Gemeenteblad van Rhenen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rhenen | Gemeenteblad 2024, 312872 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rhenen | Gemeenteblad 2024, 312872 | beleidsregel |
Gemeente Rhenen - Nadere regels jeugdhulp gemeente Rhenen 2024
Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp
In dit hoofdstuk worden de verschillende vormen van jeugdhulp toegelicht. Hierbij geldt de richtlijn dat de oplossing eerst wordt gezocht in de categorie ‘andere voorzieningen’, vervolgens in algemene (voorliggende) voorzieningen en als laatste optie een individuele voorziening.
Een andere voorziening is een voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. Deze zijn niet specifiek genoemd in hoofdstuk 2 van de verordening, maar zijn wel essentieel in het onderzoek. Hieronder staan de belangrijkste andere voorzieningen.
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, zowel bij gezondheid als ziekte. Zij moeten zorgen voor opvoeding van hun kinderen, het geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Bij uitval van één van de ouders, moet de ander ouder de zorg voor de kinderen over nemen. Hierbij moeten zij zelf naar oplossingen voor problemen in de zorg zoeken. Zorgverlof, mantelzorg of andere voorzieningen als kinderopvang en BSO(+), kunnen een oplossing bieden. In kortdurende situaties verwachten we van ouders dat zij hun kind alle persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleegkundige handelingen geven. Bij een langdurige situatie (periode van minimaal 6 aaneengesloten maanden) valt alleen de gebruikelijke persoonlijke verzorging en begeleiding onder gebruikelijke hulp.
Ouderlijke zorgplicht bij scheiding
Bij scheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moeten we onderzoeken naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder. Dit doen we door te kijken naar de vastgelegde afspraken tussen de ex-partners. Als deze afspraken er niet zijn, dienen deze eerst door ouders gemaakt te worden ten behoeve van het verdere onderzoek. Mocht uit het onderzoek blijken dat de niet thuiswonende ouder en diens netwerk ook geen oplossing kunnen bieden, kan er een indicatie (voor opvang) nodig zijn.
Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende uitgevallen ouder zijn, kan er dan een indicatie voor opvang nodig zijn. Als de niet-verzorgende ouder de zorgplicht niet nakomt, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.
Het sociaal netwerk is het netwerk uit iemands sociale omgeving waar iemand op kan terugvallen. Zorg vanuit het sociaal netwerk is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving.
Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte en duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg gebeurt op basis van vrijwilligheid.
Mantelzorg is niet afdwingbaar, waardoor voor de zorg die de mantelzorger biedt ook aanspraak op grond van de Jeugdwet en Wmo 2015 kan bestaan. Dit is het geval wanneer de mantelzorger de zorg (tijdelijk) niet meer kan verlenen.
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp, zorg of begeleiding die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar te bieden. Gebruikelijke hulp is afdwingbaar en valt niet onder de Jeugdwet. In principe spreken we van gebruikelijke hulp bij een leefeenheid die gemeenschappelijk een woning bewoont.
Gebruikelijke hulp heeft, anders dan mantelzorg, een verplichtend karakter en hierbij maken we geen onderscheid op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden/lange werkweken, studie of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. De aanwezigheid van gebruikelijke hulp betekent dan ook dat er geen reden is om voor dat deel van de ondersteuning individuele voorziening toe te kennen. Redenen als “niet gewend zijn om” of geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten” leiden niet tot aanspraak op hulp.
De omvang en de inhoud van de gebruikelijke hulp is afhankelijk van de leefeenheid van de cliënt. Hoe intiemer een relatie binnen de leefeenheid, hoe meer hulp verwacht mag worden. We onderzoeken dus de mogelijkheden en beperkingen van de betreffende personen.
Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp moeten we altijd kijken of partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten deze hulp ook daadwerkelijk kunnen leveren.
Als er sprake is van een verplichte afwezigheid gedurende enkele aaneengesloten dagen (Richtlijn is 7 etmalen. Jurisprudentie is genuanceerder en gaat hier niet per definitie van uit. De CRvB noemtdat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in hetverlenen van deze zorg. Hierbij moet altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht worden. In de periodevan afwezigheid is de huisgenoot niet in staat gebruikelijke hulp te leveren. In de berekening van de omvangvan de hulp moet deze huisgenoot niet worden meegerekend.), kan dit een reden zijn af te zien van toepassing van gebruikelijke hulp en de toekenning van een individuele voorziening. Hierbij kan men denken aan internationale vrachtwagenchauffeurs, beroepsmilitairen door uitzendingen en scheepvaart. Als de verzorgende huisgenoot overbelast dreigt te worden, houden we hier rekening mee. We bieden in deze gevallen maatwerk en houden rekening met de ontwikkelingsfase van kinderen.
Algemene uitzonderingen gebruikelijke hulp
Bij (dreigende) overbelasting van huisgenoten verwachten we geen gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. We geven in deze situatie in eerste instantie enkel een kortdurende indicatie af. Hierbij geldt:
Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.
Er is een uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2019:2362) van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat stelt dat we onder bepaalde omstandigheden niet-gebruikelijke hulp van ouders en/of het netwerk kunnen verwachten en dus onder 'eigen kracht' of draagkracht van ouders/het netwerk kan vallen. Om dat vast te stellen moeten we onderzoeken of er sprake is van voldoende eigen kracht van ouders. Uit de uitspraak van de CRvB volgt dat de volgende factoren in ieder geval van belang zijn:
Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de ouder(s) en/of het netwerk de benodigde hulp kan/kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, kunnen we concluderen dat er sprake is van voldoende eigen kracht. Voor de vraag of dat zo is, beantwoorden we de volgende vragen:
Als alle relevante factoren en belangen gewogen zijn en dit tot de conclusie leidt dat ouders de noodzakelijke hulp kunnen bieden, is sprake van voldoende eigen kracht en hoeven we geen jeugdhulp toe te wijzen.
Daarnaast doen we een redelijkheidstoets: wat mogen we in redelijkheid verwachten van de ouders en hun netwerk in de betreffende situatie? Dit gaat verder dan de vraag of de geboden ondersteuning als normaal of gangbaar gezien kan worden. Dit is altijd een afweging van de jeugdteammedewerker in overleg met de aanvrager en is maatwerk.
De beoordeling of hulp gebruikelijk is, hangt mede af van de leeftijd van het kind. De meeste kinderen vanaf 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. Ook bij andere ADL-activiteiten (algemene dagelijkse levensverrichting) heeft het ene kind meer en/of langer sturing en begeleiding nodig dan het andere. Als een kind van 10 jaar nog toezicht nodig heeft bij bijvoorbeeld het tandenpoetsen, is het gebruikelijk dat de ouder dit toezicht biedt.
Voorbeelden van gebruikelijke hulp
Van ouders verwachten we dat zij hun kind:
Het uitgangspunt bij het beoordelen van de noodzaak voor ondersteuning bij niet-gebruikelijke zorgtaken is dat deze kunnen worden gecompenseerd als blijkt dat deze taken niet alleen structureel van aard zijn, maar ook bijdragen aan overbelasting van diegene die de niet-gebruikelijke zorgtaken uitvoert. Om overbelasting te beoordelen brengen we het volgende in kaart:
Als er sprake is van (dreigende) overbelasting, moeten betrokkene ter onderbouwing daarvan (medische) gegevens aanleveren. Als een herindicatie wordt aangevraagd, wordt gekeken of en welke (aantoonbare) inspanningen zijn gedaan om de eerder vastgestelde overbelasting terug te dringen. Ook hier houden we bij de toekenning rekening mee.
Om vast te stellen of een zorgtaak al dan niet niet-gebruikelijk is, baseren we op de richtlijnen die het ministerie heeft opgesteld over gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel bij verschillende leeftijden ( Deze richtlijnen staan in CIZ Indicatiewijzer ‘Richtlijnen voor gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen meteen normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind in relatie tot AWBZ-zorg’. ):
Bij een normaal ontwikkelingsprofiel worden jeugdigen vanaf het 18e levensjaar in staat geacht
zelfstandig te kunnen wonen, al dan niet met begeleiding en een steunend netwerk.
Algemene voorzieningen zijn diensten of activiteiten die, zonder uitgebreid voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk zijn en die gericht zijn op opgroeien en opvoeden. Van een algemene voorziening spreken we als de jeugdige en/of diens ouders er vrij gebruik van kan maken en er geen besluit van het college voor nodig is. De cliënt komt niet in aanmerking voor een individuele voorziening als er een algemene voorziening is die:
Wanneer de algemene voorziening niet voldoet, kunnen we een individuele voorziening overwegen.
We onderscheiden ten minste de volgende categorieën van algemene voorzieningen :
2.3. Individuele voorzieningen
Een individuele voorziening is een op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening van de Jeugdwet. Deze jeugdhulp zetten we in om ernstige opvoed-, opgroei- of ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en zijn omgeving te voorkomen of verminderen. Er zijn binnen de jeugdwet verschillende vormen van ondersteuning beschikbaar. Hiervoor geldt de procedure uit hoofdstuk 3.2 van de verordening. We stelden voor een aantal individuele voorzieningen een aanvullend/afwijkend afwegingskader op. Hieronder staan enkele voorbeelden.
Let op: deze voorbeelden zijn niet uitputtend.
Voor de inzet van Ernstige Dyslexie (ED) zorg geldt een toelatingsprocedure die is afgestemd met onderwijs en gecontracteerde zorgaanbieders. ED-zorg is alleen mogelijk, indien de jeugdige aan de volgende eisen voldoet:
De leerling wordt met toestemming van ouders door de school aangemeld bij de poortwachter dyslexie. De poortwachter doet onderzoek naar:
De poortwachter stelt vast of een leerling aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor diagnostiek van Ernstige Dyslexie. Na een positieve screening volgt een verwijzing voor diagnostiek naar een gecontracteerde zorgaanbieder. De backoffice stemt met ouders af welke gecontracteerde zorgaanbieder zij willen voor de ED zorg voor hun kind. De beschikking wordt dan door de backoffice in orde gemaakt en naar ouders verstuurd.
Hierbij geldt de stelregel: ‘Nee, tenzij…’. We gaan uit van eigen kracht en zelfredzaamheid van de jeugdige en ouders. Onderstaande tekst dient vanuit dit perspectief gelezen te worden.
Een individuele voorziening voor vervoer kan enkel toegekend worden aan een jeugdige die beschikt over een individuele voorziening voor jeugdhulp. Hierbij gelden de volgende aanvullende criteria:
Als aan al de bovenstaande criteria is voldaan, dient onderstaand stappenplan gevolgd te worden.
Het college stelt de noodzaak voor vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden vast in onderstaande volgorde:
De jeugdige/ouders/netwerk worden financieel gecompenseerd voor het vervoer.
Voor gebruik van de eigen auto geldt een kilometervergoeding gelijk aan de maximale belastingvrije kilometervergoeding die de belastingdienst hanteert (De maximale belastingvrije kilometervergoeding vind je hier “U gaat met eigen vervoer naar uw werk”(belastingdienst.nl)
Op grond van jurisprudentie over leerlingenvervoer mag een inspanning gevraagd worden van ouders van circa 4,5 uur per dag. Dat ouders naar hun werk moeten, is dus geen reden om vervoer toe te kennen. Het college bepaalt zelf de leeftijd waarop jeugdigen zelfstandig kunnen reizen met het openbaar vervoer. Gebruikelijke norm is de leeftijd van 12 jaar.
De nadere regels Jeugdhulp gemeente Rhenen 2024 (hierna te noemen nadere regels) zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Rhenen 2022 (hierna te noemen verordening).De nadere regels zijn een uitwerking van de verordening Jeugdhulp en de Jeugdwet. De Jeugdwet legt de nadruk op de eigen kracht, zelfredzaamheid en samenredzaamheid.
Om opvoed- opgroei- of ontwikkelingsproblematiek te voorkomen óf op te lossen vindt bij elke cliënt een onderzoek plaats naar de persoonskenmerken en die van het gezinssysteem, de behoeften en de voorkeuren van de cliënt. Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van personen uit het eigen netwerk óf door gebruik te maken van algemene voorzieningen, tot een (gedeeltelijke) oplossing te komen. Ieder individu is anders en per cliënt kijken we naar de goedkoopst adequate oplossing.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 2 juli
2024.
de gemeentesecretaris de burgemeester
P. Bonthuis C. van Rhee-Oud Ammerveld
Om te kunnen bepalen of vervoer noodzakelijk is, moet onderzocht worden wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Het gaat hierbij om noodzaak en niet om de meest wenselijke situatie.
Op grond van de situatie van de jeugdige wordt gekeken naar de meest passende en goedkoopste adequate voorziening. Deze afweging maak je volgens onderstaande volgorde. In het kader van de eigen kracht en normaliseren, wordt gestuurd op optie 1 en 2. Optie 3 en 4 kunnen als uitzonderingen worden ingezet.
Optie 1: Jeugdige gaat zelfstandig (eventueel met begeleiding uit het netwerk) te voet, te fiets of met het openbaar vervoer naar de jeugdhulpaanbieder.
Ga eerst na of de jeugdige zelf naar de jeugdhulpaanbieder kan reizen. Dit kan te voet, met de fiets of het OV. Houd er bij het kiezen voor een jeugdhulpaanbieder rekening mee dat deze zich op loop- of fietsafstand van de jeugdige bevindt en wat de OV-mogelijkheden zijn.
Optie 2: Ouders / netwerk dragen zorg voor het vervoer.
Wanneer het de jeugdige niet lukt om zelfstandig (met eventueel begeleiding uit het netwerk) naar de jeugdhulpaanbieder te reizen, verwachten we dat ouders/het netwerk het vervoer regelen. Het vervoer van en naar een jeugdhulpaanbieder is altijd de verantwoordelijkheid van ouders.
Optie 3: De jeugdige / ouders / netwerk worden financieel gecompenseerd voor het vervoer. Er is vastgesteld dat de jeugdige/ouders/het netwerk het vervoer kunnen organiseren, maar dat de noodzakelijke financiële middelen hiervoor ontbreken. Hiervoor gebruiken we niet meer de rekentool ‘Bovengebruikelijke zorg bij vervoer’. We hanteren nu voor het bepalen van een financiële compensatie voor vervoer de volgende richtlijn:
De toegangsprofessional brengt in kaart wat de kosten van het vervoer zijn. Op grond van de situatie van de jeugdige wordt de meest passende en goedkoopst adequate voorziening toegekend.
Optie 3.1: vergoeding kosten openbaar vervoer
Als er sprake is van al deze voorwaarden, dan is een tegemoetkoming in de kosten voor openbaar vervoer mogelijk. De tegemoetkoming wordt gefinancierd vanuit een financiële tegemoetkoming of PGB.
Optie 3.2: kilometervergoeding
Als de ouders of iemand uit het sociale netwerk wel voor vervoer kan zorgen, maar de financiële middelen hiervoor zijn niet toereikend, dan is een kilometervergoeding mogelijk. De kilometervergoeding wordt gefinancierd vanuit een financiële tegemoetkoming of PGB
Optie 4: De jeugdige ontvangt taxivervoer
Als de bovenstaande stappen zijn doorlopen en deze oplossingen zijn niet toereikend of passend gebleken, dan kan er gebruikt worden gemaakt van een vervoersvoorziening in de vorm van taxivervoer met een gecontracteerde vervoerder.
Afwegingskader voor vervoer jeugd
Vervoer is in eerste instantie altijd de verantwoordelijkheid van ouder(s)/verzorger(s).
Om te kunnen bepalen of vervoer noodzakelijk is, moet onderzocht worden wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn. Het gaat hierbij echt om noodzaak en niet om een wenselijke situatie. We houden rekening met de afstand tussen het woonadres en de jeugdhulpaanbieder. Op grond van de situatie van de jeugdige en ouders wordt gekeken naar de meest passende en goedkoopste adequate voorziening.
Het jeugdvervoer is ingericht op collectief vervoer. Dit houdt in dat men zoveel mogelijk ritten probeert te combineren om zo de kosten te drukken en capaciteit te sparen. Een jeugdige zal maximaal met zeven andere jeugdigen vervoerd worden. In de praktijk ligt dit aantal een stuk lager. Er wordt wel eens aangegeven dat een jeugdige individueel vervoerd moet worden. Hier wordt verschillend mee omgegaan. We willen dat hier kritischer naar gekeken wordt, ook in verband met de huidige capaciteiten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-312872.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.