Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen gemeente Lansingerland

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland;

 

gelet op:

 

  • Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

  • Artikel 2.21 Wet hersteloperatie toeslagen

  • Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021

gezien het advies van het team Maatschappelijke Opgaven, domein Samenleving van 9 juli 2024;

 

overwegende dat:

 

  • het college op de vijf leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg brede ondersteuning kan bieden aan gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire;

  • het college het wenselijk vindt te beschrijven hoe en op welke manier deze ondersteuning gegeven kan worden;

  • het daarom wenselijk is om voor dit doel beleidsregels vast te stellen.

besluit vast te stellen: Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen gemeente Lansingerland

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    (gedupeerde) kind(eren): kind(eren) van een gedupeerde ouder of van een erkend gedupeerde ex-toeslagpartner die door de Belastingdienst is aangemerkt als vallende onder de Kindregeling;

  • b.

    (gedupeerde) ouder(s): ouder(s) die na de eerste toets of de integrale beoordeling aangemerkt is als daadwerkelijk gedupeerd;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van Lansingerland

  • d.

    ex-toeslagpartner: ex-partner van een gedupeerde ouder die door de Belastingdienst is aangemerkt als vallende onder de ex-partnerregeling;

  • e.

    gezin: het gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder c, van de Participatiewet.

  • f.

    mogelijk gedupeerde ouder(s): ouder(s) die zichzelf heeft aangemeld als gedupeerde bij de Belastingdienst, maar nog niet als gedupeerd is erkend;

  • g.

    ruimhartige ondersteuning: het tijdig een adequaat ondersteunen in relatie tot de specifieke situatie, gegeven het moment;

  • h.

    Steunpunt Brede Ondersteuning Lansingerland: het eerste contactpunt voor ouders en kinderen om brede ondersteuning te kunnen ontvangen;

  • i.

    Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT): een onderdeel van de Belastingdienst. Het UHT beoordeelt of het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag terecht is geweest en verzorgt financieel herstel;

  • j.

    wet: Wet hersteloperatie toeslagen

Artikel 2. Rechthebbenden

Alle inwoners van de gemeente Lansingerland die onder de personenkring van artikel 2.21, eerste en tweede lid, van de wet vallen, kunnen zich tot het college wenden voor brede ondersteuning.

Artikel 3. Doelstelling brede ondersteuning

  • 1.

    Het college heeft als doelstelling met de inzet van brede ondersteuning dat

    • a.

      (mogelijk) gedupeerde ouders, kinderen en ex-partners een nieuwe start kunnen maken en aan herstel kunnen werken;

    • b.

      het vertrouwen van (mogelijk) gedupeerde ouders, kinderen en ex-partners in de overheid hersteld wordt.

  • 2.

    Brede ondersteuning is gericht op de vijf leefgebieden (financiën, wonen, zorg, gezin en werk) zoals benoemd in de Wet hersteloperatie Toeslagen.

  • 3.

    Brede ondersteuning richt zich op het kunnen maken van een nieuwe start. Het college bepaalt op het moment van melden bij de gemeente wat de rechthebbende op dat moment nodig heeft voor het maken van een nieuwe start. Dat betekent dat in beginsel geen voorzieningen worden toegekend met terugwerkende kracht.

Artikel 4. Vaststellen hulpvra(a)g(en) en opstellen van het plan van aanpak

  • 1.

    Nadat de rechthebbende op de brede ondersteuning zich bij de gemeente heeft gemeld voor brede ondersteuning, dan wel wanneer de gemeente de gegevens van de ouder die een hulpaanbod wenst vanuit UHT heeft ontvangen, wordt binnen een week contact opgenomen.

  • 2.

    Het college toetst aan het gestelde kader van de Wet hersteloperatie toeslagen. Het college kan zonder de reguliere inkomens- of andere voorwaarden voorzieningen toekennen om tijdig en adequaat een nieuwe start te kunnen bieden die gekoppeld is aan de individuele maatschappelijke doelstellingen, zoals opgenomen in het plan van aanpak;

  • 3.

    Voorafgaand aan het vaststellen van het plan van aanpak wordt de huidige situatie op de vijf leefgebieden besproken met de rechthebbende en wordt de situatie getoetst aan de bovenstaande doelstellingen. Vervolgens wordt het te behalen doel en de naar het oordeel van het college benodigde ondersteuning via het plan van aanpak vastgesteld.

  • 4.

    Voor elke rechthebbende die een beroep doet op de brede ondersteuning en het gezin wordt een plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak is voorwaardelijk voor het bieden van brede ondersteuning en wordt schriftelijk verstrekt aan de rechthebbende.

  • 5.

    In aanvulling op de brede ondersteuning kan het college een vergoeding voor middelen verstrekken, mits dit een bijdrage levert aan de te behalen doelen en dit gemotiveerd is opgenomen in het plan van aanpak. Het recht op brede ondersteuning staat niet gelijk aan het recht op een vergoeding in middelen. Een vergoeding voor middelen worden alleen ingezet als dit nodig is voor én langdurig bijdraagt aan het gestelde doel in het plan van aanpak;

  • 6.

    Indien het verstrekken van een middel nodig is om het gestelde doel in het plan van aanpak te bereiken gebruikt het college als richtlijn 130% van de bedragen zoals geadviseerd door het Nibud.

  • 7.

    Er kan verzocht worden om aanvullende bewijsstukken om te kunnen beoordelen of de in te zetten ondersteuning bijdraagt aan herstel en het maken van een nieuwe start.

  • 8.

    Indien het college de noodzaak en de omvang van de verstrekking van een voorziening onvoldoende kan vaststellen, kan een huisbezoek plaatsvinden. Een huisbezoek vindt in overleg met de rechthebbende en aangekondigd plaats. Een huisbezoek kan in overleg met de consulent ook digitaal plaats vinden in de vorm van videobellen. Als de rechthebbende het huisbezoek niet op prijs stelt, heeft deze het recht om het huisbezoek te weigeren. Weigering kan van invloed zijn op de brede ondersteuning indien weigering ertoe leidt dat het college onvoldoende in staat wordt gesteld om vast te stellen wat de rechthebbende nodig heeft voor het kunnen maken van een nieuwe start;

  • 9.

    De toeleiding naar reguliere ondersteuning kan onderdeel uitmaken van het plan van aanpak, indien

    • a.

      niet te voorzien is dat de gestelde doelen binnen afzienbare termijn via de brede ondersteuning kunnen worden behaald;

    • b.

      Begeleiding naar reguliere ondersteuning van de gemeente bijdraagt aan het (duurzaam) kunnen maken van de nieuwe start;

  • 10.

    Terugkerende aanvragen voor voorzieningen of middelen worden getoetst aan de eerder vastgestelde doelstellingen. Behoudens de situatie dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die een wijziging van de eerder vastgestelde doelstellingen rechtvaardigt, kan het plan van aanpak alleen tussentijds worden aangepast indien dit in lijn is met de eerder vastgestelde doelstellingen op de vijf leefgebieden.

  • 11.

    Het college vergoedt de volgende zaken niet vanuit de brede ondersteuning:

    • a.

      Verkeersboetes;

    • b.

      Cosmetische ingrepen, tenzij er een medische noodzaak voor is;

    • c.

      Structurele kosten levensonderhoud;

    • d.

      Vakanties;

    • e.

      Luxegoederen.

Artikel 5. Beëindiging brede ondersteuning en nazorg.

  • 1.

    Het college beëindigt de brede ondersteuning binnen 30 dagen indien:

    • a.

      Er geen overeenstemming bereikt wordt over het plan van aanpak;

    • b.

      De mogelijk gedupeerde ouder als niet erkend gedupeerd aangemerkt is na de integrale beoordeling door de Belastingdienst. Eventuele gewenste voortzetting van ondersteuning voor niet erkend gedupeerden vindt plaats vanuit de reguliere gemeentelijke regelingen;

    • c.

      De gestelde doelen in het plan van aanpak behaald zijn;

    • d.

      De rechthebbende de brede ondersteuning op eigen verzoek beëindigt;

    • e.

      De rechthebbende verhuist naar een andere gemeente. Eventuele gewenste voortzetting van ondersteuning wordt overgedragen aan de nieuwe gemeente. Waar mogelijk vindt een warme overdracht plaats.

  • 2.

    Het college biedt minimaal 12 maanden nazorg wanneer:

    • a.

      Het plan van aanpak beëindigd wordt met instemming van de rechthebbende omdat de gestelde doelen in het plan van aanpak behaald zijn. Dit houdt in dat rechthebbende zolang de hersteloperatie loopt op ieder moment opnieuw contact op kan nemen en het college elk half jaar contact opneemt tot 24 maanden na beëindiging. Wanneer een mogelijk gedupeerde ouder in de tussentijd als niet gedupeerd wordt aangemerkt, wordt de nazorg binnen 30 dagen beëindigd. Waar nodig vindt een warme overdracht plaats naar het reguliere kader;

    • b.

      De (mogelijk) gedupeerde de brede ondersteuning op eigen verzoek beëindigd heeft. Dit houdt in dat rechthebbende zolang de hersteloperatie loopt op ieder moment opnieuw contact op kan nemen en het college elk half jaar contact opneemt tot 24 maanden na beëindiging. Wanneer een mogelijk gedupeerde ouder in de tussentijd als niet gedupeerd wordt aangemerkt, wordt de nazorg binnen 30 dagen beëindigd en vindt waar nodig een warme overdracht plaats naar het reguliere kader.

Artikel 6. Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag nadat ze gepubliceerd zijn.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als de Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen gemeente Lansingerland.

Met een vriendelijke groet,

burgemeester en wethouders van Lansingerland

Mickel Beckers

Gemeentesecretaris

drs. Pieter van de Stadt

Burgemeester

Toelichting

In de periode tussen 2004 en 2019 heeft de Belastingdienst in voorkomende gevallen niet juist gehandeld bij de uitvoering van de Kinderopvangtoeslag. Ouders moesten daardoor onterecht veel geld terugbetalen en kwamen in grote problemen. Ouders die benadeeld zijn met kinderopvangtoeslag hebben recht op herstel.

 

In deze beleidsregels leggen we uit hoe een nieuwe start in het kader van herstel na de toeslagenaffaire wordt geïnterpreteerd, welke uitgangspunten wij daarbij hanteren en op welke wijze wij afwegen of, en zo ja welke, voorzieningen worden ingezet. Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de landelijke wet- en regelgeving en een verankering van de bestaande praktijk bij gemeenten. Het vastleggen van beleid bevordert de uniformiteit van het gemeentelijk handelen. Bovendien draagt het bij aan de transparantie bij de uitvoering en de rechtszekerheid voor ouders, kinderen en nabestaanden.

 

Het vergoeden van geleden schade of gemiste kansen in het verleden, is onderdeel van het financieel herstel, zoals belegd bij de UHT, en niet van de brede ondersteuning.

 

Bij het bepalen welke voorzieningen worden ingezet voor de betrokkene, wordt onderscheid gemaakt tussen wens en noodzaak. De inzet van voorziening(en) en/of middelen moet redelijkerwijs nodig zijn om het gestelde doel te bereiken. Wordt het doel niet bereikt als het middel of de voorziening niet wordt ingezet, dan wordt vervolgens redelijkerwijs bekeken naar de meest adequate manier om dit doel te bereiken.

 

Echter, als toepassing van het beleid voor een belanghebbende wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen zou hebben, kan het bestuursorgaan besluiten om niet overeenkomstig het beleid te handelen. Het beleid is dus sterk richtinggevend voor in individuele gevallen te nemen besluiten, maar niet allesbepalend. Een en ander volgt uit het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81 e.v. van de Awb).

Naar boven