Gemeenteblad van Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Gemeenteblad 2024, 3177 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Gemeenteblad 2024, 3177 | gemeenschappelijke regeling |
Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde houdende regels omtrent de instelling van de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Regeling voor Veilig Thuis Groningen
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde
de besluiten van de gemeenteraden van de gemeenten Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier en Westerwolde tot het verlenen van toestemming aan de colleges van burgemeester en wethouders van deze gemeenten tot het aangaan van de samenwerking en het treffen van deze regeling;
het rijk ten behoeve van de hierboven genoemde taken financiële middelen beschikbaar stelt. Deels via de decentralisatie-uitkering ‘vrouwenopvang en huiselijk geweld’ aan de centrumgemeente Groningen en deels via het gemeentefonds aan alle gemeenten. Daarnaast zijn additionele gemeentelijke middelen beschikbaar;
op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen in een centrumregeling taken slechts in mandaat kunnen worden opgedragen, als gevolg waarvan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, anders dan bij delegatie, volledig verantwoordelijk blijven voor namens hen te nemen beslissingen;
deze gemeenschappelijke regeling getroffen wordt ter behartiging van het belang om te voldoen aan met name het bepaalde in artikel 2.6.1, eerste lid, van de Wmo 2015 en artikel 2.8, eerste lid, Jeugdwet, waarbij de deelnemers een goede samenwerking en afstemming beogen tussen de domeinen ‘jeugd’, ‘Wmo’ en ‘veiligheid’.
Besluiten de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen, genaamd:
De gemeente Groningen wordt aangewezen als Centrumgemeente als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Wgr.
Aan het college van de Centrumgemeente wordt door de colleges van de Gemeenten mandaat dan wel machtiging of volmacht verleend om namens de colleges van de gemeenten, voor zover nodig en voor zover van toepassing, in mandaat besluiten te nemen en als ge(vol)machtigde andere (rechts)handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn ter behartiging van de in artikel 2 gestelde doelen en de daartoe opgedragen taken zoals aangegeven in artikel 4, tenzij een wettelijk voorschrift of de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet. Onder het mandaat valt in ieder geval het nemen van subsidiebesluiten ten behoeve van Veilig Thuis in de ruimste zin des woords en het nemen van besluiten op eventuele bezwaarschriften en het voeren van (van verweer in) beroepsprocedures.
De colleges van de gemeenten kunnen de in deze Regeling verleende mandaten, machtigingen en volmachten alleen intrekken onder de voorwaarde dat zij de activiteiten op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling gedurende 12 maanden na intrekking, bij Veilig Thuis blijven onderbrengen. Bij intrekking van het mandaat, machtiging of volmacht voor bovenwettelijke taken, geldt een termijn van 6 maanden.
Artikel 11 Jaarlijkse bijdrage Groninger gemeenten
De jaarlijkse bijdrage is het totaal benodigde budget voor Veilig Thuis minus de beschikbare rijksbijdrage. De resterende bijdrage wordt door de centrumgemeente bij de deelnemende gemeenten in rekening gebracht op basis van een verdeelsleutel inwoneraantal/gebruik in de verhouding 80 % inwoneraantal/ 20% gebruik. Het percentage gebruik wordt eens per 2 jaar opnieuw berekend op basis van 2 volledige voorgaande jaren.
Indien de jaarlijkse bijdrage ten opzichte van het voorgaande jaar, gelijk blijft , wordt de jaarlijkse bijdrage van de gemeenten door het college van de Centrumgemeente vastgesteld. Bij afwijkingen wordt de jaarlijkse bijdrage door de colleges van de gemeenten vastgesteld op voorstel van het college van de Centrumgemeente na bespreking in het bOOGO.
De gemeenten betalen jaarlijks op basis van een factuur vóór 1 september van het betreffende jaar de verschuldigde bijdrage aan de Centrumgemeente.
De Centrumgemeente rapporteert eens per jaar achteraf aan het bOOGO over de werkelijke besteding van het uitvoeringsbudget zoals vermeld in artikel 10 alsook over de toepassing van de juridische bevoegdheden waarover de Centrumgemeente op grond van deze regeling beschikt.
Het college van de Centrumgemeente wordt aangewezen als gemeentebestuur zoals bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wgr.
Artikel 22 Gegevensbescherming
De Centrumgemeente legt aan Veilig Thuis de verplichting op om alle passende technische en organisatorische maatregelen te nemen om de persoonsgegevens die worden verwerkt ten dienste van de gemeenten (zijnde, de verantwoordelijken) te beveiligen en beveiligd te houden tegen verlies of tegen enige vorm van onzorgvuldig, ondeskundig of ongeoorloofd gebruik.
De archivering met betrekking tot de door de Centrumgemeente uitgevoerde taken, geschiedt op basis van de bepalingen die de Centrumgemeente ook voor haar eigen processen hanteert.
Aldus vastgesteld door:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta op 13 december 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen op 20 december 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland op 4 oktober 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen op 30 november 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt op 15 november 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela op 28 november 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal op 18 december 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam op 18 december 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier op 17 mei 2023,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde op 6 december 2023,
Toelichting bij de centrumregeling Veilig Thuis Groningen
Een passende juridische grondslag ontwerpen voor de besluitvorming over de opdracht aan Veilig Thuis Groningen (VTG) was één van de onderdelen van de bestuurlijke opdracht1 om de governance te verbeteren.
Gelet op de positieve ervaring met centrumregeling-constructies in andere regio’s voor de taken van Veilig Thuis-organisaties, is voor de regio Groningen ook voor een centrumregeling gekozen als juridische grondslag, maar ook omdat:
Voorstellen over VTG werden tot de inwerkingtreding van deze centrumregeling2, besproken in de gecombineerde vergadering van het dagelijks bestuur PG&Z3 en het bestuurlijke OOGO4 en in sommige situaties, daarna ter besluitvorming aan de colleges van B&W voorgelegd. Het bOOGO is geen besluitvormend orgaan.
Naast de besluitvorming is in deze CR ook verankerd:
Vanaf de start in 2016 is door de RIGG5 namens de Groninger gemeenten een bijdrage verstrekt voor de uitvoering van taken op basis van een overeenkomst met inkoopvoorwaarden en een Programma van Eisen. Met de inwerkingtreding van deze regeling is er sprake van een ‘zuivere’ subsidierelatie tussen de centrumgemeente en VTG.
De taken die nu uitgevoerd worden door VTG vormen het onderwerp van deze regeling.
Het betreft de wettelijke en bovenwettelijke taken die gemeenten moeten uitvoeren op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling. die een basis vinden in de Wmo.
De wettelijke taken zijn (art. 4.1.1.lid 2 en 3 Wmo):
Een Veilig Thuis dient minimaal deze in de wet genoemde taken uit te voeren. Daarnaast kan een college van B&W Veilig Thuis de opdracht geven om andere niet wettelijke taken in de sfeer van huiselijk geweld en kindermishandeling uit te voeren. Deze worden de bovenwettelijke taken genoemd in deze CR. Dat zijn er, bij de inwerkingtreding van deze centrumregeling drie, te weten:
Beschermingstafel Jeugd (BTJ)6
Wettelijke taken zijn dus ‘imperatief’ (die moeten) en boven-wettelijke taken zijn ‘facultatief’ (aanvullend; keuzevrijheid gemeenten).
3. Taken en bevoegdheden centrumgemeente
De centrumgemeente Groningen voert op grond van deze CR de taken uit namens de andere deelnemende gemeenten, op basis van een mandaat, verleend door het college van B&W. Er worden geen bevoegdheden overgedragen. Iedere deelnemende gemeente blijft zelf eindverantwoordelijk.
De mandaatgever (= college) kan het mandaat intrekken. Maar dat is niet eenvoudig en gaat ook met kosten gepaard (zie hierna onder uittreding en frictiekosten).
De taken die aan de centrumgemeente gemandateerd zijn, zijn (art. 4 lid 3) :
De gemandateerde (= het college van de centrumgemeente) kan op grond van deze regeling ondermandaten en ondervolmachten verlenen binnen de eigen organisatie, voor de in lid 2 van artikel 5 genoemde besluiten. Dit moet vastgelegd worden in het mandaatregister van de centrumgemeente.
Voor spoedeisende gevallen kan het college van de centrumgemeente mandaat verlenen aan de portefeuillehouder jeugd (art. 5 lid 3). Het gaat om calamiteiten die de financiën raken, niet de inhoud, en waarvoor het reguliere mandaat in art. 5 lid 1 niet voldoet. Het gaat bijvoorbeeld om de situatie dat er een grote piek aan aanmeldingen in de zomervakantie voordoet en de verantwoordelijke personen bij de CG niet aanwezig zijn. De genoemde bestuurder kan dan, vooruitlopend op het Bestuurlijk Overleg bijv. een externe aanstellen en voor de extra kosten een garantie afgeven.
De aanleiding voor het opnemen van dit artikellid is dat er zich eerder deze situatie heeft voorgedaan en zich vaker zou kunnen voordoen en dat het treffen van maatregelen in een dergelijke situatie juridisch gefundeerd moeten zijn.
Naast het mandaat verlenen de colleges ook volmacht voor het verrichten van rechtshandelingen, nodig voor het behartigen van de doelen en uitvoeren van de taken genoemd in deze regeling.
Onderdeel van de bestuurlijke opdracht (zie 1.) was het versterken van zowel de bestuurlijke als de ambtelijke overlegstructuur, met nadrukkelijk aandacht voor de verbinding tussen de regiogemeenten en de centrumgemeente en de verbinding tussen de ambtelijke voorbereiding en de bestuurlijke vertegenwoordigers.
Voorstellen over huiselijk geweld en kindermishandeling die besproken moeten worden in het bOOGO, worden voorbereid door de centrumgemeente in samenspraak met het afstemmingsoverleg en vervolgens ter advisering voorgelegd aan het voorbereidingsoverleg HG&KM, het AOZ&V en het SOO.
Het inhoudelijk overleg met VTG vindt plaats op ambtelijk (afstemmingsoverleg en managementoverleg) en op bestuurlijk niveau (BO). In een bijlage is de nieuwe overlegstructuur opgenomen.
Er zijn nog 2 andere wijzigingen t.o.v. de huidige situatie:
de CR biedt ruimte om het BO uit te breiden met een 3e lid, een wethouder niet afkomstig uit de centrumgemeente. Het BO bepaalt, na raadpleging van het bOOGO, of er een derde lid wordt toegevoegd en wie het 3e lid wordt. Regionale spreiding zal een belangrijk argument zijn voor het vervullen van deze positie. In deze situatie zal er 1 lid afkomstig zijn van de Centrumgemeente.
Uitgangspunt is (bestuurlijke) solidariteit: alle deelnemende gemeenten staan er voor in dat VTG haar taken zo goed mogelijk kan uitvoeren. Het bOOGO is geen besluitvormend orgaan; neemt dus geen formele besluiten. Dat is voorbehouden aan de colleges van de deelnemende gemeenten en, binnen het in de regeling beschreven mandaat, de centrumgemeente.
Zoals onder 1. is aangegeven wordt op basis van deze regeling aan VTG een subsidie verstrekt met een uitvoeringsovereenkomst.
VTG werd tot de inwerkingtreding van deze regeling steeds gefinancierd met een (jaarlijkse) subsidie. Die keuze is gemaakt om gemakkelijker gebruik te kunnen maken van bestuursrechtelijke sturingsinstrumenten, zoals het achteraf vaststellen van de noodzakelijke kosten.
Een zuivere subsidieverhouding zou niet hoeven te worden aanbesteed, omdat deze om die reden niet kwalificeert als een overheidsopdracht in de zin van de aanbestedingsregelgeving.
Een “zuivere” subsidieverhouding, dus zonder uitvoeringsverplichting, is voor het onderhavige doel echter ongeschikt. De gemeenten willen immers, in het belang van de cliënten, verzekerd zijn dat de meldingen ook daadwerkelijk en tijdig worden afgehandeld.
De wet biedt echter (in artikel 4:36 Awb) de mogelijkheid om, met een zogeheten “uitvoeringsovereenkomst”, een uitvoeringsverplichting te incorporeren in een subsidieverhouding. In het geval van een uitvoeringsovereenkomst kan nakoming geëist worden in een civiele procedure.
Het enige verschil is dat in elk geval de hoofdelementen van de subsidie, het bedrag, de te subsidiëren (hoofd)prestatie en de aan de subsidie verbonden verplichtingen – in de subsidie beschikking moeten staan.
Via de combinatie van een subsidie met uitvoeringsovereenkomst kunnen dezelfde afspraken gemaakt worden als met een ‘gewone’ overeenkomst. Het verschil in vormgeving heeft echter wel consequenties.
Een subsidie is een bestuursrechtelijke verhouding waar de overheid dus aanzienlijk méér aan het stuur zit dan in een meer horizontale contractverhouding.
De Algemene wet bestuursrecht geeft de overheid onder omstandigheden de mogelijkheid de subsidie op eigen gezag en eenzijdig op te schorten, te wijzigen of (soms zelfs: met terugwerkende kracht) in te trekken.
Er geldt bovendien een standaard en beproefd regime van bevoorschotting en controle achteraf, waarbinnen het aan de subsidieontvanger is aan te tonen dat hij de gesubsidieerde activiteiten heeft uitgevoerd. Invordering van teveel betaalde subsidie kan door middel van door de gemeente uit te vaardigen dwangbevelen. De besluitvorming van de gemeente over de subsidie wordt door de bestuursrechter op rechtmatigheid getoetst, met inachtneming van beleidsvrijheid van het college.
Een en ander is aanmerkelijk gunstiger dan in de context van een overeenkomst zonder subsidie sprake zou zijn. In vrijwel al deze gevallen zou voor het zelfde resultaat eerst een (lange) civiele procedure moeten worden gevoerd, waarin het bovendien primair aan de gemeente is om aan te tonen dat de prestatie niet of onvoldoende is geleverd.
De civiele rechter wordt in het geval van een subsidieverhouding alleen ingeschakeld als nakoming van de uitvoeringsovereenkomst wordt gevorderd. In de praktijk blijkt dat echter zelden nodig, omdat de bestuursrechtelijke mogelijkheden meestal volstaan voor het te bereiken resultaat. Het voorgaande betekent dus dat vanuit juridisch opzicht een voorkeur bestaat voor een subsidieverhouding met uitvoeringsovereenkomst boven een overeenkomst van opdracht.
De Algemene subsidieverordening (ASV) van de centrumgemeente is van toepassing op de subsidie aan VTG. De ASV regelt o.m. de bevoorschotting en het toezicht. Daarnaast zijn voor deze subsidierelatie ‘Nadere regels’ vastgesteld. Dit juridische instrument is noodzakelijk om de centrumgemeente de positie te verschaffen om handhavend op te treden.
De subsidie wordt verleend met een uitvoeringsovereenkomst. Deze overeenkomst bevat de juridische verplichting voor de subsidieontvanger om de overeengekomen prestaties uit te voeren. Die prestaties (kwantitatief en kwalitatief) staan vermeld in de subsidieverleningsbeschikking en bevat tevens de afspraken over o.m. de overlegstructuur, verantwoording en ontwikkelopgaven, zowel bij gemeenten als VTG voor het subsidietijdvak. Ook de samenwerkingsafspraken die tussen VTG en het Lokale Veld7 gemaakt zijn maken onderdeel uit van de beschikking.
Overigens is het de bedoeling om toe te werken naar een meerjarige subsidieovereenkomst. Het geeft VTG meer zekerheid om langdurige afspraken te maken voor de uitvoering van taken. En het vermindert bij de gemeenten de ambtelijke en bestuurlijke inzet.
VTG vraagt subsidie aan conform de ASV van de centrumgemeente. Subsidie wordt toegekend voor de noodzakelijke kosten voor het uitvoeren van de aan haar opgedragen taken.
Het beschikbare budget voor het verlenen van de subsidie bestaat uit:
middelen uit de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang (DUVO) die door het rijk uitgekeerd worden aan de centrumgemeente; althans dat deel dat bestemd is voor de taken die VTG moet uitvoeren8,
In artikel 11 wordt de methodiek voor de vaststelling van de jaarlijkse gemeentelijke bijdragen beschreven. In het tweede lid is bepaald dat bij de inwerkingtreding de hoogte van de bijdragen per gemeente worden vastgelegd. Wanneer de bijdragen onverhoopt toch verhoogd moeten worden dan doet het bOOGO, op voordracht van de centrumgemeente, een voorstel aan de deelnemende colleges van B&W (lid 3). Pas nadat alle colleges ingestemd hebben met de verhoging is er een besluit en wordt de jaarlijkse bijdrage verhoogd.
De uitvoeringskosten die de CG maakt worden gedekt uit de DUVO-middelen (art. 10 lid 2)
De uitvoering van de taken van de deelnemende gemeenten worden met deze regeling belegd bij de centrumgemeente. In de regeling is opgenomen dat het college van de centrumgemeente verantwoording aflegt aan het bOOGO; dus niet aan de colleges.
Jaarlijks moet verantwoording worden afgelegd over de financiën én over het gebruik van de juridische bevoegdheden (art.14).
8. Onderbrengen en weghalen van taken en bevoegdheden; frictiekosten
Art. 16 regelt de procedure wanneer een college van een deelnemende gemeente wil uittreden uit deze regeling.
Daarnaast is het mogelijk om a. nieuwe taken onder te brengen en taken weg te halen bij VTG (resp. art. 4 lid 4 en art. 17) en b. bevoegdheden die toegekend zijn aan de centrumgemeente, in te trekken (art. 5 lid 5).
Ad a: onderbrengen en weghalen van taken
Wanneer taken worden weggehaald bij VTG, dus door een college bij een andere organisatie dan VTG worden belegd, dan heeft dat gevolgen voor VTG en de centrumgemeente. Er zullen frictiekosten worden gemaakt m.n. vanwege boventallige FTE’s. Een ander effect van het weghalen van taken is dat het totaal van de gemeentelijke bijdragen afneemt; dat er dus minder budget beschikbaar is en de kosten over minder gemeenten verdeeld worden.
Daarbij is van belang onderscheid te maken tussen het weghalen van wettelijke taken en bovenwettelijke taken.
Beëindigen van een wettelijke taak betekent feitelijk uittreden uit de centrumregeling. De procedure zoals beschreven in artikel 16 moet dan gevolgd worden.
Anders is dat bij het beëindigen van een bovenwettelijke taak (art.17). VTG moet een redelijke termijn, van in ieder geval 12 maanden, gegeven worden om te anticiperen op de nieuwe situatie. Het bepalen van het moment waarop de taak eindigt alsook het bepalen van de hoogte van de frictiekosten die betaald moeten worden door het college dat de taak beëindigd, is maatwerk. Het is vooral afhankelijk van welke taak wordt opgezegd, of er meer gemeenten zijn die de taak opzeggen (of in het verleden hebben opgezegd) en of VTG nog met het resterende taakopdracht de kwaliteit van de uitvoering kan borgen.
Van de 3, bij het aangaan van deze regeling, bovenwettelijke taken (zie onder 2.), zal het opzeggen van de taak ‘intensief casemanagement bij tijdelijke huisverboden’ in ieder geval een hoog bedrag aan frictiekosten te zien geven. Voor het uitvoeren van deze taak is de minimaal benodigde personele capaciteit, groot. Als beëindiging betekent dat de kwaliteit niet meer geborgd kan worden en er door beëindiging van de taak een aantal FTE’s boventallig worden, zullen de frictiekosten aanzienlijk zijn.
Ook kan de centrumgemeente frictiekosten hebben als taken worden beëindigd. De omvang van de kosten is afhankelijk van de hiervoor genoemde factoren; het bepalen van de hoogte van die frictiekosten is dus ook maatwerk.
Ook VTG kan een bovenwettelijke taak of deel van de opdracht beëindigen. In dat geval moet aan de gemeenten een redelijke termijn gegund worden om de uitvoering van die taak elders onder te brengen. Bij de bespreking over het Programma van Eisen en daarna bij de indiening van de subsidieaanvraag zal de wens om de taak te beëindigen in ieder geval ter sprake komen. De effecten van het (deels) beëindigen van taken worden vervolgens verwerkt in de subsidieverlenings-beschikking.
Ad b. : beëindigen van bevoegdheden
Het intrekken van een mandaat of een volmacht aan de centrumgemeente voor het uitvoeren van een wettelijke taak komt feitelijk neer op het uittreden uit de regeling. Het is theoretisch wel mogelijk; in de regeling is een termijn van 12 maanden opgenomen.
In geval van een bovenwettelijke taak moet de beëindiging tijdig, ook tenminste 12 maanden vooraf (art. 5 lid 5) en schriftelijk gemotiveerd meegedeeld worden aan de centrumgemeente. Naar het zich laat aanzien zullen de frictiekosten in deze situatie nihil zijn.
Het afstemmingsoverleg is de verbinding tussen VTG en gemeenten zowel ambtelijk als bestuurlijk en bestaat uit tenminste 1 (team-)manager van VTG en 2 of 3 beleidsmedewerkers van de Groninger gemeenten, waaronder in ieder geval de beleidsmedewerker van de Centrumgemeente. Het afstemmingsoverleg bereidt de vergaderingen van het managementoverleg en het bestuurlijk overleg voor. Het afstemmingsoverleg houdt de vinger aan de pols m.b.t. de uitvoering van de uitvoeringsovereenkomst, stuurt in dat kader op geld en inhoud en geeft, indien nodig, signalen af aan de brede beleidsgroep HG&KM en/of het managementoverleg en bestuurlijk overleg.
Deze opsomming is niet limitatief. Wanneer de centrumgemeente een taak uitvoert die hier niet is genoemd dient de centrumgemeente dit te melden in het bOOGO (informatieplicht) en op te nemen in het verslag van de verantwoording van de toepassing van bevoegdheden (art. 14).
Om het proces van de subsidieaanvraag- en beoordeling goed te laten aansluiten op het gemeentelijke begrotingsproces zal VTG na inwerkingtreding van deze regeling haar subsidieaanvraag eerder indienen, te weten vóór 1 juli, in plaats van 1 oktober.
In een Centrumregeling worden zoveel mogelijk, vooral uitvoerende en voorbereidende, taken bij de centrumgemeente belegd; zie de opsomming in art. 4 lid 3. In deze regeling zijn twee uitzonderingen opgenomen.
de vaststelling van de subsidiebeschikking en de uitvoeringsovereenkomst worden de eerste twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling (dat zullen waarschijnlijk de subsidiebeschikkingen voor de jaren 2024 en 2025 zijn) eerst besproken in het bOOGO; de tekst biedt de ruimte om na die twee jaar indien gewenst en nodig, de beschikking aan het bestuur voor te leggen;
Deelnemers kunnen op grond van dit artikellid andere bovenwettelijke taken ter uitvoering bij VTG onderbrengen. Voorwaarde is wel dat de nieuwe taak niet mag leiden tot zodanige (capaciteits-) problemen dat een goede uitvoering van de hierboven genoemde, reeds bij VTG belegde bovenwettelijke taken, niet geborgd kan worden. De centrumgemeente vraagt daartoe advies bij VTG en informeert het bOOGO.
Met ‘incidentele restmiddelen’ wordt bedoeld, middelen die beschikt zijn aan VTG maar die ze om verschillende reden niet volledig hebben uitgegeven. Deze vallen dan terug aan centrumgemeente.
Deze middelen kunnen dan worden besteed in het jaar daarop, aan nieuwe incidentele activiteiten. In overleg met de brede beleidsgroep kan de inzet ervan ambtelijk worden afgehandeld. Zo is het onderzoek door het Verweij-Jonker is destijds uit de incidentele restmiddelen betaald. Het gaat doorgaans om een beperkt budget.
Als het gaat om structurele restmiddelen moet het voorgelegd worden aan het bOOGO.
Dit artikellid is aanvullend op art. 4 lid 3 onder c. De eerste twee jaar na inwerkingtreding van de centrumregeling wordt de subsidieverleningsbeschikking in ieder geval voorgelegd aan het bOOGO voordat de centrumgemeente kan beschikken. Daarna wordt de concept-verleningsbeschikking en/of het Programma van Eisen alleen aan het bOOGO voorgelegd wanneer deze documenten kunnen leiden tot een substantiële verhoging van de gemeentelijke bijdrage. Of een substantiële verhoging wordt verwacht wordt in ieder geval besproken in het regionale beleidsgroep HGKM.
Dit artikellid is opgenomen om de inhoudelijk verantwoordelijke portefeuillehouders tenminste 1 keer per jaar bijeen te laten komen om bijvoorbeeld thema’s of ontwikkelingen met elkaar te bespreken; de brede aanpak op huiselijk geweld en kindermishandeling. Niet alle leden van het bOOGO zijn portefeuillehouder huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze met ‘plenair overleg’ aangeduide bijeenkomsten zijn dus geen vergaderingen van het bOOGO.
De centrumgemeente levert zowel de voorzitter van het bOOGO als de voorzitter van het DB PG&Z; de functie van portefeuillehouder jeugd voor PG&Z wordt niet vervuld door de centrumgemeente omdat de functie van voorzitter PG&Z niet samengaat met de functie van portefeuillehouder jeugd in het bestuur van de gr PG&Z.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-3177.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.