Gemeenteblad van Leiden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2024, 311712 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leiden | Gemeenteblad 2024, 311712 | beleidsregel |
Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Leiden augustus 2024
Hoofstuk 1 Algemene bepalingen
Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand niet uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg (’s morgens) en de terugweg (’s middags). Indien de reisafstand op de heenweg onder de in de verordening gestelde grens ligt maar de reisafstand op de terugweg daarboven of omgekeerd, dan wordt een gedeeltelijke bekostiging verstrekt: alleen de heen- of alleen de terugreis.
Artikel 2. Tweede opstap- of afzetadres
Het college verstrekt alleen bekostiging van vervoer naar een ander adres dan de woning (bijvoorbeeld oppas of buitenschoolse opvang (BSO)) als aan de volgende criteria wordt voldaan:
Vervoer naar stage voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs wordt alleen bekostigd als de stage deel uitmaakt van het uitstroomprofiel arbeid of onderwijs. Hierbij wordt gekeken naar het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (PPO). Er vindt geen bekostiging plaats als de stage deel uitmaakt van dagbesteding.
Aan leerlingen die op grond van artikel 8 en 9 van de verordening recht hebben op een vervoersvoorziening, verstrekt het college op grond van artikel 4 van de verordening een voorziening om zelfstandig te leren reizen, als uit onderzoek van het college blijkt dat de leerling in staat is om dit te leren. Dit kan starten in groep 8 van het Speciaal Basisonderwijs.
Artikel 8. Voorwaarden en verantwoordelijkheden alternatieve voorzieningen
Eenmalige voorziening voor reizen of vervoer naar school Het college kan ouders in het aanvraagproces een aanbieding doen voor een eenmalige alternatieve voorziening voor reizen of vervoer naar school. Deze voorziening is bedoeld als alternatieve voorziening voor openbaar vervoer, eigen vervoer of aangepast vervoer. Hiermee wordt bedoeld bijvoorbeeld een bakfiets, elektrische rolstoel of elektrische fiets (voorzover niet vergoed door de WMO, Wlz of UWV).
Voor een leerling wordt een alternatieve voorziening in beginsel slechts eenmaal toegekend. Ouders die voor een of meer leerlingen een alternatieve voorziening hebben ontvangen, krijgen geen alternatieve voorziening voor een volgende leerling. Dit is anders als de ouders voldoende aantonen dat zij de toegekende voorzieningen niet kunnen inzetten voor het vervoer van de volgende leerling.
Hoofdstuk 3 Ernstige benadeling van het gezin
Artikel 11. Begeleiding onmogelijk / ernstige benadeling
Toelichting op de beleidsregels Leerlingenvervoer Leiden 2024
Het zelfredzaamheidstraject is een traject waarbij de leerling begeleiding krijgt bij het zelfstandig reizen met het Openbaar Vervoer. Dit traject wordt ingezet wanneer de docenten en de ouders de leerling geschikt hiervoor achten. Een leerling kan hiertoe niet gedwongen worden.
Het reizen met OV geldt vanaf groep 8 van het Speciaal Basisonderwijs tot het einde van het voortgezet speciaal onderwijs.
Artikel 8 Alternatieve voorzieningen
Bij een alternatieve voorziening kan gedacht worden aan een elektrische rolstoel, een driewielfiets een elektrische bakfiets of een elektrische fiets (indien niet vergoed door de WMO, Wlz of UWV). Uitgangspunt hierbij is, dat het de zelfredzaamheid van de leerling en/of het gezin bevordert en een besparing oplevert ten opzichte van het gewone vervoer. Daartoe is een tabel met gemiddelde kosten toegevoegd.
In de tabel hieronder wordt in de rechterkolom een indicatief bedrag gegeven voor de gemiddelde kosten die de gemeente doorgaans maakt voor een bepaalde voorziening. Het gaat om een bedrag per leerling per jaar.
Dit indicatieve bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal schooljaren waarop er naar verwachting voor de leerling aanspraak zou zijn op deze voorziening.
Het aldus berekende bedrag kan gebruikt worden om te bepalen of een alternatieve voorziening zoals een elektrische fiets, in dezelfde periode, meer of minder kost dan het vervoer dat anders zou worden toegekend.
Voorwaarden alternatieve voorzieningen
In het eerste lid is bepaald dat het college bepaalt op welke manier het de voorziening verstrekt. De verstrekking doet het college via een leasecontract van de gemeente met een aanbieder van voorzieningen. De ouders kunnen ook de voorziening aanschaffen, en de kosten vervolgens bij het college met het aanschafbewijs declareren. Ook is het mogelijk dat de ouders een voorziening uitzoeken en een offerte aanvragen die binnen het maximum valt. De gemeente betaalt vervolgens de offerte.
Het college keert deze voorziening alleen bij uitzondering toe, en uitsluitend nadat ouders aan het college voldoende hebben aangetoond dat alle andere vervoerwijzen (eventueel met uitzondering van aangepast vervoer) niet passend zijn. Daarbij geldt dat spelregels die specifiek zijn voor het product waaruit de voorziening bestaat (zoals bij de elektrische fiets de voorwaarden rondom accu en verzekering) bij de beschikking op maat kunnen worden vastgesteld.
Het eigendom van de voorziening en verzekering ligt ofwel bij de leasemaatschappij ofwel bij de ouders. Na aanschaf van de voorziening en verzekering hebben ouders niet de mogelijkheid om de voorziening in te leveren bij de gemeente.
In het geval de voorziening via een leasecontract wordt verstrekt, hebben de ouders niet de mogelijkheid om de lease van de voorziening en verzekering zelfstandig te beëindigen. Zij zijn immers niet betrokken bij het contract tussen de gemeente en de leasemaatschappij. Ouders dienen voor beeindiging van het leasecontract een verzoek in bij de gemeente. Of en wanneer de lease kan worden beëindigd en welke spelregels en voorwaarden hierbij gelden, hangt af van de overeenkomst tussen gemeente en leasemaatschappij.
Van belang is dat het gaat om een eenmalige voorziening. Dat betekent dat bij diefstal, verlies of beschadiging van de fiets er geen aanspraak is op een nieuwe of vervangende voorziening, ook niet tijdelijk ter overbrugging. De gemeente vergoedt ook niet de kosten van vervanging van accu’s, reparaties aan de voorziening, nieuwe onderdelen, of andere specifieke kosten, om welke reden dan ook.
In het derde lid is bepaald dat ouders verantwoordelijk zijn voor de eenmalige voorziening. Dat betekent dat ouders verantwoordelijk zijn voor alles wat bij de eenmalige voorziening hoort, zoals onder meer de stalling, het onderhoud, het tegen diefstal en beschadiging beschermen en verzekeren van fiets en accu en het mogelijk maken van opladen van de accu.
De meeste kinderen zitten een jaar in de taalklas en stromen daarna door naar een school in de wijk. Uitgangspunt bij het vervoer is in dit geval de fiets of het OV. Hierbij wordt rekening gehouden met diverse omstandigheden waarin het gezin verkeert. Omdat de leerling en zijn ouders waarschijnlijk nog niet zo lang in Nederland zijn, kan er niet zomaar van uitgegaan worden dat de leerling zelfstandig kan reizen per fiets of OV. Daarom kan de leerling de eerste 3 maanden onder begeleiding met het OV reizen. In aanvulling op dit uitgangspunt is taxivervoer in de eerste drie maanden mogelijk als overbrugging voor de periode waarin de leerling moet wennen aan de route per fiets of openbaar vervoer. In de tussentijd kan hij onder begeleiding leren fietsen of zelfstandig reizen met het OV. Het gezin moet worden doorverwezen naar het Sociaal wijkteam om te helpen met de aanvraag van verschillende voorzieningen, waar onder de aanschaf van een fiets. Na deze periode van drie maanden worden de fietskosten toegekend.
Als een plek op een school dichterbij beschikbaar komt vervalt de aanspraak op aangepast vervoer naar de verder weggelegen taalklas.
Artikel 10 Hoogbegaafde leerlingen
Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om vervoer te bekostigen naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. In principe kan een hoogbegaafd kind op elke school terecht en moet elke school een aangepast programma kunnen bieden. Alleen wanneer het tegendeel bewezen is door een deskundig specialist van het Samenwerkingsverband PPO of VO, kan een leerling voor bekostiging in aanmerking komen. Uitgangspunt is in dit geval de fiets of het OV. In aanvulling op dit uitgangspunt is taxivervoer in de eerste drie maanden mogelijk als overbrugging voor de periode waarin de leerling moet wennen aan de route per fiets of openbaar vervoer. Wanneer openbaar vervoer niet de aangewezen vervoersmogelijkheid is, wordt de leerling geacht op de fiets naar school te gaan. Wanneer de leerling nog niet kan fietsen, bestaat in de eerste drie maanden een aanspraak op vervoer per taxi. In deze periode van drie maanden kan de leerling leren fietsen. Na deze periode van drie maanden worden de fietskosten toegekend.
Artikel 11 Ernstige benadeling
Het artikel 19 lid c (Verordening) stelt hiervoor het criterium dat “door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.”
We noemen deze toekenningsgrond kortweg “ernstige benadeling.” De bewijslast ligt hier nadrukkelijk bij de ouder en niet iedere reden die een ouder aanvoert is geldig. Zo kunnen twee werkende ouders niet aanvoeren dat zij door hun werktijden beiden verhinderd worden om de leerling te begeleiden; deze ouders worden geacht hun leven inclusief hun werk anders in te richten.
Ernstige benadeling gaat over het vermogen van een gezin om vervoer te organiseren voor een kind. Daar spelen veel factoren bij, zoals het werk van een alleenstaande ouder, andere kinderen in het gezin, beperkingen van ouders of leerling, de reistijd voor de begeleidende ouder, beschikbare vervoermiddelen en meer. Deze factoren spelen in veel gezinnen en worden daarom hieronder nader uitgewerkt ten bate van een zorgvuldige en betrouwbare beoordeling van aanvragen.
“Ernstige benadeling” is niet de hardheidsclausule voor het leerlingenvervoer; daarvoor dienen de artikelen 20 en 21 van de verordening.
Als een leerling niet zelfstandig kan reizen maar wel onder begeleiding, wordt in beginsel openbaar vervoer met begeleiding bekostigd op basis van artikel 4 (Wet primair onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs). Ouders kunnen echter aanvoeren dat zij niet in staat zijn om de begeleiding te verzorgen en dat daarom toch aangepast vervoer nodig is.
Voorwaarden: Als dit voor de gemeente goedkoper is, kan het college het leerlingenvervoer toekennen ten bate van een ander kind in het gezin waarvoor geen leerlingenvervoer was aangevraagd, zodat de ouder(s) zelf het vervoer kunnen verzorgen voor de leerling voor wie het leerlingenvervoer was aangevraagd.
Artikel 15 Normafwijkend gedrag
Bij normafwijkend gedrag zal de volgende procedure worden gevolgd:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-311712.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.