Beleidsuitvoeringsplan Onderwijsachterstanden 2023-2026 Gemeente Buren

“Een koffer vol kansen voor alle kinderen”

Voorwoord 

Onze gemeente vindt het belangrijk dat alle kinderen goed toegerust zijn voor hun toekomst. Wij willen dat zij hun capaciteiten kunnen benutten en het maximale uit zichzelf kunnen halen. Er zijn kinderen die het risico lopen als volwassene minder zelfredzaam te zijn, doordat zij te maken hebben met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Deze kinderen bieden we graag betere kansen. Zij vormen de doelgroep van ons nieuwe Onderwijsachterstandenbeleid.

Onze ambitie is dat kinderen vanaf hun geboorte tot de middelbare school een uitdagende en inspirerende leef- en leeromgeving hebben. Jeugdgezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, peuteropvang, vroeg- en voorschoolse educatie, buitenschoolse opvang, bibliotheek, sport en cultuur proberen met elkaar een rijke schooldag te bieden aan onze kinderen. We streven naar gelijke kansen voor alle kinderen en zien erop toe dat er geen thuiszitters zijn. Ook voorkomen we voortijdige schooluitval zonder startkwalificatie. We maken al bij kinderen op jonge leeftijd werk van taalachterstanden en laaggeletterdheid. Dat geldt ook voor de verbetering van de digitale vaardigheden onder inwoners die op dit vlak niet of minder goed kunnen meekomen. We realiseren duurzame, toegankelijke scholen met een goede kwaliteit van het binnenklimaat.

Als gemeente vinden we het belangrijk dat onze partners nauw betrokken zijn bij het ontwikkelen van de aanpak gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden. Daarom werken we samen met de kinderopvang, de peuteropvang, het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg en de bibliotheek aan de aanpak van onderwijsachterstanden in Buren. Deze samenwerking resulteert in dit beleidsuitvoeringsplan “Een koffer vol kansen voor alle kinderen”. Het beleidsuitvoeringsplan in Buren sluit zo veel mogelijk aan op het bestaande aanbod en de lokale situatie. Met dit plan leggen we als gemeente samen met onze partners een basis om in Buren onderwijsachterstanden te verminderen. De komende jaren willen we hier samen verder aan werken.

1. Introductie

 

1.1 Inleiding

In de afgelopen jaren hebben we als gemeente in samenwerking met het basisonderwijs, de kinderopvang, de peuteropvang, de jeugdgezondheidszorg en de bibliotheek verschillende stappen gezet om onderwijsachterstanden bij kinderen te voorkomen of terug te dringen. De komende jaren gaan we verdere stappen zetten, die in dit beleidsuitvoeringsplan worden verwoord.

Het jaar 2022 was het laatste jaar van de OAB-beleidsperiode 2019-2022. Dit is daarom het moment om het beleidsuitvoeringsplan zoals dat er nu ligt te herijken en te bepalen waarmee we in de komende periode verder gaan.

Met de nieuwe beleidsuitvoeringsperiode 2023-2026 in het vooruitzicht, is een traject ingezet om in gezamenlijkheid, met alle betrokken partners, de kaders opnieuw vast te stellen en te bepalen op welke onderwerpen er de komende periode ingezet moet worden.

Het doel van dit beleidsuitvoeringsplan is het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. We willen dat alle Burense kinderen hun schoolloopbaan op een bij hen passende wijze kunnen doorlopen. Waar ze door omstandigheden een achterstand hebben of ontwikkelen, wil de gemeente het onderwijs en de kinderopvang faciliteren om dit te signaleren en tegen te gaan. Daarom willen we hen ondersteunen bij de aanpak van onderwijsachterstanden. Daarnaast willen we talent stimuleren waar dit door (taal)achterstanden niet tot bloei kan komen. De achterstanden kunnen in de Nederlandse taal, maar ook in andere (sociale) vaardigheden ontstaan. Daarom richten onze interventies en programma’s zich niet uitsluitend op taal maar ook op de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling van het kind.

Kinderen kunnen al jong een achterstand oplopen. Om kinderen goed voorbereid aan hun schoolloopbaan te laten beginnen is al vroeg aandacht voor kinderen met (een risico op) achterstanden. De focus van onze inzet ligt daarom bij de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) waar kinderen van 2-6 jaar een programma volgen dat zich richt op het voorkomen en wegwerken van de achterstanden.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het wettelijk en het lokaal kader van het beleidsuitvoeringsplan met betrekking tot onderwijsachterstanden, inclusief de rolverdeling tussen de gemeente, de kinderopvang, het basisonderwijs, de jeugdgezondheidszorg, en de Inspectie van het Onderwijs. In het hoofdstuk 3 staat het doel en de doelgroep definitie centraal. Aansluitend worden in hoofdstuk 4 de (sub)doelen verder uitgewerkt. Er wordt aangegeven wanneer we vinden dat een doel is bereikt en welke acties er worden ondernomen. In het vijfde hoofdstuk komen kort de aanpalende beleidsterreinen aan bod, waarna in hoofdstuk 6 het monitoren, evalueren en verbeteren van het beleidsuitvoeringsplan besproken wordt. Tot slot staat in hoofdstuk 7 het financieel kader centraal, waarbinnen het beleidsuitvoeringsplan onderwijsachterstanden wordt uitgevoerd.

2. Kaders

We hebben als gemeente samen met onze partners te maken met verschillende landelijke kaders en bijpassende wet- en regelgeving. Verandering van landelijke kaders inclusief wet- en regelgeving heeft gevolgen voor het Onderwijsachterstandenbeleid en de uitvoering hiervan door onze verschillende partners. Het kan, ook in de komende periode waarin bijvoorbeeld het stelsel rondom de kinderopvangtoeslag-regeling wordt herzien, betekenen dat het beleidsuitvoeringsplan tussentijds aangepast zal moeten worden.

2.1 Wettelijk kader

De uitvoering van VVE is gebaseerd op de volgende wetten:

  • -

    Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE);

  • -

    Besluit basisvaardigheden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • -

    Wet Kinderopvang;

  • -

    Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK);

  • -

    Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • -

    Wet op het primair onderwijs ;

  • -

    Wet op het onderwijstoezicht (WPO).

De wettelijke kwaliteitseisen zijn van kracht voor alle aanbieders van voorschoolse educatie en zijn op landelijk niveau uitgewerkt in de inspectie- en waarderingskaders vanuit de Wet Kinderopvang en de Inspectie van het Onderwijs.

Vanaf 2018 zijn er wijzigingen in de kwaliteitseisen ingevoerd, die apart geregeld zijn in de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Deze nieuwe kwaliteitseisen zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en enkele ministeriële regelingen. Op 1 januari 2025 treedt in de reguliere kinderopvang een nieuwe eis rondom taalniveau in werking en een aanvullende scholingseis voor het werken met baby’s.

De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie schrijven de verplichtingen voor aan de gemeente, het basisonderwijs en de kinderopvang op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Voorschoolse educatie (VE) is bedoeld voor peuters met een (risico op een) onderwijsachterstand op een voorschoolse voorziening.

2.2 Rolverdeling vanuit wettelijk oogpunt

Vanuit wettelijk oogpunt hebben we als gemeente de regierol voor wat betreft beleidsuitvoering ten aanzien van onderwijsachterstanden en de VVE. Dat laat onverlet dat elk van de partners eigen (wettelijke) verantwoordelijkheden heeft in de uitvoering van dit beleid. Deze verantwoordelijkheden zijn als volgt:

  • 1.

    Op basis van de WPO en de wet OKE heeft de gemeente een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente.

  • 2.

    De gemeente en de basisscholen zijn verplicht om samen afspraken te maken over het verbeteren van de leerprestaties van leerlingen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand.

  • 3.

    De gemeente maakt samen met schoolbesturen en houders van kinderopvangorganisaties afspraken over tenminste de bepaling van de doelgroep, de toeleiding naar de voor-en vroegschoolse voorzieningen, het zorgdragen voor een doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie en het behalen van resultaten bij de vroegschoolse educatie. Deze afspraken worden periodiek gecontroleerd door en besproken met de onderwijsinspectie.

De Rijksoverheid stelt voor het Onderwijsachterstandenbeleid financiële middelen beschikbaar aan de gemeente.

Artikel 2.3 Rolverdeling vanuit lokaal oogpunt

Voor de nieuwe beleidsperiode is in Buren afgesproken dat OAB- en VVE-vraagstukken besproken worden op één of meerdere niveaus: strategisch (LEA), tactisch (VVE-werkgroep) en uitvoerend, bijvoorbeeld tijdens de accountgesprekken met de aanbieders van voorschoolse educatie. De afweging op welk niveau iets besproken wordt, ligt primair bij de beleidsadviseur, die OAB en VVE in zijn of haar portefeuille heeft.

3. Doel en doelgroep

 

3.1 Doel van het beleidsplan

Het hoofddoel van Onderwijsachterstandenbeleid is het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden (in de Nederlandse taal), het voorkomen van segregatie en bevorderen van integratie.

De reikwijdte betreft kinderen van 0 tot 13 jaar, waarbij de focus ligt op de leeftijd van 2 tot 6 jaar, waar de voor- en vroegschoolse educatie plaatsvindt. Het belangrijkste doel is om peuters met een (dreigende) taal- en/of ontwikkelingsachterstand als gevolg van sociale, economische en/of culturele oorzaken beter voor te bereiden op de basisschoolperiode. Het is voor henzelf en voor de samenleving van groot belang dat zij hun capaciteiten ten volle kunnen benutten. Dat betekent concreet dat er gestreefd wordt om kleuters zonder, dan wel met een zo klein mogelijke, achterstand groep 3 in te laten stromen. Het beleid richt zich zowel op het kind als op de ouders/verzorgers en kenmerkt zich door een intensieve samenwerking met en tussen verschillende partijen.

3.2 Doelgroep definitie VVE

Voorschoolse educatie (VE) is een ontwikkelingsstimulerend programma in de kinderopvang voor peuters vanaf 2 jaar met een (risico op een) taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Voorschoolse educatie wordt aangeboden door VVE-gecertificeerde kinderopvangorganisaties en is erop gericht om peuters zoveel mogelijk zonder achterstand in het basisonderwijs te laten starten. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) geeft de indicaties voor VVE af aan de hand van de gemeentelijke doelgroep definitie en zorgt in Buren ook voor de toeleiding naar de VE-locaties.

 

Voor wie is de VVE?

Waar?

Peuters 2-4 jaar

Peutergroepen

Peuteropvang binnen de kinderopvang

Kleuters 4-6 jaar

Groep 1 en 2 op basisschool

Gemeenten hebben een wettelijke verplichting om de doelgroep definitie vast te stellen en zijn daarbij vrij om zelf te bepalen hoe zij die vormgeven.

Sinds 2019 is de verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen gebaseerd op een nieuwe systematiek. In het model van het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt een aantal omgevingskenmerken meegenomen die volgens onderzoek het risico op onderwijsachterstanden voorspellen: het opleidingsniveau van de ouder(s), het land van herkomst van de ouder(s), de verblijfsduur in Nederland en of er sprake is van schuldsanering. In de oude systematiek werd enkel gekeken naar het opleidingsniveau van ouders als indicator. En aangezien het opleidingsniveau in Nederland stijgt, daalde het aantal doelgroepkinderen terwijl de ervaren onderwijsachterstanden en kansenongelijkheid eerder stegen. Uit onderzoek is gebleken dat het bepalen van een risico op onderwijsachterstanden genuanceerder ligt waardoor nu ook andere indicatoren meegenomen worden bij de bepaling van de achterstandsscore per gemeente en school. 

Al in de vorige beleidsperiode hebben we in overleg met het consultatiebureau en de VVE-aanbieders een brede doelgroep definitie opgesteld, waarbij naast de hierboven genoemde indicatoren ook andere risicofactoren meegenomen worden.

  • -

    Ouder heeft geen startkwalificatie. Dat betekent dat de ouder maximaal een mbo-2- diploma heeft. Voor buitenlandse diploma’s wordt gekeken aan welk niveau ze vergelijkbaar zijn.

  • -

    Het kind groeit op in een taalarme omgeving[1].

  • -

    Kind scoort negatief op ontwikkelingsgebied taal (van Wiechenonderzoek* item 39 en 40).

Andere kenmerken op grond van waarvan het consultatiebureau mag beslissen om een VVE-verwijzing af te geven:

  • -

    kinderen met een vluchtelingenachtergrond;

  • -

    kinderen van (eerste generatie) arbeidsmigranten;

  • -

    kinderen wiens ouders het kind opvoeden in de moedertaal en waar de omstandigheden waarin hij opgroeit niet optimaal zijn voor een goede ontwikkeling;

  • -

    kinderen die in armoede opgroeien en/of wiens ouders in ernstige financiële omstandigheden verkeren,

  • -

    de sociaal- emotionele ontwikkeling van een kind.

Wanneer we dat naar het aanbod in onze gemeente vertalen, is het volgende leidend:

  • -

    Voor alle peuters van 2 - 4 jaar is er een aanbod van tenminste twee dagdelen van in totaal 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar. Alle peuters (reguliere en VE-geïndiceerde) krijgen hierbij een zelfde kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie.

  • -

    Voor de peuters met een VVE-verwijzing is er een aanvullend aanbod van 8 uur per week (in totaal 16 uur verdeeld over 3 of 4 dagdelen), gedurende 40 weken.

  • -

    Het aanbod vindt plaats in een (horizontale) groep in de dagopvang of peuteropvang.

De jeugdarts of jeugdverpleegkundige maakt de inschatting of de aanwezigheid van één of meerdere van deze criteria leidt tot een (risico op) achterstand in de spraak-taal, motorische en/of sociaal-emotionele ontwikkeling. Dit gebeurt mede aan de hand van een verwijsprotocol waarin meer informatie staat, bijvoorbeeld over wanneer er wordt gesproken van een achterstand in de verschillende ontwikkelingsgebieden en welke specifieke omstandigheden in de thuissituatie kunnen leiden tot een indicatie.

Er zijn afspraken gemaakt met het consultatiebureau om de redenen van indicatie te registreren en te monitoren. Jaarlijks wordt in de VVE werkgroep geëvalueerd of we met de huidige doelgroep definitie de juiste kinderen bereiken. Tegelijk wordt gekeken of er met de huidige doelgroep definitie ook binnen de financiële kaders van de gemeente wordt gebleven. Doordat we werken met een brede doelgroep definitie, is de doelgroep absoluut gezien groter dan waar het Rijk de bekostiging op baseert. Tot op heden en naar de toekomst toe levert dat, voor zover nu voorzien kan worden, geen tekort op het budget op.

[1] We spreken van een taalarme omgeving als ouders weinig of helemaal niet de taalontwikkeling van kinderen (kunnen) stimuleren, bijvoorbeeld door laaggeletterdheid of anderstaligheid van de ouders. Ouders lezen aan kinderen niet voor, stimuleren niet allerlei taalspelletjes, lezen geen nieuwsbrieven, mailberichten, rapporten vanuit de peuteropvang of school.

* Het consultatiebureau kijkt op verschillende leeftijden van een kind hoe hij of zij zich ontwikkelt. Hierbij is aandacht voor de motoriek (grof en fijn), aanpassend vermogen aan de omgeving en omstandigheden (adaptatie), taalontwikkeling, sociaal gedrag en de persoonlijkheid van een kind.

4. Subdoelen

Vanuit het doel van het Onderwijsachterstandenbeleid, de kaders en het doorlopen proces met de verschillende partijen, zijn subdoelen opgesteld voor de periode 2023-2026. De verschillende subdoelen en bijbehorende actiepunten worden per thema weergegeven. Het gaat hierbij om de thema’s: Indiceren & toeleiden, Aanbod & spreiding, Ouderbetrokkenheid, Doorgaande lijn, Ondersteuningsstructuur jonge kind. De ambities, doelen en acties die hier beschreven staan, worden vertaald en geprioriteerd in een concrete uitvoeringsagenda.

4.1 Indiceren & toeleiden

Ambitie:

Onze ambitie is een sluitende toeleiding, zodat alle peuters met een VVE-verwijzing naar de peuteropvang gaan. Sommige ouders kiezen ervoor om hun peuter niet naar de peuteropvang te brengen, ook als hun peuter een verwijzing heeft. Soms heeft het met de onbekendheid van de peuteropvang te maken. Soms spelen er andere omstandigheden een rol waardoor ouders geen gebruik van peuteropvang kunnen of willen maken. We zetten ons in voor een sluitende toeleiding. Dat doen we door afspraken te maken over de uitwisseling van de informatie tussen de jeugdgezondheidszorg en de peuteropvang. Daarnaast bekijken we welke inzet nog meer nodig is om de deelname te vergroten en werken we deze met de betrokken partners uit.

Doelen:

  • -

    Het consultatiebureau geeft een VVE-indicatie af aan peuters met een (risico op) een taal/ontwikkelingsachterstand en zorgt voor een sluitende toeleiding naar VVE.

  • -

    In 2026 maakt 90% van alle (geïndiceerde) peuters gebruik van voorschoolse educatie en neemt het gewenst aantal uren af ( 960 uur in 1,5 jaar)

  • -

    Er is volledig zicht op redenen van non-bereik van alle ouders van geïndiceerde peuters die geen voorschoolse educatie afnemen.

Verhogen inzicht bereik doelgroep peuters

Voorschoolse educatie levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen en is een belangrijke pijler in het Onderwijsachterstandenbeleid. Van gemeenten worden inspanningen verwacht om te zorgen dat zo veel mogelijk (geïndiceerde) kinderen gebruik maken van het VE-aanbod. Wij willen daarom het bereik zo hoog mogelijk hebben. Om dit inzicht te krijgen is er oudertoestemming nodig om het delen van deelname te kunnen monitoren.

Monitoring

We maken gebruik van de Peutermonitor. Deze monitor brengt informatie van onze basisadministratie, het consultatiebureau en de VE-locaties bijeen. In overzichtelijke dashboards wordt relevante beleidsinformatie per dorpskern gemonitord, zoals de cijfers rondom bereik en non-bereik, de redenen van indicatie, de redenen van geen deelname aan voorschoolse educatie en de financiën. Tevens krijgt het consultatiebureau vanuit hun eigen upload in de Peutermonitor te zien welke kinderen met een VVE-indicatie nog geen reservering of plaatsing hebben bij de VE-locatie, zodat zij daar gerichter actie op kunnen ondernemen. De Peutermonitor helpt ons dan ook de doelstellingen te monitoren, om vervolgens op basis van gevalideerde informatie aanvullende acties te kunnen ondernemen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan specifiek armoedebeleid, wanneer uit de monitor zou blijken dat financiële problemen een reden zijn om geen gebruik te maken van voorschoolse educatie.

Toeleiding

Als gemeente moeten we afspraken maken met betrokken partners over wie wanneer verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat (potentiële) doelgroepkinderen worden toegeleid naar een VE-locatie. Het consultatiebureau geeft de indicaties af, maar als de kinderopvang signaleert dat er mogelijk sprake is van een risico op onderwijsachterstanden, kunnen zij contact opnemen met het consultatiebureau, zodat de indicatie alsnog kan worden afgegeven. Voor het monitoren van het bereik en non bereik is een belangrijk onderdeel in de Peutermonitor dat geregistreerd kan worden wat de reden is dat ouders wel of geen gebruik maken een VVE plek. Voor de registratie is oudertoestemming nodig.

Het huidige toeleidingsproces moet voor wat betreft dit onderdeel nog verbeterd worden. Er wordt met het consultatiebureau gekeken hoe de procedure rondom oudertoestemming anders ingericht kan worden.

Acties:

We zetten in overleg met onze samenwerkingspartners de volgende acties uit om het bereik te vergroten en de redenen van het non-bereik te registreren:

  • ->

    Werkproces met het consultatiebureau doorlopen, duidelijke instructie die ook voor nieuwe mensen toegepast kan worden

  • ->

    Goede simpele informatie voor ouders, waardoor het doel en nut van toestemming meer vanzelfsprekend wordt.

4.2 Aanbod en spreiding

Ambitie:

In Buren is sprake van een dekkend aanbod van voorschoolse educatie, zodat iedere (geïndiceerde) peuter thuisnabij in een gemengde groep van reguliere en geïndiceerde peuters, een VVE-aanbod kan volgen van 960 uur over een periode van 1,5 jaar.

Doelen:

  • -

    Er is een goede match tussen daar waar de geïndiceerde peuters wonen en voorzieningen voor voorschoolse educatie.

  • -

    Geïndiceerde peuters volgen ten minste 960 uur voorschoolse educatie in de leeftijdsfase van 2,5 tot 4 jaar.

960-uurs aanbod

Sinds 1 augustus 2020 moeten gemeenten een VE-aanbod realiseren van ten minste 960 uur per (geïndiceerde) peuter over een periode van 1,5 jaar, voordat zij naar school gaan. Wij willen dat (geïndiceerde) peuters zoveel mogelijk gebruik maken van het aantal aangeboden uren per week (16 uur) en zo vroeg mogelijk starten. Het is uiteraard aan de ouders of zij daadwerkelijk van dit aanbod gebruik maken. In de onze gemeente is de startleeftijd 2 jaar voor alle peuters. Dit zorgt ervoor dat meer peuters vanaf de leeftijd van 2,5 jaar het juiste aantal uren afneemt.

Actie

  • ->

    Om dit resultaat te monitoren, de uren in de Peutermonitor elke kwartaal toetsen aan daadwerkelijk afgenomen uren.

4.3 Ouderbetrokkenheid

Ambitie:

Ouders/verzorgers zijn en worden actief betrokken bij de ontwikkeling van het kind in de voor- en vroegschoolse periode en worden gestimuleerd de educatieve ontwikkeling ook in te zetten in de thuissituatie. Door ouders in hun rol te ondersteunen en hun vaardigheden helpen te versterken werken we gezamenlijk aan een optimaal opvoedklimaat voor de Burense kinderen.

Doelen:

  • -

    Alle kinderen (en hun ouders) worden gestimuleerd en krijgen tips en handvaten aangereikt om (voor) te lezen.

  • -

    Ouders ervaren dat zij betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind doordat zij:

  • a.

    Voldoende geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kind;

  • b.

    Voldoende op de hoogte zijn van de (actieve) rol die van hen gevraagd wordt in de voor- en vroegschool;

  • c.

    Voldoende materiaal en/of informatie krijgen om thuis stimulerende activiteiten te doen;

  • d.

    Regelmatig kunnen deelnemen aan ouderactiviteiten en hierover actief benaderd worden.

  • e.

    Er voldoende aandacht en zicht is voor onderwerpen als laaggeletterdheid.

Ouderbetrokkenheid

Betrokkenheid van ouders bij hun kind is doorgaans groot. Ouders zien echter niet altijd welke inspanningen de peuteropvang doet voor de (taal)ontwikkeling van hun kind en weten daardoor soms niet hoe ze hierop thuis kunnen voortbouwen. Om dit mogelijke hiaat te overbruggen, betrekt de peuteropvang ouders bij de ontwikkeling van het kind en biedt hen de handvatten om dit ook thuis te stimuleren. Dit is een belangrijk onderdeel van de VVE-programma’s.

Op basis van de Wet kinderopvang moeten kinderopvangorganisaties de ontwikkeling van elk kind volgen en stimuleren en de informatie daarover met de toestemming van ouders met basisschool en buitenschoolse opvang delen. Verder moet elk kind in de dagopvang een mentor hebben. De mentor bespreekt periodiek de ontwikkeling van het kind met de ouders.

Ouderbetrokkenheid is daarnaast een verplicht onderdeel van de opleiding tot pedagogisch medewerkers binnen de VVE-peuteropvang. We vragen aan de kinderopvangorganisaties om in hun pedagogisch beleidsplan op te nemen welke activiteiten gericht op ouderbetrokkenheid ze jaarlijks organiseren en hoe ze ouders betrekken bij stimuleren van de ontwikkeling van het kind.

Kinderopvang, onderwijs, jeugdgezondheidszorg, bibliotheek en wij als gemeente vinden ouderbetrokkenheid een belangrijk onderwerp binnen de VVE en willen ieder vanuit hun eigen rol daar een rol in spelen. Bij ouderbetrokkenheid is het ontwikkelen van de relatie met ouders, contact maken, hebben en houden essentieel. Dit betekent dat pedagogisch medewerkers zo goed mogelijk aansluiten op de belevingswereld van ouders en in de relatie met ouders investeren. Daarbij werkt persoonlijk contact het beste.

VVE in de thuissituatie

De VE-locatie en de school hebben de taak ouders te ondersteunen in hun betrokkenheid thuis op het gebied van taal en lezen, door een zorgvuldige communicatie en door goede begeleiding van ouders en kinderen bij overgangen in de schoolloopbaan. We vinden het hierbij belangrijk dat de aandacht voor taalontwikkeling wordt geïntegreerd in de dagelijkse routine binnen het gezin.

Taalvaardigheid ouders

Er zijn ouders die de Nederlandse taal slecht beheersen, bijvoorbeeld omdat ze niet uit Nederland afkomstig zijn. Ouderbetrokkenheid bij VVE voor deze ouders is complex, omdat vaak de wil om betrokken te zijn er wel is, maar de mogelijkheden daartoe beperkt zijn. De inzet daarbij is het versterken van de bewustwording en vaardigheden van ouders. De bibliotheek werkt met het programma “Leesplezier Thuis”, dit is een onderdeel van de Gezinsaanpak. Binnen Leesplezier Thuis worden ouders in de thuissituatie, door een professional, ondersteund bij het praten, spelen en (voor)lezen met hun kind, om zo een taalrijke thuisomgeving en een positieve leesomgeving te creëren.

Acties

  • ->

    Het belang van ouderbetrokkenheid met de partijen helder krijgen

  • ->

    Duidelijke simpele communicatie rondom verwachtingen van ouders

  • ->

    Voldoende materiaal beschikbaar stellen om thuis te stimuleren activiteiten te doen

  • ->

    De Bibliotheek betrekken om samen “Leesplezier Thuis” goed in zetten

4.4 Doorgaande lijn

Ambitie

Kinderopvang en onderwijs werken nauw samen en stemmen hun aanbod, pedagogisch-educatief handelen, de omgang met ouders en interne begeleiding en zorg zoveel mogelijk op elkaar af. De pedagogische medewerkers en leerkrachten werken samen om de overgang van de kinderopvang naar de basisschool goed te laten verlopen.

Doelen:

  • -

    Kinderen met VVE indicatie hebben een soepele overgang van de kinderopvang naar de basisschool;

  • -

    Een ononderbroken ontwikkeling van kinderen.

Doorgaande lijn

VVE is een educatief aanbod voor jonge kinderen die risico lopen op taal- en onderwijsachterstanden. Uitvoering vindt plaats op zowel locaties van peuteropvang (zgn. voorschool) als in groep 1 en 2 van de basisscholen (zgn. vroegschool). Deze VVE-voorzieningen werken samen om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren in een doorgaande lijn van peuteropvang naar basisschool.

Een doorgaande lijn voor kinderen van de peuteropvang naar groep 1 van de basisschool is belangrijk voor een ononderbroken ontwikkeling van kinderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om afstemming over het aanbod, het pedagogisch-educatief handelen, de omgang met ouders en de overdracht van peuteropvang naar basisschool.

Wat betreft de overdracht moet er voor peuters met een VVE-indicatie een warme overdracht zijn. Een warme overdracht betekent dat de pedagogisch medewerker, leerkracht of IB-er en ouder(s) samen in een gesprek de ontwikkeling van het kind bespreken en zodoende een soepele overgang van peuteropvang naar basisschool stimuleren. Hiervoor is door de partners een uniform overdrachtsformulier ontwikkeld.

De partners vinden de doorgaande lijn binnen de VVE een cruciaal onderdeel. Het gaat er dan met name om dat de knip tussen peuteropvang en de basisschool er zoveel mogelijk uitgehaald wordt. Om een goede doorgaande lijn te realiseren, is het nodig dat de scholen en de (peuter)opvangaanbieders inhoudelijk met elkaar nauw samenwerken. Dit betekent dat hun aanbod, pedagogisch-educatief handelen, omgang met de ouders en interne begeleiding en zorg op elkaar afgestemd zijn en de professionals van de peuteropvang en de basisscholen structureel samenwerken. Ook de coördinatie tussen de peuteropvang en de basisschool en de doorstroom van kinderen zijn belangrijke aandachtspunten binnen de doorgaande lijn.

Resultaten

Op grond van de Wet op het Primair Onderwijs (artikel 167a) hebben schoolbesturen en gemeenten de volgende verplichting:

“Iedere gemeente die VVE-middelen ontvangt, heeft een wettelijke verplichting om met de schoolbesturen afspraken te maken over wat de resultaten voor vroegschoolse educatie moeten zijn.”

Voor een doorgaande leer- en ontwikkellijn is het van belang dat relevante informatie over het kind en diens omgeving, met toestemming van de ouders, overgedragen wordt. Zo kan het onderwijs voortborduren op de kennis en ervaring van de aanbieder van voorschoolse educatie en wordt voorkomen dat er tijd verloren gaat wanneer er specifieke aandachtspunten zijn.

Door een duidelijke overdracht van doelgroep peuters vanuit het consultatiebureau naar de kinderopvang kan de kinderopvang het (VE-)aanbod makkelijker aan laten sluiten op de individuele behoefte van het kind.

Het gaat bij de resultaatafspraken nadrukkelijk niet over de kwaliteit van het onderwijs. Daar gaan de scholen zelf over en zij worden al beoordeeld door de Onderwijsinspectie.

Acties

  • ->

    Organiseren van een dialoog tussen de partners om de kwaliteit van het onderwijs aan het jonge kind vanaf de start bij de peuteropvang tot en met groep 2 te blijven verbeteren.

  • ->

    Onderwijs en kinderopvang met elkaar laten meekijken om elkaars werelden te begrijpen en van elkaar te kunnen leren

  • ->

    Observatie systemen onderwijs en kinderopvang op elkaar afstemmen

4.5 Ondersteuningsstructuur jonge kind

Ambitie:

Voor (geïndiceerde) peuters die meer of iets anders nodig hebben dan voorschoolse educatie is duidelijk welk aanbod passend en beschikbaar is;

Doelen:

  • -

    Op de VE-locaties wordt ondersteuning aan kinderen zo vroeg mogelijk (preventief) ingezet, zodat op latere leeftijd minder zware en specialistische trajecten nodig zijn;

  • -

    Er is een helder overzicht van het beschikbare ondersteuningsaanbod, zowel binnen als buiten de voorscholen.

  • -

    Krachten van de diverse organisaties worden gebundeld om specialismes te kunnen gebruiken

Passende ondersteuning

Bij het bieden van passende opvang aan kinderen met extra ondersteuningsbehoefte is het van belang dat het kind de gevraagde ondersteuning geboden krijgt, passend bij het aanbod en de mogelijkheden van de groep. Door met elkaar af te spreken welke zorg er (wel of juist niet) binnen de VE-locatie geboden kan worden, ontstaat een helder beeld van de behoefte op het gebied van passende ondersteuning. In onze gemeente gaan we als basis voor de VE-locaties uit van een ‘inhaalbare achterstand’.

We spreken van een inhaalbare achterstand wanneer een kind een ontwikkelingsachterstand heeft op taal en/of andere ontwikkelingsdomeinen, waarbij de verwachting is dat deze achterstand met een extra (individuele) stimulans verkleind kan worden. Een kind met een achterstand in de Nederlandse taal, bijvoorbeeld omdat de thuistaal een andere taal is, heeft wel een inhaalbare achterstand. Hierbij is de verwachting dat deze achterstand door extra begeleiding ingehaald kan worden. De extra ondersteuning wordt geboden vanuit de (specialisten van de) VE-locaties en/of andere professionals bijvoorbeeld uit het onderwijs of -zo nodig- de jeugdzorg.

 

Reguliere VVE-opvang met extra ondersteuning

Binnen de gemeente ligt een mooie basis voor VVE-opvang en aanvullende ondersteuning. Zie figuur 1 voor een overzicht van categorieën van ondersteuning zoals die ook vanuit onze gemeente geboden wordt.

Bij een zorgvraag kunnen de peuteropvang en ouders aankloppen bij het consultatiebureau en het sociaal team. Ook kennen we Integrale Vroeghulp die zich richt op diagnostiek en hulpverlening bij ontwikkelingsproblemen van jonge kinderen.

Vroeg signalering

De voorschoolse educatie heeft jonge kinderen en daarmee gezinnen in beeld waar soms meer mee aan de hand is dan alleen een risico op onderwijsachterstanden. Dat biedt de mogelijkheid om in een vroeg stadium deze kinderen en hun ouders vroegtijdig hulp te bieden, zo nodig door andere specialistische organisaties hierbij in te schakelen. Vanuit die optiek is de signaalfunctie die pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben van groot belang.

Doorgaande lijn naar het primair onderwijs

In aansluiting op de (warme) overdracht voor alle peuters wordt er extra aandacht besteed aan de overdracht van kinderen met een ondersteuningsvraag. Deze kinderen worden altijd warm overgedragen. Hierbij is er actief contact tussen de VE-locaties en de IB’er vanuit het onderwijs.

Het samenwerkingsverband passend onderwijs wordt actief betrokken bij casuïstiek rondom peuters die met een extra ondersteuningsbehoeften doorstromen naar het onderwijs. Zo borgen we dat kinderen onnodig thuis komen te zitten en doorstromen naar een plek die passend is voor hun specifieke behoefte.

We onderzoeken mogelijkheden voor de inzet van extra kwaliteitszorg. Daarbij nemen we de inzet van een gedragskundige of consulent voor peuters en kleuters als denkrichting. Afgelopen jaren heeft het Samenwerkingsverband Betuws primair passend onderwijs (BePo) een peuterconsulent ingezet. De ervaringen en resultaten werden door partijen als waardevol ervaren. BePo is inmiddels gestopt met de inzet van de peuterconsulent. Samen met onze VVE-partners bekijken of de inzet van een dergelijke consulent opnieuw georganiseerd moet worden.

 

Ambitie gedragskundige of doorstart consulent voor peuters

De consulent voor peuters en kleuters ondersteunt de verbinding tussen JGZ, de peuteropvang en de basisschool. Doel is daarbij dat de ouders van de geïndiceerde peuter de weg vinden naar de VVE-peuteropvang, de overgang van de peuter naar de basisschool zo soepel mogelijk verloopt en dat de peuter op de basisschool zo nodig meteen passende ondersteuning krijgt.

Acties

  • ->

    In de komende periode onderzoeken we hoe de extra ondersteuning binnen de VE-locaties vormgegeven kan worden. Zo wordt voor iedereen helder welke vormen van extra ondersteuning geleverd kunnen worden, voor wie die beschikbaar zijn en wanneer hier aanspraak op gemaakt kan worden.

  • ->

    Consulent of andere vorm van regierol inzetten voor peuters en kleuters en verwachtingen afstemmen.

  • ->

    Inzicht krijgen in de verschillende specialismes van de partijen, zo van elkaar gebruik maken.

5. Aanpalende beleidsterreinen

Het onderwijsachterstandenbeleid raakt andere beleidsterreinen en onderwerpen. Het gaat daarbij met name om de aanpalende beleidsterreinen Zorg en ondersteuning, Laaggeletterdheid van volwassenen, Nieuwkomers, IKC ontwikkeling, Gelijke kansen binnen het onderwijs en sport en cultuur. In dit hoofdstuk wordt daar kort op ingegaan.

5.1 Zorg en ondersteuning

In onze gemeente is een sociaal team actief. Het sociaal team is de eerste ingang voor kinderen, jeugdigen en volwassenen die hulp of ondersteuning nodig hebben in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet. Daarnaast is sinds september 2023 gestart met een pilot schoolmaatschappelijk werk. Ouders, opvoeders, jongeren en professionals kunnen bij hen terecht voor vragen over opvoeden en opgroeien. Soms kunnen zij dreigende achterstanden eerder signaleren dan het consultatiebureau, omdat ze niet gehouden zijn aan vaste contactmomenten. Een goede samenwerking is daarvoor essentieel, zodat er onderling naar elkaar doorverwezen kan worden. Daarnaast is het sociaal team aanspreekpunt voor de jeugdhulp. Dit valt onder het beleidsaandachtsveld Jeugd, maar heeft duidelijke raakvlakken met het beleidsuitvoering ter bestrijding van onderwijsachterstanden, bijvoorbeeld als het gaat om de ondersteuningsstructuur rondom het jonge kind. Samenwerking en aanhaking tussen beide beleidsvelden is essentieel.

 

5.2 Laaggeletterdheid van volwassenen

Als ouders voldoende taalvaardig zijn, biedt dit niet alleen voor hen, maar ook voor hun kinderen kansen. Voor veel mensen is lezen en schrijven niet vanzelfsprekend en dat belemmert het dagelijkse functioneren.

Sinds enkele jaren zetten we ons in voor de strijd tegen laaggeletterdheid. In samenwerking met ROC Rivor zette de gemeente drie leerpunten in Beusichem, Lienden en Maurik op, waar alle inwoners met een leervraag terecht kunnen. Op de leerpunten geven ROC-docenten les en begeleiding op het gebied van lezen, schrijven en digitale vaardigheden. De bibliotheek geeft daarnaast ook ondersteuning in digitale vaardigheden en verzorgt het Informatiepunt Digitale Overheid (IDO). Stichting Welzijn Rivierstroom ondersteunt inburgeraars en heeft taalmaatjes die mensen die moeite hebben met de Nederlandse taal ondersteunen. Vanaf 2024 starten we in de gemeente met een taalhuis om een gecoördineerde aanpak van laaggeletterdheid te organiseren.

5.3 Nieuwkomers

Gemeenten hebben de wettelijke plicht om onderwijs te realiseren voor nieuwkomers. Ongeacht de status van een kind en diens ouders, hebben deze kinderen net als alle andere kinderen recht op onderwijs. In afstemming met het primair en voortgezet onderwijs wordt dit onderwijs georganiseerd. Schoolbesturen dragen samen met de gemeente zorg voor goed en toegankelijk onderwijs voor deze leerlingen. Daarom wordt voor nieuwkomerskinderen een intensief taaltraject gedurende één schooljaar aangeboden. De uitvoering daarvan valt buiten de scope van dit OAB-beleid.

Voor de integratie van jonge nieuwkomers in de niet-leerplichtige leeftijd is deelname aan voorschoolse educatie van groot belang. Op basis van de doelgroep definitie hebben zij recht op 16 uur voorschoolse educatie. Vanuit het consultatiebureau is het belangrijk extra aandacht voor de toeleiding van deze kinderen naar een VE-locatie te hebben.

5.4 IKC ontwikkeling

Landelijk wordt er steeds meer vanuit integrale kindcentra en brede scholen gewerkt aan doorgaande (ontwikkelingsleer)lijnen voor kinderen tussen de kinderopvang en het basisonderwijs. Het onderwijsachterstandenbeleid draagt bij aan de doelstellingen van de integrale kindcentra en brede scholen waar het gaat om (talent)ontwikkeling van kinderen, het bieden van kansen en het realiseren van doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen. In het kader van onderwijshuisvesting wordt hier als dat mogelijk is rekening mee gehouden.

5.5 Gelijke kansen binnen het onderwijs

Het thema ‘Gelijke Kansen binnen het onderwijs’ krijgt de laatste jaren vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) meer en meer aandacht, onder andere binnen de Agenda Gelijke Kansen Alliantie.

De onderwijskansen van kinderen van lager en hoger opgeleide ouders gaan steeds meer uit elkaar lopen. Ook kinderen uit gezinnen met minder financiële draagkracht hebben vaak minder kansen. Maatschappelijke ontwikkelingen en ook de COVID-19 maatregelen hebben het risico van ongelijke kansen van jongeren in de samenleving en in het onderwijs vergroot. Kern van de Gelijke Kansen Alliantie is dat ernaar wordt gestreefd dat kinderen met gelijke talenten ook gelijke kansen krijgen in het onderwijs, van voorschool tot HBO/Universiteit. Hiervoor zijn extra middelen door het Rijk ingezet bovenop het al lopende beleid. Ook met de middelen van Nationaal Programma Onderwijs (NPO) wordt ingezet op extra maatregelen. De Gelijke Kansen Alliantie en het Nationaal Programma Onderwijs sluiten aan bij het onderwijsachterstandenbeleid van scholen en gemeenten.

NPO middelen worden op dit moment besteed aan:

  • ->

    Schoolmaatschappelijk werk PO

  • ->

    Schoolmaatschappelijk werk VO

  • ->

    Techniekdag

  • ->

    Beweegmaterialen en of activiteit

  • ->

    Culturele activiteiten

6. Resultaatafspraken, uitvoering, monitoring en evaluatie

Wij spelen als gemeente een belangrijke rol in de uitvoeringsagenda OAB, maar niet de hoofdrol. Veel organisaties zijn betrokken bij de totstandkoming van deze agenda en zijn partner in de uitvoering ervan. In de uitvoeringsagenda staan per ambitie de deelresultaten en bijbehorende actiehouders.

De uitvoering van de acties ligt bij de VVE werkgroep. Indien zij voor de realisatie of de uitwerking van een actie andere partijen nodig hebben, benaderen zij deze partijen actief.

6.1 Afspraken maken

De gemeente en schoolbesturen zijn wettelijk verplicht om met elkaar afspraken te maken over wat vroegschoolse educatie oplevert op het niveau van kinderen (WPO artikel 160). Dit worden de Resultaatafspraken VVE genoemd.

Scholen, locaties voor voorschoolse educatie en de gemeente maken gezamenlijk afspraken over wat de resultaten van VVE zouden moeten zijn. Het voeren van een kwaliteitsdialoog staat hierbij centraal. Het doel van deze dialoog is om gezamenlijk te bepalen wat goed gaat en wat beter kan en welke stappen daarvoor gezet moeten worden, zowel beleidsmatig als in de uitvoering.

Deze dialoog zal op verschillende niveaus gevoerd worden: op school bestuurlijk-/organisatieniveau, tussen voorschool en vroegschool en tenslotte tussen gemeente en de VVE-partners (onderdeel van de kwaliteitsdialoog in de Agenda Jeugd en Onderwijs).

6.2 Uitvoering

Op dit niveau vindt er overleg plaats met (een vertegenwoordiging van kinderopvangorganisaties en schoolbesturen) directeuren, vestigingsmanagers, bibliotheek, JGZ-medewerker, beleidsmedewerker en gemeenteambtenaar. In dit overleg komen specifieke thema’s of onderdelen van VVE-beleid aan bod. Het gaat hierbij voornamelijk om gemeente brede afspraken op het gebied van VVE, zoals bijvoorbeeld de overdracht van de voor- naar de vroegschool en doorgaande lijn VVE. De deelnemers aan dit overleg kunnen indien nodig hun achterban (wie ze vertegenwoordigen en de uitvoering) raadplegen voordat definitieve besluiten worden genomen. Wanneer het wenselijk is kunnen ook VVE-aanspreekpunten deelnemen aan dit overleg zodat er goede en directe afstemming met de uitvoering plaats vindt.

De VVE werkgroep komt ten minste 4 keer per jaar bijeen om de voortgang en eventuele ontwikkelingen op het gebied van VVE te bespreken.

6.3 Monitoren en evalueren van de resultaten

Jaarlijks zal het VVE-beleid worden geëvalueerd op de verschillende niveaus. Bij het bespreken van de resultaatafspraken, wordt ook bepaald hoe het monitoren van de afspraken in zijn werk gaat. De evaluatie vindt plaats naar aanleiding van signalen uit de praktijk en de resultaten van deze monitoring. Ook wijzigingen in uitvoeringskaders, wet- en regelgeving worden in de evaluatie meegenomen.

De uitkomsten van de evaluatie kunnen betekenen dat het VVE-beleid wordt aangepast. Hierdoor kan het VVE-beleid worden doorontwikkeld en goed aansluiten bij de geldende context. Als de balans is opgemaakt, worden de bevindingen in een rapportage verwerkt en besproken binnen de VVE werkgroep en de LEA.

In de rapportage komen de volgende vragen aan de orde:

• In hoeverre zijn de afspraken nagekomen?

• Welke resultaten zijn behaald en wat waren hierbij succesfactoren en knelpunten?

• Wat betekent dit voor het vervolg?

Op basis van monitoring kunnen beleidsonderdelen gehandhaafd of bijgesteld worden, en een plek krijgen in de uitvoeringsagenda.

7. Financieel kader

 

7.1 Budgetten

De OAB-activiteiten worden bekostigd uit de (geoormerkte) gemeentelijke OAB-uitkering van het Rijk, Ook is vanuit de vorige beleidsperiode een reserve opgebouwd, onder andere omdat vanwege COVID-19 niet alle activiteiten doorgang hebben kunnen vinden. 50% van de middelen van 2022 mochten overgeheveld worden naar de nieuwe beleidsperiode. Daar maken wij als gemeente ook gebruik van.

Voor de specifieke OAB-uitkering gaat met ingang van 2023 een nieuw tijdvak in van vier kalenderjaren. In de maand september van een kalenderjaar ontvangt de gemeente een voorlopige beschikking voor het jaar daarop en tevens de definitieve beschikking van het lopende jaar. De beschikking voor 2023 bedraagt €574.486,-. De gemeente moet de besteding van de specifieke uitkering jaarlijks verantwoorden aan het Rijk.

7.2 Besteding van de budgetten

Het onderwijsachterstandenbeleid wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door onze samenwerkingspartners. Aan de hand van de Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor de uitvoering van peuteropvang en voorschoolse educatie. Andere partners ontvangen ook subsidie, zoals het consultatiebureau voor de uitvoering van het indiceren en toeleiden voor VVE. Ook ontvangt de bibliotheek middelen voor bijvoorbeeld leescoaches en de gezinsaanpak. Resterende middelen zet de gemeente in voor projecten in het kader van bovengenoemde ambities en doelstellingen, het laten uitvoeren van onderzoek, het monitoren van het beleid en inhuur van ondersteuning en advies en communicatiemiddelen.

Voorlopige Begroting 2023-2026

 

 

Naar boven