Gemeenteblad van Delft
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2024, 315982 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2024, 315982 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2024
De raad van de gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 juni 2024;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat vanuit het oogpunt van een transparanter, rechtmatiger en doelmatiger subsidiekader vaststelling van een nieuwe subsidieverordening wenselijk is;
Het college kan bij subsidieregeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt in de subsidieregeling tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en vastgesteld, alsmede hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
De volgorde van gelijk geplaatste subsidieaanvragen in de rangschikking bij het systeem als genoemd in het tweede lid, onder b, wordt op volgorde van binnenkomst bepaald, waarbij de eerder ingediende subsidieaanvraag hoger wordt gerangschikt, als verlening van die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.
Een aanvraag om subsidie wordt met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier digitaal ingediend bij het college. Dit geschiedt via de gemeentelijke website, www.delft.nl. Hierbij wordt door de aanvrager gebruik gemaakt van e-Herkenning of Digi-D. Het college kan hiervan bij subsidieregeling afwijken.
Als de aanvraag onvolledig is, geeft het college de aanvrager éénmaal een termijn van twee weken om de aanvraag aan te vullen. Het college kan deze termijn op gemotiveerd verzoek van de aanvrager verlengen. De aanvrager geeft bij dit verzoek aan wanneer hij verwacht de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren.
Indien een aanvraag om subsidie te laat wordt ingediend, wordt door de aanvrager de reden voor de te late indiening vermeld. Als de reden voor de te late indiening ontbreekt, geeft het college de aanvrager éénmaal een termijn van twee weken om de reden alsnog te vermelden. Het college besluit vervolgens of het de subsidie alsnog zal verlenen.
Artikel 12. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval geheel of gedeeltelijk weigeren:
als de solvabiliteitsratio van de aanvrager lager is dan 25% of de liquiditeit negatief is. Onder solvabiliteit wordt verstaan de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen uitgedrukt in procenten, als blijkend uit de jaarrekening zoals overgelegd bij de aanvraag. Onder liquiditeit wordt verstaan de mate waarin een onderneming de kortlopende schulden die opeisbaar zijn binnen een jaar kan betalen, als blijkend uit de jaarrekening zoals overlegd bij de aanvraag;
als de activiteiten, doelstellingen, statuten of reglementen van de aanvrager of het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;
Artikel 14. Algemene verplichtingen subsidieontvanger
De ontvanger van een subsidie van hoger dan € 75.000,- per jaar draagt zorg voor het overleggen van een halfjaarrapportage omtrent de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten aan het college. De halfjaarrapportage bevat zes maanden werkelijk, zes maanden prognose en wordt uiterlijk op 1 september ingediend.
Artikel 15. Aanvullende verplichtingen meerjarensubsidies
Als het college een subsidie verleend voor meerdere kalenderjaren overlegt de subsidieontvanger jaarlijks uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het nieuwe kalenderjaar de volgende gegevens:
Artikel 16. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger
Bij subsidies hoger dan € 75.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college bij verleningsbeschikking de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is, als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat een subsidie voor een lager bedrag dan het totaal van de subsidiabele kosten worden verleend, indien:
het weerstandsvermogen van de subsidieontvanger, vast te stellen op grond van de jaarrekening zoals overlegd bij de aanvraag, meer bedraagt dan 10% van de inkomsten van dat kalenderjaar. Onder weerstandsvermogen wordt verstaan het deel van het vermogen dat vrij beschikbaar is voor het opvangen van calamiteiten, dat wordt berekend als volgt: het eigen vermogen verminderd met de materiële vaste activa en verminderd met de wettelijke reserves.
Artikel 20. Aanvraagtermijn aanvraag tot vaststelling subsidies
Het college kan, op verzoek van de subsidieontvanger, voor een aanvraag als bedoeld in het eerste lid éénmaal uitstel verlenen. Bij dit verzoek geeft de subsidieontvanger gemotiveerd aan wanneer hij verwacht de aanvraag tot subsidievaststelling alsnog in te dienen. Het verzoek tot uitstel wordt uiterlijk op de dag genoemd in het eerste lid ingediend.
Artikel 22. Aanvraag tot vaststelling subsidies hoger dan € 75.000,- tot en met € 150.000,-
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, bevat de aanvraag tot vaststelling van de ontvanger van een subsidie voor een project in plaats van de door de accountant gecontroleerde jaarrekening van het afgelopen subsidietijdvak een door de accountant gecontroleerde projectverantwoording. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die het karakter hebben van een exploitatiesubsidie.
Als de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak voor de inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van het college, en de subsidie tevens het karakter heeft van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde in het eerste lid, onder b, worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in het eerste lid, onder e. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die zijn verleend voor een specifiek project.
Artikel 23. Aanvraag tot vaststelling subsidies hoger dan € 150.000,-
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, bevat de aanvraag tot vaststelling van de ontvanger van een subsidie voor een project in plaats van de door de accountant gecontroleerde jaarrekening van het afgelopen subsidietijdvak een door de accountant gecontroleerde projectverantwoording. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die het karakter hebben van een exploitatiesubsidie.
Als de subsidieontvanger per 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak voor de inkomsten voor 75% of meer afhankelijk is van subsidies ontvangen van het college, en de subsidie tevens het karakter heeft van een exploitatiesubsidie, kan het genoemde in het eerste lid, onder b, worden opgenomen in de jaarrekening en vervalt het genoemde in het eerste lid, onder e. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies die zijn verleend voor een specifiek project.
Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het door het college vastgestelde controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.
Artikel 25. Verantwoordingsregime meerjarensubsidie
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling van een subsidie verleend voor meerdere kalenderjaren wordt uitgegaan van het subsidiedrag per kalenderjaar als bepaald in de verleningsbeschikking, tenzij sprake is van subsidiëring van een meerjarig project. Bij een meerjarig project wordt uitgegaan van het totale subsidiebedrag voor de uitvoering van het volledige project. Eventuele toepassing van indexatie wordt hier niet in meegenomen.
Artikel 26. Beslistermijn vaststelling subsidies
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 20 is ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn van vier weken. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 8, voor zover toepassing ervan wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de verordening te dienen doelen. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit. Het college doet hiervan periodiek verslag aan de raad.
In een subsidieregeling of andere nadere regeling op basis van deze verordening kan het college bepalen dat in bijzondere gevallen van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden, gelet op het belang of de belangen die met deze bepalingen worden gediend, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 juli 2024.
,voorzitter.
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
,griffier.
J. Mimpen
Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2024
Om de Delftse subsidiegelden transparanter, doelmatiger en rechtmatiger verstrekken is besloten om de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) te herzien. De ASV is grotendeels opgesteld conform de Model Algemene subsidieverordening 2013 (gewijzigd model, juni 2019) van de VNG. Het college stelt nadere subsidieregelingen op.
De vorige Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022 is op verschillende punten gewijzigd, verduidelijkt en aangescherpt, waardoor ervoor is gekozen om een geheel nieuwe subsidieverordening op te stellen.
In dit artikel zijn een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende regelingen worden opgenomen. Ook kan hier niet van worden afgeweken.
Er is geen definitie opgenomen van het begrip ‘subsidie’. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: wet). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Nieuw in de Definities is het begrip “project”. Deze definitie is toegevoegd omdat de verantwoording van de subsidie voor een project naar diens aard afwijkt van de verantwoording van een subsidie per kalenderjaar. Met de toevoeging van deze definitie wordt dit onderscheid in de verantwoording verduidelijkt.
De ASV is niet van toepassing op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, onder a en b, van de wet worden verstrekt. Dit betreft subsidies die:
Op subsidies die op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c en d, van de wet worden verstrekt zijn alleen de artikelen 9 tot en met 26 uit deze verordening van toepassing. Het betreft hier subsidies die zijn verstrekt op grond van de begroting, waarin de naam van de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld zijn vermeld en subsidies in incidentele gevallen.
Artikel 3. Bevoegdheid college
In dit artikel staan de bevoegdheden van het college opgesomd. Deze bevoegdheden bestonden ook onder de vorige subsidieverordening, maar zijn in deze verordening in één artikel overzichtelijk weergegeven.
Met ‘besluiten over het verstrekken’ zoals genoemd in het eerste lid wordt bedoeld de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het weigeren, aan laten vullen, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.
De raad stelt de ASV vast. In de subsidieregelingen kan het college vastleggen welke activiteiten onder welke voorwaarden subsidiabel zijn, welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en vastgesteld, alsmede hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Voor zover het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid subsidieregelingen vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de wet is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld.
Op grond van artikel 4:23 van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het college kan de subsidieplafonds en de van toepassing zijnde wijze van verdeling vaststellen. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet het college de wijze van verdelen vermelden (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet). Dat kan door verwijzing naar de –door het college vastgestelde– subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de wet).
Indien van toepassing wordt bij meerjarensubsidies door het college indexatie toegepast vanaf het tweede subsidiejaar. Bij overige subsidieaanvragen dient de aanvrager zelf de indexatie toe te passen voor zover mogelijk.
Om het mogelijk te maken de subsidie voor de start van de activiteiten te verlenen, is de aanvraagtermijn om een subsidie voor de periode van één of meerdere kalenderjaren op 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft gesteld.
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die voor een periode van één of meerdere kalenderjaren worden aangevraagd telt dertien weken. Geteld vanaf de in artikel 10, eerste lid, van e ASV bepaalde aanvraagtermijn betekent dit dat uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft op de aanvraag wordt beslist. Door de aanvraagtermijn in weken te noemen, wordt het mogelijk gemaakt de beslistermijn bij onvolledige aanvragen op de juiste wijze op te schorten.
De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vijfde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 12. Weigerings-, intrekkings-en terugvorderingsgronden
Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering. Vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a.
Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen in het eerste lid, onder b dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden –als er een bevel tot terugvordering uitstaat– alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een –op zichzelf verdedigbare– verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).
In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders –zonder de steun –niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.
In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren, maar is daartoe niet verplicht
Onder k is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 10, vijfde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.
Artikel 15. Aanvullende verplichtingen meerjarensubsidies
Het college kan een subsidie verlenen voor meerdere kalenderjaren. Om zicht te houden op de voortgang van de activiteiten verlangt het college van de subsidieontvanger jaarlijks een activiteiten- of jaarplan voor het nieuwe kalenderjaar en de jaarrekening van het voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 16. Bijzondere verplichtingen subsidieontvanger
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de wet (zie artikel 4:37 van de wet).
Wat betreft het eerste en tweede lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 van de wet (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of –in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie– de subsidieregeling en de verleningsbeschikking.
Het eerste lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren. Het tweede lid biedt de grondslag om alle doelgebonden verplichtingen op te leggen waarvan het college vindt dat deze nodig zijn.
Het derde lid maakt het mogelijk in de subsidieregelingen verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.
Het artikel van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de wet. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waarin niet besteedde subsidiegelden worden gestort om in het jaar daarop de activiteiten alsnog te kunnen uitvoeren. De egalisatiereserve kan ook worden gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen.
Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per boekjaar wordt verleend, bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve.
Naast een door het college opgelegde verplichting kan op grond van het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen.
De vermogenstoets is een (gesystematiseerde) aanscherping van het algemene beginsel, dat als de gemeente bepaalde voorzieningen/activiteiten subsidieert de gemeente daarbij ook eigen bijdragen kan betrekken. Immers als men zelf de activiteit kan financieren, is het niet vanzelfsprekend dat daarvoor publieke middelen worden aangewend. De hoogte van de eigen bijdrage wordt gerelateerd aan de omvang van een gezond weerstandvermogen.
Wanneer de subsidieverlening € 75.000 of meer bedraagt, overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een originele accountantsverklaring.
Artikel 19. Wijze verstrekking subsidies tot en met € 5.000,-
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000,- is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. Het college heeft de mogelijkheid om bij subsidieregeling of verleningsbeschikking te bepalen dat alsnog om verantwoording wordt gevraagd. Dit betekent dat de subsidieontvanger hiervan direct bij de subsidieverlening van op de hoogte wordt gesteld.
Artikel 20. Aanvraagtermijn aanvraag tot vaststelling subsidies
In het eerste lid, onder c is bepaald dat in het geval een subsidie voor een andere periode dan voor één of meerdere kalenderjaren wordt verleend, de aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de dag waarop drie maanden zijn verstreken na het afronden van de gesubsidieerde activiteiten.
In het geval de gesubsidieerde activiteiten zijn afgerond op 15 maart, betekent dit dat de aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend uiterlijk op 1 juni.
Artikel 21. Aanvraag tot vaststelling subsidies tot en met € 75.000,-
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verleend.
Het financieel verslag als bedoeld in het tweede lid, onder b geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd over de aanwending en de besteding van de verleende subsidie. Het financieel verslag bevat minimaal een overzicht van de gerealiseerde baten en de bijbehorende gerealiseerde lasten inclusief toelichting, tenzij bij de verlening anders is bepaald. De subsidies worden verantwoord conform de indeling van de bij de verlening gehanteerde begroting.
Artikel 22. Aanvraag tot vaststelling subsidies hoger dan €75.000,- tot en met €150.000,-
In het derde lid wordt gesproken over een exploitatiesubsidie. Met een exploitatiesubsidie wordt bedoeld: een subsidie die niet wordt verleend voor een bepaald project, maar voor de instandhouding van de instelling (organisatie) als zodanig waarbij de gesubsidieerde activiteit tevens een van de kerntaken van de organisatie is.
Voor zover de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een beoordelings- of controleverklaring over te leggen, is hij verplicht het controleprotocol voorafgaand aan de controle ter beschikking van de accountant te stellen.
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De hardheidsclausule is voor schrijnende gevallen of zeer uitzonderlijke situaties waarin vasthouden aan de vereisten van de ASV onredelijk is. Om zicht te houden op het gebruik van de hardheidsclausule en precedentwerking te voorkomen wordt er (half)jaarlijks verslag gedaan over hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule en om welke reden(en).
Als er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule, ook als het gaat om beschikkingen onder € 200.000,= is uitsluitend het college bevoegd om te beslissen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-315982.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.