Gemeenteblad van Kaag en Braassem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2024, 319920 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2024, 319920 | beleidsregel |
Beleidsnota Integraal Risicomanagement & Weerstandsvermogen 2024-2027
Bij het besturen van een gemeente behoort per definitie het nemen van risico’s. Vooruitgang, innovatie en ambitie kunnen niet bestaan zonder risico’s. Vaak wordt over risico’s gedacht in termen van voorkomen of elimineren. Tot elke prijs ieder risico uitsluiten is echter niet het doel van risicomanagement. Evenmin kunnen risico’s onvoorwaardelijk worden aanvaard. Risicomanagement is noodzakelijk. Het gebrek aan deugdelijk risicomanagement leidt niet zelden tot grote verliezen bij overheden. Maar hoe vergroot je het risicobewustzijn binnen een gemeente? En hoe maak je een gemeente als geheel weerbaarder en veerkrachtiger?
Risicomanagement wordt vaak gezien als instrumenteel. Dat blijft een onderdeel van risicomanagement. Integraal risicomanagement is echter meer dan alleen dit instrumentarium. Integraal risicomanagement is de nieuwe manier van denken over risico’s (en kansen). Het doel van deze integrale aanpak is het vergroten van het risicobewustzijn van organisatie en bestuur, zodat een goede en verantwoorde balans ontstaat tussen risico’s nemen en risico’s beheersen. De focus ligt hierbij op de risicodialoog waarin houding en gedrag essentieel zijn.
Doel van deze beleidsnota is een belangrijke stap te zetten in het versterken van integraal risicomanagement, met als doel het bewust en verantwoord omgaan met risico’s door een open en transparante manier van samenwerken.
Conform artikel 13 lid 1 van de Financiële Verordening 2023 ex GW 212 is het college verantwoordelijk voor een actuele beleidsnota Risicomanagement en weerstandsvermogen welke iedere vier jaar wordt geactualiseerd en door de raad wordt vastgesteld. De huidige nota risicomanagement en weerstandsvermogen is opgesteld voor de periode 2020-2023.
Sinds de vaststelling van de nota is er een nieuw raadsakkoord 2022-2026 gekomen “Samen bouwen aan de toekomst van onze dorpen”. In dit raadsakkoord heeft de raad als koers aangegeven het proces van risico-kwantificering te upgraden en toe te groeien naar het uitgangspunt dat er zo min mogelijk PM posten in de risico-inventarisatie worden opgenomen. Om dit mogelijk te maken heeft de raad het college de opdracht gegeven een specialist/bureau in te huren om gezamenlijk met de ambtelijke organisatie het risicokwantificeringsproces te beoordelen en te bekijken of hier nog verbeteringen of andere werkwijze wenselijk kan zijn.
Bij het vaststellen van de programmabegroting 2023 heeft de raad ingestemd met de nieuwe systematiek van risico-inventarisatie en risicomanagement. De herziene systematiek of doorontwikkeling behelsde de volgende verbeteringen:
Een striktere scheiding tussen:
a. weerstandsrisico’s op de korte termijn van 1 jaar waarvoor een incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar wordt aangehouden;
b. wendbaarheidsrisico’s op de (middel)lange termijn (2e t/m 4e jaar) waarbij de gemeentelijke organisatie deze risico’s binnen het aankomend jaar met integraal risicomanagement dient af te dekken/op te lossen.
b. Een modelmatige aanpassing waarbij op basis van risicosimulaties een nauwkeuriger onderbouwing van de benodigde incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar mogelijk is. Hiervoor is het NARIS-risicosimulatiemodel aangeschaft.
In deze beleidsnota is bovenstaande systematiek verwerkt. Zo is de beleidsnota Integraal risicomanagement en weerstandsvermogen 2024-2027 opnieuw actueel en kan worden benut als kader over hoe binnen de gemeente Kaag en Braassem met risicomanagement wordt gewerkt en welke afspraken daarbij van toepassing zijn.
Deze beleidsnota treedt in werking met ingang van de vaststellingsdatum door de raad en is van toepassing voor wat betreft het weerstandsvermogenbeleid vanaf de eerstvolgende bestuursrapportage over het verslagjaar 2024.
In deze beleidsnota zijn best practices verwerkt vanuit nota’s risicomanagement en weerstandsvermogen van andere gemeenten.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op waarom integraal risicomanagement nodig is. Eerst gaan wij in op de verschillende begrippen van risicomanagement. Daarna worden de kaders, doelen en randvoorwaarden van integraal risicomanagement besproken. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de werking van risicomanagement. Het hoofdstuk start met de 4 volwassenheidsfasen van risicomanagement en waar de gemeente Kaag en Braassem zich bevindt. Vervolgens wordt ingegaan op een stukje techniek. Het hoofdstuk eindigt met een toelichting op het risicomanagementproces.
De bijlagen zijn een integraal onderdeel van deze beleidsnota.
2.1 Samenhang organisatieontwikkeling en risicomanagement
De ambities uit het raadsakkoord, de nog lopende ambities uit het traject Focus met Ambitie en het College Uitvoeringsprogramma, de behoefte om door middel van participatie aan te sluiten op vragen en verzoeken uit de samenleving en externe risico’s zoals een krappe arbeidsmarkt daagt de organisatie uit om door te ontwikkelen in de manier waarop gestuurd wordt en zaken bestendigd en geborgd worden.
Integraal risicomanagement kan een goede bijdrage leveren als een gestructureerde, expliciete en realistische aanpak om doelen te verwezenlijken ondanks of dankzij risico’s.
Veelal bestaat het beeld dat het invoeren van risicomanagement een zware (extra) belasting vormt voor de organisatie. Door echter risicogerichte beheersmaatregelen te benoemen en deze uit te voeren voordat risico’s zich voordoen, is de kans groter dat uiteindelijk de doelstellingen worden bereikt. Bovendien zorgt een systeem van risicomanagement ervoor dat risico’s en beheersmaatregelen niet op een willekeurige, maar op een gestructureerde wijze worden geïnventariseerd. Hierdoor zal een completer beeld van risico’s ontstaan en dit zorgt ook voor een deugdelijke implementatie en onderkenning van beheersmaatregelen. De kans om risico’s te missen wordt kleiner door de aandacht voor risico’s en een deugdelijke inventarisatie ervan.
Het proces van integraal risicomanagement is cyclisch en sluit zo veel mogelijk aan op de
bestaande P&C-cyclus. Bij integraal risicomanagement richt de organisatie zich niet alleen op financiële risico’s, maar juist ook op andere typen risico’s op alle denkbare niveaus. Voorbeelden van niet-financiële risico’s zijn bijvoorbeeld imagorisico’s en het niet realiseren van beleidsmatige doelstellingen. Risico’s kunnen dus betrekking hebben op een breed pallet. Het kan gaan om risico’s binnen processen, risico’s van projecten, risico’s in de diverse programma’s en risico’s die van buiten komen.
2.2 Het begrip risicomanagement
Risicomanagement is het effectief en systematisch omgaan met de kansen en bedreigingen die de realisatie van organisatiedoelstellingen kunnen beïnvloeden. Het is gericht op proactief handelen in plaats van reactief 1
Integraal risicomanagement is:
Gemeente breed gecoördineerd, geïntegreerd in structuur/cultuur/P&C-cyclus en expliciet: Risicomanagement is volledig in de gehele gemeentelijke organisatiestructuur, cultuur en P&C-cyclus geïntegreerd. Het wordt dus door de DT-leden, proceseigenaren, projecteigenaren en overige functies zelf uitgevoerd op hun eigen verantwoordelijkheidsgebied en besturingsniveau, maar wel op basis van een gemeente brede aanpak en vanuit de top gecoördineerd. Hierbij worden de aard, omvang en onderlinge afhankelijkheid van alle (categorieën) risico’s en hun dekking via risicobeheersmaatregelen gemeente breed expliciet in beeld gebracht.
Systematisch en uniform: Risicomanagement wordt systematisch op een uniforme wijze uitgevoerd vanuit een weloverwogen gemeente breed risicomanagementbeleid. Dit maakt de communicatie over risico’s eenduidiger en vereenvoudigt vergelijking en consolidatie van risico’s van verschillende organisatieonderdelen en/of -niveaus.
Risicomanagement houdt niet in dat risico’s ten allen tijde vermeden moeten worden. Doel van risicomanagement is wel dat je als gemeente vooraf overweegt wat je met een risico doet zodat je als gemeente voorkomt dat een risico te veel of te weinig wordt beheerst. In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op de verschillende risicobeheersingsstrategieën.
Het kan gaan om diverse typen risico’s:
Bij de te voorkomen risico’s gaat het om interne risico’s die te beheersen en in principe vermijdbaar of te voorkomen zijn. Voorbeelden zijn schades door problemen in bedrijfsvoeringprocessen en risico’s ten aanzien van het onjuist of niet toepassen van de wet- en regelgeving (juridische risico’s). Deze risico’s moeten proactief gemanaged worden door het regelmatig checken van processen en regels rondom gedrag en besluitvorming.
Strategische risico’s hangen samen met de strategie die de gemeente kiest en zijn daarmee vrijwillig geaccepteerde risico’s. Belangrijk is dat de risico’s tegen de te behalen doelstellingen worden afgewogen. Hierbij dient de kans van optreden van de risico’s dan wel het mogelijke effect te worden verkleind. Voor deze risico’s is het regelmatig terugkerende gesprek van groot belang.
Bij de externe risico’s gaat het om niet beïnvloedbare, van buiten de gemeente komende risico’s. Denk hierbij aan natuurrampen, wet- en regelgeving, macro economische, politieke en demografische omstandigheden. Ook conjunctuurschommelingen veroorzaken onzekerheden zowel met betrekking tot inkomsten als uitgaven. Hoewel deze risico’s niet beïnvloedbaar zijn en vaak ook lastig te voorspellen kan een organisatie door het treffen van maatregelen zich voorbereiden op deze externe risico’s (veranderingen). Bij deze risico’s kan ook scenario-analyse toegepast worden die de gevolgen van verschillende uitkomsten nader duidt.
Bij in geld te kwantificeren risico’s (financiële risico’s) gaat het om risico’s waarbij het financiële effect ervan het meest prominente gevolg is. Het gaat dan niet alleen om risico’s die betrekking hebben op financiën (renterisico, debiteurenrisico, etc.) maar dit kunnen ook onderwerpen zijn waar bijvoorbeeld juridische risico’s spelen.
Bij niet in geld te kwantificeren risico’s (niet-financiële risico’s) gaat het om risico’s waarbij juist het niet-financiële effect ervan het meeste prominente gevolg is. Het gaat dan om risico’s met een impact op de doelstellingen en/of het imago van de gemeente.
Een brutorisico is een kans (%) op optreden van een niet te voorspellen gebeurtenis welke een (niet-) financieel (negatief) effect kan hebben op de organisatie, de gestelde hoofddoelen of de financiële positie van de gemeente voordat daartoe interne risicobeheersmaatregelen zijn getroffen.
Een nettorisico is een resterende kans (%) op optreden van een niet te voorspellen gebeurtenis welke een resterend (niet-)financieel (negatief) effect kan hebben op de organisatie, de gestelde hoofddoelen of de financiële positie van de gemeente nadat daartoe interne risicobeheersmaatregelen zijn getroffen.
In deze beleidsnota is rekening gehouden met de reeds in de programmabegroting 2023 doorgevoerde wensen van de raad om het binnen de gemeente gevoerde risicomanagement- en weerstandsvermogenbeleid aan te passen en een strikte(re) scheiding aan te houden tussen weerstandsrisico’s en wendbaarheidsrisico’s.
De benodigde incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar die uit de risicosimulatie voortvloeit, kan worden afgezet tegen de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar. De uitkomst van deze berekening is de weerstandsvermogensratio op de korte termijn van 1 jaar.
Deze beleidsnota IRM&WV 2024-2027 is tot stand gekomen binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving (extern en intern).
De financiële spelregels voor de gemeentelijke begroting zoals vastgelegd in artikel 189 lid 1 van de gemeentewet zijn eigenlijk vrij simpel: “Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden”.
Een harde randvoorwaarde hierbij is dat het gemeentelijke huishoudboekje in evenwicht is.
Conform artikel 189 lid 2 van de gemeentewet ziet de raad erop toe dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Hiervan kan hij afwijken indien aannemelijk is dat het structureel en reëel evenwicht in de begroting in de eerstvolgende jaren tot stand zal worden gebracht.
Het wettelijk kader om te werken met sluitende Begrotingen en bijbehorend meerjarenbeeld is het belangrijkste uitgangspunt voor het financieel beleid van de gemeente Kaag en Braassem. In de begroting en het meerjarenbeeld zijn mogelijkheden opgenomen om niet voorziene kosten op te vangen. De provincie Zuid-Holland houdt toezicht op de begroting van de gemeenten en legt eventuele aandachtspunten met betrekking tot de financiële positie vast in een brief aan de raad van de gemeente Kaag en Braassem.
Met ingang van begrotingsjaar 2004 is het BBV van kracht. Het BBV bevat voorschriften voor de inrichting van de jaarlijkse (meerjaren)begroting en jaarstukken. Volgens artikel 9 lid 2 en artikel 26 van het BBV moeten zowel de (meerjaren)begroting als de jaarstukken een 7-tal aparte thematische paragrafen bevatten waarvan paragraaf 2 Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (afgekort als paragraaf WV&RB) er een van is.
In artikel 11 lid 1 van het BBV bestaat het weerstandsvermogen uit de relatie tussen:
Het gaat dus om niet (geheel) afgedekte resterende financiële risico’s die niet zijn opgenomen als:
In de begroting/jaarrekening is onder meer opgenomen het overzicht van baten en lasten en de uiteenzetting van de gemeentelijke financiële positie inclusief de toelichting daarop (BBV artikel 7 en 24).
Aan financiële gegevens, die in de begroting/jaarrekening worden meegenomen worden nadrukkelijk eisen gesteld. In de ‘Circulaire nadere informatie BBV gemeenten’ worden eisen gesteld aan transparantie, toerekening en aan voorzichtigheid.
Toerekenen naar het juiste jaar is feitelijk inherent aan het stelsel van baten en lasten. Het houdt in dat de gevolgen van transacties en andere gebeurtenissen in de administratie worden geboekt en in de jaarrekening worden verwerkt in de periode dat zij zich voordoen of waarop zij betrekking hebben (en dus niet wanneer de geldmiddelen worden ontvangen of betaald). Met de ramingen in de begroting wordt op een zelfde wijze omgegaan.
Het voorzichtigheidsprincipe is noodzakelijk omdat bij het opstellen van de begroting/jaarrekening zich altijd onzekerheden voordoen. Bij de begroting gaat het om ramingen die per definitie een zekere mate van onzekerheid kennen. Het voorzichtigheidsprincipe houdt onder meer in dat risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar in acht moeten worden genomen als zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn.
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen en zijn dus niet vrij besteedbaar, want kenmerkend voor voorzieningen is dat ze gevormd worden voor (bestaande risico’s op) verplichtingen of verliezen en de omvang van de voorziening dient altijd de omvang te hebben van het betreffende risico, verplichting of verlies op elke rapportdatum.
In de regelgeving is sprake van verschillende soorten verplichte en vrijwillige voorzieningen, namelijk:
Verplicht te vormen voorzieningen voor (in rechte afdwingbare of vanwege gewekte verwachtingen feitelijk geworden) verplichtingen en verliezen waarvan de omvang (lees: effect) op rapportdatum onzeker is doch redelijkerwijs is in te schatten (BBV artikel 44 lid 1a). Denk aan juridische claims in afwachting van een uitspraak van de rechter.
Verplicht te vormen voorzieningen voor de op rapportpeildatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang (lees: het risico-effect) onzeker is doch redelijkerwijs is in te schatten (BBV artikel 44 lid 1b). Denk aan reorganisaties die gepland staan.
Vanwege het voorzichtigheidsprincipe moeten voorzieningen gevormd worden voor de op rapportpeildatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten (in rechte afdwingbare of vanwege gewekte verwachtingen feitelijk geworden) verplichtingen of verliezen met een onzekere doch redelijkerwijs in te schatten risico-effect, mits de risico-kans meer dan gemiddeld waarschijnlijk (> 50%) is.
Vrijwillig te vormen kostenegalisatievoorzieningen voor de kosten die in een volgend jaar t+1 zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar t of in een voorafgaand begrotingsjaar t-1 en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van kosten over een aantal begrotingsjaren (BBV artikel 44 lid 1c).
Deze voorzieningensoort kan alleen gevormd worden op basis van een actueel meerjaren(onderhoud)beheersplan. En er mogen geen kostenegalisatievoorzieningen worden gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, doordat deze kosten vaak al in de (meerjaren)begroting moeten worden verwerkt en dus een opname van een voorziening op rapportdatum hiervoor dubbelop zou zijn.
Verplicht te vormen voorzieningen voor ontvangen middelen van derden die specifiek besteed moeten worden (BBV artikel 44 lid 2), met uitzondering van de van Nederlandse en Europese overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek doel, die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.
Het gaat bij voorzieningen om voorzienbare kosten in verband met bestaande (risico’s op) verplichtingen of verliezen, die oorzakelijk samenhangen met de periode voorafgaande aan de rapportpeildatum en waarvan het risico-effect per rapportpeildatum min of meer onzeker doch redelijkerwijs is in te schatten. Voor de gevolgen van toekomstige gebeurtenissen, die niet in causale relatie staan tot het bedrijfsgebeuren in de periode voorafgaande aan de rapportpeildatum, kunnen dus geen voorzieningen worden gevormd, maar wel vrijwillige bestemmingsreserves die een expliciet raadsbesluit vereisen.
De risico’s relevant voor het weerstandsvermogen zijn die risico’s die niet anderszins zijn te ondervangen. Reguliere risico’s - risico’s die zich regelmatig voordoen en die veelal vrij goed meetbaar zijn - kunnen worden opgevangen door het vormen van voorzieningen (zoals hierboven aangegeven) of door het afsluiten van verzekeringen.
In februari 2020 heeft de commissie BBV de geactualiseerde notitie "Besluit Begroting en Verantwoording op hoofdlijnen verklaard, externe verslaggeving voor decentrale overheden” vastgesteld. In deze notitie staat dat wat gemeenten tot de weerstandscapaciteit moeten rekenen en welke risico’s relevant zijn niet in zijn algemeenheid kan worden aangegeven. Gemeenten dienen de capaciteit en de risico’s zelf na te lopen en in kaart te brengen. Doordat de risico’s die gemeenten lopen verschillen is het niet mogelijk een algemene norm te stellen voor een goede relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s. Het is aan de gemeenten zelf een beleidslijn te formuleren over de in de organisatie noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s.
In artikel 11 lid 2 van het BBV wordt vervolgens aangegeven welke onderdelen de paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing ten minste moet bevatten:
In onze Financiële Verordening 2023 ex GW212 zijn o.a. de uitgangspunten voor het te voeren financiële beleid vastgelegd.
Volgens artikel 13 lid 1 hiervan is het college verantwoordelijk voor een actuele ‘Beleidsnota (integraal) risicomanagement & Weerstandsvermogen’ die iedere vier jaar wordt geactualiseerd en door de raad wordt vastgesteld.
Volgens artikel 19 lid 1 hiervan neemt het college in de paragraaf WV&RB van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 BBV, in ieder geval een analyse van de weerstandsvermogen ratio op in relatie tot de door de raad hiervoor gestelde kaders in de bovengenoemde beleidsnota.
Voor het in beeld brengen van de weerstandsvermogen ratio van de gemeente moet volgens artikel 19 lid 2 worden beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de verplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.
2.4 Doelen van integraal risicomanagement
Deze beleidsnota beoogt het risicobewustzijn en het anticipatievermogen op risico’s van zowel raad, college als de ambtelijke organisatie (op alle lagen) te verhogen zodat deze bewuster kunnen omgaan met de risico’s die men wil accepteren en de risico’s die beheerst moeten worden.
Door het inzien, borgen en beleven van de nut en noodzaak van integraal risicomanagement door onze gehele gemeentelijke organisatie kan de gemeente ‘in control’ komen en blijven.
Voor het bestuur geldt dit vooral bij het stellen van kaders en het nemen van belangrijke besluiten. Het ambtelijk management (DT en proceseigenaren) zorgt voor een goede informatieverstrekking over risico’s richting het bestuur ten behoeve van deze besluitvorming waarmee de organisatie risicogericht (bij)gestuurd en beheerst kan worden.
Daarnaast is het ambtelijk management op tactisch en operationeel procesniveau verantwoordelijk voor het beheersen van de risico’s ten aanzien van hun eigen doelen op hun eigen organisatiebesturingsniveau. Verder moet de organisatie zich er van bewust zijn dat het integraal risicomanagement een belangrijke plek heeft onze reguliere bestuurlijke P&C-cyclus en daarmee in onze bestuursrapportages (bestaande uit begroting, tussentijdse voortgangsrapportages en jaarverslag).
Met deze nota wordt beoogd duidelijkheid te scheppen over wat risicomanagement inhoudt, wie welke rol heeft, wat de 6 hoofdstappen zijn van risicomanagement, op welke wijze de weerstandsvermogens ratio wordt bepaald en hoe en wanneer hierover in de (reguliere) P&C cyclus wordt gerapporteerd. Door het voeren van een gemeenschappelijke risicotaal en risicobeheersingsaanpak zullen risico’s geregeld, met vastgestelde tussenpozen, geïnventariseerd en besproken worden. Op deze wijze worden de risico’s ‘levend gehouden’ en is er een voortdurende aandacht voor de beheersing ervan. Door het gestructureerd toepassen van risicomanagement zal een completer beeld van de risico’s ontstaan. Dit voorkomt ook misvattingen en draagt bij aan het opbouwen van expertise om het managen van (potentiële) risico’s te verbeteren.
Op basis van de niet (geheel) met integraal risicomanagement afgedekte weerstandsrisico’s op de korte termijn van 1 jaar met een financieel gevolg (benodigde weerstandscapaciteit) kan worden bekeken of deze in balans zijn met de beschikbare weerstandscapaciteit (beschikbare weerstandscapaciteit / benodigde weerstandscapaciteit = weerstandsvermogen ratio).
Door te kiezen voor een separate beleidsnota Integraal risicomanagement en weerstandsvermogen 2024-2027 voldoet onze gemeente aan haar wettelijke verplichting (BBV en Financiële verordening 2023 ex GW212)
2.5 Randvoorwaarden van integraal risicomanagement
Integraal risicomanagement (en de beheersing van de weerstandsvermogen ratio op de korte termijn van 1 jaar als onderdeel daarvan) vereist een sterke en blijvende verbintenis (‘commitment’) van het gemeentelijk bestuur (raad en college), evenals mandaat en draagvlak hiervoor op alle organisatieniveaus van de ambtelijke organisatie.
Belangrijk is dat het bestuur:
haar programmabegroting (raad) en de hiervan afgeleide taakveld/productbegrotingen (college) en de verantwoording daarover zoveel als mogelijk smart (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden) heeft geformuleerd in termen van doelen, Kritische succesfactoren (KSF), prestaties, kritieke prestatie indicatoren (KPI), benchmarknormen, middelen en risico’s.
het in deze beleidsnota vastgestelde integraal risicomanagement- en weerstandsvermogenbeleidskader op een geschikte wijze toelicht, uitdraagt en ervoor zorgt dat het continu geschikt blijft voor het managen van risico’s door beoordeling en verbetering ervan, zowel periodiek als in reactie op een gebeurtenis of gewijzigde omstandigheid.
ervoor zorgt dat de in deze beleidsnota geformuleerde doelen van integraal risicomanagement (zie paragraaf 2.4) worden nagestreefd, uitgangspunten, kaders en processtappen van integraal risicomanagement continue worden nageleefd en dat het integraal risicomanagement¬proces een continu proces blijft.
3. Hoe werkt risicomanagement?
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe risicomanagement werkt. Voordat wordt ingegaan op de techniek wordt in paragraaf 3.2 aangegeven welke onderdelen wel en niet worden meegenomen in de bepaling van de beschikbare weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar van de gemeente Kaag en Braassem. In paragraaf 3.3 wordt aangegeven wat de minimaal noodzakelijke ratio van het weerstandsvermogen op de korte termijn van 1 jaar moet zijn. In paragraaf 3.4 worden de stappen van het reguliere risicomanagementproces toegelicht.
Voordat in de volgende paragrafen concreet wordt ingegaan op deze onderdelen is het goed aan te geven waar de gemeente Kaag en Braassem staat op het gebied van risicomanagement.
In onderstaande figuur worden vier volwassenheidsfasen van risicomanagement weergegeven. Het risicomanagement van de gemeente Kaag en Braassem bevindt zich op dit moment in fase 1 en begin fase 2. We voldoen aan de wettelijke verplichting maar het risicomanagement maakt nog niet integraal deel uit van de (besluitvorming)processen.
Als gemeente Kaag en Braassem willen wij in de periode 2024 t/m 2027 naar fase 3 bewegen. Om deze stap te maken, zetten we onder meer in op:
3.2 Beschikbare weerstandscapaciteit
In het BBV is de wijze van bepaling van c.q. de hierbij te hanteren componenten voor de financieel beschikbare weerstands¬capaciteit niet voorgeschreven. Wel geeft het BBV aan dat de ‘voorzieningen’ als vreemd vermogen-bestanddeel géén onderdeel uitmaken van de beschikbare weerstandscapaciteit, omdat er sprake is van al aangegane verplichtingen of verliezen die verband houden met gebeurtenissen uit het verleden, dan wel van risico’s met een onzekere doch redelijkerwijs in te schatten omvang (risico-effect) én een meer dan gemiddeld waarschijnlijkheid (risico-kans > 50%). De keuzevrijheid van de raad met betrekking tot voorzieningen is dus beperkt, omdat de bestemming van de verplichte voorzieningen vanwege wettelijke regels vast ligt.
Over het algemeen worden de bestanddelen gebruikt die in onderstaande tabel zijn genoemd. Deze bestanddelen zijn ontleend aan de ‘Handreiking duale begroting’ (Ministerie van Binnenlandse Zaken, 2002):
De gemeente(raad) van Kaag en Braassem wenst een strikte scheiding tussen de weerstandsrisico’s op de korte termijn van 1 jaar en de wendbaarheidsrisico’s op de (middel)lange termijn vanaf jaar t+1 t/m t+3).
De materiële (middel)lange termijn wendbaarheidsrisico’s moeten kwalitatief kort beschreven worden in de paragraaf WV&RB en dienen door de gemeentelijke organisatie met risicobeheersmaatregelen in het kader van integraal risicomanagement te worden afgedekt binnen:
De financieel verwacht impact van deze wendbaarheidsrisico’s wordt niet meegenomen in de berekening van de benodigde incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar
De materiële weerstandsrisico’s op de korte termijn van 1 jaar kunnen alleen gedekt worden met de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar en hierdoor kunnen alleen onderstaande componenten worden meegenomen bij de berekening van de weerstandsvermogen ratio op de korte termijn van 1 jaar.
De ① algemene reserve en het ② niet bestemde positief rekeningresultaat jaar t hebben beide een algemeen karakter, zijn vrij aanwendbaar en behoren tot de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit. Deze componenten wordt als eerste prioriteit beschikbaar gehouden voor het afdekken van de weerstandsrisico’s.
De jaarlijkse ③ stelpost Onvoorzien jaar t behoort ook tot de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit mits er hiervoor een bedrag is begroot. Artikel 8 lid 1 sub e en lid 6 van het BBV verplichten iedere gemeente een bedrag voor onvoorziene uitgaven in de begroting op te nemen om, indien nodig de eerste Onvoorziene, Onvermijdbare én Niet uitstelbare uitgaven direct te kunnen opvangen zonder andere begrotingsposten te hoeven aanspreken. In het bepalen van de omvang hiervan is een gemeente vrij (€ 0 of hoger).
Het ④ vrij aanwendbare deel van de bestemmingsreserves:
maken onderdeel uit van de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit.
De raad heeft weliswaar ooit een concrete bestemming aan (dit gedeelte van) deze bestemmingsreserves gegeven echter zolang er geen concrete juridisch afdwingbare externe verplichtingen zijn aangegaan kan de raad de bestemming wijzigen en toevoegen aan de vrij aanwendbare algemene reserve. De bestemmingsreserves die aangehouden worden voor de dekking van kapitaallasten van investeringen, verliesgevende grondexploitaties of voor kostenegalisatie zijn daartegen niet vrij aanwendbaar en vallen niet onder de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit, doordat verandering van de bestemming van deze categorie bestemmingsreserves immers gevolgen heeft voor de exploitatie.
De ⑤ stille reserves worden ook tot de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit gerekend mits cumulatief voldaan is aan onderstaande drie criteria:
Stille (geheime) reserves zijn latent beschikbare mogelijke middelen, waarvan de werkelijke omvang (= werkelijke marktwaarde -/- historische boekwaarde op de balans) en/of het bestaan niet uit de balans blijkt maar die voortkomen uit de volledige afschrijving van activa, onderwaardering van activa resp. overwaardering van schulden bij het volgen van normale waarderingsmethoden volgens het BBV. In onze gemeente kunnen stille reserves zich voordoen bij:
de balanspost Financiële vaste activa (waaronder de deelnemingen): deelnemingen kunnen stille reserves bevatten doordat de werkelijke waarde hiervan hoger is dan de waarde op de balans. Deelnemingen zijn echter vaak beperkt of niet verhandelbaar, waardoor de werkelijke waarde niet alleen lastig is te bepalen, maar ook erg lastig is te realiseren. Daarnaast leveren sommige deelnemingen jaarlijks een rendement (bijvoorbeeld dividendontvangsten) op dat bij verkoop leidt tot een gat in de begroting doordat de opbrengsten hiervan hierdoor wegvallen. In verband met deze bezwaren doen de stille reserves van de deelnemingen niet op voorhand mee bij de bepaling van de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit. In geval van een daadwerkelijke verkoop, waarmee de eventuele stille reserve worden verzilverd, kan er worden overwogen om de incidentele weerstandscapaciteit te verhogen met het verkoopresultaat van de verkochte deelneming door toevoeging van dit resultaat aan de algemene reserve;
de balanspost Materiële vaste activa: materiële vaste activa met een maatschappelijk nut zijn niet verhandelbaar en vallen daarom niet onder de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit. Dit geldt ook voor een groot deel van de materiele vaste activa met economisch nut die niet voldoen aan de bovengenoemde criteria van verkoopbaar binnen 1 jaar waarbij verkoop niet leidt tot een gat in de begroting én aantasting van de gemeentelijke taakuitoefening.
Het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (NAR) heeft een tabel ontwikkeld voor de weerstandsvermogen ratio die door gemeenten landelijk wordt toegepast.
De hoogste waarderingscode A (uitstekend) betekent dat een gemeente uitstekend in staat is om zelf de weerstandsrisico’s op te vangen. Bij de laagste waarderingscode F (ruim onvoldoende) komt de continuïteit van een gemeente in gevaar als één of meerdere weerstandsrisico’s zich voordoen. Bij een weerstandsvermogen ratio lager dan 1,0 is aanzuivering van het beschikbare weerstandsvermogen vereist.
De gemeente Kaag en Braasem hanteert een weerstandsvermogen ratio van minimaal 1. Dit komt overeen met de startwaarde van waarderingscode C (voldoende). Een weerstandsvermogen ratio van minimaal 1 betekent dat de omvang van de buffers van onze gemeente voldoende zijn om op basis van risicosimulatie met een voorgestelde zekerheidspercentage van 90% de materiele weerstandsrisico’s op de korte termijn van 1 jaar te kunnen afdekken.
Zoals in paragraaf 2.2 aangegeven is de weerstandsvermogen ratio de uitkomst van de beschikbare incidentele weerstandscapaciteit op de korte termijn van 1 jaar gedeeld door de benodigde weerstandscapaciteit bepaald o.b.v. uitgevoerde risicosimulatie met 90% zekerheid op de niet (geheel) met integraal risicomanagement afgedekte materiele weerstandsrisico's op de korte termijn van 1 jaar.
De benodigde weerstandscapaciteit bestaat uit de benodigde financiële middelen die op basis van risicosimulatie nodig zijn om niet (geheel) met integraal risicomanagement afgedekte materiele weerstandsrisico's op de korte termijn van 1 jaar met een bepaalde mate van zekerheid af te kunnen dekken. Die bepaalde mate van zekerheid kan de gemeente zelf bepalen door het vaststellen van een zekerheidspercentage.
In de nota IRM 2020-2023 is geen zekerheidspercentage vastgesteld doordat er toen nog niet werd gewerkt met het zogenoemde NARIS-risicosimulatie model. Dit model is voor het eerst toegepast in de programmabegroting 2023 waarbij toen is gekozen voor een zekerheidspercentage van 90%. De norm van 90% wordt toegepast bij veel Nederlandse gemeenten en wordt geadviseerd door het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (NAR). Bij een zekerheid van 90% vertonen de meeste grafieken namelijk nog geen ‘staart’ (waardoor voor elk percentage meer zekerheid relatief meer geld benodigd is) en er toch een hoog zekerheidspercentage van 90% geldt. Of anders gezegd: extra zekerheid gaat vanaf een hoger percentage dan 90% een naar verhouding groter beslag leggen op de weerstandscapaciteit.
3.3 Het risicomanagementproces
Risicomanagement is een continu proces. Het nadenken over en beoordelen van mogelijke risico’s en de implementatie en optimalisatie van beheersmaatregelen moeten onderdeel zijn van de dagelijkse praktijk van de organisatie. Per bestuursrapportage (begroting en jaarstukken) wordt het risicoprofiel geactualiseerd. Dit vindt zijn weerslag in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de jaarrekening en de programmabegroting.
Kortom deze paragraaf gaat in op: wie doet wat bij onderstaande 6 proces(hoofd)stappen van integraal risicomanagement, waarom, hoe, waarmee, wanneer, met welke frequentie, waarover en aan wie wordt gerapporteerd binnen de in deze beleidsnota gegeven kaders
De binnen onze gemeente Kaag en Braassem te hanteren strategische kaderstelling van integraal risicomanagement, het weerstandsvermogenbeleid en normratio zijn al in hoofdstuk 2 verwoord maar de specifieke spelers en hun specifieke rollen hierbij waren nog niet aan bod gekomen.
In het cyclische proces(kader) van integraal risicomanagement, waaronder ook de beheersing van de weerstandsvermogen ratio valt, zijn binnen onze gemeente de onderstaande spelers te onderkennen. Deze speler opereren op verschillende organisatiebesturingsniveaus om binnen de vigerende juridische, financiële en beleidsmatige kaders (waaronder deze beleidsnota ook valt) met de gemeentelijke organisatie als één geheel uiteindelijk de gemeentelijke doelen met een gezonde financiële positie te bereiken.
Essentieel is dat de rollen en verantwoordelijkheden goed zijn beschreven en bij een ieder bekend en gedragen worden. Hieronder is aan de hand van het 3-lines model op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt wat de rollen en verantwoordelijkheden zijn en wat de samenhang is binnen en tussen de 3 lijnen.
Deze stap heeft tot doel een beeld te krijgen van de gebeurtenissen die het behalen van doelen kunnen belemmeren of vertragen. Het gaat erom inzicht te krijgen in een zo breed mogelijk spectrum aan risico’s (in- en extern en financieel en niet-financieel) zoals deze in paragraaf 2.2 zijn toegelicht. Kijk hierbij vanuit meerdere invalshoeken en met een integrale blik naar risico’s met behulp van de in bijlage A opgenomen risico inventarisatie hulplijst.
Stap één is het op gestructureerde wijze identificeren van mogelijke toekomstige gebeurtenissen die van invloed kunnen zijn op het behalen van doelstellingen, het duidelijk formuleren van deze gebeurtenissen in de vorm van risico’s en het vaststellen van de oorzaken van de risico’s. Hiertoe wordt een risicodialoog georganiseerd.
De volgende stap is het nagaan van het mogelijke effect (risico) van de gebeurtenissen op de organisatie. Niet alle geïdentificeerde risico’s hebben hetzelfde effect op de doelstellingen en dezelfde kans van optreden. We maken een inschatting van de kans dat een risico zich voordoet en bepalen het (niet) financieel effect van het risico waarbij wij rekening houden met de al getroffen interne risicobeheersingsmaatregelen per risico (het gaat om de netto risico’s). Daarbij is het belangrijk dat het brede pallet aan risico’s (financieel en niet-financieel) aan bod komt en in een breed gesprek tot één gedragen beeld van de risico’s en de kwantificering wordt gekomen. Een analyse op de kans op en de gevolgen bij optreden, maakt onderdeel uit van de risicodialoog. Omdat er grote verschillen in risicoperceptie kunnen bestaan, is het gezamenlijk in beeld brengen en bespreken van deze verschillen een van de grootste voordelen van de risicodialoog. De risicodialoog heeft tot doel te komen tot één gedragen beeld van de risico’s.
De basis voor risicomanagement ligt dus in het goede gesprek (de dialoog) dat over risico’s wordt gevoerd. De proces/project(risico)eigenaar in de 1e lijn wordt hierbij ondersteund door de aan hun toegewezen Decentrale risicocoördinator (= toegewezen Financieel adviseur) die bij deze ondersteuning samenwerkt met de 2e lijn IC en zo nodig met de Concerncontroller en Concernadviseurs. De DT-leden worden hierbij ondersteund door de Decentrale risicocoördinator DT (= aan het DT toegewezen Strategisch financieel adviseur) die bij deze ondersteuning samenwerkt met de 2e lijn IC en zo nodig met de Concerncontroller en Concernadviseurs.
Een van de eerste stappen die wij in deze ontwikkeling willen zetten is dat er voorafgaand aan elke programmabegroting of jaarrekening een dialoog is tussen:
een risicoanalyse zal plaatsvinden. Alle in deze sessies geïdentificeerde risico’s worden vastgelegd in het centrale risicoregister (vooralsnog in excel).
Het gesprek voeren over risico’s is lastig, maar belangrijker dan welk instrument dan ook. Risicobewustzijn is geen gevolg van de structuur maar van de cultuur.
Het instrumentarium (zie bijlage B) ondersteunt dit proces. Door de juiste rolneming wordt er daarbij voor gezorgd dat in de gesprekken ook voldoende ‘tegendenkkracht’ is georganiseerd.
Wanneer de belangrijkste risico’s in kaart zijn gebracht inclusief de al getroffen interne risicobeheersmaatregelen, moet worden nagedacht over de manier waarop we ermee om willen gaan. Uitgangspunt daarbij is niet om tegen iedere prijs alle risico’s te beheersen, ook accepteren of vermijden of overdragen zijn mogelijkheden. Door het risico in te delen op basis van de mate van impactscore wordt inzichtelijk of risicobeheersmaatregelen wenselijk zijn. Daarbij bekijken we uiteraard of de kosten en belasting van de organisatie van een maatregel in verhouding staan tot hetgeen ermee wordt bereikt.
Er zijn vier generieke acties mogelijk: 1) overdragen/delen, 2) vermijden/voorkomen, 3) verminderen/beperken door het nemen van (beheers)maatregelen en 4) accepteren.
Bij dit soort maatregelen stuurt de gemeente erop de mogelijke impact (kans en/of effect) van risico’s niet alleen te dragen. De gemeente zoekt partners met wie de risico’s samen worden gedragen. Of aan wie bepaalde risico’s geheel of gedeeltelijk worden overgedragen. Daardoor worden mogelijke risico's voor als gemeente kleiner en mochten ze zich voordoen makkelijker op te vangen.
Is het mogelijk de activiteit niet te doen? Of onderdelen van de activiteit niet te doen? In dat geval zal ook het onderkende risico niet optreden. De risico is daarmee weggenomen. Ook zullen de mogelijke negatieve effecten die met het risico samenhangen zich niet voordoen. Maar het betekent dat ook de doelstellingen waaraan de plannen/activiteiten gingen bijdragen wellicht niet meer haalbaar zijn. Of het kan betekenen dat een heel andere aanpak nodig is.
Bij die strategie onderkennen we dat er een risico is. De gemeente heeft een aantal mogelijkheden
wettelijk verplicht vormen van een risicovoorzieningen o.b.v. art. 44 lid 1b BBV voor de op rapportpeildatum bestaande verwachte nettorisico’s ter zake van bepaalde te verwachten (in rechte afdwingbare of vanwege gewekte verwachtingen feitelijk geworden) verplichtingen of verliezen met een onzekere doch redelijkerwijs in te schatten risico-effect, mits de risico-kans meer dan gemiddeld waarschijnlijk (> 50%) is
Afsluiten van een verzekering: de gemeente sluit een verzekering af en betaalt jaarlijks een verzekeringspremie om dit risico af te dekken. Als het risico zich dan toch voordoet wordt de gemeente niet in de volle omvang geconfronteerd met het negatief financieel effect, maar blijft dit beperkt tot bijvoorbeeld het bedrag van het eigen risico. De kosten van de verzekeringspremies nemen we op in de budgetten van onze Begroting. Een voorbeeld daarvan is de brandverzekering die de gemeente heeft afgesloten.
Het treffen van aanvullende beheersmaatregelen (harde/zachte; preventieve/repressieve): Is het mogelijk de negatieve effecten te verminderen als een risico zich voordoet? Of is het mogelijk de kans dat het risico zich voordoet te verminderen? Of is het mogelijk zowel maatregelen te ontwerpen waarbij zowel het mogelijke gevolg minder wordt en ook de kans kleiner wordt? Zo kunnen de risico's kleiner worden. Het middels (verbijzonderde) interne controles toetsen van de opzet, het bestaan en de werking van deze interne risicobeheersmaatregelen draagt bij aan het verbeteren en onderhouden van deze maatregelen.
Soms is het mogelijk risico's via de bovenstaande maatregelen goed te beheersen. Soms lukt het ook maar gedeeltelijk om de inschatting van de financiële gevolgen van risico's helemaal tot nul terug te brengen. Ook kan de keuze gemaakt worden niet op zoek te gaan naar allerlei maatregelen om de risico's te beheersen, maar deze te nemen. Of het gaat om externe risico's waarop de gemeente niet kan sturen. In dit soort situaties schat de gemeente de kans en het mogelijk financieel effect in geld van een risico in. Voor alle risico’s bepalen wij de financiële impact. Randvoorwaarde is dat deze financiële impact van deze risico’s in totaal onder het gemeente brede risicoacceptatie-niveau blijft wat afhankelijk is van de omvang van de beschikbare weerstandscapaciteit van de gemeente.
Nadat de beheerstrategie is bepaald, moeten de beheersmaatregelen worden geïmplementeerd. De risico eigenaar zet de maatregelen uit in de tijd, rapporteert over de voortgang en het behaalde effect van de maatregelen in het centrale risicoregister. De 2e en 3e lijn adviseren bij het bepalen van de beheerstrategie maar vervullen ook een rol om de voortgang te monitoren en waar nodig te agenderen.
Het doel van deze stap is om tijdig (veranderingen in) risico’s te signaleren, adequate maatregelen te kunnen treffen en waar nodig bij te sturen. Uitgangspunt hierbij is dat hoe eerder een (verandering in een) risico wordt gesignaleerd, hoe beter de gevolgen te beheersen zijn. Dit vereist permanente actieve monitoring en niet alleen tijdens de rapportagemomenten (zie stap 5).
De vereiste permanente actieve monitoring is in eerste instantie de taak van elk individuele risico-eigenaar voor zijn of haar eigen risico’s. De naast hogere leidinggevende van de risico-eigenaar is belast met het toezicht op de (monitor)activiteiten van deze risico-eigenaar en kan waar nodig ingrijpen. Dit doordat deze ook verantwoordelijkheid draagt en via het centrale risicoregister mede inzicht heeft in de (ontwikkeling van de) risico’s en interne risicobeheersmaat¬regelen van de risico-eigenaar, aan wie hij/zij de realisatie van bepaalde afgeleide doelen heeft toevertrouwd.
De Concerncontroller fungeert hierbij als gemeente brede centrale risicocoördinator en als beheerder van het gemeente brede centrale risicoregister, waarin gemeente breed de risico’s, het afgedekte deel hiervan middels getroffen interne risicobeheersmaatregelen en de resterende (niet-)financiële nettorisico’s actueel worden bijgehouden.
Naast het goede gesprek over risico’s en een ondersteunend instrumentarium, is een goede communicatie en rapportage over risico’s onontbeerlijk. Het College dient tijdig over (wijzigingen in) risico’s en de voortgang van beheersmaatregelen op de hoogte te worden gebracht en informeert de raad hierover.
Directie- en bestuursadvies / College- en raadsvoorstel
Directie, college en raad krijgen jaarlijks vele voorstellen voorgelegd. Onderdeel daarvan is een gedegen risicoparagraaf met inzicht in de belangrijke risico’s en beheersmaatregelen. Daar waar het de inschatting is dat het tevens een risico betreft met een financiële impactscore ≥ 5 (zie ook bijlage B) dan zal dit expliciet in het voorstel aangegeven worden.
Voor informatie over de risico’s geldt dat de P&C-cyclus dé cyclus is waarin het college de raad hierover op hoofdlijnen rapporteert. “Op hoofdlijnen” betekent dat in de P&C-documenten de toelichting op de risico’s (opgenomen bij de betreffende begrotingsprogramma’s) zich in principe beperkt tot de risico’s met een financiële impactscore ≥ 5. De overige relevante risico’s worden niet expliciet in de P&C documenten toegelicht, maar zijn opgenomen in het centrale risicoregister.
Mochten er majeure wijzigingen in risico’s zijn of er zich nieuwe risico’s voordoen die niet kunnen wachten tot het eerstvolgende P&C-document, dan zal het college de raad hierover tussentijds per brief informeren. Bij het onderkennen van een (nieuw) risico wordt onmiddellijk een risico-format opgesteld en het centrale risicoregister bijgewerkt.
Het komt voor dat risico-informatie niet openbaar gedeeld kan worden, omdat dit de belangen (bijv. onderhandelingspositie) van de gemeente zou kunnen schaden. Dit soort informatie kan dan ook niet in de openbare stukken worden opgenomen. In dat geval zullen we gebruik maken van een niet openbare bijlage.
Naast de informatie over de risico’s met een financiële impactscore ≥ 5 wordt in de begroting en de jaarrekening via de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing inzicht gegeven in het overall beeld. Hoe ziet ons risicoprofiel eruit en zijn we als gemeente in staat om deze risico’s financieel op te kunnen vangen?
Het evalueren van het gevoerde integraal risicomanagement is een essentieel onderdeel van het integraal risicomanagementproces dat zowel door het bestuur, het ambtelijk (lijn)management (proces/project(risico)eigenaren en DT) als door de diverse control-functies (de Concerncontrol functie, de (Verbijzonderde) Interne Controlefunctie, (Strategisch) Financieel advies/control-functie en waar nodig de Concernadviseurs functie) wordt uitgevoerd. De periodieke (bestuurs)rapportages dienen als basis voor de evaluatie van de effectieve en/of efficiënte werking van het gevoerde integraal risicomanagementbeleid binnen de gestelde kaders.
Het ambtelijk (lijn)management als primaire risico-eigenaar dient hiertoe regelmatig de (ontwikkeling van de) geïdentificeerde risico’s te evalueren, de gehanteerde risicobeheersingsstrategieën te beoordelen, de daarmee samenhangende (beheers)processen te bewaken en prestaties ten aanzien van integraal risicomanagement te meten.
Hierbij kunnen bijvoorbeeld de volgende vragen worden gesteld:
Bij de evaluatie ligt ook een duidelijke rol voor de Concerncontroller, de medewerker AO/(V)IC en waar nodig de (Strategisch) Financieel advies functie (= decentrale risicocoördinatoren). Deze zal kwaliteit en betrouwbaarheid aan het risicoanalyse- resp. risicobeheersingsproces kunnen toevoegen, door vast te stellen of het proces van identificeren, prioriteren en wegen, kwantificeren en beheersen van de risico’s adequaat is en hiermee dus een goede weergave schept van de impact van de gelopen risico’s en de resultaten die bereikt zijn met interne risicobeheersmaatregelen.
Of (de ondersteuning van) gesprekken over risicomanagement goed wordt ingevuld, laat zich lastig objectief en “hard” meten. Een kengetal met het aantal gesprekken zegt bijvoorbeeld niets. Wel is het mogelijk via een enquête een beeld te krijgen van hoe bestuurlijk en ambtelijk deze invulling wordt beleefd. We doen dan aan de hand van de volgende indicatoren:
Een aantal zaken kunnen we ‘hard’ meten. Dit doen we door de inhoud en de kwaliteit van de informatie over risico’s in onze P&C-documenten te beoordelen.
Het percentage van het aantal collegevoorstellen met een ingevulde risicoparagraaf: 90% of meer.
Naast bovenstaande zal de Concerncontroller gedurende het jaar nagaan of het risicomanagement conform het beleid wordt ingevuld. Hij rapporteert daar minimaal eens per jaar over aan het DT en college.
Hoe en wanneer gaan we evalueren?
De (tussentijdse) evaluatie zal in ieder geval betrekking hebben op de volgende punten:
Op basis van de uitkomsten van de monitoring bepalen we of er een uitgebreide evaluatie noodzakelijk is. Zijn de uitkomsten positief dan volstaat een herhaling van de opzet van de tussenevaluatie.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 17 juni 2024.
de griffier,
T.P. Scherpenzeel
De voorzitter,
A. Heijstee-Bolt
Bijlage A Risico inventarisatie hulplijst
Het instrumentarium faciliteert het goede gesprek. Het is bedoeld om risico’s eenduidig te identificeren, te classificeren en vast te leggen. De werking van het instrumentarium is hieronder benoemd. De volgende onderdelen zijn in deze bijlage uitgewerkt:
A.1 De spelregels voor gebruik van het instrumentarium
Om het instrumentarium ook goed te kunnen gebruiken is het noodzakelijk dat we bij de uitwerking van de risico’s een aantal eenduidige spelregels toepassen.
Voor elk risico zijn beheersmaatregelen te treffen
We leggen voor elk relevant risico (de meest effectieve) beheersmaatregelen vast. Ondanks dat externe risico’s moeilijk te beheersen zijn, zijn er - zij het beperkt – veelal wel maatregelen mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan tijdig informeren. Beheersmaatregelen worden zo concreet mogelijk geformuleerd en nog te treffen beheersmaatregelen zijn voorzien van een tijdspad.
Voor elk risico wordt de kans dat deze zich voordoet bepaald
De kans wordt weergeven in een percentage tussen de 0 en 100%. Daarbij bepalen we een percentage voor de kans dat het financiële effect zich voordoet en een percentage voor de kans dat de impact op de doelstelling zich voor zal doen. Ook hier geldt dat het gaat om inschattingen die subjectief zullen zijn maar waarbij de discussie erover essentieel is.
Voor het bepalen van de risico-kans wordt onderstaand schema gehanteerd:
Voor elk risico bepalen we het financiële effect
Om een risico te kunnen wegen, dient voor elk risico het financiële effect aangegeven te worden. Soms ligt het bedrag voor de hand, in andere gevallen is het bedrag een beredeneerde inschatting. Het gaat hier om het financieel effect, rekening houdend met de getroffen / te treffen beheersmaatregelen: het zogeheten netto (rest)risico.
Voor de beoordeling van het risico-effect worden onderstaand schema gebruikt
Schema voor risico’s met financieel effect
Het bedrag van € 775.000 is gebaseerd op de goedkeuringstolerantie van 1% van de gemeentelijke lasten inclusief reservedotaties op basis van de begroting 2024.
Het is wenselijk om voor de in de paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen op te nemen risico’s een ondergrens vast te stellen. Risico’s met een financieel effect onder die grens kunnen wel benoemd worden maar worden niet meegenomen in de risicosimulatie. Voor de gemeente Kaag en Braassem geldt een ondergrens van € 50.000.
Voor risico’s zonder duidelijk financieel effect bepalen we de impact op de doelstellingen
Van risico’s zonder duidelijk financieel gevolg maar met een groot niet financieel gevolg kan het van belang zijn er vanuit het management op te gaan sturen. Als voorbeeld wordt genoemd dreigende imagoschade die kan worden beperkt door een gerichte adequate en snelle communicatie.
Schema voor risico’s met andere dan financiële consequenties
Voor elk risico bepalen we de (financiële) impact
De belangrijkheid / het gewicht van een risico wordt bepaald door de mate van (financiële) impact ervan op de organisatie¬(doelen) en/of de financiële positie van onze gemeente. De impact hiervan wordt bepaald door: hoogte van de risico-kans x omvang van het financieel effect.
Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in:
Het is wenselijk om voor de in de paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen op te nemen risico’s een ondergrens vast te stellen. Risico’s met een risico-impact onder die grens kunnen wel benoemd worden maar worden niet meegenomen in de risicosimulatie. Voor de gemeente Kaag en Braassem geldt een ondergrens van € 50.000. Een risico met een risico-impact van € 600.000, een risico-kans van 5% en derhalve een risico-impact van € 30.000 wordt niet meegenomen in de risicosimulatie.
Deze relatieve risico-impactscore varieert van 1 t/m 25 en is een maatstaf voor de onderlinge relevantie van het risico in relatie tot andere risico’s en wordt bepaald door de som van: ∑ (= verwacht risico-kans-klassescore x verwacht risico-effect-klassescore).
Voor de bepaling van deze relatieve risico-impactscore per risico, maakt dit risicoregister gebruik van:
Uit praktische overwegingen worden de risico’s op basis van hun relatieve risico-impactscore ingedikt naar de onderstaande 6, met kleurcodering aangegeven, relatieve risico-impactklassen met bijbehorende scores:
Hierbij geldt dat, hoe hoger de relatieve risico-impactscore, hoe meer waarschuwend de kleur, hoe groter de risico-impact, hoe hoger de prioriteit en hoe urgenter de vereiste risicobeheersing.
Uit bovenstaande matrices volgt dat:
De risicoscore van risico’s met andere dan financiële consequenties wordt bepaald door de klassen van risico-kans en risico-effect met elkaar te vermenigvuldigen waarbij de maximale score eveneens 25 is.
Voor onze gemeente is het bovenstaande in de volgende richtinggevende risicobeheersingstabel uitgewerkt:
Risico’s met een impact score ≥ 5 worden separaat toegelicht in de paragraaf Risicomanagement en weerstandsvermogen van de begroting en jaarrekening.
A.2 Wijze van vastlegging risico’s
Risico’s die we willen vastleggen, worden uitgewerkt in een risico-format (zie bijlage C). Dit format brengt schematisch het risico in beeld en helpt om het nader te duiden. De invulling van het format ondersteunt het nadenken over het risico en de (getroffen) maatregelen. Het vastleggen van een risico is geen doel op zich. Het is afhankelijk van de mate waarin een risico als relevant wordt gezien om apart inzichtelijk te maken en te monitoren. Dat blijft een subjectieve inschatting. Risico’s met een impact score ≥ 5 dienen per definitie te worden vastgelegd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-319920.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.