Vierde wijziging Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik en Nieuwegein, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft

 

overwegende,

dat de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 gewijzigd is en de gemeenschappelijke regeling hierop moet worden aangepast;

 

gelet op,

 

de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

 

de toestemming van de gemeenteraden van Houten, IJsselstein, Lopik en Nieuwegein, overeenkomstig artikel 1, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

besluiten

de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom als volgt te wijzigen (vierde wijziging):

ARTIKEL I  

 

A.

De aanhef (van Intutilé tot en met ‘besluiten’) wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

 

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom

 

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik en Nieuwegein, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

gelet op

 

de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

 

de toestemming van de gemeenteraden van Houten, IJsselstein, Lopik en Nieuwegein overeenkomstig artikel 1, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

besluiten:

 

de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:

 

B.

Na artikel 24 worden twee nieuwe artikelen toegevoegd, art 24a en 24b, die als volgt komen te luiden:

 

Artikel 24a Actieve informatieplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter geeft de deelnemende raden alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde beleid nodig is. Het bestuursorgaan dat het aangaat bepaalt het meest geëigende middel waarmee het de betreffende inlichtingen geeft.

  • 2.

    Daarnaast geeft het dagelijks bestuur tweemaal per jaar informatie aan de raden over ontwikkelingen binnen het sociaal domein, de keuzes die gemaakt kunnen worden en de betekenis ervan voor de ontwikkelingen binnen de dienst. Voor zover mogelijk wordt daarbij inzicht verschaft in de kosten die daarmee gepaard gaan. Dit voorjaars- en najaarsgesprek vindt op een zodanig moment plaats dat de informatie die gegeven wordt kan worden betrokken bij de vaststelling van de begroting c.q. de opstelling van de kaderbrief.

Artikel 24b Participatie belanghebbenden en ingezetenen

  • 1.

    Belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken door tussenkomst van een regionale cliëntenraad. De instelling en werkwijze van de regionale cliëntenraad wordt vastgesteld bij verordening.

  • 2.

    Belanghebbenden en ingezetenen van de deelnemende gemeenten kunnen bij het algemeen bestuur inspreken aan het begin van de vergadering van het algemeen bestuur over onderwerpen die op de agenda van het algemeen bestuur staan. In het reglement van orde, bedoeld in artikel 11, eerste lid, worden nadere regels gesteld omtrent deze inspraak.

C.

In artikel 25 lid 2 wordt ‘algemeen bestuur’ gewijzigd in dagelijks bestuur en ‘1 februari’ in 1 januari

 

D.

Artikel 25, lid 2 wordt aangevuld met de volgende volzin:

 

In de ontwerpkaderbrief wordt ingegaan op de eerder vastgestelde strategische visie. Aangegeven wordt of de verwachte ontwikkelingen nog in lijn zijn met de strategische visie of dat bijsturing gewenst is.

 

E.

Na artikel 25, lid 3 wordt een nieuw lid ingevoegd dat luidt:

 

  • 4.

    Voorafgaande aan het nemen van het besluit over de strategische visie en de kaderbrief stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

F.

Artikel 27 komt te luiden als volgt:

 

Artikel 27 Zienswijzeprocedure en vaststelling begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting en een meerjarenbegroting met toelichting voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren op. Hierbij neemt de dienst de jaarbegrotingen uit de jaarplannen lokaal werkteam van de deelnemende gemeenten, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onder m, geconsolideerd over.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting ten minste twaalf weken voordat de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

  • 7.

    Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 9.

    Het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Het bepaalde in het zesde, zevende en achtste lid is van toepassing, met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt en in dat geval inzending aan gedeputeerde staten niet voor 15 september hoeft plaats te vinden.

G.

Artikel 38, lid 5 komt te vervallen.

 

H.

Artikel 39 komt te luiden als volgt:

 

Artikel 39 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uit de regeling treden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen aan het algemeen bestuur en aan de overige deelnemers.

  • 2.

    Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, vindt de uittreding niet eerder plaats dan op 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit tot uittreden in kennis is gesteld.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding die het directe gevolg zijn van de uittreding en de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan. De financiële gevolgen van de uittreding worden – inclusief de hierdoor ontstane personele verplichtingen – aan de uittredende deelnemer in rekening gebracht.

  • 4.

    De financiële gevolgen bestaan uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten. De frictiekosten en desintegratiekosten worden berekend op basis van de principes van goed koopmanschap en de principes van accounting.

  • 5.

    Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het openbaar lichaam die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van een deelnemer.

  • 6.

    Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 7.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de desintegratiekosten wordt gekeken naar een periode van 5 jaar of zoveel korter als financieel verantwoord voor het openbaar lichaam.

  • 8.

    Het eventueel aanwezige vermogen gaat op basis van de verdeelsleutel zoals gold in het jaar waarin tot uittreding werd besloten naar de uittredende deelnemer, tenzij de deelnemende gemeenten tot een andere verdeling komen.

  • 9.

    De financiële adviseurs van de dienst en de uittredende deelnemer adviseren in gezamenlijkheid over de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in het vierde tot en met achtste lid. Als dit niet tot een gedragen advies en vaststelling leidt vragen de dienst en de uittredende deelnemer gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van genoemde financiële gevolgen. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend, onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de wet. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.

I.

In artikel 40, vierde lid, komt de derde volzin te vervallen.

 

J.

Artikel 43 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 43 Inwerkingtreding

  • 1.

    De wijziging van de regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking in alle deelnemende gemeenten als bedoeld in artikel 26 van de wet en werkt - voorzover nodig - terug tot 1 juli 2024.

  • 2.

    Het college van de gemeente Nieuwegein is het aangewezen gemeentebestuur als bedoeld in artikel 26, lid 1 van de wet.

K.

Artikel 45 komt te vervallen.

 

L.

Artikel 46 wordt gewijzigd als volgt:

 

Artikel 46 Duur en evaluatie van de regeling

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De doel- en taakstelling van de regeling en de wijze van uitvoering daarvan zullen periodiek geëvalueerd worden.

  • 3.

    Daartoe zal het dagelijks bestuur, in overleg met de directeur, gehoord de colleges en de raden van de gemeenten, om de zes jaar of zoveel eerder als gewenst, een onderzoeksvoorstel opstellen, dat aan het algemeen bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd. De eerste evaluatie wordt gepland in 2029.

  • 4.

    De uitkomsten van het onderzoek worden teruggekoppeld aan de gemeenten. Op grond van de uitkomsten kan het dagelijks bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling, dan wel tot aanpassing van de bedrijfsvoering en/of organisatiestructuur van de dienst.

ARTIKEL II  

A.

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in alle deelnemende gemeenten als bedoeld in artikel 26 van de wet en werkt - voorzover nodig - terug tot 1 juli 2024.

 

B.

Het college van de gemeente Nieuwegein maakt de gewijzigde regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door dat gemeentebestuur uitgegeven Gemeenteblad.

Artikel III  

Dit besluit kan worden aangehaald als Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom (vierde wijziging).

 

Aldus vastgesteld door de burgemeesters van de gemeenten,

Houten, d.d. …………………… 2024

G. Isabella

IJsselstein, d.d. ……………… 2024

P.J.M. van Domburg

Lopik, d.d. …………………… 2024

L.J. de Graaf

Nieuwegein, d.d. ……………… 2024

M.J.T.G. van Beukering

Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten,

Houten, d.d. …………………… 2024

G. Isabella

Burgemeester

A. Barink

gemeentesecretaris

IJsselstein, d.d. ……………… 2024

P.J.M. van Domburg

Burgemeester

W.M. van de Werken

gemeentesecretaris

Lopik, d.d. …………………… 2024

L.J. de Graaf F. Jonker

Burgemeester gemeentesecretaris

Nieuwegein, d.d. ……………… 2024

M.J.T.G. van Beukering

Burgemeester

E. Liebregts

gemeentesecretaris

Aldus vastgesteld door de gemeenteraden van de gemeenten,

Houten, d.d. …………………… 2024

G. Isabella

Burgemeester

IJsselstein, d.d. ……………… 2024

P.J.M. van Domburg

Burgemeester

Lopik, d.d. …………………… 2024

L.J. de Graaf

Burgemeester

Nieuwegein, d.d. ……………… 2024

M.J.T.G. van Beukering

Burgemeester

J. Karens

griffier

Naar boven