Subsidieregeling Lokale Aanpak Isolatie gemeente Súdwest-Fryslân

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân

 

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân

 

besluit:

 

vast te stellen de Subsidieregeling Lokale Aanpak Isolatie gemeente Súdwest-Fryslân

 

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening 2020 gemeente Súdwest-Fryslân;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân

  • c.

    eigenaar-bewoner: eigenaar en bewoner van een woning, die als zodanig is ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente Súdwest-Fryslân en de woning als hoofdverblijf heeft;

  • d.

    energielabel: energielabel voor gebouwen conform NTA8800, opgesteld door een vakbekwaam EnergiePrestatie-adviseur of het door de rijksoverheid verstrekte voorlopige energielabel;

  • e.

    slecht geïsoleerde bouwdelen: bouwdelen die niet voldoen aan de isolatie-eisen in Bijlage 2 van deze regeling;

  • f.

    slecht geïsoleerde woning: woning met energielabel D, E, F of G of een vergelijkbare energetische staat;

  • g.

    woning: bestaand onroerend goed, die dient als zelfstandige woonruimte en als zodanig bewoond wordt;

  • h.

    WOZ-waarde: waarde van de woning, op een vaste waarde peildatum, zoals bedoeld in de Wet Waardering Onroerende Zaken.

 

Artikel 2 Doel van de regeling

Het verbeteren van de isolatiegraad van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners met (een verhoogd risico op) energiearmoede. Het verbeteren van de isolatiegraad draagt bij aan de ambitie om in 2030 8000 woningen aardgasvrij(ready) te maken.

 

Artikel 3 Subsidiabele maatregelen

Het college kan eenmalig per woning een subsidie verlenen aan een eigenaar-bewoner, voor het zelfstandig uitvoeren of het laten uitvoeren van:

  • a.

    isolerende maatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1;

  • b.

    een energiezuinige ventilatiemaatregel, indien de aanvrager ook subsidie ontvangt als bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    andere maatregelen dan bedoeld in onderdeel a, indien deze naar het oordeel van het college aantoonbaar bijdragen aan de doelstelling in artikel 2.

 

Artikel 4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend in de periode van 1 mei 2024 tot en met 31 augustus 2026.

 

Artikel 5 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag wordt ingediend:

    • a.

      bij Duurzaam Bouwloket, met gebruik van het daarvoor bestemde aanvraagformulier op de website www.duurzaambouwloket.nl; of

    • b.

      schriftelijk bij de gemeente, met gebruik van het door het college ter beschikking gestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    Een aanvraag gaat vergezeld van de in het aanvraagformulier aangegeven bescheiden.

 

Artikel 6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is eigenaar-bewoner;

  • b.

    de aanvraag heeft betrekking op een slecht geïsoleerde woning óf een woning met minimaal twee slecht geïsoleerde bouwdelen;

  • c.

    de woning heeft een WOZ-waarde van niet meer dan € 295.000 op peildatum 1 januari 2022.

  • d.

    de maatregelen waarvoor een aanvraag wordt gedaan richten zich op het verbeteren van de bestaande thermische schil en voldoen aan de criteria in Bijlage 1;

  • e.

    de maatregelen waarvoor een aanvraag wordt gedaan zijn niet in strijd met bestaande wet- en regelgeving, waaronder de Omgevingswet;

  • f.

    de woning is gelegen in de gemeente Súdwest-Fryslân.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 9 van de Asv, wordt subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag naar het oordeel van het college niet of onvoldoende voldoet aan de doelstelling in artikel 2 of één of meerdere van de toetsingscriteria in artikel 6;

  • b.

    voor de woning op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling;

  • c.

    de maatregelen gericht zijn op uitbreiding;

  • d.

    de maatregelen zijn uitgevoerd voordat de aanvraag is ontvangen;

  • e.

    de maatregelen naar het oordeel van het college praktisch onuitvoerbaar zijn.

 

 

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor subsidie in aanmerking alle kosten die rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de subsidiabele maatregelen in artikel 3.

 

Artikel 9 Niet-subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen:

  • a.

    kosten ten behoeve van het opstellen van de aanvraag;

  • b.

    kosten ten behoeve van een technisch woningadvies;

  • c.

    kosten ten behoeve van een ecologisch onderzoek;

  • d.

    kosten die uit anderen hoofde worden gesubsidieerd;

  • e.

    verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • f.

    afschrijvingskosten;

  • g.

    kosten voor eigen arbeid.

 

Artikel 10 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor deze subsidieregeling bedraagt € 3.668.640,00.

 

Artikel 11 Verdeelsystematiek

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 1.800,00 per aanvraag.

  • 2.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

 

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uit te voeren;

    • b.

      onverminderd onderdeel a, de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk op 31 december 2026 uitgevoerd te hebben;

    • c.

      originele facturen en andere bewijsstukken ten minste 5 jaren te bewaren na vaststelling van de subsidie;

    • d.

      medewerking te verlenen aan steekproefsgewijze controles, al dan niet ter plaatse, door of vanwege het college tot maximaal 6 maanden na definitieve vaststelling.

  • 2.

    De termijn in het eerste lid, onderdeel a, kan op verzoek van de subsidieontvanger eenmaal verlengd worden, indien deze aantoont dat de gesubsidieerde activiteit niet binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd kan worden. Het college kan de termijn niet verlengen tot een datum na 31 december 2026.

 

Artikel 13 Verlening en vaststelling

  • 1.

    Het college verleent, in afwijking van artikel 13, lid 3, van de ASV, geen voorschot.

  • 2.

    De subsidieaanvrager dient het verzoek tot vaststelling in nadat de activiteiten zijn afgerond.

  • 3.

    Na ontvangst van het verzoek tot vaststelling stelt het college de subsidie vast aan de hand van de aangeleverde bewijsstukken op de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten.

 

Artikel 14 Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen acht weken na uitvoering van de gesubsidieerde maatregelen een verzoek tot vaststelling in.

  • 2.

    Het verzoek tot vaststelling bevat in ieder geval de facturen en betaalbewijzen van de uitgevoerde maatregelen.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger de maatregelen als bedoeld in artikel 3 zelf heeft uitgevoerd, bevat het verzoek tot vaststelling aankoopbewijzen van de gebruikte materialen en beeldmateriaal van de uitgevoerde maatregelen, voorzien van een datum.

 

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    De subsidieregeling vervalt per 1 januari 2027. Het college kan de subsidieregeling voortijdig intrekken als het subsidieplafond op een eerdere datum is bereikt.

 

Artikel 16 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Lokale Aanpak Isolatie gemeente Súdwest-Fryslân.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 11 juni 2024,

mr. drs. J.A. de Vries, burgemeester

drs. E.K. Strijker, gemeentesecretaris

Bijlage 1 Energiebesparende maatregelen eigenaar-bewoner

 

Type

Maatregel

Criterium

1

dakisolatie dan wel zolder- of vlieringvloerisolatie, waarbij:

  • ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van het bestaande dak in de bestaande thermische schil dan wel, indien de zolder of vliering onverwarmd is, van ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande zolder- of vlieringvloer, wordt geïsoleerd;

  • het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en

  • het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

2

gevelisolatie, waarbij:

  • ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van de binnen- of buitengevel van de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd; en

  • het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft.

3

glas-, kozijnpaneel- of deurisolatie in de bestaande thermische schil door het vervangen van ten minste 8 vierkante meter van de oppervlakte, of raamoppervlakte indien een maatregel is aangebracht na 31 december 2022, van:

  • glas, kozijnpanelen of deuren door HR++ glas, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,5 W/m2K; of

  • glas, kozijnpanelen of deuren door triple-glas, in combinatie met een nieuw isolerend kozijn met een Uf-waarde van ten hoogste 1,5 W/ m2K, eventueel in combinatie met nieuwe isolerende kozijnpanelen of nieuwe isolerende deuren met een Ud-waarde van ten hoogste 1,0 W/m2K.

4

spouwmuurisolatie, waarbij:

  • ten minste 10 vierkante meter van de oppervlakte van bestaande spouwmuren in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

  • het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 1,1 m2K/W heeft; en

  • het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

5

vloer- dan wel bodemisolatie, waarbij:

  • ten minste 20 vierkante meter van de oppervlakte van de bestaande vloer of de bestaande bodem in de bestaande thermische schil wordt geïsoleerd;

  • het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m2K/W heeft; en

  • het aanbrengen van lokaal gespoten PIR of PUR gebeurt met HFK-vrije blaasmiddelen.

 

Bijlage 2 Isolatie-eisen bouwdelen

 

Type

Bouwdeel

Aanpakken bij

Indicatie dikte of Rc of U-waarde

1

Hellend/plat dak

Bij geen, slechte en matige isolatie.

Minder dan 9cm aanwezig / een Rc ≤ 2,0

2

Zolder-/ vliering

Wanneer er geen zolder-/ vlieringvloerisolatie aanwezig is (als alternatief voor dakisolatie, alleen toe te passen bij een onverwarmde zolder en gesloten vlieringluik of gesloten toegangsdeur).

Rc ≤ 0,5

 

3

Gevel

Wanneer er geen spouwmuurisolatie, voorzetwand of buitengevelisolatie aanwezig is.

Rc ≤ 1,1

4

Vloer-/bodem

Wanneer er geen of slechte vloer- en bodemisolatie aanwezig is.

Minder dan 5 cm aanwezig, Rc ≤ 1,3

5

Glas

Bij enkel glas, oud dubbelglas en HR glas. Vanaf het jaar 2000 staat het type glas vaak ook vermeld op het metaal tussen de glaslagen. HR+, HR++, triple-glas en vacuümglas is beglazing die wel voldoet.

Ug waarde ≥ 1,6

 

Bron: toelichting bij Artikel 1 uit de regeling, Staatscourant 2023, nummer 3877, pagina 29-30

Naar boven