat er geen draagvlak is voor grootschalige opwek door zon en wind. Door de focus te leggen op de opwekking van duurzame energie door zon op dak en de beperkte mogelijkheid voor realisatie van de windmolens is de uitgesproken ambitie niet haalbaar en wordt niet overgenomen in dit duurzaamheidsbeleid.

8.3 Regelgeving en kaders

8.4 Wat willen wij bereiken?

De opgave voor de energietransitie wordt gevormd door nationale afspraken (Klimaatakkoord) over energiebesparing, het verduurzamen van de gebouwde omgeving en het opwekken van duurzame energie.

 

Als gemeente Heeze-Leende willen wij bijdragen aan het nakomen van de afspraken binnen de vastgestelde kaders van de Omgevingsvisie Heeze-Leende 2040. Dat betekent bijdragen aan:

  • Het doel van de Europese Unie om in 2030 gezamenlijk 11,7% minder energie te verbruiken;

  • Het voor 2050 aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving;

  • De opwekking van energie zowel kleinschalig (als onderdeel van de autonome landelijke groei van 7 TW) als grootschalig (wind en zon) als bijdrage aan de doelstelling van de RES 1.0 van 2 TWh of in alternatieve vormen (het eindelijke doel is CO2-reductie dat kan worden bereikt op verschillende wijze en niet alleen door opwekking met zonnepanelen en windmolens)

8.5 Hoe willen wij dit bereiken?

Besparing

  • De Trias Energetica gebruiken als leidraad bij het aanpakken van alle vraag- stukken in het kader van de energietransitie, door eerst te kijken naar de mogelijkheden om de energievraag te beperken (energiebesparing, isolatie e.d.), vervolgens waar mogelijk te voorzien in duurzaam opgewekte energie (zon, wind en alternatieve vormen) en pas als laatste mogelijkheid te kijken naar het (tijdelijk) efficiënt inzetten van fossiele brandstoffen.

  • Op verschillende manieren inzetten op (inzicht in) energiebesparing, door in ieder geval:

    • Energiebesparing bij inwoners en ondernemers te bevorderen door:

      • actief te wijzen op beschikbare (rijks)subsidies en beschikbare hulp van lokale instanties (energieloket, energie coöperatie etc.);

      • de uitvoering professioneler en efficiënter maken ten behoeve van de versnelling van processen zoals bestrijding energiearmoede, het nemen van energiebesparende maatregelen, etc. vanaf 2025;

    • energiebesparing in de openbare ruimte te bevorderen, o.a. door de openbare verlichting (versneld) te voorzien van de meest energiezuinige (LED)lampen;

Warmtetransitie

  • De stap ‘vergroten flexibele capaciteit’ uit het Landelijk Actieprogramma Netwerkcongestie als uitgangspunt te nemen voor de warmtetransitie en op basis van dit uitgangspunt een integraal gemeentelijke aanpak opstellen om de gebouwde omgeving in 2050 aardgasvrij te laten zijn;

  • Om te kunnen monitoren wat de effecten zijn van de aanpakken op gebied van besparing op het aardgasverbruik en de warmtetransitie stellen wij dat het aardgasverbruik binnen de gemeente Heeze-Leende lineair afneemt tot 0 m3 in 2050. Ten opzichte van het aardgasverbruik van 2021 stellen wij de volgende doelen om in lijn te zijn met deze lineaire afname: In 2030 30% afname totaal aardgasverbruik gebouwde omgeving ten opzichte van 2021. In 2040 65% afname totaal aardgasverbruik gebouwde omgeving en in 2050 100% afname totaal aardgasverbruik gebouwde omgeving. De monitoringsgegevens halen wij uit de Regionale Klimaatmonitor.

  • Verder te werken naar het (versneld) CO2-arm realiseren van het totaal aan gemeentelijk vastgoed, door in ieder geval gebruik van fossiele energie uit te faseren, onderbouwd door een gedegen afweging van financiële haalbaarheid en gebruik op de lange termijn, ook om invulling te geven aan de voorbeeldfunctie van de gemeente;

  • Via (rijks)regelingen (o.a. het Nationaal Isolatieprogramma, De Groene Zone Isoleren en De Groene Zone Zonnepanelen) inwoners en ondernemers helpen bij het nemen van no-regret maatregelen met als doel om woningen en kantoren aardgas zuinig te maken zodat de overstap naar aardgasvrij kan worden gemaakt.

  • In 2024 via de Regionale Energie Strategie bepalen of groen gas als regionale en/of lokale warmtebron kan worden ingezet voor moeilijk te isoleren gebouwen.

  • Op basis van de uitkomst van het traject RES een afweging maken of het wenselijk is om de opwek van groen gas in de gemeente te vergroten en op welke wijze. De wijze dient passend te zijn binnen de kaders van de Omgevingsvisie. Hierbij ook de koppeling te leggen met het stikstofdossier en de verduurzaming van de agrarische sector (integrale afweging)

Opwekking van duurzame energie

  • Inzetten op een gediversifieerde duurzame energieopwekking (in afstemming met de Regionale Energiestrategie), door in ieder geval:

    • o

      In te zetten op zonne-energie (uitgaande van de Zonneladder), waarbij zonnepanelen:

      • ◼︎

        worden gestimuleerd op daken en gevels van inwoners, bedrijfspanden en ander vastgoed, op en naast infrastructuur en parkeergelegenheden, als bouwelement en op oude stortplaatsen;

      • ◼︎

        niet worden toegestaan op agrarische gronden;

      • ◼︎

        niet worden toegestaan in natuurgebieden;

  • Kijkend naar de data van Zonnedakje voor zon op ‘grote’ daken (daken potentieel geschikt voor het plaatsten van zonnepaneel installaties met een vermogen van >15 kWp, dus grootschalige opwek) ligt het totaal potentieel op te wekken energie op 75.700 MWh/Jaar. Hiervan is anno 2023 15.000 MWh/J gerealiseerd. Het tussendoel voor 2030 is 29.010 MWh/jaar en in 2040 52.360 MWh/jaar. De haalbaarheid van deze potentieschets is wel onderhevig aan bepaalde factoren zoals bijvoorbeeld toereikendheid van dakconstructie.

    • o

      Aanvullende technieken, zoals hergebruik van restwarmte, aardwarmte, mestvergisting, waterstof en hydrozine (duurzaam geproduceerd mierenzuur) waar wenselijk te ondersteunen;

    • o

      In te zetten op het opnemen van de aanvullende technieken in de RES 2.0 als dit bewezen technieken zijn. Nu kijkt RES 1.0 alleen maar naar grootschalige opwek van energie door zon en wind omdat op het moment van opstellen van de RES 1.0 dat de enige bewezen technieken waren.

    • o

      Verbeteringen van transport, logistiek en opslag van duurzame energie te ondersteunen;

  • Voor grootschalige energieopwekking en -opslag inzetten op een sociale en breedgedragen ontwikkeling, door:

    • o

      Te zorgen dat bij de beoordeling van plannen voor realisatie van grootschalige energieopwekking te beoordelen of de plannen ook passen binnen de kaders van de Omgevingsvisie;

    • o

      De omgeving van een toekomstig energieopwekkingsproject een actieve en betrokken rol te laten invullen bij de ontwikkeling en de exploitatie van het energieopwekkingsproject, (o.a. door het ontwikkelen van een proces-participatieplan);

    • o

      De ontwikkeling en exploitatie van energieopwekkingsproject alleen toe te staan wanneer deze bij voorkeur 100%, maar ten minste 75% coöperatief is, waarbij de financiële opbrengsten van het energieproject zo veel mogelijk terugvloeien naar de gemeenschap en omgeving;

      • ◼︎

        Via een coöperatieve of sociale grondvergoeding voor de directe omgeving, gebruik makende van een rechtvaardige verdeelsleutel die door de grondeigenaren en bewoners in het gebied transparant en gemeenschappelijk vastgesteld wordt. De verdeelsleutel wordt vastgesteld voordat de locatie van het energieopwekkingsproject is bepaald;

      • ◼︎

        Via een omgevingsfonds voor bewoners en buurtschappen in de ruimere omgeving, te besteden aan projecten die bijdragen aan de sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van het gebied;

      • ◼︎

        Via een gemeentebreed maatschappelijk energiefonds gevoed door de resterende winsten, bedoeld om de energietransitie met inwoners verder vorm te geven. 33 8. Energietransitie

      • ◼︎

        Door de mogelijkheid voor alle inwoners uit de gemeente om financieel deel te nemen en daarvoor een rendement te ontvangen;

      • ◼︎

        Door de verplichting voor de initiatiefnemer om een financieel participatieplan, ondernemingsplan en een geprognotiseerde Balans en Verlies en Winstrekening aan te leveren.

    • o

      De bebouwde en onbebouwde gronden die noodzakelijk zijn voor de realisatie van energieopwekkingsprojecten te zien als één samenhangend ruimtelijk complex (het zoekgebied) waarin één samenhangend project wordt ontwikkeld. Bij meerdere initiatiefnemers of initiatieven in een zoekgebied wordt één gemeenschappelijk plan ingediend.

    • o

      Initiatiefnemers te verplichten een landschapsplan aan te leveren waarin aangetoond wordt waarom de specifieke locatie en plaatsing de beste plek is in het zoekgebied, bezien vanuit een goede ruimtelijke ordening (goede functiecombinatie en landschappelijke inrichting).

Woordenlijst

Circulair ambachtscentrum

Een circulair ambachtscentrum is een locatie of een netwerk waarbij partijen samenwerken aan het verminderen van afvalstromen en het realiseren van hoogwaardig product- en materiaalhergebruik. Daarbij worden minimaal de functies van een milieustraat, kringloopwinkel, reparatiewerkplaats, onderwijs en het sociaal domein gecombineerd, waardoor spullen en materialen langer in gebruik blijven en onnodig storten en verbranden wordt voorkomen.

 

Materiaalstroomanalyse (MFA: Material Flow Analyse)

MFA is een kwantitatieve procedure om de stroom van materialen en energie door de economie te bepalen. Het maakt gebruik van I/Omethodologieën, inclusief materiële en economische informatie. Met MFA leggen we massabalansen vast waarbij inputs en outputs (consumptie en opgehoopt afval) betrekking hebben op de ecologische impact van materialen. Volgens deze MFA-aanpak wordt een systematische beoordeling van de materiaalstromen en voorraden in een goed gedefinieerd systeem in ruimte en tijd uitgevoerd op basis van de wet van behoud van massa. Door te onderzoeken of de materiaalstroom duurzaam is met betrekking tot de belasting van het milieu en de hulpbronnen, kunnen daarom de juiste beslissingen of verbeteracties worden genomen.

 

Zonneladder

De zonneladder is de voorkeursvolgorde voor het plaatsen van zonnepanelen. Volgens de zonneladder moeten alle betrokken partijen eerst kijken of we zonnepanelen op gebouwen kunnen leggen. En daarna pas op terreinen in bebouwd gebied of locaties in het buitengebied. De voorkeur gaat daarbij uit naar het combineren van functies. Zo ontzien en sparen we zoveel mogelijk landbouw- en natuurgrond.

Naar boven