Gemeenschappelijke regeling Avri

De gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Buren, Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd,

 

Overwegende dat

  • -

    de gemeenteraden in Regio Rivierenland eind 2014 in meerderheid hebben ingestemd met het voorstel “Verbetering samenwerking in Regio Rivierenland”;

     

  • -

    een voorstel om te komen tot een splitsing van ‘beleid’ en uitvoering’ daarvan onderdeel vormde;

     

  • -

    op 1 juli 2022 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd

Gelet op

 

Hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

 

Besluiten

 

De navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

 

Gemeenschappelijke regeling Avri

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling en de krachtens deze regeling vastgestelde verordeningen en reglementen wordt verstaan onder:

  • a.

    Avri: het openbaar lichaam Avri, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • b.

    betrokken gemeenten: de gemeenten Buren, Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel;

  • c.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten;

  • d.

    desintegratiekosten: alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de Avri, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de vermindering van taakuitvoering;

  • e.

    frictiekosten: alle incidentele kosten te maken door Avri die het directe gevolg van de beslissing tot vermindering van taakuitvoering van een deelnemer;

  • f.

    raden: de gemeenteraden van de betrokken gemeenten;

  • g.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Avri;

Artikel 2: Belang

Deze gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter behartiging van de afvalverwijdering en afvalverwerking, het beheer van de openbare ruimte en toezicht en handhaving ten behoeve van de betrokken gemeenten.

Artikel 3: Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam ingesteld, genaamd Avri.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Geldermalsen, gemeente West Betuwe.

Hoofdstuk 2: Inrichting en samenstelling Bestuur

§ 2.1 Algemene bepalingen

Artikel 4: Bestuur

Het bestuur van Avri bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

§ 2.2 Algemeen bestuur

Artikel 5: Samenstelling algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit acht leden.

  • 2.

    De raden wijzen ieder één lid van het algemeen bestuur aan. De raden kunnen daarbij aanwijzen een lid van de raad, de voorzitter van de raad of een wethouder.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van Avri aangesteld of daaraan ondergeschikt.

    Artikel 4 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt indien het lid niet langer raadslid, voorzitter van de raad of wethouder is van de gemeente van de raad die hem heeft aangewezen.

  • 5.

    De raden wijzen voor ieder lid tevens een plaatsvervangend lid aan. Het tweede, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: Stemverhoudingen

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2.

    Het algemeen bestuur besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen.

Artikel 7: Reglement van orde

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 8: Vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo vaak als het daartoe besloten heeft.

  • 2.

    Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vierde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgaaf van redenen, daarom verzoekt.

  • 3.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. De oproeping geschiedt ten minste acht weken voor de vergadering, behoudens spoedeisende gevallen.

  • 4.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 8a Zienswijze op besluiten van het algemeen bestuur

  • 1.

    Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen wordt voorafgaand aan de volgende besluiten van het algemeen bestuur binnen een termijn van acht weken een zienswijze gevraagd aan de raden van de betrokken gemeenten:

    • a.

      de kadernota, bedoeld in artikel 27, eerste lid;

    • b.

      het vaststellen of wijzigen van de participatieverordening, bedoeld in artikel 8b, en

    • c.

      alle besluiten die een aanzienlijk politiek of financieel belang hebben.

Artikel 8b Participatie van ingezetenen en belanghebbenden

Het algemeen bestuur stelt in een participatieverordening vast ten aanzien van welke besluiten ingezetenen van de betrokken gemeenten en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering door Avri betrokken worden bij de totstandkoming, uitvoering en evaluatie van het beleid op grond van deze regeling en de wijze waarop de participatie plaats vindt. Het algemeen bestuur kan in de verordening bepalen dat een andere procedure dan bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gevolgd.

Artikel 9: Quorum

  • 1.

    De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 10: Immuniteit

De leden van het bestuur van het openbaar lichaam en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overlegd.

Artikel 11: Vergaderorde

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 12: Belangenverstrengeling

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht neemt een lid van het algemeen bestuur niet deel aan een stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

Artikel 13: Stemming

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 9, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 9, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 14: Openbaarheid vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vierde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 2.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

     

§ 2.3 Dagelijks bestuur

Artikel 15: Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen leden.

  • 2.

    Beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt tevens het einde van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich.

  • 3.

    De artikelen 52 tot en met 54, 56 en 58 tot en met 59a van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de raden vooraf een zienswijze wordt gevraagd

     

§ 2.4 Voorzitter

Artikel 16: Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 3.

    Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de raden vooraf een zienswijze wordt gevraagd.

     

§ 2.5 Commissies en deelnemingen

Artikel 17: Advies- en Bestuurscommissie

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan een commissie als bedoeld in artikel 24, eerste lid, of artikel 25, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen instellen.

  • 2.

    Op voorstel van de raden gezamenlijk stelt het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 24a van de Wet gemeenschappelijke regelingen een gemeenschappelijke adviescommissie in.

Artikel 18: Oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtsvormen

Het algemeen bestuur kan besluiten tot het oprichten van of deelnemen in een besloten of naamloze vennootschap, een stichting, een vereniging, coöperatie of een onderlinge waarborgmaatschappij, onverminderd het bepaalde in artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 19: Treffen gemeenschappelijke regeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen afzonderlijk of te zamen, ieder voor zover zij voor Avri bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van Avri.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en de voorzitter gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van het algemeen bestuur. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 3.

    Het voorstel tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling wordt ten minste acht weken voordat het algemeen bestuur besluit over het treffen, dan wel over de toestemming als bedoeld in het tweede lid, aan de raden gestuurd. De raden kunnen bij het algemeen bestuur hun wensen en bedenkingen naar voren brengen.

  • 4.

    Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.

Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden

Artikel 20: Taken

  • 1.

    Het bestuur van Avri is in ieder geval belast met de uitvoering van de volgende taken:

    • a.

      zorg te dragen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.21 van de Wet milieubeheer;

    • b.

      zorg te dragen voor de inzameling van grove huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.22 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      zorg te dragen voor de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval als bedoeld in artikel 10.21, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

    • d.

      het inzamelen van bedrijfsafval, en

    • e.

      het verwerken of doen verwerken van ingezamelde afvalstoffen.

  • 2.

    De raden en colleges kunnen additionele taken aan Avri opdragen, voor zover deze binnen het belang van de regeling vallen. De additionele taken worden nader uitgewerkt in een dienstverleningsovereenkomst tussen Avri en de betreffende betrokken gemeente. De dienstverleningsovereenkomst regelt de financiële bijdrage van de betreffende betrokken gemeente, die kostendekkend moet zijn voor de uitvoering van de additionele taak.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur houdt een register bij van de taken die overeenkomstig het tweede lid zijn opgedragen.

Artikel 21: Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van Avri wordt overgedragen:

    • a.

      de bevoegdheid de afvalstoffenheffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, te heffen;

    • b.

      de bevoegdheid om reinigingsrechten, bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, te heffen;

    • c.

      het vaststellen van de verordeningen bedoeld in artikel 10.23 en 15.33 van de Wet milieubeheer, en

    • d.

      de uitvoering van de verordeningen bedoeld onder a. tot en met c., waaronder ook de bevoegdheid ambtenaren aan te wijzen voor het heffen en invorderen van de onder a en b bedoelde belastingen en rechten.

  • 2.

    De raden of colleges kunnen bij afzonderlijk delegatiebesluit additionele bevoegdheden overdragen aan het algemeen bestuur, voor zover deze bevoegdheden binnen het belang van de regeling vallen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur houdt een register bij van de bevoegdheden die overeenkomstig het tweede lid zijn overgedragen.

Artikel 22: Algemeen bestuur

  • 1.

    Alle bevoegdheden die niet bij wet of bij de regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend, komen toe aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is ieder geval bevoegd ten aanzien van de in artikel 21, eerste lid, onder a. tot en met c. genoemde bevoegdheden.

Artikel 23: Overdracht aan dagelijks bestuur

Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 24: Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van Avri te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van Avri;

    • d.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • f.

      te besluiten namens Avri, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist, en

    • g.

      Ten aanzien van de in artikel 21, eerste lid, onder d. genoemde bevoegdheden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 3.

    De aanwijzing van ambtenaren als bedoeld in artikel 231 van de Gemeentewet voor de heffing van de belastingen bedoeld in artikel 21, eerste lid onder a. en b. Artikel 232, vierde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25: Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter vertegenwoordigt Avri in en buiten rechte.

  • 2.

    De voorzitter kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Hoofdstuk 4: Financiën

Artikel 26: Algemeen

  • 1.

    De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover de Wet gemeenschappelijke regelingen of deze regeling daarvan niet afwijkt.

  • 3.

    In de begroting wordt de raming van de verschuldigde bijdrage van elke betrokken gemeente opgenomen, met inachtneming van de bijdrageverordening, bedoeld in het vierde lid. In de jaarrekening wordt de werkelijk verschuldigde bijdrage van elke betrokken gemeente opgenomen, met inachtneming van de bijdrageverordening, bedoeld in het vierde lid.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast waarin de systematiek voor de kostenverdeelsleutel is opgenomen. De bijdrageverordening wordt in afwijking van artikel 6, tweede lid, met twee derde meerderheid vastgesteld, gewijzigd of ingetrokken.

  • 5.

    De betrokken gemeenten dragen er steeds zorg voor dat Avri te allen tijden over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.

  • 6.

    De betrokken gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober telkens een vierde gedeelte van de gemeentelijke bijdrage voor dat betreffende kalenderjaar.

Artikel 27: Kadernota en begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 december van het tweede jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting voor 15 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, toe aan de raden.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 7.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten van Gelderland hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 9.

    Het tweede, vierde, vijfde en zevende lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, behoudens die wijzigingen die niet tot een verhoging van de gemeentelijke bijdragen leiden. Het achtste lid is van toepassing op besluit tot wijziging van de begroting, met dien verstande dat de wijziging niet voor 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient hoeft te worden ingezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 28: Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, de voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 2.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de voorlopige jaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de jaarrekening, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden ter vaststelling.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de jaarrekening aan de raden.

Hoofdstuk 5: Verantwoordingsrelaties

Artikel 29: Verantwoordelijkheid dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

Artikel 30: Verantwoordelijkheid voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    De voorzitter geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    De voorzitter geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan besluiten de voorzitter ontslag te verlenen, indien de voorzitter het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 31: Verantwoordelijkheid algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van Avri.

  • 2.

    Het algemeen bestuur geeft de raden mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van een van die raden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    Het bestuur verstrekt onverminderd het bepaalde in lid 2 ongevraagd aan de raden door toezending alle relevante inlichtingen en informatie en de inlichtingen en informatie die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid. Het algemeen bestuur legt in een informatieprotocol vast welke informatie dit betreft en op welke wijze de betreffende informatie wordt gedeeld.

  • 4.

    De raden kunnen gezamenlijk op voorstel van een van hen een onderzoek instellen naar het gevoerde bestuur en voor dat doeleinde een onderzoekscommissie instellen. De artikelen 155g en 155h van de Gemeentewet zijn van toepassing. Een en ander onverminderd de bevoegdheid van de rekenkamers van de deelnemers op grond van artikel 184 Gemeentewet.

Artikel 32: Verantwoordelijkheid leden algemeen bestuur

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad die dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad die dit lid heeft aangewezen, de door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.

  • 3.

    Een raad kan besluiten een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit.

Artikel 33: Platformbijeenkomsten en regionale initiatieven

  • 1.

    Bij de oproeping tot de vergadering van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 8, derde lid, roept de voorzitter tevens alle raadsleden op voor één platformbijeenkomst die plaatsvindt niet eerder dan twee weken na de oproeping en niet later dan twee weken voor de vergadering van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De platformbijeenkomst staat open voor alle raadsleden van de betrokken gemeenten, alsmede voor eventuele leden van raadscommissies, bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Wethouders en burgemeesters van de betrokken gemeenten kunnen aan de beraadslagingen van de platformbijeenkomst deelnemen. Personen die wensen deel te nemen, melden zich hiertoe aan bij de voorzitter, of een hiertoe door de voorzitter gemachtigde.

  • 3.

    De platformbijeenkomst heeft tot doel de raadsleden met elkaar in gesprek te brengen over de voorstellen op de agenda van het algemeen bestuur, om zo de wensen en bedenkingen van de verschillende raden te betrekken bij de besluitvorming in het algemeen bestuur.

  • 4.

    Geen platformbijeenkomst hoeft te worden belegd, indien niet ten minste raadsleden van vier betrokken gemeenten zich hebben aangemeld voor deelname aan de platformbijeenkomst. Aanmelding geschiedt ten minste vierentwintig uur voor de start van de platformbijeenkomst.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing bij spoedeisende gevallen, als bedoeld in artikel 8, derde lid.

  • 6.

    Ten behoeve van de inbreng van leden van de gemeenteraden van de deelnemers op voorbereiding van de besluitvorming van het bestuur, neemt AVRI indien van toepassing deel aan regionale initiatieven en instrumenten zoals raadsavonden, platformbijeenkomsten en informatieprotocol.

Hoofdstuk 6: Organisatie

Artikel 34: Directeur

  • 1.

    De organisatie van Avri staat onder leiding van een directeur.

  • 2.

    De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan een instructie vaststellen voor de directeur.

  • 4.

    De directeur staat, als secretaris, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies bij bij de uitoefening van hun taken.

  • 5.

    De directeur is aanwezig bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, en kan daar aan de beraadslagingen deelnemen.

Hoofdstuk 7: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 35: Duur en evaluatie

  • 1.

    De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

  • 2.

    Tenzij het algemeen bestuur anders besluit wordt deze regeling niet geëvalueerd.

  • 3.

    Het algemeen bestuur besluit in ieder geval tot evaluatie indien tenminste twee gemeenten daarom verzoeken, waarbij een maximum van één evaluatie per vier kalenderjaren wordt aangehouden.

Artikel 36: Toetreding

  • 1.

    Een gemeenteraad en een college van burgemeester en wethouders van een gemeente kunnen een verzoek tot toetreding richten aan het algemeen bestuur. De voorzitter zendt het verzoek onverwijld door aan de raden en colleges. Het algemeen bestuur kan zijn eigen advies omtrent de toetreding meezenden aan de raden en colleges.

  • 2.

    De toetreding van een gemeenteraad en college komt tot stand indien de raden en de colleges en de raad en het college van burgemeester en wethouders die wensen toe te treden met de toetreding hebben ingestemd.

  • 3.

    De toetreding treedt in werking op 1 januari van het kalenderjaar volgend op het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan vooraf voorwaarden verbinden aan de toetreding. Deze voorwaarden worden bekendgemaakt aan de raden en colleges en aan de raad en het college van burgemeester en wethouders die wensen toe te treden, alvorens zij tot besluitvorming in de zin van het tweede lid kunnen overgaan.

Artikel 37: Wijziging

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan een voorstel voor wijziging van de regeling aan de raden en de colleges zenden.

  • 2.

    Iedere gemeenteraad of college van burgemeester en wethouders van een betrokken gemeente kan een gemotiveerd verzoek tot wijziging aan het dagelijks bestuur zenden. Het dagelijks bestuur zendt het verzoek, voorzien van zijn advies, door aan de raden en de colleges.

  • 3.

    De regeling is gewijzigd indien de raden en de colleges van ten minste twee derde van de gemeenten met de wijziging instemmen, en deze raden en colleges ook ten minste twee derde van het gezamenlijk aantal inwoners van de betrokken gemeenten vertegenwoordigen.

  • 4.

    In het derde lid wordt verstaan onder het aantal inwoners van een gemeente: het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfer per 1 januari. Voor de vaststelling van het inwonertal geldt als peildatum 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van het besluit tot wijziging van de regeling.

Artikel 38: Uittreding

  • 1.

    Een raad en college kunnen uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van de betreffende raad en college.

  • 2.

    Uittreding kan plaatsvinden met in acht name van een opzegtermijn van tenminste twee jaren. Deze opzegtermijn vangt aan op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin tot uittreden besloten is.

  • 3.

    Een college zendt, nadat het college en raad het besluit tot uittreding hebben genomen, het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept-uittredingsplan.

  • 5.

    Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan bij unaniem besluit bepalen dat wordt afgeweken van de uittredingsregeling zoals vastgelegd in dit artikel en de artikelen 38a, 38b en 38c.

Artikel 38a Procedure voor vaststelling uittredingsplan

  • 1.

    Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 2.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke registeraccountant aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke registeraccountant komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke registeraccountant aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke registeraccountant aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval de vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.

  • 5.

    Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Voorafgaand aan de vaststelling van het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom wordt de uittredende deelnemer in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken voor vaststelling. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 7.

    In aanvulling op de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid, waarbij ook kosten berekend zijn om een afkoopsom van voorziene risico’s te bepalen, wordt een risico-opslag van 3% toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Artikel 38b Te vergoeden kosten

  • 1.

    De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2.

    Avri brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 38a, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 38a, achtste lid, anders is vastgelegd.

  • 3.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 4.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 5.

    Avri is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 38c Verplichtingen uittreder

  • 1.

    De uittredende partij is gehouden zich in te spannen om de formatie van Avri die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende partij overneemt van Avri wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van Avri die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Artikel 39: Opheffing

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan de raden en de colleges een voorstel doen tot opheffing van de regeling, al dan niet op verzoek van een van de raden of colleges.

  • 2.

    De regeling wordt opgeheven indien de raden en de colleges van ten minste twee derde van de gemeenten met de opheffing instemmen, en deze raden en colleges ook ten minste twee derde van het gezamenlijk aantal inwoners van de betrokken gemeenten vertegenwoordigen. Artikel 1 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Artikel 38, vierde en vijfde lid, artikel 38a, 38b en 38c zijn van overeenkomstige toepassing op het voorstel, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 8: Archief

Artikel 40: Zorg voor en beheer van archiefbescheiden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Avri, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan Avri gedelegeerde taken.

  • 3.

    De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemers gemandateerde taken berusten bij deze deelnemers.

Artikel 41: Overdracht van archiefbescheiden

  • 1.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden is aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland

  • 2.

    Nadat de in het eerste lid bedoelde archiefbescheiden zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, worden deze beheerd door de archivaris van het Regionaal Archief Rivierenland.

Artikel 42: Beheer archief

  • 1.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Bij opheffing van de regeling worden alle onder beheer van de directeur staande archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.

  • 3.

    De archivaris van het Regionaal Archief Rivierenland is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

Hoofdstuk 9: Slotbepalingen

Artikel 43: Inzending en bekendmaking

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, bedoeld in artikel 3, tweede lid, maakt de regeling in alle deelnemende gemeenten bekend in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad overeenkomstig artikel 26, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Avri draagt zorg voor opname in het door haar bij te houden register, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 44: Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking van de regeling.

Artikel 45: Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Avri.

Artikel 46: Overgangsbepalingen

  • 1.

    In afwijking van artikel 19 treedt het dagelijks bestuur van Avri toe tot de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Rivierenland voor de heffing en invordering van de belastingen, bedoeld in artikel 21, eerste en tweede lid.

  • 2.

    De verordeningen en regelingen, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van de Regio Rivierenland blijven van kracht tot dat het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van Avri besluit deze verordeningen in te trekken of te wijzigen.

     

Aldus vastgesteld door:

Gemeente Buren, besluit gemeenteraad 18 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 24 juni 2024.

Gemeente Culemborg, besluit gemeenteraad 27 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 2 juli 2024.

Gemeente Maasdriel, besluit gemeenteraad 13 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 24 juni 2024.

Gemeente Neder-Betuwe, besluit gemeenteraad 13 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 21 mei 2024.

Gemeente Tiel, besluit gemeenteraad 12 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 24 juni 2024.

Gemeente West Betuwe, besluit gemeenteraad 18 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 24 juni 2024.

Gemeente West Maas en Waal, besluit gemeenteraad 30 mei 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 30 mei 2024.

Gemeente Zaltbommel, besluit gemeenteraad 13 juni 2024, besluit college van burgemeester en wethouders 24 juni 2024.

Naar boven