Gemeenteblad van Baarle-Nassau
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Baarle-Nassau | Gemeenteblad 2024, 318391 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Baarle-Nassau | Gemeenteblad 2024, 318391 | beleidsregel |
Verzamelbeleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ, versie 2024
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1:1: Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels gelden de volgende begripsomschrijvingen:
Brutering : het verhogen van de vordering met loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente, die de uitkering verstrekt, krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verkenbaar zijn met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
Kostendelersnorm : norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen. Mensen jonger dan 27 jaar tellen niet mee als mensen waarmee kosten gedeeld kunnen worden.
Mantelzorg : langdurige zorg, gedurende 10 uur of meer per week, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
als sprake is van bewoning van een eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
Het college hanteert de volgende uitgangspunten bij het bepalen van de noodzaak tot het inzetten van een voorziening:
Het college biedt belanghebbende een voorziening aan, wanneer belanghebbende afhankelijk is van deze voorziening in het kader van zijn of haar arbeidsinschakeling en/of een blijvende verbetering van zijn/haar arbeidsmarktpositie voor duurzame uitstroom. Hierbij gaat het college uit van het goedkoopste adequate alternatief.
De voorzieningen zoals bedoeld in het eerste lid, maken onderdeel uit van de regionale werkgeversdienstverlening van de arbeidsmarktregio Midden-Brabant.
Een nadere uitwerking van de voorzieningen van de inwoners van de gemeente Baarle Nassau is opgenomen in de Verzamelverordening, onder meer te vinden op de website www.baarle-nassau.nl.
Paragraaf 3.1: Verplichtingen gericht op re-integratie en arbeidsinschakeling
Artikel 3:2: Verplichtingen voor jongeren onder 27 jaar
Voor een jongere tot 27 jaar die een aanvraag voor een bijstandsuitkering heeft ingediend of zich heeft gemeld voor een bijstandsuitkering, niet zijnde een kwetsbare jongere, geldt de eerste vier weken de inspanningsverplichting om: zijn of haar mogelijkheden tot het terugkeren naar school te onderzoeken en zich voor een opleiding aan te melden, of, wanneer sprake is van een jongere zoals bedoeld in het derde lid, zijn of haar mogelijkheden met betrekking tot arbeid te onderzoeken en te solliciteren naar algemeen geaccepteerde arbeid;
Paragraaf 3.1.2: Ontheffingen, zorgtaken
Artikel 3:3: Verlenen van ontheffing wegens dringende redenen
Een uitkeringsgerechtigde wordt slechts ontheven van een of meer verplichtingen zoals genoemd in artikel 9 lid 1 sub a Participatiewet en artikel 37 IOAW/IOAZ wanneer hiervoor dringende redenen aanwezig zijn. Dringende redenen zijn in ieder geval aanwezig als de uitkeringsgerechtigde wordt opgenomen in een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f, Participatiewet.
Paragraaf 3.2: Verplichtingen gericht op de rechtmatigheid
Artikel 3:10: Informatieverstrekking tijdens de uitkering
De belanghebbende dient informatie, die relevant kan zijn voor het recht op uitkering in principe te verstrekken binnen vijf werkdagen gerekend vanaf het moment waarop het relevante feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan.
Het ontvangen van een gift valt onder de inlichtingenplicht. In het geval van giften geldt de volgende werkwijze:
Een gift is in ieder geval verantwoord zolang deze op jaarbasis niet meer is dan 1 keer de toepasselijke netto bijstandsnorm op maandbasis (exclusief vakantietoeslag). Dit betekent niet dat iedere euro die boven dit bedrag uitkomt, automatisch gekort moet worden. Tot 1 keer de toepasselijke netto bijstandsnorm op maandbasis (exclusief vakantietoeslag) wordt vrijgelaten, daarboven vindt een maatwerkbeoordeling plaats of de overschrijding van de gift uit het oogpunt van bijstandsverlening nog verantwoord is, gezien de hoogte en de bestemming van de gift.
Artikel 3:12: Schadevergoeding
Overschrijdt de immateriële schadevergoeding als bedoeld in lid 3 het bedrag van € 15.871 (prijspeil 1 januari 2024; dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd), dan beoordelen we op basis van de individuele omstandigheden of het redelijk is om 2/3 deel van de overschrijding tot het vermogen te rekenen. We volgen hiervoor de meest recente jurisprudentie.
Hoofdstuk 4: Verlaging van de uitkering en bestuurlijke boete
Paragraaf 4.1: Algemene bepalingen
Wanneer, als gevolg van een overtreding van de inlichtingenverplichting, sprake is van een benadelingsbedrag, stelt het college de hoogte van de bestuurlijke boete vast op de ernst van de gedraging en de mate waarin deze aan de overtreder is te verwijten, zoals opgenomen in artikel 4:9 van deze beleidsregels. Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Het college stelt de boete vast op een verlaagd percentage van het benadelingsbedrag als sprake is van verminderde verwijtbaarheid zoals bedoeld in artikel 2a, tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Van verminderde verwijtbaarheid is in ieder geval sprake in de gevallen zoals bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.
Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing als:
de betrokkene wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.
Paragraaf 4.2.2: Overige bepalingen verlagingen van de uitkering
Artikel 4:7: Verzoek tot herzien van een verlaging van de uitkering geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een verlaging van de uitkering van 100% van de bijstandsnorm is opgelegd wegens schending van één van de verplichtingen genoemd in artikel 18, vierde lid, PW, met een duur van twee maanden of langer, kan de belanghebbende een schriftelijk en gemotiveerd verzoek doen aan het college om deze verlaging van de uitkering te herzien.
Als belanghebbende aantoont ondubbelzinnig te voldoen aan de verplichting waarvoor een verlaging van de uitkering is opgelegd, dan gaat de herziening in vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin belanghebbende het verzoek tot herziening heeft ingediend. Dit betekent dat de verlaging van de uitkering vanaf die dag komt te vervallen.
Artikel 4:10: Verzoek tot herzien verlaging van de uitkering indien deze 100% gedurende 2 maanden bedraagt
Indien de belanghebbende aantoont ondubbelzinnig te voldoen aan de verplichting waarvoor een maatregel is opgelegd, dan wordt de verlaging van de uitkering vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de belanghebbende het verzoek als bedoeld in lid 1 heeft ingediend, niet geeffectueerd. Dit betekent dat de verlaging van de uitkering vanaf die dag komt te vervallen.
Paragraaf 4.3: Bestuurlijke boete
Artikel 4:12: Overschrijding van de termijn van orde (13 wekentermijn) leidt tot een matiging van de op te leggen boete
Indien het besluit tot het opleggen van een boete wordt genomen later dan 52 weken na de datum waarop de overtreding is geconstateerd, zoals terug te vinden in het boeterapport, wordt het boetepercentage verlaagd met 15%. Hierbij worden de wettelijke bepalingen van de verjaringstermijnen in acht genomen zoals bepaald is in Awb artikel 5:45.
Hoofdstuk 5: Bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 5:1: Hoogwaardige handhaving
Het beleid voor handhaving is sinds langere tijd ingericht naar het model van hoogwaardig handhaven.
Dit model voor integraal en hoogwaardig handhaven is opgebouwd uit vier pijlers, waarvan twee preventief en twee repressief van aard zijn:
Het handhavingsproces kan in beeld worden gebracht met de “Cirkel van naleving”.
Het optimaliseren van de dienstverlening (creëren draagvlak voor spontane naleving PW): de klant mag geen onnodige (administratieve) drempels in de dienstverlening tegenkomen. Het moet eenvoudig zijn om je aan de regels houden, en de regels moeten voor iedereen begrijpelijk uitgelegd worden. Daardoor worden de regels ook meer geaccepteerd.
Het vroegtijdig achterhalen (detecteren) van oneigenlijk gebruik en misbruik: controles worden gedaan op basis van signalen of aan de hand van een gekozen thema of risico. Controles zijn enerzijds bedoeld om onrechtmatig gebruik van de uitkering tegen te gaan. Daarnaast zijn controles ook een vorm van vroegsignalering. Hoe eerder duidelijk wordt dat de uitkering is gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatie (of dat nu bewust of per ongeluk gebeurd is), hoe kleiner het gevolg kan zijn. Dit is vooral belangrijk omdat de Participatiewet voorschrijft dat teveel ontvangen uitkering altijd moet worden terugbetaald.
Hoofdstuk 6: Terugvordering, invordering en verhaal
Artikel 6:4: Afzien van terugvordering
Een besluit om bij belanghebbende van terugvordering af te zien laat de mogelijkheid in stand om terug te vorderen van de persoon, die mede hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugbetaling van de kosten van de uitkering op grond van artikel 59 Participatiewet, artikel 26 Ioaw of Ioaz, als zij op dat moment geen gehuwden meer zijn.
Artikel 6:5: Afzien van terugvordering (op verzoek van belanghebbende)
Onverminderd het bepaalde in paragraaf 1 kan het college binnen de grenzen van artikel 58 Participatiewet en artikel 25 Ioaw en Ioaz geheel of gedeeltelijk van terugvordering afzien, indien:
de belanghebbende voor vorderingen, die niet het gevolg zijn van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, een verzoek om kwijtschelding doet nadat belanghebbende gedurende 3 jaar weliswaar niet volledig aan de aflossingsverplichtingen heeft voldaan, maar een bedrag, overeenkomend met minimaal 50% van de restantvordering, in één keer heeft afgelost;
Een besluit om bij een belanghebbende van terugvordering af te zien laat de mogelijkheid in stand om terug te vorderen van de persoon, die mede hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugbetaling van de kosten van de uitkering op grond van 59 Participatiewet, artikel 26 Ioaw of Ioaz, als zij op dat moment geen gehuwden meer zijn.
Artikel 6:6: Afzien van terugvordering niet mogelijk
Afzien van terugvordering is niet mogelijk:
Artikel 6:7: Terugvordering loonbelasting en premies
Over de uitkering reeds afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen worden teruggevorderd, voor zover:
Een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, Titel III van de Faillissementswet is getroffen, dan wel een (voorlopige) schuldsaneringsregeling door de rechtbank van toepassing is verklaard zoals bedoeld in Titel III van de Faillissementswet. Bij deze minnelijke regeling wordt een fraudevordering op de belanghebbende niet meegenomen.
Heeft de belanghebbende een lopende uitkering voor levensonderhoud, en is betaling ineens niet mogelijk, dan wordt de vordering voor zover mogelijk verrekend met de uitkering volgens de bepalingen van artikel 60, derde en vierde lid, Participatiewet, dan wel artikel 28, derde en vierde lid, Ioaw en Ioaz.
Het verzoek om een betalingsregeling wordt afgewezen voor zover de belanghebbende beschikt over vermogen dat, gelet op de omstandigheden van belanghebbende, redelijkerwijs te gelde gemaakt kan worden. Bij de bepaling van het vermogen kan artikel 34, tweede lid, Participatiewet buiten toepassing worden gelaten.
Artikel 6:12: Afzien van verhaal
Indien uit vooronderzoek blijkt dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt over onvoldoende middelen beschikt om een verhaalbijdrage op te kunnen leggen, wordt afgezien van verhaal in verband met het ontbreken van draagkracht. Als wordt ingeschat dat het om een tijdelijke situatie gaat, dan wordt tijdelijk afgezien van verhaal en kan middels een heronderzoek bezien worden of alsnog tot verhaal kan worden overgegaan.
Wanneer er sprake is van een gering te verhalen bedrag of geringe periode wordt in de individuele situatie beoordeeld of verhalen wenselijk is, bij twijfel in collegiaal overleg of in afstemming met de teammanager. Er wordt in ieder geval afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage als het te verhalen bedrag lager is dan € 50,00 per maand, kan het college afzien van verhaal. Na drie jaar houdt het college een heronderzoek om de mogelijkheden van verhaal opnieuw te bezien.
Artikel 6:13: Vaststelling verhaalsbijdrage
Bij het ontbreken van een uitvoerbare rechterlijke uitspraak wordt de verhaalbijdrage vastgesteld aan de hand van de draagkracht van de onderhoudsplichtige en de behoefte van de onderhoudsgerechtigde (incl. de kinderen), waarbij de laagste van deze twee bedragen leidend is. Het college stelt de draagkracht van de onderhoudsplichtige vast conform de zogeheten TREMA-normen, zoals gepubliceerd in het Tijdschrift voor Rechterlijke Macht.
Artikel 6:14: Debiteuren heronderzoek verhaal
Er vinden geen heronderzoeken verhaal plaats, behalve in de situaties, zoals opgenomen in deze beleidsregels:
Wanneer de onderhoudsplichtige is vertrokken met onbekende bestemming, dan wordt er 1 maal een heronderzoek uitgevoerd om diens verblijfsplaats te achterhalen. Als uit dit heronderzoek blijkt dat nog steeds géén woon- en verblijfplaats van onderhoudsplichtige bekend is, ziet het college definitief af van het opleggen van een onderhoudsverplichting.
Hoofdstuk 7: Commerciële kostendelers
Paragraaf 7.2: Criteria voor het verlagen van de norm
Artikel 7:3: Inkomsten uit commerciële verhuur
De bepalingen gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar en ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangen. Als de hoofdbewoner de woning deelt met inwonende commerciële kamerbewoner(s) of commerciële kostganger(s) dan brengt het college het ontvangen huurbedrag en/of kostgeld, minus de gemiste huurtoeslag als inkomen in mindering op de uitkering.
Artikel 7:4: Tijdelijk verblijf en kostendelersnorm
Wanneer een hoofdbewoner met een bijstandsuitkering iemand tijdelijk onderdak biedt vanwege een acute noodzaak tot huisvesting, wordt de kostendelersnorm voor de hoofdbewoner in beginsel voor 3 maanden buiten toepassing gelaten. Deze termijn kan steeds met 3 maanden worden verlengd, afhankelijk van de inspanning die de inwonende levert om eigen woonruimte te vinden.
Artikel 8:1: Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Verzamelbeleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ, versie 2024', en vervangen de 'Verzamelbeleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2004, versie juli 2021’
Voor wat betreft het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat een persoon, die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de in het vorige artikel genoemde beleidsregels, die het college zou moeten beëindigen op grond van de Verzamelbeleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 versie juli 2021, deze voorziening behoudt voor zover hij heeft voldaan aan de voorwaarden en voor de duur dat deze is verstrekt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-318391.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.