Gemeenschappelijke regeling schoolverzuim en VSV regio West-Brabant

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert de wijziging van de gemeenschappelijke regeling Schoolverzuim en VSV regio West-Brabant hebben vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De wijziging van de gemeenschappelijke regeling treedt in werking met ingang van de dag na deze bekendmaking.

 

Bezwaar of beroep

Tegen het besluit tot vaststelling van de gemeenschappelijke regeling is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst gemeenschappelijke regeling

De colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert;

 

Overwegende:

  • -

    dat het samenwerken op het gebied van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969, gelet op het grensoverschrijdende karakter ervan, wenselijk, zo niet noodzakelijk, is geworden en door samenwerking kwaliteit en dienstverlening op een hoger plan kunnen worden gebracht;

  • -

    dat door samenwerking een eenduidige en consistente handhavingsstrategie kan worden gevolgd;

  • -

    dat voor de uitvoering van publiekrechtelijke taken een publiekrechtelijke regeling als een gemeenschappelijke regeling de voorkeur verdient boven een privaatrechtelijke regeling;

Gelet op:

  • -

    artikel 17 en volgende van de Leerplichtwet 1969;

  • -

    de Wet van 6 december 2001 betreffende de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie;

  • -

    artikel 8, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten tot het gewijzigd vaststellen van de:

 

Gemeenschappelijke regeling schoolverzuim en VSV regio West-Brabant

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Colleges: colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • -

    Doorstroomcoach (voorheen RMC-trajectbegeleider): medewerkers die de taken rondom de Doorstroompunt-wetgeving uitvoeren;

  • -

    Doorstroompunt (voorheen RMC): dit voert de wettelijke opdracht van gemeenten uit om jongeren die voortijdig de school verlaten in beeld te brengen en als dat nodig is, begeleiding te bieden;

  • -

    Gemeenschappelijk orgaan: de aangewezen leden van het college van burgemeester en wethouders (portefeuillehouders) van de deelnemende gemeenten;

  • -

    Niveau 2-gemeenten: de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Drimmelen, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout;

  • -

    Niveau 2A-gemeenten: de gemeenten Etten-Leur, Rucphen, Zundert;

  • -

    Regeling: de samenwerkingsovereenkomst Programma schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten voor de regio West Brabant;

  • -

    Regio: de regio West-Brabant bestaande uit de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Halderberge, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht en Zundert;

  • -

    Regionaal Bureau Leren: organisatie die de gemeenschappelijke regeling uitvoert en die is ondergebracht bij de gemeente Breda;

  • -

    Schriftelijk: hieronder wordt verstaan een getekende verklaring. Deze verklaring kan ook ingescand per e-mailbericht of per fax worden verzonden;

  • -

    Uitvoerende gemeente: de gemeente Breda;

  • -

    Uitvoeringsniveau 1: administratie en registratie in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Doorstroompuntfunctie zoals opgenomen in artikel 14, eerste lid;

  • -

    Uitvoeringsniveau 2: overige taken in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Doorstroompuntfunctie zoals opgenomen in artikel 14, tweede lid;

  • -

    Uitvoeringsniveau 2A: taken in het kader van toezicht op de naleving van de leerplicht/kwalificatieplicht voor het MBO-onderwijs voor leerlingen ingeschreven in de desbetreffende gemeente inclusief de Doorstroompuntfunctie (deeltaken zoals genoemd onder uitvoeringsniveau 2 van het Programma schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten West-Brabant, artikel 14, tweede lid).

Hoofdstuk 2 Doel, taken en bevoegdheden

Artikel 2 Toedeling bevoegdheden

  • 1.

    De colleges mandateren de bevoegdheden op het gebied van uitvoeringsniveau 1 (registratie, artikel 19 Leerplichtwet 1969) die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 en de registratie van voortijdig schoolverlaters in het kader van de Doorstroompuntfunctie aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren.

  • 2.

    De colleges van de Niveau 2-gemeenten mandateren de bevoegdheden, conform uitvoeringsniveau 2 zoals beschreven in artikel 14, die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren.

  • 3.

    De colleges van de Niveau 2A-gemeenten mandateren de bevoegdheden, conform uitvoeringsniveau 2A zoals beschreven in artikel 14, die aan hen zijn toegekend in het kader van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 aan het gemeenschappelijk orgaan. De gemeente Breda is de gemeente die de taken zal uitvoeren.

  • 4.

    De colleges van de Niveau 2-gemeenten en de Niveau 2A-gemeenten staan toe dat het gemeenschappelijk orgaan voor de gemandateerde bevoegdheden ondermandaat verleent, met uitzondering van de bevoegdheid tot het aanwijzen van ambtenaren die toezien op de naleving van de Leerplichtwet 1969 en het wijzigen van de instructie leerplichtambtenaren en Doorstroomcoach.

  • 5.

    De colleges verlenen hierbij aan de door hen aangewezen portefeuillehouder, mandaat tot het nemen van besluiten met betrekking tot de taakuitvoering van het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten. Het mandaat geldt onder de voorwaarden dat de portefeuillehouder binnen de dan geldende kaders en begroting blijft en dat van het mandaat alleen gebruik gemaakt kan worden in het regionale portefeuillehoudersoverleg.

Artikel 3 Belang

De gemeenschappelijke regeling is aangegaan met als doel het behartigen van de belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en de Doorstroompuntfunctie.

Hoofdstuk 3 Gemeenschappelijk orgaan

Artikel 4 Samenstelling gemeenschappelijk orgaan en plaats van vestiging

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaan bestaat uit de aangewezen leden van de colleges van alle deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het gemeenschappelijk orgaan wijst uit zijn midden een voorzitter aan, alsmede een plaatsvervanger.

  • 3.

    De leden van het gemeenschappelijk orgaan hebben, onverminderd het bepaalde in de leden 6 tot en met 9, zitting gedurende de zittingsperiode van de gemeenteraad.

  • 4.

    De leden van het gemeenschappelijk orgaan treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden, maar houden zitting totdat in de opvolging is voorzien.

  • 5.

    Een lid dat tussentijds ophoudt lid van het college te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het gemeenschappelijk orgaan. Dit geldt ook voor de voorzitter.

  • 6.

    Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het gemeenschappelijk orgaan wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7.

    Een lid dat tussentijds ontslag neemt, stelt de voorzitter van het gemeenschappelijk orgaan alsmede het college dat hem heeft aangewezen, hiervan op de hoogte.

  • 8.

    Leden van het gemeenschappelijk orgaan die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 9.

    De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door het college die het aangaat.

  • 10.

    De plaats van vestiging als bedoeld in artikel 10, derde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen, is Breda.

Artikel 5 Bevoegdheden van het gemeenschappelijk orgaan

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaan is bevoegd om beslissingen te nemen over:

    • a.

      toetreding van gemeenten;

    • b.

      vaststellen jaarlijkse realisatie en begroting;

    • c.

      eens per 4 jaar vaststellen van het programma;

    • d.

      vaststellen van het leerplichtjaarverslag en de effectrapportage en aanbieden aan gemeenten;

    • e.

      vaststellen van de instructie leerplichtambtenaar en Doorstroomcoach;

    • f.

      alle aspecten waarin bij de bevoegdheden van de leidinggevende van het Regionaal Bureau Leren niet is voorzien.

  • 2.

    Aan het gemeenschappelijk orgaan komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, voor zover die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

Artikel 6 Werkwijze van het gemeenschappelijk orgaan

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaan vergadert jaarlijks ten minste vier maal en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig oordeelt of ten minste twee leden daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken. Een of meer vergaderdata gaan vooraf aan het aanleveren van de kaderbrief en de concept-begroting.

  • 2.

    Eenmaal per vier jaar wordt het door de leidinggevende van het Regionaal Bureau Leren ingediende programma vastgesteld.

  • 3.

    In het gemeenschappelijk orgaan is het streven om zo veel mogelijk unanieme besluiten te nemen.

  • 4.

    Er worden geen besluiten genomen, als minder dan twee derde van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd is.

  • 5.

    Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid een stem heeft.

  • 6.

    Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 7.

    Het gemeenschappelijk orgaan kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle leden van het gemeenschappelijk orgaan in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk hun stem uit te brengen en zij zonder voorbehoud met het voorstel hebben ingestemd. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.

  • 8.

    Besluiten van het gemeenschappelijk orgaan worden ondertekend door de voorzitter.

  • 9.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk op tot de vergadering.

Artikel 7 Inlichtingen, informatieplicht, verantwoording en ontslag

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaan geeft aan de colleges dan wel aan de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk, zo spoedig mogelijk alle inlichtingen, die door één of meer leden van die colleges dan wel van die raden worden verlangd.

  • 2.

    Het gemeenschappelijk orgaan geeft de raden alle inlichtingen die de raden voor de uitoefening van hun taak nodig hebben. Deze inlichtingen zullen schriftelijk worden toegezonden of mondeling worden overgebracht tijdens bijeenkomsten die voor de raden worden georganiseerd.

  • 3.

    Een lid van het gemeenschappelijk orgaan is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft aangewezen, dan wel aan de raad van die gemeente, voor het door hem in het gemeenschappelijk orgaan gevoerde beleid en wel binnen drie maanden nadat dit gevraagd wordt door het betrokken college dan wel door de raad op de wijze zoals dit wordt verlangd.

  • 4.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen genoemd in artikel 16, vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Een lid van het gemeenschappelijk orgaan dat niet langer het vertrouwen geniet van het college dat hem heeft aangewezen, kan door het college worden ontslagen. In dat geval draagt het college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

  • 6.

    Het gemeenschappelijk orgaan geeft aan de rekenkamercommissie(s) van de deelnemende gemeenten afzonderlijk en in samenwerking alle informatie die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is.

Artikel 8 Uitvoerende gemeente

  • 1.

    De uitvoerende gemeente is belast met de volgende taken:

    • a.

      de gemeentelijke leerplicht en Doorstroompunt-taken uitvoeringsniveau 1 zoals bedoeld in artikel 14 lid 1;

    • b.

      de gemeentelijke leerplicht en Doorstroompunt-taken uitvoeringsniveau 2 zoals bedoeld in artikel 14 lid 2, uitsluitend voor de Niveau 2-gemeenten;

    • c.

      de gemeentelijke leerplicht en Doorstroompunt-taken uitvoeringsniveau 2A zoals bedoeld in artikel 14, lid 3, uitsluitend voor de Niveau 2A-gemeenten;

    • d.

      het werkgeverschap/ opdrachtgeverschap voor de aan het bureau verbonden gedetacheerde en in dienst tredende functionarissen, met alle bevoegdheden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn.

    • e.

      het voorbereiden van de jaarlijkse begroting en jaarrekening van het gemeenschappelijke orgaan;

    • f.

      alle uit deze regeling voortvloeiende werkzaamheden die nodig zijn in het belang van de uitvoering van deze taken, een en ander in overeenstemming met hetgeen is besloten in het gemeenschappelijk orgaan;

    • g.

      het toezenden van de gemeenschappelijke regeling aan de Minister en de hoofden als bedoeld in artikel 17 van de Leerplichtwet 1969;

    • h.

      het aanwijzen en beëdigen van ambtenaren die regionaal toezien op naleving van de Leerplichtwet 1969, in de niveau 2-gemeenten en niveau 2A-gemeenten gemeenten door het college van burgemeester en wethouders, respectievelijk de burgemeester van de uitvoerende gemeente;

    • i.

      op grond van wetswijzigingen of regionale ontwikkelingen het voorbereiden van wijzigingen en/of actualisatie van de instructie leerplichtambtenaar voor de niveau 2-gemeenten en niveau 2A-gemeenten;

    • j.

      het aangaan van overeenkomsten met derden, niet zijnde overeenkomsten als bedoeld in artikel 9, derde lid en artikel 11, tweede lid.

  • 2.

    De uitvoerende gemeente waarborgt een goede uitvoering van de werkzaamheden voor het vermelde doel in artikel 3 van deze regeling door de inzet van vakbekwaam personeel, de zorg voor het gedetacheerde personeel, het beschikbaar stellen van apparatuur, hulpmiddelen en huisvesting, alsmede ondersteuning in de bestuurs- en financiële planning & control-cyclus.

  • 3.

    De met de taken van de uitvoerende gemeente gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de begroting worden opgenomen. De kosten worden verrekend op basis van het bepaalde in artikelen 9 en 10 van deze regeling.

Hoofdstuk 4 Financiële en andere bepalingen

Artikel 9 Financiën en extra dienstverlening

  • 1.

    Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de taken van het Programma worden omgeslagen over de deelnemende gemeenten. Verdeling vindt plaats naar rato van het aantal inwoners van 5 tot 23 jaar (per 1 januari van het voorgaande begrotingsjaar).

  • 2.

    Onder de in het vorige lid bedoelde kosten worden begrepen de personeelskosten, overheadkosten en overige uitvoeringskosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken van het Programma.

  • 3.

    Extra dienstverlening kan worden ingekocht op verzoek van een deelnemende gemeente. Het gemeenschappelijk orgaan beslist of akkoord wordt gegaan met het uitvoeren van de extra dienstverlening die de gemeente wil inkopen bij het gemeenschappelijk orgaan. Hiertoe stelt het gemeenschappelijk orgaan een offerte op voor de inkopende gemeente. Nadat het gemeenschappelijk orgaan heeft besloten om in te stemmen met extra dienstverlening aan een deelnemende gemeente, verlenen de deelnemende gemeenten het gemeenschappelijke orgaan een volmacht om namens de deelnemende gemeenten een overeenkomst voor extra dienstverlening te sluiten.

  • 4.

    Bij inkoop van extra dienstverlening door deelnemende gemeenten wordt per product een eenheidsprijs vastgesteld. De hoeveelheid afgenomen producten wordt per gemeente vooraf voor zover mogelijk per begrotingsjaar ingeschat en vooraf in rekening gebracht. Indien uit de realisatie blijkt dat de gemeente meer of minder producten binnen de extra dienstverlening heeft afgenomen dan wordt dit achteraf verrekend. De eenheidsprijs voor extra dienstverlening wordt door het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld en mede bepaald aan de hand van:

    • a.

      Kosten van aanschaf en onderhoud benodigde hard- en software;

    • b.

      Personeelskosten benodigde medewerkers;

    • c.

      Overheadkosten (huisvesting, organisatiekosten).

Artikel 10 Kaders, begroting, jaarrekening, meerjarenbeleidsplan, wijze van betaling en evaluatie

  • 1.

    Vierjaarlijks, bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode, is het gemeenschappelijk orgaan verplicht om een meerjarenbeleidsplan op te stellen waarin de financiële en inhoudelijke vooruitzichten worden uiteengezet. De jaarlijkse begroting dient te passen binnen deze kaders.

  • 2.

    De elementen die in het meerjarenbeleidsplan naar voren dienen te komen zijn:

    • a.

      de doelen die de gemeenschappelijke regeling zal nastreven en/of prestaties die de gemeenschappelijke regeling de deelnemende gemeenten zal leveren;

    • b.

      de kosten die daaraan voor de gemeenten gezamenlijk en voor elke gemeente afzonderlijk verbonden zullen zijn;

    • c.

      een overzicht van de te verwachten risico’s van de gemeenschappelijke regeling en een uiteenzetting over de wijze waarop deze risico’s worden beheerst.

  • 3.

    Jaarlijks zendt de uitvoerende gemeente aan de raden van de deelnemende gemeenten een brief met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders. In deze brief zijn de door de deelnemende gemeenten gegeven richtlijnen verwerkt. Daarnaast bevat de kaderbrief kort de belangrijkste opgaven voor het komende jaar. Voorstellen voor nieuw beleid, die niet door de deelnemende gemeenten zijn opgenomen in de richtlijnen, worden in deze kaderbrief gedaan en expliciet vermeld als nieuw beleid.

  • 4.

    Jaarlijks zendt het gemeenschappelijk orgaan de ontwerpbegroting aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan stelt de betreffende raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen.

  • 6.

    Jaarlijks zendt het gemeenschappelijk orgaan de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Het positieve resultaat van de jaarrekening vloeit terug naar de deelnemende gemeenten. Het gemeenschappelijk orgaan kan van dit standpunt afwijken. Dit dient dan expliciet via een voorstel tot resultaatsbestemming aan de deelnemende gemeenten te worden voorgelegd.

  • 8.

    Betaling van de gemeentelijke bijdrage aan de uitvoerende gemeente geschiedt bij wijze van voorschot per kalenderkwartaal op basis van de begrote bijdragen zoals in de goedgekeurde begroting door de deelnemende gemeente schriftelijk aan de uitvoerende gemeente is medegedeeld.

  • 9.

    Voor wijzigingen van de begroting die facilitair van aard zijn en die niet leiden tot een verhoging van de bijdrage van de deelnemende gemeenten, is het bepaalde in dit artikel niet van toepassing.

  • 10.

    Iedere vier jaar rondom de reguliere gemeenteraadsverkiezingen vindt er door de deelnemende gemeenten een evaluatie van deze gemeenschappelijke regeling plaats met als doel om de oude gemeenteraad advies te laten meegeven aan de nieuwe gemeenteraad.

Hoofdstuk 5 Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten

Artikel 11 Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten

  • 1.

    Voor de uitvoering van alle gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 en de Doorstroompuntfunctie maken de deelnemende gemeenten gebruik van de uitvoeringsorganisatie van de uitvoerende gemeente, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 van deze regeling.

  • 2.

    Voor de uitvoering van met name genoemde taken kunnen gemeenten die niet aan deze regeling deelnemen en behoren tot de Doorstroompunt-regio West-Brabant gebruik maken van de uitvoeringsorganisatie van de uitvoerende gemeente. Indien gemeenten op deze wijze dienstverlening van de centrale organisatie af willen nemen, dan wordt dit beschouwd als inkoop van diensten. In deze situatie dient na instemming van het gemeenschappelijk orgaan tussen de desbetreffende gemeente en de deelnemende gemeenten een afzonderlijke samenwerkingsovereenkomst te worden opgesteld, waarin tevens afspraken worden opgenomen over de wijze van verrekening. De deelnemende gemeenten verlenen volmacht aan het gemeenschappelijk orgaan om een dergelijke overeenkomst aan te gaan.

  • 3.

    Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 1 heeft betrekking op jongeren woonachtig in de gemeenten in de regio.

     

    Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 2 heeft betrekking op jongeren woonachtig in de Niveau 2-gemeenten.

     

    Het Programma Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten uitvoeringsniveau 2A heeft betrekking op jongeren woonachtig in de Niveau 2A-gemeenten.

Artikel 12 Dienstverband

  • 1.

    Met de medewerkers die taken uitvoeren voor het Programma wordt door de uitvoerende gemeente een dienstverband aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij anders overeengekomen.

  • 2.

    Op de in lid 1 omschreven medewerkers van het Regionaal Bureau Leren zijn de rechtspositieregelingen van de uitvoerende gemeente van toepassing, tenzij anders overeengekomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoering leerplichttaken en taken in het kader van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

Artikel 13 Definities

  • 1.

    Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van leerplicht is de Leerplichtwet 1969 van toepassing.

  • 2.

    Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van de Doorstroompuntfunctie is de geldende wetgeving op het gebied van het Doorstroompunt (voorheen RMC) van toepassing.

  • 3.

    Voor wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leerplichtambtenaar is de regionale instructie leerplichtambtenaar en Doorstroomcoach van toepassing.

Artikel 14 Gemeentelijke leerplicht en Doorstroom-taken

  • 1.

    Onder gemeentelijke leerplicht- en Doorstroomtaken uitvoeringsniveau 1 wordt verstaan:

    • a.

      de registratie van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten;

    • b.

      de registratie van alle schoolverlaters uit de deelnemende gemeenten die zonder startkwalificatie een school of opleiding verlaten tot de leeftijd van 23 jaar;

    • c.

      het opstellen van een statistisch jaarverslag over de registratie van alle leerplichtigen uit de deelnemende gemeenten en het opstellen van de Doorstroom-effectrapportage;

    • d.

      het opstellen en aanleveren van de jaarlijkse verantwoording aan het ministerie van OC&W (CFI cijfers) ten behoeve van alle deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Onder gemeentelijke leerplicht- en Doorstroomtaken uitvoeringsniveau 2 wordt verstaan:

    • a.

      alle taken uit uitvoeringsniveau 1, zoals genoemd in het eerste lid;

    • b.

      de controle op en de registratie van het niet nakomen van de leerplicht (verzuim) door alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten;

    • c.

      de begeleiding van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten, die niet voldoen aan de leerplicht of de kwalificatieplicht, ten behoeve van de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied;

    • d.

      het behandelen van verzoeken tot extra verlof en vrijstelling in het kader van de Leerplichtwet 1969;

    • e.

      de begeleiding van alle leerlingen tot 23 jaar uit de deelnemende gemeenten, die een school of opleiding zonder startkwalificatie verlaten, ten behoeve van de herplaatsing op een (nieuwe) school of opleiding, dan wel doorgeleiding naar de arbeidsmarkt, in overleg met de desbetreffende school of opleidingsinstituut en, indien noodzakelijk, in samenwerking met de bestaande, reguliere hulp- en dienstverlenende instellingen in het werkgebied;

    • f.

      controle en handhaving op de verplichtingen van onderwijsinstellingen in het kader van de Leerplichtwet 1969 en wetgeving ten aanzien van het Doorstroompunt;

    • g.

      het opstellen van een inhoudelijk jaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan t.b.v. alle deelnemende gemeenten en de effectrapportage.

  • 3.

    Onder gemeentelijke leerplicht- en Doorstroomtaken uitvoeringsniveau 2A wordt verstaan:

    • a.

      alle taken uit uitvoeringsniveau 1, zoals genoemd in het eerste lid;

    • b.

      alle taken uit uitvoeringsniveau 2, zoals genoemd in het tweede lid, enkel voor leerlingen van het MBO onderwijs ingeschreven in de deelnemende gemeenten, inclusief de Doorstroompuntfunctie.

Artikel 15 Levering gegevens

  • 1.

    Iedere deelnemende gemeente is verplicht om, na daartoe gedaan verzoek van of namens de leidinggevende van het Regionaal Bureau Leren of diens plaatsvervanger, onverwijld actuele BRP-gegevens van alle in de gemeente woonachtige jongeren in de leeftijd van 4 tot 23 jaar te verstrekken aan de uitvoerende gemeente.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten, inclusief de uitvoerende gemeente, worden aangemerkt als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 3.

    Ten behoeve van de verwerking van persoonsgegevens door de uitvoerende gemeente, sluiten de deelnemende gemeenten, inclusief de uitvoerende gemeente, een overeenkomst die voldoet aan de door de wet daaraan gestelde eisen.

  • 4.

    In de overeenkomst zoals bedoeld in het vorige lid wordt in ieder geval geregeld dat de uitvoerende gemeente alle passende technische en organisatorische maatregelen neemt om de persoonsgegevens die worden verwerkt, te beveiligen en beveiligd te houden tegen verlies of tegen enige vorm van onzorgvuldig, ondeskundig of ongeoorloofd gebruik.

Artikel 16 Taakuitvoering / Uitvoeringskaders

  • 1.

    Binnen het kader van het mandaat is namens het college van burgemeester en wethouders, de leerplichtambtenaar van de uitvoerende gemeente bevoegd om op grond van de Leerplichtwet 1969 ter zake van het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 zelfstandig beslissingen te nemen.

  • 2.

    De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze regeling zijn voor de dagelijkse werkzaamheden verantwoording schuldig aan de leidinggevende van het Programma waaronder zij bij de uitvoerende gemeente aangesteld zijn. De begeleiding van leerlingen in het kader van de leerplicht en Doorstroomtaken geschiedt in overleg met de scholen en de dienstverlenende instellingen.

  • 3.

    De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze regeling vervullen hun taak conform de “Instructie leerplichtambtenaar en Doorstroomfunctionaris”.

Artikel 17 Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks maakt de uitvoerende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 vóór 1 oktober voor de gemeenten uit de regio een statistisch leerplichtjaarverslag over de registratie van de leerplichtigen uit de gemeenten.

  • 2.

    Jaarlijks maakt de uitvoerende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 vóór 1 oktober voor de Niveau 2-gemeenten en Niveau 2A-gemeenten een inhoudelijk leerplichtjaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan over het afgelopen schooljaar.

  • 3.

    Aangezien wettelijk het leerplichtjaarverslag vóór 1 oktober van ieder jaar aan de raden van de gemeenten aangeboden dient te worden, zal voor de gemeenten die niet deelnemen aan uitvoeringsniveau 2 vóór 1 september een concept statistisch leerplichtjaarverslag aangeboden worden aan het gemeenschappelijk orgaan. Vervolgens wordt het statistisch leerplichtjaarverslag aangeboden aan de raden van deze gemeenten.

  • 4.

    De uitvoerende gemeente draagt zorg voor de wettelijk voorgeschreven meldingen aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (aanleveren kengetallen aan de uitvoeringsorganisatie van het ministerie).

  • 5.

    Jaarlijks vóór 1 december stelt de Doorstroompunt- contactgemeente de jaarlijkse effectrapportage over het afgelopen schooljaar op voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap.

Artikel 18 Bezwaar en beroep, klachten en geschillen

  • 1.

    Belanghebbenden die het niet eens zijn met een door de leerplichtambtenaar genomen besluit zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, tweede volzin, van de Leerplichtwet 1969, kunnen bij de leerplichtambtenaar een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit.

  • 2.

    Belanghebbenden die het niet eens zijn met een door of namens het college genomen besluit, kunnen bij het college van de woongemeente van de leerling een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit.

  • 3.

    Scholen, ouders of leerlingen die een klacht hebben over een leerplichtambtenaar of over het Regionaal Bureau Leren in het algemeen, kunnen zich met een klacht wenden tot het college van burgemeester en wethouders van de woongemeente van de leerling. Op deze klacht is de interne en externe klachtenprocedure van deze gemeente van toepassing.

  • 4.

    Bij meningsverschillen tussen scholen en ouders, of tussen scholen en leerlingen over uitvoering van de Leerplichtwet 1969, kan de leerplichtambtenaar op verzoek van een school, ouders dan wel een leerling advies uitbrengen. Tenzij wettelijk anders bepaald, is een dergelijk advies niet bindend.

Artikel 19 Archief

  • 1.

    Het gemeenschappelijk orgaan draagt zorg voor de archiefbescheiden van het gemeenschappelijk orgaan.

  • 2.

    De gemeentesecretaris van de gemeente Breda is belast met het beheer van de archiefbescheiden van het gemeenschappelijk orgaan, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Het gemeenschappelijk orgaan stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van het gemeenschappelijk orgaan, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4.

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van het gemeenschappelijk orgaan wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Breda.

  • 5.

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het gemeenschappelijk orgaan, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente Breda.

  • 6.

    De archivaris van de gemeente Breda brengt jaarlijks aan het gemeenschappelijk orgaan verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het gemeenschappelijk orgaan die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Het gemeenschappelijk orgaan brengt jaarlijks verslag uit aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van het gemeenschappelijk orgaan.

  • 8.

    Het gemeenschappelijk orgaan brengt jaarlijks verslag of voortgangbericht uit aan het interbestuurlijk toezicht over de uitoefening van de aan hem opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van het gemeenschappelijk orgaan

  • 9.

    De deelnemers aan het gemeenschappelijk orgaan stellen tijdig aan het gemeenschappelijk orgaan de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de gemandateerde taken.

  • 10.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden geregeld.

  • 11.

    In de verklaring zoals genoemd in het vorige lid kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 20 Toetreding

  • 1.

    Toetreding door een niet aan deze regeling deelnemende gemeente kan bij besluiten van het college van burgemeester en wethouders van die gemeente plaatsvinden, wanneer de deelnemende gemeenten in het gemeenschappelijk orgaan instemmen met de toetreding waarbij besluitvorming plaatsvindt conform artikel 6.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten kunnen aan de toelating voorwaarden verbinden.

  • 3.

    De toetreding gaat in op de eerste dag na bekendmaking in het gemeenteblad van Breda.

Artikel 21 Uittreding

  • 1.

    Een gemeente kan uittreden door toezending aan het gemeenschappelijk orgaan van daartoe strekkende besluiten van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De uittreding vindt, behoudens een door het gemeenschappelijk orgaan geaccepteerde afwijking, plaats op 1 augustus van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in het gemeenteblad van Breda bekend is gemaakt.

  • 3.

    Bij uittreding geldt als uitgangspunt dat frictie- en desintegratiekosten, waaronder in ieder geval maar niet beperkt tot ww-verplichtingen, die aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, ten laste komen van deze uittredende gemeente.

  • 4.

    De hoogte van de uittredingskosten wordt door het gemeenschappelijk orgaan vastgesteld en bij beschikking bekend gemaakt aan de gemeente met het verzoek tot uittreding.

  • 5.

    Het gemeenschappelijk orgaan doet redelijkerwijs al het mogelijke om de kosten voor de uittredende gemeente zo laag mogelijk te houden.

Artikel 22 Wijziging

  • 1.

    Wijziging van de regeling kan plaatsvinden bij de daartoe strekkende besluiten van de colleges van alle deelnemende gemeenten, namens wie het besluit wordt ingebracht in een bijeenkomst van het gemeenschappelijk orgaan.

  • 2.

    De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een deelnemende gemeente kunnen ieder afzonderlijk voorstellen doen inzake wijziging van de regeling.

  • 3.

    Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het gemeenteblad van Breda.

Artikel 23 Opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van college van burgemeester en wethouders en raad van alle deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De opheffing gaat in op de eerste dag na bekendmaking in het gemeenteblad van Breda.

  • 3.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluiten de deelnemende gemeenten tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Hieronder wordt tevens verstaan eventuele gevolgschade voor de uitvoerende gemeente.

  • 5.

    Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.

  • 6.

    De deelnemende gemeenten zijn belast met de liquidatie. Het gemeenschappelijk orgaan blijft na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 7.

    Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing.

  • 8.

    Na opheffing gaan de archiefbescheiden naar de deelnemende gemeente die het betreft. De archiefbescheiden van deze regeling gaan naar het archief van de uitvoerende gemeente.

Hoofdstuk 8 Geschillenbeslechting

Artikel 24 Geschillenbeslechting

  • 1.

    Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen de (besturen van de) deelnemende gemeenten zullen nadat zij via een aangetekend schrijven kenbaar zijn gemaakt, worden besproken tussen een vertegenwoordiging van de besturen en gedeputeerde staten. Conform artikel 28 Wet Gemeenschappelijke Regelingen beslissen de gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant.

  • 2.

    Indien men onderling niet komt tot een voor iedere partij aanvaardbare oplossing van het geschil, zijn alle partijen bevoegd het geschil aan de daartoe bevoegde rechter voor te leggen.

  • 3.

    Op deze gemeenschappelijke regeling is het Nederlands recht van toepassing

Artikel 25 Burgerparticipatie

Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden kunnen via reguliere procedures bij de colleges en de raden van de gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid in het kader van deze regeling.

Artikel 26 Zienswijzen op besluiten

Naast de wettelijk verplichte gevallen, wordt besluitvorming op grond van deze regeling aan de raden voorgelegd voor het indienen van een zienswijze bij:

  • a.

    meerjarenbeleidsplannen (artikel 10, eerste lid); en

  • b.

    resultaatbestemmingen (artikel 10, zevende lid), voor zover het toevoegingen aan reserves betreft.

Artikel 27 Ingangsdatum en duur van de regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het gemeenteblad van Breda en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 28 Citeertitel

Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: gemeenschappelijke regeling schoolverzuim en VSV regio West-Brabant.

Aldus vastgesteld door

Burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam op 3 april 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Altena op 23 april 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau op 26 maart 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom op 11 juni 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op 28 mei 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen op 2 juli 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur op 2 juli 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg op 24 juni 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge op 26 maart 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk op 9 juli 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout op 11 juni 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal op 25 juni 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen op 26 maart 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen op 11 juni 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht op 24 juni 2024;

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert op 2 juli 2024.

Naar boven