Gemeenteblad van Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Gemeenteblad 2024, 319398 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Gemeenteblad 2024, 319398 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2024
De raad van de gemeente Groningen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 mei 2024;
gelet op de artikel 2.6.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
gezien het advies van Adviesgroep Sociaal Domein Groningen
vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2024:
Voor het gesprek geeft de cliënt het college alle overige gegevens en documenten die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt geeft het college in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht om in te kijken.
Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt namens het college door een deskundige gevoerd met de cliënt, zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen. Het onderzoek vindt zo spoedig mogelijk, maar niet later dan binnen zes weken na de melding plaats.
In het onderzoek wordt in ieder geval gekeken naar de volgende onderwerpen, zij vormen de basis van het gesprek:
de mogelijkheden om te voorzien in zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning door samen te werken met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de uitgangspunten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG);
De aanvraag kan pas worden ingediend nadat het onderzoek is uitgevoerd. Dit geldt niet als het onderzoek niet tijdig, dat wil zeggen binnen zes weken na ontvangst van de melding, is uitgevoerd. In dat geval kan de cliënt, zijn gemachtigde of vertegenwoordiger de aanvraag door middel van het aanvraagformulier bedoeld in lid 4 bij het college indienen.
Artikel 2.9 Verplichting tot meewerken en melden van informatie
De cliënt is verplicht om zoveel als het kan mee te werken aan wat het college van hem vraagt bij het uitvoeren van de wet, deze Verordening en de Nadere Regels. Hieronder valt in ieder geval het meewerken aan het (her)onderzoek als bedoeld in artikel 2.6. Een lichamelijk of ander onderzoek om de beperkingen van cliënt vast te kunnen stellen kan hier als dat nodig is ook onder vallen.
De cliënt is verplicht om alle belangrijke feiten en omstandigheden met betrekking tot zijn (aanvraag om een) maatwerkvoorziening aan het college te laten weten. Hij doet dit op verzoek van het college of direct uit zichzelf. Feiten en omstandigheden zijn belangrijk als de cliënt redelijkerwijs had kunnen bedenken dat deze van invloed kunnen zijn op de beslissing van het college om de cliënt een maatwerkvoorziening te geven, of op het soort, de hoogte van, of de periode van die voorziening.
Een algemene voorziening kan bedoeld zijn voor alle inwoners van de gemeente Groningen of voor een specifieke doelgroep. De algemene voorziening staat open voor mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben en onderdeel zijn van de doelgroep van de voorziening. Hier is geen uitgebreid onderzoek naar de situatie van de inwoner voor nodig.
De algemene voorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan op bestaande initiatieven van burgers en vrijwilligersorganisaties. De volgende onderwerpen zijn in ieder geval onderdeel van de algemene voorzieningen:
Artikel 4.1 Algemene voorwaarden en weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die vanwege huiselijk geweld of om een andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening die de problemen bij het zich handhaven in de samenleving vermindert of oplost, als de cliënt deze beperkingen niet kan verminderen of oplossen door gebruik te maken van:
Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan. Het gaat hier expliciet om de noodzakelijkheid van de voorziening als gevolg van een actieve keuze of handeling van of namens cliënt;
Artikel 4.2 Aanvullende voorwaarden en weigeringsgronden persoonsgebonden budget
Het college verstrekt een pgb aan cliënt waarmee hij diensten, hulmiddelen, woningenaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren van een derde kan kopen. Dit pgb wordt toegekend als, in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1, naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:
is verzekerd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die met het pgb gekocht worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de kwaliteitscriteria die worden gesteld aan de gecontracteerde zorgaanbieders voor zorg in natura die vergelijkbare ondersteuning leveren, voor zover dit redelijkerwijs van de persoon die de ondersteuning levert gevraagd kan worden;
Artikel 4.3 Onderscheid formele en informele hulp
Artikel 4.4 Hoogte persoonsgebonden budget – algemeen
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb voldoende is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te kopen. Wanneer het college dit nodig vindt wordt dit bedrag aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;
Artikel 4.5 Hoogte persoonsgebonden budget – diensten
kunnen alleen vanuit een pgb voor formele hulp – instelling of formele hulp – zzp worden ingekocht bij derden die aan de voorwaarden hiervoor voldoen. Dit is gebaseerd op het bepaalde in artikel 2.3.6 lid 2 onder c van de wet, en het vermoeden dat bij informele hulp de kwaliteit van deze voorzieningen onvoldoende gewaarborgd kan worden. Als cliënt en/of zijn gewenste hulpverlener kunnen bewijzen dat de kwaliteit in het specifieke geval wel gewaarborgd is, kan het college afwijken van deze hoofdregel.
Artikel 4.6 Hoogte persoonsgebonden budget – zaken
De hoogte van een pgb voor een zaak bedraagt niet meer dan de kostprijs van de zaak die de cliënt op dat moment zou hebben ontvangen als de als adequaat beoordeelde zaak in natura zou zijn verstrekt. Deze kostprijs:
is het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de aanbieder waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, als de gemeente met de aanbieder is overeengekomen dat de cliënt met het pgb de voorziening voor dezelfde prijs kan kopen. Dit kan ook een tweedehands voorziening zijn; of
Artikel 4.7 Hoogte persoonsgebonden budget – overig
het verhuizen naar en inrichten van de nieuwe woning is gebaseerd op de daadwerkelijk door cliënt te maken of gemaakte kosten. Hiervoor geldt een maximumbedrag wat is gebaseerd op een naar maatschappelijke maatstaven toereikend tarief voor het redelijkerwijs dekken van de kosten. Bij nadere regels geeft het college hier verdere invulling aan;
woningsanering (vloer- en/of raambedekking) is gebaseerd op de daadwerkelijk door cliënt te maken of gemaakte kosten. Hiervoor geldt een maximumbedrag wat is gebaseerd op een naar maatschappelijke maatstaven toereikend tarief voor het redelijkerwijs dekken van de kosten. Bij nadere regels geeft het college hier verdere invulling aan;
het bezoekbaar maken van een woning is gebaseerd op de daadwerkelijk door de eigenaar van de woning te maken of gemaakte kosten. Hiervoor geldt een maximumbedrag wat is gebaseerd op een naar maatschappelijke maatstaven toereikend tarief voor het redelijkerwijs dekken van de kosten. Bij nadere regels geeft het college hier verdere invulling aan. Het toegekende pgb wordt rechtstreeks aan de eigenaar van de woning betaald.
Om in aanmerking te komen voor deze voorziening gelden de volgende voorwaarden:
tijdelijke huisvesting bedraagt de door of namens cliënt betaalde werkelijke huur van de nog aan te passen woning, verminderd met eventuele tegemoetkomingen of vergoedingen die cliënt hiervoor ontvangt op grond van een andere regeling dan de wet. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
de woonlasten worden alleen vergoed voor de periode dat cliënt dubbele woonlasten heeft als gevolg van de verbouwing. Als de verbouwing langer duurt als gevolg van een handelen van of nalaten door of namens cliënt, komen de woonlasten voor het langer durende gedeelte van de periode niet voor vergoeding in aanmerking.
het gebruik van een bruikleenauto is gebaseerd op de kilometerprijs van een miniklasse auto volgens het NIBUD, vermenigvuldigd met het aantal kilometers vervoersbehoefte van cliënt. Hiernaast zorgt het college ervoor dat een passende bruikleenauto aan cliënt ter beschikking wordt gesteld. Deze voorziening wordt alleen verstrekt als cliënt naar het oordeel van het college geen gebruik kan maken van het collectief vervoer voor zijn redelijke vervoersbehoefte.
Artikel 4.8 Maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp
Een cliënt komt ook in aanmerking voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp 2 wanneer de cliënt niet meer in staat is op eigen kracht of om met behulp van huisgenoten (gebruikelijke hulp), het sociaal netwerk, mantelzorg of algemene voorzieningen te zorgen voor de kinderen. Bij dit zorgen voor de kinderen gaat het om het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van het kind. Hier gaat het nadrukkelijk niet om oppassen. Het college ondersteunt alleen als de ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 5 jaar. De ondersteuning is altijd tijdelijk en voor maximaal 3 maanden, in afwachting van een definitieve oplossing. Van ouders wordt verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om zo snel mogelijk een oplossing te vinden.
Voor de normering van de maatwerkvoorziening maakt het college gebruik van het in een beleidsregel vastgelegde HHM/KPMG normenkader en de daarin genoemde resultaatgebieden en bijbehorende resultaten. Hierbij is het normenkader een uitgangspunt voor het vaststellen van de indicatie en dient te allen tijde rekening gehouden te worden met de individuele situatie van cliënt.
Artikel 4.9 Maatwerkvoorziening individuele begeleiding
Een cliënt komt in aanmerking voor individuele begeleiding wanneer:
Artikel 4.11 Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf
Een cliënt kan gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf wanneer:
Artikel 4.12 Maatwerkvoorziening wonen
Met in achtneming van het bepaalde artikel 4.1 kan een cliënt voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de beperkingen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte, waarbij geldt dat als verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing is deze het primaat heeft.
Artikel 4.18 Maatwerkvoorziening beschermd wonen
Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen wanneer:
hij toezicht en begeleiding nodig heeft, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch of psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast, of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen;
Voor zover de wet zich hier niet tegen verzet, kan het college nadere regels vaststellen over de eigenschappen, inhoud en omvang van de te geven maatwerkvoorzieningen, en de toegang daartoe, als bedoeld in dit hoofdstuk. Hieronder valt expliciet het geven van verdere invulling aan het bepaalde in artikel 4.4 tot en met 4.7, waaronder de toepassing van een periodieke indexering op grond van het wettelijk minimumloon, CBS-prijsindex of CAO VVT. De diverse tariefhoogten die bovenstaand zijn opgenomen dan wel voortvloeien uit bovenstaande bepalingen worden opgenomen in een tabel behorende bij de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen.
5 Financiële tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
Artikel 5.1 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Het college kan, zoals bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische ziekte die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben lager dan 120% van het wettelijke minimumloon, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Artikel 7.1 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen, pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen
Artikel 7.2 Hoogte bijdrage in de kosten
Voor maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en de algemene voorziening was- en strijkservice bedraagt de hoogte van de bijdrage voor één of meerdere voorzieningen samen het bedrag genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 van de wet per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 bedraagt de hoogte van de bijdrage van de maatwerkvoorziening voor collectief vervoer:
tijdens de daluren (11.00 uur – 14.00 uur van maandag tot en met vrijdag) een tarief van € 1,00 per rit, tot een maximum van 25,5 kilometer per rit. Bij reizen van meer dan 25,5 kilometer geldt voor de extra kilometers het door de vervoerder bepaalde tarief. Deze extra kosten zijn voor rekening van de cliënt.
buiten genoemde daluren een opstaptarief van € 1,53 plus een tarief van € 0,188 per gereden kilometer. Voor dit kilometertarief geldt een maximum van 25,5 kilometer per rit. Bij reizen van meer dan 25,5 kilometer geldt voor de extra kilometers het door de vervoerder bepaalde tarief. Deze extra kosten zijn voor rekening van de cliënt.
Artikel 8.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.8 van de wet is een cliënt die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is verstrekt verplicht om alle belangrijke feiten en omstandigheden die daarmee te maken hebben aan het college te laten weten. Hij doet dit op verzoek van het college of direct uit zichzelf. Feiten en omstandigheden zijn belangrijk als de cliënt redelijkerwijs had kunnen bedenken dat deze van invloed kunnen zijn op zijn recht op een voorziening.
Als de cliënt zich vaak en ernstig misdraagt tijdens het (her)onderzoek, het vaststellen van het recht, bij het ontvangen van diensten en/of vaak onzorgvuldig omgaat met verstrekte voorzieningen, kan het college maatregelen treffen ten aanzien van de cliënt. Deze maatregelen kunnen tijdelijk of permanent zijn en zijn bedoeld om de persoon die de hulp verleent te beschermen en/of (verdere) schade te voorkomen.
Het college kan een terug te vorderen bedrag verrekenen met betalingen op grond van de wet, die nog uitgekeerd moeten worden.
Artikel 9.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zo veel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.
Als en voor zover er geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn, stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:
Artikel 9.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Artikel 9.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Het college draagt aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten op iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening direct aan de toezichthoudend ambtenaar te melden. Naast deze meldingsplicht is en blijft de aanbieder ook verantwoordelijk voor het nemen van passende maatregelen met betrekking tot de melding, en voor het voorkomen van meldingen in de toekomst.
Artikel 10.1 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
Het college neemt in de afspraken met aanbieders van een voorziening op dat de aanbieders een regeling voor medezeggenschap van cliënten moeten hebben, waarvan de uitgangspunten aansluiten bij de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. De medezeggenschap ziet in ieder geval toe op voorgenomen besluiten van de aanbieder over alle voorzieningen die voor de cliënten van belang zijn.
Artikel 10.2 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college stelt, ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, via in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 juli 2024.
burgemeester,
Koen Schuiling
griffier,
Josine Spier
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In de Wmo en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit is een groot aantal definities opgenomen, reden waarom het aantal in deze verordening beperkt is. Niet iedere bepaling behoeft toelichting.
Dit betreft voorzieningen die in principe voor iedereen beschikbaar zijn, of iemand nu wel of geen beperking heeft. Hoewel het kan voorkomen dat ze specifiek voor een beperking worden aangeschaft, worden ze vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed. Voorbeelden van een algemeen gebruikelijke voorziening zijn een fiets, een rollator, een verhoogd toilet, thermostatische kranen en zonwering. De geldende jurisprudentie wordt hierin gevolgd, ook ten aanzien van de 5% reserveringsruimte/aflossingscapaciteit van de geldende bijstandsnorm en de termijn van terugbetaling (36 maanden)
Artikel 1.2 Doelgroep van de Verordening
In dit artikel is beschreven dat de Wmo zich met name richt op de ingezetenen van de gemeente Groningen en waarbij enkele uitzondering gelden, zoals mantelzorgers maar ook voor de maatwerkvoorzieningen opvang en beschermd wonen
In dit hoofdstuk is de procedure van toegang en onderzoek beschreven. Bijzonder is dat de Wmo 2015 een verplichte melding kent voorafgaand aan een mogelijke aanvraag in de zin van de Awb. Het onderzoek wordt verricht tijdens de meldingsfase, waarbij een aanvraag slechts een van de mogelijke uitkomsten is. Een inwoner kan bijvoorbeeld ook op basis van eigen kracht of hulp uit het sociaal netwerk zijn hulpvraag oplossen. In die situaties waar het niet leidt tot een aanvraag volstaat het toesturen van het ondersteuningsplan. Het onderzoek bestaat in ieder geval uit het volgen van een stappenplan zoals door de CRvB is voorgeschreven en is vastgelegd in artikel 2.6.
In lid 3 wordt verwezen naar de Doorbraak-systematiek. Als uit de analyse blijkt dat er maatwerk nodig is wat niet binnen de reguliere systemen, voorzieningen of regelingen kan worden gerealiseerd of (nog) niet bestaat, maken we gebruik van de Doorbraakmethode®. Dit is een werkwijze voor maatwerk in het sociaal domein, ontwikkeld door het Instituut voor Publieke Waarden. Deze werkwijze geeft professionals een instrument om domein- en organisatieoverstijgend maatwerk mogelijk te maken en te legitimeren.
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Een algemene voorziening is volgens de wet bedoeld als een laagdrempelig en eenvoudig toegankelijk alternatief voor de complexere maatwerkvoorziening. Een algemene voorziening moet altijd door het college (contractueel) kunnen worden afgedwongen bij de desbetreffende aanbieder. De voorwaarden aan het gebruik van de algemene voorziening zullen voornamelijk betrekking hebben op de doelgroep van de voorziening. Voor zover een algemene voorziening gericht is op een specifieke doelgroep wordt hiermee bedoeld dat de inwoner wel de beperking in de zelfredzaamheid of participatie die met de algemene voorziening wordt gecompenseerd aantoonbaar moet ervaren.
Artikel 3.2 Algemene voorziening dak- en thuislozen zonder verblijfsalternatief
De opvang voor dak- en thuislozen zonder verblijfsalternatief biedt de mogelijkheid van kortdurend onderdak voor de dag en de nacht als algemene voorziening. Het voldoen aan een aantal algemene criteria is voldoende voor toegang. Er is daarbij geen sprake van een maatwerktraject voor deze nachten dagopvang. Er is op dat moment geen verblijfsalternatief.
Artikel 3.3 Vergoeding wijziging geslachtsregistratie
Vergoeding vindt plaats middels het niet in rekening brengen van de (leges) kosten, dan wel rechtstreekse doorbetaling aan de geraadpleegde deskundige. Kosten worden intern verrekend.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.5 Hoogte persoonsgebonden budget – diensten
De tarieven voor informeel pgb huishoudelijke hulp en individuele begeleiding zijn aangepast naar aanleiding van twee uitspraken van de CRvB (CRvB 16-8-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1394 en CRvB 16-8-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1580). Hieruit blijkt dat het tarief minimaal overeen moet komen met de hoogste periodiek in de desbetreffende CAO, vermeerderd met vakantiebijslag en tegenwaarde van verlofuren. Voor hulp bij huishouden is dit de specifiek hiervoor in het leven geroepen salarisschaal hulp bij huishouden, voor begeleiding is dit FWG30 uit de CAO VVT. Uit de uitspraak CRvB 25-07-2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5446 blijkt dat bij de tegenwaarde van verlofuren uitgegaan moet worden van het vastgestelde aantal verlofuren uit de CAO VVT.
Artikel 4.8 Maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp
Onder ‘het voeren van een gestructureerd huishouden’ valt ook een schoon huis. Voorzover uit het onderzoek blijkt dat de inwoner onvoldoende redzaam is om zijn huis schoon te houden geldt ook dat het eerst gaat om de vraag of iemand in het eigen sociale netwerk, bijvoorbeeld via gebruikelijke hulp door huisgenoten, een oplossing kan regelen. Zo niet, dan is de vraag of de algemene voorziening, als het gaat om was en strijk, uitkomst kan bieden. Als die algemene voorziening niet passend en/of toereikend of als deze financieel gezien niet toegankelijk is, kan een maatwerkvoorziening HH aan de orde zijn.
Het beleid van de gemeente is gebaseerd op het Normenkader HHM/KPMG om te komen tot objectieve normtijden bij maatwerkvoorzieningen HH.
Artikel 4.9 Maatwerkvoorziening individuele begeleiding
Begeleiding is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen te bevorderen, te behouden of te compenseren. De begeleiding beoogt een verblijf in een instelling zo lang mogelijk uit te stellen of overbodig te maken.
De individuele begeleiding richt zich op het begeleiden in het dagelijks functioneren. Het gaat om het actief herstellen, dan wel compenseren van het beperkte of afwezige regelvermogen van een persoon waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. De ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit het helpen plannen van activiteiten, het regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. Dat kan ook ondersteuning behelsen bij administratie en financiële zaken, omgaan met geld.
Individuele begeleiding kan ook praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen inhouden zoals begeleiden bij het wassen en aankleden, vergelijkbaar met persoonlijke verzorging zoals geleverd door de wijkverpleegkundige via de Zvw. Daarbij is in de Wmo geen medische zorg nodig of een hoog risico daarop, en bij de Zvw wel. Voorzover PV noodzakelijk is, wordt dit geïndiceerd als onderdeel van de begeleiding.
Afhankelijk van de individuele situatie kan individuele begeleiding kortdurend, maar ook langdurig worden ingezet. Begeleiding kan verschillende activiteiten omvatten, met een eigen zwaarte en urenomvang. Indicatiestelling vindt plaats in aantal minuten/uren.
Het college stelt beleidsregels vast waarin beschreven wordt hoe er wordt geïndiceerd.
Artikel 4.10 Maatwerkvoorziening dagbesteding
Dagbesteding biedt de inwoner zingeving, activiteiten en sociaal verkeer en ondersteunt de cliënt bij het bevorderen, behouden en begeleiden van achteruitgang hiervan. Dagbesteding kenmerkt zich door de op de cliënt aangepaste aard en inhoud van activiteiten. De begeleiding is deskundig in het bieden van passende ondersteuning, structuur, toezicht en/of zorg. Dagbesteding wordt aangeboden in een groep of is gericht op het hebben van contact met meerdere personen.
Er is bij de cliënt sprake van een langdurige beperking of er is sprake van een specifieke omstandigheid die aan de ondersteuningsbehoefte van de cliënt ten grondslag ligt. Behalve bij het bieden van passende ondersteuning kan de cliënt tijdens de dagbesteding ook begeleiding nodig hebben bij persoonlijke verzorging en/of communicatie. Goed moet worden onderzocht of er algemene voorzieningen aanwezig zijn die kunnen voorzien in de behoefte aan participatie.
Tevens is het ontlasten van de mantelzorger en het voorkomen van diens overbelasting een beoogd resultaat. Als de cliënt de dagbesteding niet zelf of met behulp van zijn netwerk kan bereiken dan neemt de aanbieder passende maatregelen om dat mogelijk te maken.
Artikel 4.11 Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf
Veel mensen verlenen voor kortere of langere tijd ‘mantelzorg’ aan hun partner, ouders of andere familieleden, buren of vrienden. Soms kan deze hulp echter behoorlijk zwaar vallen. Wij willen daarom dat mensen die mantelzorg geven de ondersteuning krijgen waar ze behoefte aan hebben. Mensen met een beperking of een handicap die thuis wonen en permanent toezicht en/of hulp nodig hebben, kunnen een indicatie krijgen voor een maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf. Ook wel respijtzorg genoemd. De voorziening wordt toegekend aan de cliënt en niet aan de mantelzorger.
Artikel 4.12 Maatwerkvoorziening wonen
Woonvoorzieningen worden verstrekt om beperkingen bij het normale gebruik van de woning te compenseren. In feite gaat het om een uitwerking van de regel dat de cliënt in aanvaardbare mate moet worden gecompenseerd.
Het normale gebruik van de woonruimte omvat de elementaire woonfuncties, dat zijn de activiteiten die de gemiddelde bewoner in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om eten bereiden, slapen en lichaamsreiniging, en essentiële huishoudelijke werkzaamheden, zoals kleding wassen, en het aan- en uitkleden, wassen en verschonen van een geheel van zijn verzorger(s) afhankelijk kind.
Het primaat verhuizen houdt in dat verhuizen naar een geschikte woonruimte voorrang heeft boven woonruimteaanpassingen, wanneer de kosten van de aanpassingen naar verwachting hoger zijn dan het in nadere regels vast te leggen bedrag. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met het netwerk in de buurt.
Artikel 4.13 en 4.14 Maatwerkvoorziening vervoer
Deze voorziening is primair gericht op het sociaal vervoer. Het primaat ligt bij het collectief vervoer. Dit is een uitsluitend voor pashouders toegankelijk vervoerssysteem waarbinnen mensen op afroep zittend worden vervoerd. In het collectief vervoer wordt aan personen met beperkingen die niet met het openbaar vervoer kunnen reizen alternatieven geboden om zich te kunnen verplaatsen.
Bij individuele vervoersvoorzieningen moet worden gedacht aan bijvoorbeeld een scootmobiel, die al dan niet in combinatie met het collectief vervoer voor compensatie van de ervaren beperking van de zelfredzaamheid of participatie moet zorgen.
Onderdeel d: Indien de cliënt is aangewezen op het vervoer met de eigen auto voor het zich lokaal verplaatsen kan een autoaanpassing noodzakelijk zijn. Het college verstrekt aanpassingen, tenzij deze algemeen gebruikelijk en/of standaard zijn ingebouwd.
Een uit de jurisprudentie afkomstige norm van 1500 kilometer als een richtlijn. Deze kan in de praktijk zowel lager als hoger uitpakken, een en ander op basis van individueel onderzoek naar de vervoersbehoefte.
Artikel 4.15 Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel
Een groot deel van de door spierkracht voortbewogen vervoersmiddelen zijn algemeen gebruikelijk en bruikbaar voor personen met een beperking. Zo zijn onder andere de tandemmet, de spartamet, de snorfiets, de fiets met trapondersteuning en de fiets met lage instap algemeen gebruikelijk. De in dit artikel genoemde voorzieningen kunnen naast andere vervoersvoorzieningen zoals het collectief vervoer verstrekt worden, wanneer de cliënt zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen.
Omdat deze voorziening ook naast het collectief vervoer kan worden verstrekt moet de bereidheid om de vervoersbehoefte merendeels te vervullen met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel aannemelijk zijn. Wanneer dit vervoermiddel intensief gebruikt wordt is dit voor de gemeente goedkoper dan vele ritten met het collectief vervoer.
Artikel 4.16 Maatwerkvoorziening rolstoel
Geen rolstoel wordt verstrekt als krukken, een rollator, of andere hulpmiddelen in voldoende mate een oplossing bieden voor het dagelijkse verplaatsingsprobleem. Bij de verstrekking van een rolstoel wordt onder meer rekening gehouden met de verplaatsingsbehoefte en de fysieke mogelijkheden van de cliënt.
Artikel 4.17 Maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang
De opvang is bedoeld voor hen die niet beschikken over een eigen woonruimte en die voor een slaapplek gedurende de nacht ofwel waren aangewezen op buiten slapen ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten (portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto) en binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse noodopvang, of binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzicht op een slaapplek voor de daarop volgende nacht. Ook de personen die als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang (internaten en sociale pensions, woonvoorzieningen op basis van particulier initiatief dat zich richt op semipermanente bewoning door daklozen en particuliere commerciële pensions waar voornamelijk daklozen wonen) behoren tot de doelgroep.
Voor slachtoffers van huiselijk geweld gelden afwijkende criteria. Het uitgangspunt is dat, als opvang noodzakelijk is omdat de thuissituatie niet veilig is en de betrokkene niet zelf in alternatieve huisvesting kan voorzien, aanvragers worden opgevangen in de gemeente waar zij wonen. Opvang in de eigen gemeente is kansrijker omdat dan het bestaande sociale netwerk kan blijven worden aangesproken. Er kunnen echter zwaarwegende omstandigheden zijn voor opvang buiten de eigen gemeente. Het kan dan gaan om redenen van veiligheid, of om situaties waar acuut opvang geboden is maar de gemeente van herkomst op dat moment geen plek beschikbaar heeft. Als sprake is van huiselijk geweld tegen een persoon of tegen leden van het gezin van de persoon en er is geen opvang noodzakelijk, is ambulante hulpverlening mogelijk.
Artikel 4.18 Maatwerkvoorziening beschermd wonen
In de Wmo is beschermd wonen aangewezen als er sprake is van psychische of psychosociale problemen. In artikel 1.1.1. Wmo 2015 is de term ‘beschermd wonen’ gedefinieerd. Indicatie vindt plaats als langere tijd een vorm van beschermd wonen nodig met daarbij intensieve begeleiding. In het pakket zit geen vorm van behandeling. Beschermd wonen is in beginsel geen alternatief voor de slecht functionerende woningmarkt.
BW en Opvang wordt in Groninger context gezamenlijk georganiseerd via een zogenaamde Centrumregeling waarin alle gemeenten in de provincie Groningen samenwerken en de gemeente Groningen de rol van Centrumgemeente uitvoert. Hierbij is van belang dat alle gemeenten in beginsel gelijk geformuleerd beleid hanteren.
Onder de term accommodatie van een instelling kan een veelheid van variëteiten schuilgaan. De gemeente Groningen staat toe dat ‘beschermd wonen’ ook in de thuissituatie (Thuis-plus genoemd) of in een gezamenlijk wooninitiatief kan worden georganiseerd. Ingeval een ouder aan bijvoorbeeld een inwonend kind, die is aangewezen op beschermd wonen en 24-uurstoezicht in de directe nabijheid, zodanige zorg, begeleiding of ondersteuning geeft, dan kan dit onder de noemer van Beschermd wonen worden bekostigd.
5 Financiële tegemoetkoming meerkosten
Deze bepaling betreft een uitwerking van artikel 2.1.7 van de wet. Daarin is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. En als dat mogelijk is, in welke gevallen en in welke mate ((Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 140).
Mantelzorgers van cliënten in de gemeente komen in aanmerking voor een jaarlijkse blijk van waardering (artikel 2.1.6 van de wet). Artikel 1.1.1 van de wet definieert een cliënt als een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, maatwerkvoorziening of pgb, of door of namens wie een melding is gedaan. Het gaat dus ook om mantelzorgers van cliënten die een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning hebben aangemeld, ook al is daar geen voorziening op basis van deze wet uitgekomen. Voorts is de woonplaats van de cliënt bepalend, zodat het dus ook mantelzorgers kan betreffen die in andere gemeenten wonen.
Hier is verder bepaald op welke wijze het college zorgdraagt voor de jaarlijkse blijk van waardering. Overeenkomstig de wet moet in de verordening in ieder geval een procedure vastgelegd worden die waarborgt dat alle mantelzorgers, die voldoen aan de voorwaarden, voor het ontvangen van een blijk van waardering in aanmerking kunnen worden gebracht. Kort en goed komt het erop neer dat – met inachtneming van het bovenstaande – mantelzorgers van cliënten in de gemeente via een melding bij het college in aanmerking kunnen worden gebracht voor de jaarlijkse blijk van waardering (eerste lid). Onder andere ten aanzien van de meldingsprocedure kunnen het college nadere regels stellen (tweede lid).
De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Wat betreft de algemene voorzieningen heeft de raad ervoor gekozen om daarop geen financiële bijdrage te vragen. Uitgezonderd is daarbij de algemene voorziening was- en strijkservice. Daar geldt het tarief van de maatwerkvoorziening. Deze kosten zijn acceptabel omdat deze lager zijn dan de kosten die cliënt zou maken ingeval van thuis wassen.
Ook wat betreft de maatwerkvoorzieningen sluit de gemeente aan bij de eigen bedrage zoals die in de wet is genoemd (2024: € 20,60 per maand).
De tarieven voor het collectief vervoer sluiten aan bij de historische gegevens en de tarifering van het openbaar vervoer. Reizen in de daluren wordt aangemoedigd, het tarief is dan bepaald op € 1,-.
Hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geeft de bevoegdheid om geen eigen bijdrage op te leggen vanwege moeilijke financiële omstandigheden waarin een client verkeert (financieel onvermogen) of in verband met psychische omstandigheden. Het college kan van die bevoegdheid gebruik maken.
In het belang van de gemeente én in het belang van de cliënten zal de gemeente in de uitvoering de nodige aandacht moeten besteden aan het voorkomen van onterechte verstrekkingen door middel van goed onderzoek, en het waar mogelijk terugnemen of –vorderen als blijkt dat onverhoopt toch onterecht een voorziening is toegekend. Dit is ook een wettelijke verplichting.
Daarnaast komt het voor dat cliënten zich ernstig misdragen tegen medewerkers van zorgaanbieders of oneigenlijk gebruik maken van verstrekte voorzieningen zoals vervoersvoorzieningen. Voor die gevallen is voorzien in de mogelijkheid van het nemen van al dan niet tijdelijke maatregelen. Uiteraard dient daarbij de ondersteuningsbehoefte betrokken te worden.
Artikel 9.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening, opvang of beschermd wonen die rechtspersoon zijn moeten beschikken over een regeling ten behoeve van de behartiging van de belangen van de cliënten van de aanbieder. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de medezeggenschapsregeling. In de contracten met de aanbieder worden de eisen vastgelegd die van belang zijn om de medezeggenschap goed te kunnen laten functioneren. Deze medezeggenschap dient zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.
Het college kan besluiten dat een cliëntenraad bij een aanbieder niet hoeft te worden ingesteld. Dit zou het college bijvoorbeeld kunnen beslissen als er sprake is van een zeer kleine organisatie of een natuurlijke persoon en een samenwerking met een andere aanbieder op dit punt niet mogelijk is.
Artikel 9.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Bij aanbesteding vindt uiteraard toepassing plaats van de ‘Amvb reële prijzen Wmo 2015’ die is gebaseerd op de wet.
Artikel 9.3 Meldingsregeling calamiteit en geweld
De aanbieder heeft op grond van de wet een meldingsplicht bij de gemeentelijke toezichthouder. Daarnaast zullen de meldingen over incidenten, calamiteiten en geweld ook in het kader van het contractmanagement onderwerp van gesprek zijn.
Aanbieders van voorzieningen moeten beschikken over een interne klachtenregeling. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de klachten- en dispuutregeling. In de contracten met de aanbieder worden de eisen vastgelegd die van belang zijn om de klachtenregeling goed te kunnen laten functioneren.
Dit artikel regelt dat het college de burgers betrekt bij de totstandkoming van het Wmo-beleid. Dat past bij de aard van de wet en bij hoe het college en burgers samen invulling geven aan de doelen van de wet. Dit artikel biedt burgers de waarborgen voor een tijdige inspraak op de voornemens van de gemeente inzake het Wmo- beleid en verplicht het college om burgers in staat te stellen de inspraak effectief te kunnen vormgeven. Voor de gemeente Groningen is dit nader uitgewerkt in de Verordening Adviesgroep Sociaal Domein gemeente Groningen 2022, waarin de kaders zijn opgenomen voor deze vorm van burgerparticipatie.
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening. Afwijken kan enkel ten gunste, niet ten nadele van de aanvrager. Benadrukt wordt dat slechts in bijzondere gevallen gebruik gemaakt kan worden van de hardheidsclausule. Het college geeft bij toepassing van deze clausule duidelijk aan waarom van de verordening moet worden afgeweken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-319398.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.