Beleidskader Cameratoezicht Nissewaard

De burgemeester van de gemeente Nissewaard;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat:

  • De burgemeester op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening Nissewaard in het belang van de handhaving van de openbare orde de bevoegdheid heeft om cameratoezicht in te zetten;

  • Het wenselijk is dat de burgemeester het beleidskader cameratoezicht vaststelt;

besluit vast te stellen:

 

Beleidskader Cameratoezicht Nissewaard

Artikel 1  

Het beleidskader cameratoezicht, zoals opgenomen in de bijlage, wordt vastgesteld.

Artikel 2  

Het beleidskader treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld op 4 juli 2024

De burgemeester van Nissewaard,

Mr. F. van Oosten

Beleidsregels cameratoezicht

 

Inleiding

Sinds 2001 is in Spijkenisse cameratoezicht aanwezig. Met enkele camera’s is toen begonnen in het centrum van Spijkenisse. Nu jaren verder zijn er meer camera’s bij gekomen en is de techniek verbeterd. De burgemeester kan dit middel inzetten voor de handhaving van de openbare orde. Op grond van art 151c gemeentewet en art 2.77 van de gemeentelijke Algemeen Plaatselijke Verordening worden de camera’s geplaatst.

 

Door de wetgever wordt cameratoezicht gezien als laatste redmiddel (ultimum remedium) bij verstoringen van de openbare orde. Dat dit een middel is als aanvulling op bestaande maatregelen (sluitstuk). De impact op de privacy van omwonenden, inwoners en bezoekers door het inzetten van camera’s is immers groot. De toenemende inzet van camera’s vraagt ook richtlijnen; hoe, wanneer en op welke wijze wordt overgegaan tot gebruik van camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde.

 

Met dit beleidskader wordt ingegaan op het toepassen van het cameratoezicht, welke feitelijk een vertaling is van hetgeen in artikel 151c van de Gemeentewet is opgenomen. Daarnaast hebben de burgemeesters in het Regionaal Veiligheidsoverleg van de Politie Eenheid Rotterdam van 3 april 2023, het “Regionaal beleidskader cameratoezicht” vastgesteld.

 

Leeswijzer

Deze beleidslijn start met de voorwaarden van de inzet van het cameratoezicht. Daarna volgt de procedure voor de inzet en de wijze van evaluatie van de camera’s. Voor de inzet van mobiel (flexibel) tijdelijk cameratoezicht volgt een korte paragraaf. Uiteindelijk wordt afgesloten met een toelichting op het waarborgen van de privacy.

 

Aanvullend volgt nog algemene informatie vanuit het regionale kader over het cameratoezicht. Dit geeft achtergrond informatie, ook over het wettelijk kader.

 

Voorwaarden voor inzet cameratoezicht

In het belang van het handhaven van de openbare orde is op grond van artikel 151c Gemeentewet en artikel 2:77 APV de bevoegdheid aan de burgemeester verleend, in afstemming met de lokale driehoek, om het instrument cameratoezicht in te kunnen zetten op openbare plaatsen. Voor het inzetten van cameratoezicht gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De inzet van het cameratoezicht is in het belang van de handhaving van de openbare orde;

  • 2.

    Noodzakelijkheid: de inzet van het cameratoezicht voldoet aan de beginselen van subsidiariteit (a) en proportionaliteit (b);

  • 3.

    De inzet van het cameratoezicht geldt voor een afgebakende periode en voor een (beperkt) openbaar gebied welke door middel van een aanwijzingsbesluit openbaar bekend is gemaakt;

  • 4.

    De inzet wordt na afloop geëvalueerd en de gemeenteraad wordt hierover geïnformeerd;

  • 5.

    De aanwezigheid van de camera’s is kenbaar (via bebording) voor iedereen die de desbetreffende openbare ruimte of plaats betreedt;

  • 6.

    De beelden mogen maximaal 4 weken worden opgeslagen (conform art 151c Gemeentewet).

Ad 1. Handhaving van de openbare orde

De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een openbaar gebied waarin zich regelmatig onveilige situaties of met enige regelmaat wanordelijkheden of verstoringen van de openbare orde voordoen en waar eerdere maatregelen niet het gewenste effect hebben gehad (bijvoorbeeld overlastsituaties). Op basis van advies van de politie moet duidelijk worden in hoeverre dit van toepassing is en of cameratoezicht een geschikt middel is (technische haalbaarheid).

 

Ad 2a. Subsidiariteit

Aangezien cameratoezicht het sluitstuk van de veiligheidsaanpak is, moet er worden aangetoond dat minder vergaande maatregelen niet voldoende gebleken zijn om de openbare orde te handhaven. De inzet van camera’s staat dus niet op zichzelf, maar gebeurt altijd in combinatie met andere maatregelen. Neemt niet weg dat er situaties kunnen zijn die vragen om direct handelen en die inzet vereisen.

 

Ad 2b. Proportionaliteit

Daarnaast mag de inbreuk die cameratoezicht eventueel op de privacy van betrokkenen pleegt niet onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel, namelijk het handhaven van de openbare orde. Dit houdt in dat bij iedere aanwijzing en plaatsing nauwkeurig zal moeten worden afgewogen of deze hieraan voldoet. Het gebied waarbinnen het cameratoezicht plaatsvindt mag niet groter zijn dan noodzakelijk wordt geacht. In uitzonderlijke gevallen weegt de ernst van de verstoring van de openbare orde zwaarder.

 

Ad 3. Veiligheidsanalyse

In de veiligheidsanalyse van de politie, welke een onderdeel is van de inzet van het cameratoezicht, wordt het aan te wijzen gebied benoemd en getoetst aan de hierboven genoemde beginselen. Na positieve besluitvorming in de driehoek wordt het cameragebied opgenomen in het vigerende aanwijzingsbesluit. Dit aanwijzingsbesluit wordt voor drie jaar vastgesteld en wordt geactualiseerd na het uitvoeren van de evaluatie voor alle cameragebieden.

 

Ad 4. Evaluatie

Ieder cameragebied wordt driejaarlijks geëvalueerd en hierbij wordt beoordeeld of cameratoezicht in het desbetreffende gebied nog noodzakelijk is. Om hierbij tot een volledig beeld te komen, worden er voor deze evaluatie adviezen gevraagd bij politie (wijkagent), toezicht & handhaving (BOA’s), en eventuele andere belangrijke partners zoals openbaar vervoersmaatschappijen. In de evaluatie wordt met name beoordeeld of de doelstelling(en) voor de invoering nog steeds van toepassing zijn of dat er camera’s weggehaald of verplaatst kunnen worden.

 

Naast de hiervoor genoemde adviezen, wordt in de analyse gebruik gemaakt van de waarnemingen van de operators van Stadsbeheer Rotterdam op Kleinpolderplein waarmee een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) is afgesloten.

 

Ad 5. Kenbaarheid

De inzet van cameratoezicht vereist dat het op een duidelijke wijze kenbaar wordt gemaakt aan inwoners en bezoekers binnen het cameratoezichtsgebied. Dit wordt door middel van borden aan de randen van het cameragebied kenbaar worden gemaakt, voor zover dat praktisch haalbaar is. Het plaatsen van borden bij de inzet van een mobiele camera – welke doorgaans een korte periode wordt ingezet – is niet mogelijk gelet op de flexibele en tijdelijke inzet. Wel worden op de mobiele camera stickers geplakt met cameratoezicht erop. Tevens een verwijzing naar het privacyprotocol van de gemeente. Het aanwijzingsbesluit cameratoezicht wordt gepubliceerd en bekend gemaakt, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

 

Ad 6. Bewaartermijn beelden

In de regio Rotterdam worden de beelden maximaal 14 dagen bewaard.

 

Procedure inzet cameratoezicht

De procedure om een cameragebied aan te wijzen en dus cameratoezicht in te zetten, begint met een verzoek van de politie met een veiligheidsanalyse als basis. Hierin wordt de situatie van het aan te wijzen gebied geschetst en worden in elk geval de volgende onderdelen opgenomen:

  • Probleembeschrijving en analyse;

  • Maatregelen die reeds ingezet worden;

  • Incidentenbeeld;

  • Noodzaak;

  • Doel;

  • Omvang van het cameragebied;

  • Duur en evaluatie;

Het verzoek komt binnen bij het Team Openbare Orde & Veiligheid van de gemeente Nissewaard. Dit verzoek wordt op grond van de hierboven genoemde onderdelen gecontroleerd. Na de beoordeling van de aanvraag wordt deze besproken met het basisteam politie. Tijdens dit overleg wordt de subsidiariteit en proportionaliteit getoetst alvorens het wordt voorgelegd aan de Driehoek. Hierin vindt de definitieve besluitvorming plaats en wordt het aanwijzingsbesluit vastgesteld. In- of toestemming van de officier van justitie is geen wettelijke eis. De bevoegdheid ligt bij de burgemeester.

 

Daarna volgt de publicatie van het besluit in het gemeenteblad. Direct omwonenden worden via een bewonersbrief geïnformeerd over het besluit. Naast deze publicatie worden in de directe omgeving borden geplaatst om te voldoen aan de kenbaarheid.

 

Evaluatie

Zoals aangegeven, is een van de voorwaarden van cameratoezicht dat er periodiek geëvalueerd wordt. Hiervoor zijn geen vaste regels voor opgesteld door de wetgever en is het aan het lokale bestuur daar invulling aan te geven. Gelet op de tijdsinvestering voor het evalueren van het cameratoezicht is een periode van drie jaar voldoende. Bij het evalueren van het cameratoezicht moeten de volgende punten aan de orde komen:

  • Wat is de doelstelling van het cameratoezicht?

  • Is deze doelstelling nog aan de orde?

  • Is de inzet van het instrument nog noodzakelijk?

  • Hoe kan de veiligheidssituatie in het gebied getypeerd worden?

  • Aangegeven moet worden wat voor soort cameragebied het betreft (bijvoorbeeld veel druk op de openbare orde door uitgaansconcentratie, winkelcentrum, metrostation etc.).

  • Er dient aangegeven te worden of het aanwijzen van het cameragebied een positief effect heeft gehad op de veiligheid.

  • In kaart brengen wat de gevolgen zijn bij het verwijderen van cameratoezicht.

  • Acties naar aanleiding van cameratoezicht: wat heeft het uitkijken van de beelden uiteindelijk opgeleverd.

Mobiel cameratoezicht

De inzet van mobiel cameratoezicht kan plaatsvinden op grond van twee verschillende grondslagen, namelijk:

  • 1.

    Op basis van art. 151c Gemeentewet;

  • 2.

    Op basis van art. 3 Politiewet.

Toepassing mobiel cameratoezicht artikel 151c Gemeentewet

Per 1 juli 2016 mag de burgemeester mobiel cameratoezicht inzetten om de openbare orde te handhaven. Binnen de gemeente Nissewaard wordt voor het inzetten van mobiel cameratoezicht gebruik gemaakt van Mobiele Camera Units (MCU). Dit zijn autonome units die vandalismeproof zijn en voor langere tijd zonder vaste stroomvoorziening kunnen worden ingezet.

 

Voor de inzet van mobiel cameratoezicht wijst de burgemeester op grond van artikel 151c Gemeentewet een gebied aan waarbinnen mobiele camera’s kunnen worden geplaatst of verplaatst. Dat gebied mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Verder gelden dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd onder het kopje ‘voorwaarden voor inzet.’ Hieronder een paar voorbeelden waarin mobiel cameratoezicht krachtens art. 151c Gemeentewet kan worden ingezet:

  • a.

    In een periode voorafgaand aan het plaatsen van ‘vast’ langdurig cameratoezicht;

  • b.

    In een gebied waar de problematiek niet enkel op één locatie is, maar zich verplaatst;

  • c.

    In situaties waarin een tijdelijke inzet naar verwachting kan volstaan.

Toepassing artikel 3 Politiewet

Naast inzet op grond van art. 151c Gemeentewet, kunnen gemeentelijke mobiele camera’s kortstondig door de politie worden ingezet op basis van art. 3 Politiewet ter handhaving van de rechtsorde. Het kan dan gaan om onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard, bijvoorbeeld bij explosies, bij evenementen of demonstraties. Dit is toegestaan zolang het niet stelselmatig plaatsvindt en ter handhaving van de openbare orde noodzakelijk is (proportioneel en subsidiair) en slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert.

 

De voorwaarden van het inzetten van een mobiele camera zijn als volgt:

  • Enkel inzetbaar bij onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard;

  • Inzet vindt plaats nadat het formulier, zoals afgesproken met het politie basisteam, volledig is ingevuld met de reden van de inzet, plaats, straat en duur van de inzet;

  • Veelal kortstondige inzet (in beginsel 3 t/m 14 dagen, met een mogelijkheid tot verlenging) en kan binnen 24 uur te plaatsen zijn;

  • Beelden worden of centraal uitgekeken in het uitkijkcentrum of decentraal bij de meldkamer op het politiebureau te Spijkenisse.

Incidentgericht mobiel cameratoezicht

Tijdelijk mobiel cameratoezicht wordt voornamelijk ingezet bij plotselinge verstoringen (incidenten) van de openbare orde. Te denken valt aan explosies of beschieting bij een pand. De burgemeester kan, voor de handhaving van de openbare orde of ter voorkomen van (ernstige) verstoring van de openbare orde, besluiten een mobiele camera op grond van art. 151c Gemeentewet tijdelijk te plaatsen. Hoewel feitelijk het inzetten van een mobiele camera op grond van art. 3 Politiewet sneller is – dit vraagt immers minder administratie – kan de burgemeester alsnog op eigen bevoegdheid een camera plaatsen. Hiervoor dient wel een aanwijzingsbesluit gepubliceerd te worden in het Gemeenteblad. Wel dient er sprake te zijn van een situatie waarbij het plaatsen van een mobiele camera de inbreuk op de privacy op dat moment voldoende rechtvaardigt.

 

Privacy

Bij de inzet van (flexibel) cameratoezicht wordt de rechtmatigheid, de proportionaliteit en de subsidiariteit van dit instrument uitvoerig getoetst om te waarborgen dat er ongeoorloofde inbreuk op de privacy van betrokkenen kan worden gepleegd. Bij de totstandkoming van wetgeving met betrekking tot cameratoezicht en bij de aanvulling met flexibele camera’s is hier uitgebreid bij stilgestaan. De gemeente Nissewaard past dan ook de bovenvermelde kaders toe bij de inzet van dit instrument. Door borden te plaatsen, bewonersbrieven te versturen en aanwijzingsbesluiten te publiceren, worden betrokkenen geïnformeerd over dit instrument.

 

Met de privacy van betrokkenen wordt dan ook zeer zorgvuldig omgegaan. Er zijn passende technische en organisatorische maatregelen genomen om de privacy te waarborgen. De camerabeelden worden uitgekeken door een selecte groep van gespecialiseerde medewerkers van de gemeente Rotterdam, afdeling Stadsbeheer. Daarnaast is gewaarborgd dat de camera’s niet in niet-toegestane ruimten (huiskamers/tuinen) registreren (blurring/blindmasking). Dit gebeurt onder regie van de politie in het uitkijkcentrum op het Kleinpolderplein van de gemeente Rotterdam, waarvoor toegangsautorisatie vereist is. Tevens is er een verwerkersovereenkomst. Conform de Gemeentewet wordt uitgekeken ter handhaving van de openbare orde. Enkel politiemedewerkers kunnen ten behoeve van opsporingszaken bij de opgeslagen camerabeelden.

 

Bijlage: Regionaal Beleidskader Cameratoezicht

 

Algemene informatie

Steeds meer gemeenten voelen zich genoodzaakt om gebruik te maken van het instrument cameratoezicht in de openbare ruimte, oftewel publiek cameratoezicht. Doordat dit instrument een forse inbreuk is op de privacy, kan cameratoezicht alleen worden ingezet als ultimum remedium wanneer andere ingezette maatregelen niet voldoende blijken te zijn voor het beoogde doel. Bij cameratoezicht is er altijd een hoog risico voor de verwerking van camerabeelden en daarom dient vooraf altijd een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (hierna GEB) te worden opgesteld.

 

Voor de verwerking van de gemaakte camerabeelden is de Korpschef van de Nationale politie verantwoordelijk. Dit betekent ook dat de politie verantwoordelijk is voor de GEB.

 

Publiek cameratoezicht kan worden ingezet met als doel de handhaving van de openbare orde (artikel 151c Gemeentewet) of met als doel de handhaving van de rechtsorde (artikel 3 Politiewet). In Nissewaard vinden beide vormen van cameratoezicht plaats; de vaste camera’s voor langere duur op grond van 151c Gemeentewet en mobiele camera’s op grond van artikel 3 Politiewet, hoofdzakelijk voor kortere duur. De burgemeester kan daarnaast ten alle tijden, in afstemming met de politie, een mobiele camera plaatsen. Dit dient via openbare bekendmaking gepubliceerd te worden in het gemeenteblad.

 

Cameratoezicht 151c Gemeentewet

Publiek cameratoezicht is als sluitstuk van een veiligheidsaanpak een belangrijk instrument om:

  • 1.

    de inbreuk op de openbare orde te voorkomen of in te dammen;

  • 2.

    het bij te dragen aan de verbetering van het woon- en leefklimaat.

De burgemeester kan publiek cameratoezicht inzetten op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en dit verankeren binnen de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de eigen gemeente, vastgesteld door de gemeenteraad:

  • De burgemeester neemt de beslissing over de inzet van publiek cameratoezicht.

  • Na overleg met de officier van justitie bepaalt de burgemeester het feitelijk cameragebruik en het uitkijken van deze beelden.

  • De burgemeester zal zorgdragen dat het voor eenieder duidelijk is dat diegene een gebied met cameratoezicht betreedt.

  • Wanneer het beoogde doel is bereikt, is er geen noodzaak meer en zal het besluit worden ingetrokken.

De camerabeelden worden verwerkt op grond van artikel 8 Wet politiegegevens (hierna Wpg). Zoals eerder vermeld is de politie verwerkingsverantwoordelijk. De camerabeelden mogen maximaal 4 weken worden opgeslagen. Daarna worden de beelden vernietigd. Wel kunnen deze camerabeelden verder worden verwerkt in het kader van opsporing van strafbare feiten, bijvoorbeeld bij een strafrechtelijk onderzoek of als er aangifte wordt gedaan.

 

Cameratoezicht artikel 3 Politiewet

Naast de inzet op grond van art. 151c Gemeentewet, kunnen camera’s afkomstig van gemeente en/of politie kortstondig door de politie worden ingezet op basis van art. 3 van de Politiewet ter handhaving van de rechtsorde.

 

Het kan dan gaan om onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard zoals bijvoorbeeld bij een risicowedstrijd in het betaald voetbal of bij evenementen of demonstraties. Dit is toegestaan zolang het kortdurend (dus niet stelselmatig) plaatsvindt en ter handhaving van de rechtsorde (dit is inclusief openbare orde) noodzakelijk is (proportioneel en subsidiair) en slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert.

 

De randvoorwaarden van de toepassing van cameratoezicht krachtens de Politiewet zijn:

  • ◼︎

    Enkel inzetbaar bij onvoorziene ordeverstoringen of (de vrees voor) ordeverstoringen van tijdelijke aard;

  • ◼︎

    Veelal kortstondige inzet (in beginsel 3 t/m 14 dagen, met een mogelijkheid tot verlenging) en kan binnen 24 uur te plaatsen zijn;

  • ◼︎

    Er moet een veiligheidsanalyse aan ten grondslag liggen, waarin de noodzaak van de inzet beargumenteerd moet worden;

  • ◼︎

    De politie toetst op proportionaliteit en subsidiariteit en past het gebruik op grond van art. 3 Politiewet toe.

Afhankelijk van het doel worden de camerabeelden verwerkt op grond van artikel 8 Wpg of artikel 9 Wpg. Zoals eerder vermeld is de politie verwerkingsverantwoordelijk. De termijn om camerabeelden te verwerken is bepaald in de Wpg.

 

Vormen van cameratoezicht

Tegenwoordig worden op diverse plaatsen camera’s geplaatst. Dit gebeurt door overheid, ondernemers en inwoners. Deze camera’s zijn onder te verdelen in drie categorieën. Daarbij is de doelbinding waarom deze camera is geplaatst en waarop de camera is gericht van groot belang. Het gaat om de volgende categorieën:

  • 1.

    Publiek cameratoezicht

  • 2.

    Privaat cameratoezicht

  • 3.

    Combinatie publiek en privaat cameratoezicht

Bij alle vormen van cameratoezicht is er een stelregel. Deze stelregel luidt dat het cameratoezicht in verhouding moet staan tot de ernst van de situatie en niet door andere minder ingrijpende, maatregelen kan worden vervangen (proportionaliteit en subsidiariteit).

 

1. Publiek cameratoezicht

Het betreft toezicht met behulp van camera’s door de overheid. Het voornaamste doel is het waarborgen van de veiligheid in de openbare ruimte. Vaak gaat het om toezicht in de binnensteden en uitgaansgebieden. Als er voldoende aanleiding toe is, wordt cameratoezicht ingezet in woonwijken, stationsgebieden en andere openbare plaatsen. De grondslag van publiek cameratoezicht is artikel 151c van de Gemeentewet of artikel 3 van de Politiewet. Zoals eerder vermeld dient voor het verwerken van camerabeelden altijd een DPIA te worden opgesteld.

 

2. Privaat cameratoezicht

Bij privaat cameratoezicht zetten ondernemers en inwoners het cameratoezicht in om goederen en/of personen te beveiligen. Zo plaatst een supermarkt camera’s in haar pand om diefstal tegen te gaan en worden ook woningen door camera’s beveiligd. Deze vorm van toezicht is privaat cameratoezicht en mag niet plaatsvinden in het publiek domein. De verwerking van eventuele camerabeelden vindt plaats onder artikel 6, lid 1 onder d van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna AVG).

 

Voor het verwerken van de camerabeelden moet er bij privaat cameratoezicht onderscheid worden gemaakt in privé (huishoudelijk) en zakelijk (professioneel) gebruik:

  • Bij privégebruik valt cameratoezicht niet onder de AVG en hoeft vooraf geen DPIA te worden uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de camera deurbellen.

  • Bij zakelijk gebruik valt cameratoezicht wel onder de AVG en moet vooraf wel een DPIA worden uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de camera van een vervoersbedrijf of van bedrijven waarbij een persoon als klant binnen kan lopen.

Bij privaat cameratoezicht is het de eigenaar die de beelden beheert en uit kan bekijken. De gemeente heeft geen rol.

 

3. Combinatie publiek en privaat cameratoezicht

In de praktijk komt het voor dat er een combinatie is ontstaan van publiek en privaat cameratoezicht. Denk hierbij aan cameratoezicht op bedrijventerreinen en in winkelcentra die beveiligd worden met camera’s die het initiatief zijn van zowel publieke als private partijen. Bij deze vorm van cameratoezicht wordt niet alleen het eigen terrein, maar doorgaans ook de openbare ruimte (zoals de openbare weg en de toegangsweg) gefilmd. Dat gebeurt niet alleen vanuit het oogpunt van het handhaven van de openbare orde, maar ook vanuit het oogpunt van het beveiligen van personen en goederen die zich op het terrein bevinden.

 

Deze vermenging roept vaak praktijkvragen op. Van belang is om het doel van cameratoezicht scherp te krijgen. De wetgever heeft duidelijk een onderscheid gemaakt in wet- en regelgeving voor het publiek cameratoezicht en voor privaat cameratoezicht. Dit vereist veel verschil in uitvoering en uitwerking.

 

Wanneer de locatie een openbaar karakter heeft, valt dit onder de wet- en regelgeving van publiek cameratoezicht. Indien de locatie een gesloten karakter heeft, gaat het om beveiligen van personen en eigendommen (zaakbeveiliging) en valt dit onder privaat cameratoezicht. Bij privaat cameratoezicht kan het zijn dat de camera’s die gericht staan op het doel (zaakbeveiliging) ook een klein stukje openbare ruimte opnemen, zoals sprake is bij een bedrijventerrein. Dit mag alleen als dat onvermijdelijk is en mag dus geen doel op zichzelf zijn (zie de beleidsregels cameratoezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens1). Hierbij is natuurlijk ook sprake van een gedeeld belang en moeten afspraken gemaakt worden over de gegevensverwerking.

 

Indien dit nodig is (bijvoorbeeld bij een melding) bestaat de mogelijkheid dat camerabeelden worden overgezet naar de politie, zodat deze direct kan meekijken (Live View). Gezien de complexiteit wordt aangeraden om vooraf informatie in te winnen bij onder andere de privacyfunctionaris van de politie.

 

Vast en flexibel publiek cameratoezicht

Publiek cameratoezicht is te verdelen onder vast en flexibel cameratoezicht.

 

Bij vast cameratoezicht op grond van artikel 151c van de Gemeentewet gaat het om camera’s vooraf bepaalde tijd en voor langer duur op een specifieke plek worden aangebracht. Daarnaast is vaak een compleet netwerk aan vast cameratoezicht gekoppeld.

 

Op 1 juli 2016 heeft een wetwijzing van artikel 151c van de Gemeentewet plaatsgevonden. De burgemeester mag, binnen het wettelijke kader, flexibel cameratoezicht inzetten om de openbare orde te handhaven.

 

Bij flexibele camera’s gaat het om camera’s die in een aangewezen gebied wisselend worden ingezet. Vaak worden hier mobiele camera’s gebruikt. Voor inzet van flexibel cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet wijst de burgemeester een gebied aan waarbinnen flexibel cameratoezicht kan worden geplaatst of verplaatst. Dat gebied mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde. Denk hierbij aan een gebied waar de problematiek zich niet uitsluitend op één locatie voordoet, maar zich verplaatst.

 

Voor vast en flexibel cameratoezicht kunnen diverse camera’s worden gebruikt. Met name bij camera’s die gemakkelijk te verplaatsen zijn, zal er maatwerk geleverd worden. Zo dienen beschikbare stroomvoorzieningen en de wijze waarop de verbinding met het gemeentelijk netwerk tot stand kan worden gebracht ter plaatse te worden onderzocht. Dataverwerking moet op elke plaats waar cameratoezicht wordt ingezet voldoende zijn afgeschermd.

 

Resumé: Wettelijk kader publiek cameratoezicht

Publiek cameratoezicht is gebaseerd op de wettelijke taak van de burgemeester om de openbare orde te handhaven. Hieronder volgt kort nogmaals de belangrijkste wet- en regelgeving, zoals in de vorige paragrafen is beschreven:

  • ◼︎

    Artikel 151c Gemeentewet: Dit biedt de gemeente een wettelijk kader voor het plaatsen van camera’s op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde. Via een verordening (gemeentelijke APV) kan de gemeenteraad deze bevoegdheid verlenen aan de burgemeester;

  • ◼︎

    Artikel 151c lid 3 Gemeentewet vereist dat het daadwerkelijk gebruik van de camera’s wordt besproken in het driehoeksoverleg (een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets). Dit loopt via de gebiedsadviseurs van het Openbaar Ministerie. Afhankelijk van de wensen kan fysiek of schriftelijk overleg plaatsvinden. In- of toestemming van de officier van justitie is geen wettelijke eis. De bevoegdheid ligt bij de burgemeester.

  • ◼︎

    Algemene Plaatselijke Verordening: De gemeenteraad verleent de burgemeester de bevoegdheid tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats (als bedoeld in Wet Openbare Manifestaties) en op andere openbare plaatsen.

  • ◼︎

    Het Aanwijzingsbesluit Cameratoezicht van de burgemeester, waarin de gebieden met cameratoezicht worden aangewezen. Dit aanwijzingsbesluit wordt gepubliceerd en belanghebbenden kunnen hiertegen bezwaar indienen.

  • ◼︎

    Wet op de politiegegevens: Op grond van artikel 151c Gemeentewet mogen camerabeelden, in het belang van de handhaving van de openbare orde, worden vastgelegd. Omdat de gegevensverwerking plaatsvindt in het kader van de uitoefening van de politietaak is de Wet politiegegevens op die verwerking van toepassing.

  • ◼︎

    Artikel 3 Politiewet: Bij evenementen, zoals Koningsdag, of bij plotselinge ernstige verstoringen van de openbare orde, kan op grond van de Politiewet cameratoezicht worden ingezet. Daarbij gaat het om zeer kortstondig en/of mobiel cameragebruik. De taakstellende bepaling hiervoor vloeit voort uit de in artikel 3 van deze wet vastgelegde hoofdtaken van de politie; het handhaven van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.

Naar boven