Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 2024

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alkmaar, Bergen NH, Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Drechterland, Enkhuizen, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel, ieder voor zover de eigen gemeente bevoegd,

 

Overwegende dat,

  • -

    de Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat de colleges van burgemeester en wethouders uit een regio een gemeenschappelijke regeling treffen, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding veiligheidsregio;

  • -

    deze wet beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren;

  • -

    in de wet de omvang van de veiligheidsregio Noord-Holland Noord is bepaald en deze bestaat uit het grondgebied van de zestien deelnemende gemeenten;

  • -

    in het algemeen bestuur van 13 oktober 2023 is besloten dat het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten minste twee overige leden;

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen met ingang van 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • -

    de wijzigingen met ingang van 1 juli 2024 moeten zijn doorgevoerd in de gemeenschappelijke regeling;

  • -

    dit aanleiding geeft om de vigerende gemeenschappelijke regeling op onderdelen aan te passen en te actualiseren.

Gelet op:

 

Wet veiligheidsregio’s, de Wet publieke gezondheid, de Wet ambulancezorgvoorzieningen, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet mede gelet op de door elk van de raden der zestien gemeenten in de regio Noord-Holland Noord verleende toestemming als bedoeld in het tweede lid van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

de toestemming van de gemeenteraden van Alkmaar, Bergen NH, Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Drechterland, Enkhuizen, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel, overeenkomstig artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

 

b e s l u i t e n

 

de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord met ingang van 1 juli 2024 te wijzigen, waardoor deze komt te luiden als volgt:

 

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO NOORD-HOLLAND NOORD 2024

 

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio's wordt in deze regeling verstaan onder:

  • a.

    bestuur van de veiligheidsregio: ieder bevoegd orgaan van de veiligheidsregio;

  • b.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • c.

    commissaris van de Koning: de commissaris van de Koning in Noord-Holland;

  • d.

    deelnemers: de colleges die deelnemen aan deze Gemeenschappelijke regeling;

  • e.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Noord-Hollandse.

  • f.

    gemeenten: de gemeenten behorend tot de regio Noord-Holland Noord in de bijlage bij artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • g.

    raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

  • h.

    RAV: Regionale Ambulancezorgvoorziening;

  • i.

    regeling: deze Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord;

  • j.

    veiligheidsregio: de veiligheidsregio, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • k.

    wet: de Wet Veiligheidsregio’s;

  • l.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VR NHN).

  • 2.

    Het bestuur van de Veiligheidsregio bestaat uit:

    • a.

      het algemeen bestuur;

    • b.

      het dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

  • 3.

    Het openbaar lichaam veiligheidsregio Noord-Holland Noord is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Alkmaar, Bergen NH, Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Drechterland, Enkhuizen, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel.

  • 4.

    Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd te Alkmaar.

HOOFDSTUK 2: DOELEN EN TAKEN

Artikel 3 Doel en reikwijdte

Doel van de regeling is het gezamenlijk behartigen van belangen, die de schaal van de individuele gemeenten te boven gaan, ten behoeve van de veiligheid van de bevolking in het samenwerkingsgebied.

Artikel 4 Taken

De Veiligheidsregio is belast met:

  • 1.

    de uitvoering van alle taken die bij of krachtens de Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid aan de Veiligheidsregio zijn overgedragen.

  • 2.

    het op grond van de Wet ambulancezorgvoorziening in RAV verband uitvoeren van ambulancezorg voor de gemeenten Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel.

  • 3.

    het in stand houden van het Veiligheidshuis Noord-Holland Noord.

  • 4.

    het uitvoeren van overige door de deelnemers op- of overgedragen taken.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1.

    De Veiligheidsregio heeft alle bevoegdheden tot regeling en beheer die nodig zijn voor de uitvoering van de aan de Veiligheidsregio overgedragen taken.

  • 2.

    De Veiligheidsregio heeft de bevoegdheid om, ter uitvoering van het in artikel 3 genoemde belang, deel te nemen aan gemeenschappelijke regelingen en privaatrechtelijke rechtspersonen op te richten en hieraan deel te nemen.

  • 3.

    De Veiligheidsregio is bevoegd op basis van een daartoe af te sluiten overeenkomst, ter uitvoering van het in artikel 3 genoemde belang, tot het op verzoek en ten behoeve van één of meerdere deelnemers en/of derden uitvoeren van taken dan wel verrichten van diensten.

  • 4.

    Een overeenkomst als bedoeld in het derde lid vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden.

Artikel 5a Deelnemingen

De Veiligheidsregio sluit zich aan bij:

  • a.

    de Werkgeversvereniging Samenwerkende Veiligheidsregio’s die door de 25 veiligheidsregio’s wordt opgericht om namens de besturen van de veiligheidsregio’s afspraken te maken over de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de veiligheidsregio’s;

  • b.

    de stichting risicobeheer veiligheidsregio’s, die door de 25 veiligheidsregio's wordt opgericht en ten behoeve van de besturen van de veiligheidsregio’s activiteiten uitvoert op het thema risicobeheer, waaronder in ieder geval het adviseren rondom ongevallen en schade en het bemiddelen met betrekking tot verzekeringen, in ieder geval ongevallenverzekeringen, en het inkopen ervan;

  • c.

    de stichting waarborgfonds veiligheidsregio’s, die door de 25 veiligheidsregio's wordt opgericht en de besturen van de veiligheidsregio’s op het thema risicobeheer rondom ongevallen en schade mogelijkheden biedt tot het opvangen van niet-verzekerbare risico’s.

HOOFDSTUK 3: BESTUURSORGANEN

ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Samenstelling en vervanging

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen zich, indien zij verhinderd zijn een vergadering bij te wonen, laten vervangen door degene die hen als burgemeester van hun gemeente vervangt.

Artikel 7 Lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra het lid ophoudt burgemeester van de deelnemende gemeente te zijn.

  • 2.

    Het lidmaatschap van ambtsopvolgers van de in het eerste lid bedoelde aftredende leden vangt aan op het moment van hun benoeming tot burgemeester van de deelnemende gemeente.

Artikel 8 Reglement van Orde

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een Reglement van Orde vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar of zoveel vaker als de voorzitter dit nodig oordeelt, of indien tenminste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6.

    Artikel 23 van de wet is van overeenkomstige toepassing omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het algemeen bestuur worden overgelegd.

  • 7.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en/ of wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

    • c.

      het wijzigen en opheffen van de regeling.

  • 8.

    De hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de Veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur.

  • 9.

    De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

  • 10.

    De districtschef van de politie en de directeur publieke gezondheid zijn adviseur van het bestuur.

Artikel 9 Stemmen

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, dat wil zeggen bij meerderheid van de uitgebrachte gewogen stemmen.

  • 2.

    Het aantal stemmen van een lid van het algemeen bestuur is gerelateerd aan de in de begroting van de Veiligheidsregio voor het betreffende kalenderjaar opgenomen bijdrage, welke is vastgesteld conform artikel 29, tweede tot en met zesde lid van deze regeling. Het percentage van de bijdrage van een deelnemer is dan het daadwerkelijke aantal stemmen dat door een lid van het algemeen bestuur wordt uitgebracht.

  • 3.

    Het aantal stemmen per deelnemer, als bedoeld in het tweede lid, wordt jaarlijks door het algemeen bestuur op de eerste vergadering van het jaar vastgesteld aan de hand van de voor dat jaar vastgestelde begroting van de Veiligheidsregio, met dien verstande dat het stemrecht van een deelnemer altijd minder dan 50% van het totale stemrecht bedraagt. Het aantal stemmen wordt afgerond op twee cijfers achter de komma.

  • 4.

    In geval van een wijziging van de gemeenschappelijke regeling wordt, met inachtneming van het gestelde in het tweede lid, het aantal stemmen per deelnemer door het algemeen bestuur vastgesteld in de eerste vergadering na inwerkingtreding van de gewijzigde regeling.

     

DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten minste twee overige leden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde overige leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur mogen samen nooit de meerderheid in het algemeen bestuur uitmaken.

Artikel 11 Benoeming

  • 1.

    Degene, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 2.

    Een lid van het dagelijks bestuur, behalve de voorzitter, kan te allen tijde ontslag nemen, met dien verstande dat het lidmaatschap in dat geval eindigt op het tijdstip waarop de opvolger in functie is getreden. Het lid doet schriftelijk mededeling van zijn ontslag aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het aanwijzen van een lid van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan.

Artikel 12 Reglement van Orde

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo vaak als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid van het dagelijks bestuur hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 2.

    Besluiten van het dagelijks bestuur worden met meerderheid van stemmen genomen. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Indien de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 3.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt een Reglement van Orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur ter kennisname wordt toegezonden.

     

VOORZITTER

Artikel 13 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt bij Koninklijk Besluit benoemd en ontslagen.

  • 2.

    De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst uit de overige leden van het dagelijks bestuur een plaatsvervangend voorzitter aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

  • 4.

    De voorzitter ondertekent alle stukken die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur doen uitgaan.

  • 5.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij het lichaam betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. In eerste aanleg de plaatsvervangend voorzitter.

     

INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 14 Inlichtingen en verantwoording dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur verstrekt aan het algemeen bestuur alle benodigde inlichtingen, die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur, behalve de voorzitter, ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4.

    Het Reglement van Orde van het dagelijks bestuur houdt bepalingen in over de wijze waarop het dagelijks bestuur dan wel elk van zijn leden de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 5.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd ten aanzien van zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd en, voor zover het stukken betreft die aan het algemeen bestuur dan welaan de leden van het algemeen bestuur zijn overgelegd, is bekrachtigd, behoudens na opheffing van de geheimhouding daarvan.

Artikel 15 Inlichtingen en verantwoording algemeen bestuur aan raad

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad de door één of meer leden van die raadgevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De raad van elke deelnemer regelt de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid en het ter verantwoording roepen als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemers de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 5.

    De wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het vierde lid plaatsvindt, wordt nader geregeld in het Reglement van Orde van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft geen inlichtingen en legt geen verantwoording af over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd, behoudens na opheffing van de geheimhouding door het algemeen bestuur.

Artikel 16 Actieve informatieplicht van bestuur aan raden

  • 1.

    Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2.

    Bij de informatieverstrekking geldt dat:

    • a.

      relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium schriftelijk wordt verschaft;

    • b.

      informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

    • c.

      schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, dagelijks bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

Artikel 17 Inlichtingen en verantwoording algemeen bestuur aan college

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college van de gemeente die hij vertegenwoordigt de door één of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door het college van de gemeente die hij vertegenwoordigt ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Het college van elke deelnemer regelt de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid en het ter verantwoording roepen als bedoeld in het tweede lid plaats vindt.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft geen inlichtingen en legt geen verantwoording af over zaken waaromtrent krachtens artikel 23 van de wet geheimhouding is opgelegd, behoudens na opheffing van de geheimhouding door het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 3: BEVOEGDHEDEN BESTUURSORGANEN

Artikel 18 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot alle daden van regeling en bestuur nodig voor de behartiging van het belang van deze regeling.

  • 2.

    Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling die niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan een ander bestuursorgaan zijn opgedragen, behoren toe aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragende bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • d.

      het opstellen van voorwaarden tot toetreding;

    • e.

      het besluiten over toe- en uittreding van gemeenten;

    • f.

      het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling en opheffing;

    • g.

      het vaststellen van verordeningen;

    • h.

      het besluiten tot het deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van en deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • i.

      het vaststellen van het risicoprofiel als bedoeld in artikel 15 van de wet;

    • j.

      het vaststellen van het crisisplan, bedoeld in artikel 16 van de wet.

Artikel 19 bevoegdheden dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot:

  • a.

    het voeren van dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter beraadslagingen beslissing moet worden gebracht;

  • c.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • d.

    het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van de Veiligheidsregio;

  • e.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren, voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • f.

    het aangaan van geldleningen voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt;

  • g.

    het beheer van de activa en passiva;

  • h.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • i.

    het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden, instellingen, diensten en personen;

  • j.

    het nemen van besluiten tot het voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten;

  • k.

    het besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de Veiligheidsregio.

Artikel 20 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Alle stukken uitgaande van het algemeen en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter ondertekend.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij het lichaam betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit.

  • 4.

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging, als in het vorige lid bedoeld, met instemming van het dagelijks bestuur, opdragen aan een door hem schriftelijk aangewezen gemachtigde.

HOOFDSTUK 4: PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 21 Organisatie

  • 1.

    De Veiligheidsregio heeft een ambtelijke organisatie met aan het hoofd twee directeuren.

  • 2.

    De directeuren worden benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3.

    Schorsing van de directeuren geschiedt door het dagelijks bestuur. Een besluit tot schorsing dient binnen twee maanden door het algemeen bestuur te worden bekrachtigd.

  • 4.

    Het algemeen bestuur wijst één van beide directeuren aan als secretaris.

  • 5.

    De invulling van de taken van de directeuren en de secretaris van de gemeenschappelijke regeling worden nader geregeld in de door het dagelijks bestuur vastgestelde organisatiebesluit, waarin de structuur en werkwijze van de ambtelijke organisatie van de Veiligheidsregio wordt geregeld.

Artikel 22 Secretaris

  • 1.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de eventueel ingestelde commissies als bedoeld in artikel 24 en 25 van de wet bij in de uitoefening van hun taken.

  • 2.

    Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 3.

    De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4.

    De secretaris draagt zorg voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

  • 6.

    Bij afwezigheid wordt de secretaris vervangen door de andere directeur van de veiligheidsregio.

Artikel 23 Bezoldiging ambtenaren en overig personeel

Het dagelijks bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie en de bezoldiging van de ambtenaren en het overige personeel in dienst van de Veiligheidsregio, met uitzonding van het personeel dat werkzaam is bij de sector Ambulancezorg.

HOOFDSTUK 5: FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 24 Financiële verantwoordelijkheid

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de Veiligheidsregio, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.

Artikel 25 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 26 Kadernota

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan dat waarin de begroting wordt vastgesteld, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur voor 1 maart van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders naar voren brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de Kadernota schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de kadernota vóór 15 maart vast.

  • 5.

    Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt het besluit en de kadernota aan de raden, binnen twee weken na de vaststelling als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 27 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, een ontwerpbegroting inclusief meerjarenraming en toelichting toe aan de raden van de deelnemers.

  • 2.

    Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting, inclusief wijzigingen, opgenomen ramingen alsmede de rekening resultaten van het voorlaatste jaar.

  • 3.

    De meerjarenraming omvat een overzicht van lasten en baten voor de drie jaren, volgende op het begrotingsjaar en wordt van een toelichting voorzien.

  • 4.

    De in de meerjarenraming op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting, verhoogd met de jaarlijks te verwachten trendmatige verhoging.

  • 5.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen uiterlijk 25 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Bij het voorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur voegt het dagelijks bestuur een reactienota, waarin gemotiveerd wordt aangegeven op welke wijze de zienswijze wel of niet is verwerkt in dit voorstel.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting geldt schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vijfde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 15 september, aan gedeputeerde staten.

Artikel 28 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een ontwerp-jaarrekening en accountantsverklaring aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen uiterlijk 25 juni bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de concept bestemming van het rekeningresultaat naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-jaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de jaarrekening schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft. Het algemeen bestuur geeft in het besluit aan wat de overwegingen zijn geweest met betrekking tot de zienswijzen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedupeerde staten.

  • 6.

    Uiterlijk 15 juli na afloop van het dienstjaar stelt het algemeen bestuur een jaarverslag vast van de door het bestuur van de dienst verrichte werkzaamheden. Dit jaarverslag wordt ter kennis toegezonden aan de raden van de deelnemers.

Artikel 29 Exploitatieresultaat

Bij het vaststellen van de jaarrekening neemt het algemeen bestuur een besluit over de bestemming van het exploitatieresultaat, met inachtneming van artikel 28. De artikelen 198, tweede lid, tot en met 201 Gemeentewet zijn voor zoveel nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30 Garantie deelnemers

Voor het betalen van rente en aflossing van geldleningen en in rekening-courant opgenomen gelden staan de deelnemers garant voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van de verdeelsystematiek zoals genoemd in artikel 31. Uit deze bepaling voortvloeiende betalingsverplichtingen worden met de deelnemers afgerekend.

Artikel 31 Verdeling der kosten

  • 1.

    De lasten van het lichaam worden gedekt door:

    • a.

      bijdragen van de deelnemers;

    • b.

      inkomensoverdrachten, andere bijdragen dan de onder letter a van dit lid bedoelde en schenkingen;

    • c.

      overige inkomsten.

  • 2.

    De in het vorige lid onder a bedoelde bijdragen omvatten de jaarlijkse lasten voor zover deze niet door de opbrengsten uit andere vergoedingen worden bestreden.

  • 3.

    Voor de vaststelling van deze bijdragen geldt het volgende uitgangspunt: de bijdrage van een deelnemer wordt bepaald naar rato van het bedrag voor het sub cluster brandweer en rampenbestrijding in de algemene uitkering die elke gemeente ontvangt en naar rato van de aanwezige belastingcapaciteit per gemeente. De vaststelling van de bijdrage voor ambulancezorg wordt geregeld in het zevende lid.

  • 4.

    De hoogte van het aandeel ‘aanwezige belastingcapaciteit’ wordt bepaald aan de hand van het belang van belastingcapaciteit in het verdeelsysteem van het gemeentefonds.

  • 5.

    Voor de berekening van de gemeentelijke bijdrage wordt gebruik gemaakt van het bestand “Verdeling uitkering gemeentefonds” van de Rijksoverheid geldend op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

  • 6.

    Voor de verdere toepassing en uitleg van het derde tot en met vijfde lid wordt gebruik gemaakt van het rapport ‘Advies verdeelsystematiek kosten Veiligheidsregio Noord-Holland Noord’ van de externe commissie Verdeelsleutel d.d. juni 2015.

  • 7.

    De vaststelling van de bijdrage als bedoeld in het eerste lid onder a voor de lasten van ambulancezorg vindt plaats naar rato van het aantal inwoners per de artikel 4, tweede lid genoemde gemeente op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het aantal inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakt bevolkingscijfer aangehouden.

  • 8.

    Een deelnemer betaalt een vierde gedeelte van de volgens de begroting over enig boekjaar geraamde bijdragen bij wijze van voorschot per medio van de tweede maand van elk kalenderkwar-taal.

Artikel 32 Verplichtingen deelnemers

  • 1.

    De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

HOOFDSTUK 6: ARCHIEF

Artikel 33 Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 34 Archiefbeheer

  • 1.

    De directeur Veiligheidsregio is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 35 Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Artikel 36 Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar.

Artikel 37 Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van Regionaal Historisch Centrum Alkmaar brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 38 Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de regeling stellen aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2.

    De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

HOOFDSTUK 7: WIJZIGING REGELING

Artikel 39 Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van burgemeesters en wethouders van tenminste tweederde van het aantal deelnemers, tenminste vertegenwoordigende tweederde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied, hiertoe besluiten.

  • 2.

    Een voorstel tot wijziging kan worden ingediend door een college van burgemeester en wethouders van één van de deelnemers dan wel het dagelijks bestuur. Een voorstel van een college wordt aan de voorzitter gezonden, die het onverwijld doorzendt aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel de deelnemers.

Artikel 40 Toetreding of uittreding

  • 1.

    Toetreding van gemeenten tot deze regeling of uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals vastgelegd in de bijlage bij artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s of na gemeentelijke herindeling op basis van de Wet algemene herindeling (Wet Arhi).

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

Artikel 41 Voorwaarden uittreding

  • 1.

    Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk, tenzij wet- en/of regelgeving zich hiertegen verzet.

  • 2.

    Een deelnemer kan, tenzij wet- en/of regelgeving zich hiertegen verzet, (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.

    Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 4 van deze regeling, wenst terug te nemen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen, tenzij wet- of regelgeving zich hiertegen verzet.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6.

    Het algemeen bestuur van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 7.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 8.

    De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 7 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 9.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 7 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 10.

    Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 11.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa.

    De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 12.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 7 genoemde afbouwperiode.

    De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 31 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 13.

    De kosten als bedoeld in lid 11 en lid 12 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 14.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste t/m tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 15.

    Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 16.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 17.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het vijftiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

Artikel 42 Opheffing

  • 1.

    Deze regeling kan slechts worden opgeheven na het vervallen van de verplichting tot samenwerking als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s, door een daartoe strekkend besluit van de colleges van burgemeester en wethouders van tenminste tweederde van het aantal deelnemers, tenminste vertegenwoordigende tweederde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Zo nodig blijven de organen van het samenwerkingsverband ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 8: GESCHILLEN

Artikel 43 Geschillen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, legt het algemeen bestuur een geschil omtrent de toepassing van deze regeling, in de ruimste zin, voor aaneen daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, een aangewezen door elk van de bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter. Partijen kunnen besluiten een reeds bestaande onafhankelijke geschillencommissie te verzoeken advies uit te brengen.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK 9: EVALUATIEBEPALING

Artikel 44 Evaluatiebepaling

  • 1.

    Een evaluatie vindt minimaal 1 keer per 4 jaar plaats en heeft pas doorgang als de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het dagelijks bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn. De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het dagelijks bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daaropvolgende evaluatieperiode.

HOOFDSTUK 10: SLOTBEPALINGEN

Artikel 45 Inwerkingtreding, citeertitel en bekendmaking

  • 1.

    De gemeente Alkmaar draagt zorg voor de bekendmaking van deze regeling.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    De regeling kan worden aangehaald als ”gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 2024”.

Aldus besloten door de colleges van de deelnemende gemeenten,

 

Gemeente

Raad

College

Alkmaar

27-06-2024

09-07-2024

Bergen NH

20-06-2024

09-07-2024

Castricum

13-06-2024

09-07-2024

Den Helder

10-06-2024

24-06-2024

Dijk en Waard

18-06-2024

24-06-2024

Drechterland

27-05-2024

16-04-2024

Enkhuizen

28-05-2024

16-04-2024

Heiloo

24-06-2024

09-07-2024

Hollands Kroon

06-06-2024

18-06-2024

Hoorn

11-06-2024

25-06-2024

Koggenland

27-05-2024

03-07-2024

Medemblik

20-06-2024

02-07-2024

Opmeer

20-06-2024

02-07-2024

Schagen

18-06-2024

02-07-2024

Stede Broec

30-05-2024

16-04-2024

Texel

19-06-2024

16-07-2024

 

Toelichting Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 2024

 

De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord wordt met deze wijziging in overeenstemming gebracht met de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). De Wgr levert het bestuurlijk-juridisch frame op voor de samenwerking tussen de betrokken gemeenten. In de gemeenschappelijke regeling wordt uitdrukkelijk niet voorzien in het vastleggen van de volledige organisatie ter uitvoering van de ingebrachte samenwerkingstaken. Hiertoe dient een te maken organisatiebesluit.

 

Artikelsgewijs

 

In de aanhef zijn de colleges van burgemeester en wethouders opgenomen die zullen deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling. Zij zijn immers de besluitende bestuursorganen, welk besluit zij pas kunnen nemen na toestemming van hun gemeenteraad (art. 1 lid 2 Wgr).

 

Overwegende dat

De gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord is in werking getreden op 1 januari 2004 en laatstelijk gewijzigd per ** datum ** .

 

Gelet op

In het algemeen bestuur van 13 oktober 2023 is besloten de samenstelling van het dagelijks bestuur te wijzigen van “de voorzitter en vier overige leden” naar “de voorzitter en ten minste twee overige leden”. Hiermee wordt de tekst van de Wgr gevolgd.

 

De Wgr is met ingang van 1 juli 2022 gewijzigd. Deze wijzigingen moeten met ingang van 1 juli 2024 zijn doorgevoerd in de gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 1

Dit artikel verklaart de begripsbepalingen uit artikel 1 Wvr van toepassing op de gemeenschappelijke regeling. Op die manier wordt voorkomen dat er verschil van interpretatie ontstaat tussen de begrippen in de Wet veiligheidsregio’s en in deze gemeenschappelijke regeling. Daarnaast worden nog enkele andere veel in de gemeenschappelijke regeling voorkomende termen gedefinieerd.

 

Artikel 2

Dit artikel voorziet in de instelling van de Veiligheidsregio, overeenkomstig artikel 9 Wvr. De Veiligheidsregio is een openbaar lichaam in de zin van artikel 8 lid 1 Wgr, en bezit zodoende rechtspersoonlijkheid. Dat betekent onder meer dat het openbaar lichaam privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten (art. 2:1 lid 2 en 3 jo. art. 2:5 jo. art. 3:32 BW). De Veiligheidsregio is gevestigd in de gemeente Alkmaar. Artikel 10 lid 3 Wgr schrijft voor dat de gemeenschappelijke regeling de vestigingsplaats van een openbaar lichaam moet aanwijzen. Dat bepaalt onder meer welke bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van beroep tegen besluiten van het bestuur van de Veiligheidsregio.

 

Artikel 3

Conform artikel 10 Wet veiligheidsregio’s heeft de Veiligheidsregio uitvoering aan haar wettelijke taken.

 

Artikel 4

De wettelijk omschreven taken en kwaliteitsnormen uit het Besluit veiligheidsregio’s vormen de basis. De Veiligheidsregio kan andere taken dan bedoeld in het eerste lid, uitoefenen voor of diensten verlenen aan één of meer gemeenten, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur daartoe besluit.

 

De Veiligheidsregio is belast met de uitvoering van alle taken die bij of krachtens de Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid aan de Veiligheidsregio zijn overgedragen. Op grond van de Wet ambulancezorgvoorziening wordt in Veiligheidsregio Noord-Holland Noord in RAV verband ambulancezorg uitgevoerd voor de gemeenten Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel. Door het algemeen bestuur is besloten dat een Zorg- en Veiligheidshuis Noord-Holland Noord in stand wordt gehouden. De veiligheidsregio draagt zorg voor de wettelijke taken, zoals genoemd in artikel 10 van de Wet veiligheidsregio’s.

 

Artikel 5

Artikel 10, tweede lid van de Wgr, bepaalt dat een regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld aangeeft welke bevoegdheden de deelnemende gemeenten aan het openbaar lichaam toekennen; verder is bepaald dat de regeling bepalingen kan inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de toegekende bevoegdheden.

 

Bevoegdheden kan een openbaar lichaam in de eerste plaats ontvangen van de deelnemende gemeenten (artikel 30 van de Wgr). Deze worden door de gemeenten overgedragen waarna zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken. Naast door gemeenten overgedragen bevoegdheden heeft het openbaar lichaam van rechtswege de bevoegdheid om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen (bijvoorbeeld het verwerven van goederen en het benoemen van personeel). Gemeenten kunnen in de regeling op deze bevoegdheid wel beperkingen aanbrengen (art. 31 van de Wgr).

 

Tot slot heeft een openbaar lichaam ook de bevoegdheden die annex zijn aan de bevoegdheden die door de gemeenten worden overgedragen, bijvoorbeeld het toepassen van bestuursdwang of het voeren van overleg met derden omtrent een overgedragen bevoegdheid. Ook aan deze annexe bevoegdheden kunnen door de gemeenten in de regeling beperkingen worden gesteld (artikel 31 van de Wgr). De bevoegdheden die de bestuursorganen van de veiligheidsregio toekomen om tot een goede uitvoering van de in de artikelen 3 en 4 omschreven belangen en taken te kunnen komen, vloeien specifiek voort uit artikel 10 van de Wvr.

 

Artikel 5a

Onder a.

Omdat de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) per 1 januari 2020 maakt dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) geen werkgeversvertegenwoordiging voor de Veiligheidsregio kan zijn, is door de veiligheidsregio’s gekozen voor het oprichten van een werkgeversvereniging, die in de positie is om bindende afspraken te maken met de vakbonden over een rechtspositieregeling voor het personeel van de veiligheidsregio’s. De bevoegdheid tot deelname aan deze vereniging is opgenomen in de gemeenschappelijke regeling.

 

Onder b. en c.

De veiligheidsregio’s hanteren in het kader van goed werkgeverschap een gezamenlijke lijn bij de afhandeling van schades na ongevallen en geven daarbij vorm aan de omslag ‘van verzekerings-denken naar risico-denken’ en ‘van verzekerings-denken naar het denken in aanspraken’. Zij bundelen in onderlinge samenwerking de expertise op het gebied van (ongevallen)verzekeringen en hebben gezamenlijk een krachtiger positie bij het inkopen ervan. Daarnaast hebben de veiligheidsregio’s de mogelijkheid om collectief te voorzien in onverzekerbare risico’s. De activiteiten van de stichtingen kunnen zich binnen het geheel van te verzekeren risico’s uitstrekken tot andere dan de genoemde. De keuze voor een privaatrechtelijke rechtsvorm vloeit mede voort uit de aard van de activiteiten van de stichting risicobeheer veiligheidsregio’s, waarvoor een vergunning nodig is van de Autoriteit Financiële Markten en mede uit de wens om voor de stichting waarborgfonds veiligheidsregio’s een vrijstelling te krijgen van de plicht tot vergunning door de Nederlandsche Bank, waartoe een op te richten rechtspersoon geen winstoogmerk mag hebben. De bevoegdheid tot deelname aan de stichtingen is opgenomen in

de gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 6 en 7

In afwijking van artikel 13 lid 6 Wgr bestaat het algemeen bestuur verplicht uit de burgemeesters,

zoals artikel 11 lid 1 Wvr voorschrijft. De burgemeester zit in het algemeen bestuur als vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders, nu de gemeenschappelijke regeling een zogenoemde collegeregeling betreft (zie eerste deel van deze toelichting).

 

Indien een burgemeester verhinderd is aan de vergadering van het algemeen bestuur deel te nemen, dan kan de locoburgemeester hem overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet vervangen als lid van het algemeen bestuur. De locoburgemeester heeft dan volledig stemrecht in de vergadering van het algemeen bestuur.

 

De gemeenten binnen het gebied van Noord-Holland Noord zijn verplicht deel te nemen aan de Veiligheidsregio. Dat lidmaatschap niet gekoppeld is aan een persoon maar aan de gemeente zodat als burgemeester aftreedt het lidmaatschap overgaat op zijn opvolger.

 

Artikel 8

In artikel 22, eerste lid van de Wgr is geregeld dat het algemeen bestuur een Reglement van Orde vaststelt. In het Reglement van Orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

  • -

    vaststellen vergaderschema;

  • -

    opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;

  • -

    wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

  • -

    handhaving van de orde tijdens de vergadering;

  • -

    besloten- c.q. openheid van vergadering.

Het uitgangspunt is dat het algemeen bestuur ten minste tweemaal maal per jaar vergadert. De voorzitter roept de leden tot de vergadering op en doet hiervan tevens een openbare kennisgeving. Als het quorum (de helft van het aantal leden is aanwezig) bereikt is, kan de vergadering worden geopend.

 

Het uitgangspunt is dat het algemeen bestuur in het openbaar vergadert, tenzij het algemeen bestuur anders beslist. Dit artikel vloeit voort uit artikel 22 Wgr. In artikel 5, lid 4 van de regeling is de mogelijkheid genoemd dat het algemeen bestuur ook informele bijeenkomsten rond een bepaald thema belegd. Tijdens dergelijke bijeenkomsten vindt geen besluitvorming plaats. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

  • a.

    de vaststelling en/of wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • b.

    het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

  • c.

    het wijzigen en opheffen van de regeling.

De vergaderingen van het algemeen bestuur worden bijgewoond door de secretaris en directie. De districtschef van de politie en de directeur publieke gezondheid zijn adviseur van het bestuur. Daarnaast worden voor de vergaderingen uitgenodigd de commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen.

 

Artikel 9

Het gewicht van de stemmen van de deelnemende gemeenten in de gemeenschappelijke regeling verschilt en is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeenten. De verdeelsleutel is gebaseerd op het aandeel van de OOV component, subcluster brandweer en rampenbestrijding binnen de algemene uitkering van het gemeentefonds, en de belastingcapaciteit per gemeente Op deze wijze krijgt het beginsel belang, betaling, zeggenschap een plaats. Het algemeen bestuur stelt ieder jaar in de eerste vergadering het aantal stemmen per deelnemer vast. Het aandeel in percentage is gelijk aan het aantal stemmen.

 

Artikel 10

Dit artikel regelt de samenstelling van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur bestaat op grond van artikel 14 Wgr uit de voorzitter en twee of meer leden. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord heeft op 13 oktober 2023 besloten dat het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten minste twee overige leden (totaal zodoende van ten minste drie leden). De leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. De leden van het dagelijks bestuur mogen samen nooit de meerderheid in het algemeen bestuur uitmaken.

 

Artikel 11

Een lid van het dagelijks bestuur moet te allen tijde lid van het algemeen bestuur zijn. Verliest hij het lidmaatschap van het algemeen bestuur, dan verliest hij automatisch ook het lidmaatschap van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ook tussentijds ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet langer bezit. Indien tussentijds een vacature ontstaat wordt door en uit het algemeen bestuur een nieuw lid voor het dagelijks bestuur aangewezen, voor de resterende termijn. Het lid van het algemeen bestuur dat wordt aangewezen als nieuw lid van het dagelijks bestuur hoeft niet van dezelfde gemeente afkomstig te zijn als het lid van het dagelijks bestuur dat tussentijds is opgestapt.

 

Artikel 12

In artikel 22, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregeld dat het dagelijks bestuur een Reglement van Orde vaststelt. In het Reglement van Orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

  • -

    vaststellen vergaderschema;

  • -

    opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;

  • -

    wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

  • -

    handhaving van de orde tijdens de vergadering;

  • -

    besloten vergadering.

 

Artikel 13

De voorzitter kan niet geschorst en ontslagen worden door het algemeen bestuur omdat deze zijn positie ontleent aan artikel 11, lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s. In dit wetsartikel is vastgelegd dat de voorzitter van een veiligheidsregio bij Koninklijk Besluit wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

 

De voorzitter is krachtens artikel 22 Wet gemeenschappelijk regelingen j° artikel 19 van de Gemeentewet belast met de oproeping voor vergaderingen en heeft zorg voor toezending van agenda en stukken. Ook is hij ervoor verantwoordelijk dat besluiten van beide colleges worden uitgevoerd. Waar het gaat om vertegenwoordiging van de regio, lijkt zijn functie op die van burgemeester bij een gemeente. Ook binnen de Veiligheidsregio is het de voorzitter die de regio vertegenwoordigt bij het voeren van rechtsgedingen of het sluiten van contracten. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij het lichaam betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. In eerste aanleg de plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter handhaaft de orde in de vergaderingen op grond van artikel 22 Wet gemeenschappelijke regelingen j° artikel 26 Gemeentewet.

 

Artikel 14, 15, 16 en 17

De artikelen 16, 17, 18 en 19 van de Wgr schrijven voor dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen bevat over het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording. Daarbij gaat het zowel om de informatie- en verantwoordingsplicht binnen de gemeenschappelijke regeling (de relatie tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) als om de informatie- en verantwoordingsplicht van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling ten opzichte van de raden van de deelnemende gemeenten. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op de gronden vermeld in artikel 10 van de Wet open overheid.

 

Artikel 18, 19 en 20

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

 

Artikel 21

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 22

Binnen de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord wordt de positie van de secretaris vervuld door één van de directieleden. Beide directielieden zijn benoemd als secretaris. De secretaris is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

 

Artikel 23

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 24

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de Veiligheidsregio, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing.

 

Artikel 25

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 26, 27, 28

In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen betreffende de kadernota, de begroting en de jaarrekening. Hiervoor gelden met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wgr per 1 juli 2022 gewijzigde termijnen. Deze zijn opgenomen en nader uitgewerkt in de artikelen 26, 27 en 28.

 

Artikel 29

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel 30

Voor de verrekening van de uitvoeringskosten geldt als uitgangspunt de verhouding conform de verdeelsleutel voor de gemeentelijke bijdrage voor het betreffende begrotingsjaar. De verdeelsleutel is gebaseerd op het aandeel van de OOV component, subcluster brandweer en rampenbestrijding binnen de algemene uitkering van het gemeentefonds, en de belastingcapaciteit per gemeente.

 

Artikel 31

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 32

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 33

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 34

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 35

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 36

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 37

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 38

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 39, 40, 41 en 42

De Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat de colleges van de zestien gemeenten binnen de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord een gemeenschappelijke regeling moeten treffen waarbij een veiligheidsregio wordt ingesteld. Het aangaan van deze regeling is dan ook niet vrijwillig. Artikel 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat in de gemeenschappelijke regeling wordt vastgelegd hoe wijziging, opheffing, toe- en uittreden geregeld zijn. Toe- en uittreding uit de gemeenschappelijke regeling is alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de veiligheidsregio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wet veiligheidsregio’s wordt gewijzigd.

 

Artikel 43

De bedoeling van dit artikel is om geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen eerst op intergemeentelijk niveau te doen beslechten. Dit middels een bemiddelende rol van de Commissaris van de Koning. Mochten de partijen er op dit niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar gedeputeerde staten op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen weer volledig open. Voor de behandeling van klachten is de Veiligheidsregio verplicht een voorziening te treffen.

 

Artikel 44

In dit artikel is, indachtig de wensen van de raden van de 16 gemeenten van VRNHN, in overeenstemming met de Wgr een evaluatiebepaling opgenomen. Deze bepaling is generiek geformuleerd zodat er ruimte ontstaat voor de invulling die aan de evaluatie wordt gegeven.

 

Artikel 45

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

 

 

Naar boven