Gemeenteblad van Westland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Westland | Gemeenteblad 2024, 310827 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Westland | Gemeenteblad 2024, 310827 | beleidsregel |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2024
De Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo). Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk. Daarna wordt gekeken of algemene voorzieningen hem in staat stellen om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren in de maatschappij. Indien deze oplossingen nog onvoldoende zijn, wordt gekeken of een maatwerkvoorziening verstrekt kan worden. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening ligt de nadruk op de te bereiken resultaten van de ingezette voorzieningen.
De wet, Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 en beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning Westland 2024 vormen een onlosmakelijk samenhangend geheel, waarbij de één voortborduurt op de ander en nader concretiseert. De wet staat boven de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 die op haar beurt boven de beleidsregels staat. De gemeentelijke Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 is een op gemeentelijk niveau vastgesteld algemeen verbindend voorschrift. Het is een wetgevende regeling op gemeentelijk niveau.
Ten behoeve van een logische opbouw en een goed begrip van het afwegingskader, valt er niet te ontkomen aan enige herhaling van bepalingen uit de wet en Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024. Formeel zijn deze herhalingen overbodig, omdat ze al in een 'hoger' document geregeld zijn, maar anders dreigen deze beleidsregels tot 'losse onleesbare brokken' uiteen te vallen.
De Wmo en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 regelen de bevoegdheden van de Raad en het college. De uitvoering van de wet zal echter in de regel door Wmo-consulenten, namens het college, worden gedaan (in mandaat).
De uitgangspunten van de Wmo zijn:
verplicht informatie verstrekken door de gemeente over de mogelijkheid om cliëntondersteuning in te zetten. De cliënt voorlichten over de mogelijkheid van het indienen van een persoonlijk plan, deze kan dan zelf met een plan komen ter ondersteuning van zijn hulpvraag en de oplossingen die hij beoogt;
In de afweging van de vraag hoe deelgenomen kan worden aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren in de maatschappij worden de volgende gebieden betrokken:
Een melding kan worden ingediend voor een ondersteuningsvraag. Er bestaan vaak meer mogelijkheden om een probleem op te lossen. Een maatwerkvoorziening is pas aan de orde als uit het onderzoek blijkt dat geen van de genoemde mogelijkheden tot voldoende resultaat leidt.
Eerst stimuleert de gemeente de inwoner zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. Daarvoor kijken de Wmo-consulent of de zorgregisseurs van het Sociaal kernteam naar de persoonskenmerken van de cliënt, zijn talenten en vaardigheden, zingeving, in combinatie met zijn directe omgeving.
De normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden.
De Wmo consulent hanteert het protocol gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) als richtlijn. Zie bijlage 2:CIZ indicatiewijzer versie 7.1, juli 2014, hoofdstuk 4 en hoofdstuk 7.
Een uitzondering op het gehanteerde protocol zijn jonge Westlandse mantelzorgers tot de leeftijd van 24 jaar. Zie bijlage 3.
Het sociale netwerk verwijst naar het netwerk van familie, buren en vrienden in de directe omgeving van de inwoner. De sociale omgeving is mogelijk bereid om (een deel van) de ondersteuning te bieden. Denk aan boodschappen doen of andere kleine klussen. Hieronder valt ook de mantelzorg. Deze vorm van ondersteuning gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Mantelzorg kan aanvullend zijn op vormen van professionele zorg.
De sociale omgeving is belangrijk voor de ondersteuning van de cliënt. Om de cliënt te ondersteunen kan de sociale omgeving een melding doen bij de gemeente ten behoeve van de cliënt. Daarnaast kan iemand uit de sociale omgeving, bijvoorbeeld de mantelzorger, aanwezig zijn bij het gesprek met de Wmo-consulent. Indien uit het gesprek blijkt dat de mantelzorger overbelast dreigt te raken kan overwogen worden om een maatwerkvoorziening toe te kennen aan de cliënt; daardoor wordt de mantelzorger ontlast.
Het inzetten van mensen die vrijwillige ondersteuning bieden, zonder dat hier een indicatie voor nodig is. De inwoner kan bijvoorbeeld bij een organisatie als Vitis Welzijn hulp vragen.
De verantwoordelijkheid van het college houdt op en ligt bij de Wet langdurige zorg (Wlz) voor inwoners waarvan is vastgesteld dat zij recht hebben op verblijf en daarmee samenhangende zorg ten laste van de Wlz of wanneer de verwachting is dat zij daar aanspraak op kunnen maken omdat ze zijn aangewezen op permanent toezicht of 24-uurszorg, als er sprake is van:
Voor cliënten die in geclusterde woonvormen wonen waar ze zelf de woonlasten betalen, blijven de vervoersmiddelen, rolstoelen en woonvoorzieningen (voorlopig) ongewijzigd onder de Wmo vallen.
Personen onder 18 jaar zijn aangewezen op de Jeugdwet of kunnen gebruik maken van arrangementen als gevolg van de Wet passend onderwijs. Voor woningaanpassingen en hulpmiddelen kunnen jeugdigen wel gebruik maken van de Wmo. De Participatiewet richt zich primair op de arbeidsparticipatie van mensen en de Wmo op de maatschappelijke ondersteuning van mensen. Gemeenten kunnen de Participatiewet en de Wmo in onderlinge samenhang toepassen.
Sociale wetgeving is voortdurend in beweging. Niet uitgesloten is dat bepaalde voorzieningen elders een grondslag vinden en wellicht zelfs bij een andere instantie. Als daarvan in een voorkomend geval sprake is wordt die voorziening vanuit die specifieke wetgeving als oplossing meegewogen.
1.2.3 Algemeen gebruikelijke voorziening
Soms kan een ondersteuningsvraag worden opgelost met een algemene of een algemeen gebruikelijke voorziening. Deze gaan voor op individuele maatwerkvoorzieningen (zie ook artikel 7 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024).
Het college moet wel onderzoeken of de gevraagde voorziening ook voor de persoon van de aanvrager, gezien diens specifieke behoeften en persoonskenmerken, als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
Indien de vier vragen met ‘ja’ kunnen worden beantwoord, is veelal sprake van een algemeen gebruikelijke zaak.
Diverse voorbeelden van wat door het college als algemeen gebruikelijke wordt gezien:
Deze voorbeelden zijn niet limitatief.
Het uitgangspunt van de gemeente is dat een voorziening financieel draagbaar is met een inkomen op bijstandsniveau als deze binnen 36 maanden kan worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand.
De berekening is dan als volgt: bedrag geldende bijstandsnorm x 5 % x 36 maanden. De gemeente sluit hiervoor aan bij de afloscapaciteit van 5% volgens de Wet vereenvoudigde beslagvrijevoet. Door deze berekeningswijze wordt er rekening mee gehouden dat een cliënt in ieder geval over het bestaansminimum kan blijven beschikken.
Algemene voorzieningen zijn algemeen vrij toegankelijke voorzieningen. Daarbij kan soms een lichte toets worden uitgevoerd of een persoon of een groep personen behoort tot een bepaalde doelgroep. Van een algemene voorziening kan iedereen gebruik maken, daarvoor is geen Wmo indicatie en dus geen beschikking nodig. Wel kan aan de deelnemers een bijdrage gevraagd worden.
Onder algemene voorzieningen vallen:
Het ontmoetingscentrum van Pieter van Foreest, Florence en Senna Zorg tot en met 6 dagdelen inclusief het vervoer daar naar toe1
Algemene voorzieningen kunnen ook welzijnsvoorzieningen zoals de Plusbus en rolbus zijn. De eigen bijdrage regeling is hier niet van toepassing, tenzij de wet anders bepaalt. Daarmee bieden deze voorzieningen een snelle en adequate compensatie voor de beperkingen die iemand ervaart.
Het is aan het college om een maatwerkvoorziening te verstrekken, ter bevordering van de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt, voor zover er geen andere oplossingen voor de hulpvraag beschikbaar zijn. Uitgangspunt voor een Wmo-verstrekking is niet louter de diagnose of beperking van de cliënt. De Wmo betrekt uitdrukkelijk ook de eigen mogelijkheden van de cliënt of zijn sociale netwerk bij de oplossing van zijn probleem. Het college ondersteunt de cliënt waar hij belemmeringen ervaart in zijn zelfredzaamheid en participatie in het maatschappelijk verkeer.
1.2.6 Verantwoordelijkheden cliënt versus college
In de Wmo wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van zowel gemeente als de cliënt. Van de cliënt wordt verwacht dat hij eerst zelf naar een oplossing zoekt voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd. De cliënt heeft de plicht het college volledig en vroegtijdig informatie te verschaffen over de omstandigheden waarin hij leeft. Dit geldt ook voor wijzigingen in de omstandigheden. (artikel 17 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024)
De GGD Haaglanden is aangewezen als toezichthouder op de kwaliteit van de zorg. Meldingen kunnen worden gedaan bij de GGD. De GGD onderzoekt de melding waarna zij het college adviseert over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. De GGD Haaglanden hanteert het kwaliteitsstandaard Wmo en het calamiteitenprotocol (zie bijlage 4)
Het college ziet ook toe op naleving van de kwaliteitseisen bij diensten door:
De wetgever heeft in de Wmo een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen.
Wanneer een persoon behoefte heeft aan informatie en advies over voorzieningen in gemeente Westland kan hij terecht bij bijvoorbeeld de toegang van het sociaal domein van de gemeente (140174), het Sociaal Kernteam, de (zorg)aanbieders, de internetsite Hulpzoeker Westland, Vitis Welzijn, Veilig Thuis en ouderenbonden. Soms blijkt na een korte verkenning van de vraag dat informatie en advies voldoende is voor een cliënt om het ondervonden probleem op te lossen.
2.2 Procedure voor een maatwerkvoorziening
In de Wmo is een uitvoerige beschrijving van de toegangsprocedure opgenomen. De melding kan plaatsvinden via de toegang van het sociaal domein van de gemeente. De onderzoeksprocedure kent een aantal stappen, die in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 zijn genoemd:
De fase van de procedure voor een maatwerkvoorziening bestaat uit de volgende onderdelen:
De maximale termijn voor de melding en het onderzoek is zes weken. De beslissingstermijn na aanvraag is twee weken.
De cliënt of iemand uit zijn (directe) omgeving meldt bij het college dat hij een hulpvraag heeft. Dit kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch zijn. Het college bevestigt schriftelijk of digitaal de melding aan de cliënt. Er wordt afgezien van een ontvangstbevestiging en onderzoek als een melding alleen bestaat uit een verzoek om informatie of een vraag. Of als voor een goede behandeling van de melding een gerichte doorverwijzing naar een andere organisatie of afdeling noodzakelijk is.
Bij een ontvangstbevestiging wordt schriftelijke informatie verstrekt over de mogelijkheid tot het gebruik maken van onafhankelijke cliёntondersteuning en het indienen van een persoonlijk plan. De gemeente stelt een formulier beschikbaar voor het persoonlijk plan. Tevens wordt algemene informatie meegezonden over de keuzemogelijkheid voor een zorg in natura maatwerkvoorziening of voor ondersteuning middels een persoonsgebonden budget.
Maakt een cliënt gebruik van het indienen van een plan, dan is dit onderdeel van het onderzoek.
Het onderzoek kan bestaan uit een persoonlijk plan, ondersteuningsplan, gesprekken, offertes en medisch advies. Het onderzoek is de basis voor besluitvorming. Als de cliënt er voor kiest om de maatwerkvoorziening in het geval van diensten aan te vragen in de vorm van een persoonsgebonden budget, dan hoort er ook het budgetplan bij.
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding direct een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Voor het voorzien in de behoefte aan beschermd wonen, beschermd thuis of opvang verwijzen we door naar de gemeente Delft. Per 1 januari 2015 is het college van de gemeente Delft (centrumgemeente) gemandateerd om in het kader van Beschermd Wonen en opvang besluiten over de toegang tot deze voorzieningen te nemen voor cliënten van de gemeente Westland.
Onafhankelijke cliëntondersteuning
De cliënt kan zich tijdens de procedure laten bijstaan door iemand uit zijn eigen omgeving of een onafhankelijk cliëntondersteuner. De gemeente wijst de cliënt op de mogelijkheid van gratis beschikbare onafhankelijke cliëntondersteuning en geeft aan waarom de aanwezigheid hiervan aanbevelenswaardig en gewenst is.
Na de hulpvraag kan de cliënt een persoonlijk plan indienen voorafgaand aan het gesprek. Dit plan helpt de cliënt om de zorgvraag te verhelderen, doelen te stellen en voorkeuren voor ondersteuning aan te geven. De gemeente heeft hiervoor een formulier beschikbaar gesteld.
Wanneer na de melding verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt te zijn, dan zal de consulent eerst een vooronderzoek doen naar de al beschikbare informatie binnen de gemeente en indien nodig met derden. Wanneer er sprake is van een melding door een derde, dan is voor het onderzoek vooraf toestemming van de cliënt nodig. Daarna zal een gesprek worden gevoerd met client of zijn gemachtigde. De cliënt kan zich laten bijstaan door zijn mantelzorger en/of een cliëntondersteuner. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen.
De medewerkers van de toegang zoals de Wmo-consulenten zijn geschoold in het voeren van het gesprek.
Het onderzoek bestaat uit het door de consulent te beoordelen leefgebieden van de cliënt
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke zorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en de wet langdurige zorg en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
In het gesprek wordt verder genoemd:
Dat cliënten de mogelijkheid hebben om te kiezen voor de verstrekking van een Persoons gebonden budget (pgb). Als een cliënt voor een pgb wil kiezen, wordt uitgelegd hoe de procedure voor een pgb in werking treedt. Cliënten moeten vooraf goed weten wat het beheren van een pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden zij of hun pgb-vertegenwoordiger daarbij hebben (zie hoofdstuk 1 voor definities).
Een cliënt legitimeert zich in het gesprek met de gemeente. De identiteit kan worden vastgesteld aan de hand van een paspoort, (vreemdelingen) identiteitsbewijs of rijbewijs. Aantonen en vastleggen van de identiteit in het onderzoek van de melding is voldoende. Wanneer dit in het onderzoek van de melding onvoldoende kan worden vastgesteld dan dient dit in de aanvraag alsnog correct te worden beschreven.
Indien uit het gesprek blijkt dat een aanvraag door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden of als de cliënt een verzoek heeft ingediend bij de verkeerde gemeente, heeft de gemeente een doorzendplicht. Zie artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Een verkorte procedure wordt ingezet bij (eenvoudige) meldingen, waarbij het risico op ontevredenheid nihil is. Dit betreft alleen ZIN verstrekkingen. In de bijlage 15 wordt verdere uitleg gegeven.
Het onderzoek richt zich alleen op de in melding gevraagde ondersteuning en de daarbij horende leef- en compensatiegebieden. Het onderzoek is telefonisch of eventueel via videobellen.
Tijdens het gesprek zal de consulent op een duidelijke en overzichtelijke manier informatie geven over de verschillen tussen het verkorte en het uitgebreide onderzoek. De cliënt moet een bewuste keuze kunnen maken. Als de client akkoord gaat met de verkorte procedure, dan wordt dit akkoord vastgelegd in het ondersteuningsplan. Akkoord kan ook telefonisch worden gegeven.
2.5 Het verslag (resultaat van onderzoek)
Het verslag is vanuit de wetgeving vormvrij, maar het is aan te bevelen dat het een weergave is van:
Uit het onderzoek kan een arrangement ontstaan uit het gebruik van eigen kracht, andere wetgeving, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen eventueel aangevuld met een of meer maatwerkvoorzieningen. eventueel aangevuld met een of meer maatwerkvoorzieningen kunnen worden behaald. Ook Wmo-voorzieningen (materiële voorzieningen) maken deel uit van het arrangement dat in het ondersteuningsplan is beschreven.
Een cliënt kan een arrangement op meer te behalen resultaatgebieden toegewezen krijgen. Per resultaatgebied kan een andere trede (zorgzwaarte) van inzet geïndiceerd worden. De treden van de inzet zijn onderscheidend van elkaar in termen van mate van zelfredzaamheid op het specifieke resultaatgebied. De trede wordt in het ondersteuningsplan aangegeven. Indiceren wordt gedaan op basis van de resultatenmatrix (bijlage 14) De resultatenmatrix geeft richtlijnen waarop de resultaatgebieden en de intensiteit van de ondersteuningsvraag worden vastgesteld om de ondersteuningsbehoefte van de cliënt te bepalen.
De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte ligt bij de gemeente en niet bij de aanbieders. Het opstellen en uitvoeren van een zorgplan dat aansluit op de ondersteuningsbehoefte dat resultaatgebied is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder.
De consulent kan een indicatie voor een bepaalde periode afgeven om te kunnen beoordelen of het resultaat wordt behaald. Ook tussentijds kan de consulent de behaalde resultaten evalueren en beoordelen of resultaten behaald worden; dit is onderdeel van het ondersteuningsplan.
De cliënt tekent het ondersteuningsplan als onderdeel van het verslag voor akkoord of niet akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen uiterlijk veertien dagen wordt geretourneerd aan het college. Als de cliënt tekent voor niet akkoord kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.
Mocht het ondersteuningsplan niet retour worden ontvangen, zijn er twee opties:
In de situatie waarin tijdens het gesprek een oplossing is gevonden voor het probleem (bijv. algemene voorziening, doorverwijzing, voorliggende voorziening etc.), wordt er richting de cliënt geen verdere actie genomen wanneer het ondersteuningsplan niet retour wordt ontvangen. De melding wordt afgesloten. In de begeleidende brief wordt uitleg gegeven en het is niet wenselijk de cliënt verder te belasten met meer brieven.
Voor alle overige situaties dient een rappelbrief verstuurd te worden, waarin de cliënt nog een termijn krijgt om het ondersteuningsplan retour te sturen.
Wanneer het ondersteuningsplan of aanvraagformulier niet tijdig worden ingeleverd, wordt de melding afgesloten, zoals dit ook is uitgelegd in de rappelbrief.
Als de cliënt het ondersteuningsplan terugstuurt nadat de retourtermijn is verlopen, geldt dit als een nieuwe melding. Praktisch gezien kan de melding worden heropend en kan vervolgens worden gesteld dat het onderzoek al is gedaan, waardoor het versneld kan worden afgedaan. Wel moet worden gecheckt of er sprake is van nieuwe medische feiten. Als de cliënt akkoord is met het ondersteuningsplan, kan de voorziening worden toegekend. Als de cliënt iets anders wil, is de vraag of uit het ondersteuningsplan al volgt waarom dat niet passend is. Dan kan dat worden afgewezen.
Cliënt kan op het geretourneerde en ondertekende ondersteuningsplan aangeven dat deze dient te worden aangemerkt als aanvraag. Daarmee wordt voorkomen dat een separate aanvraag ingediend moet worden. Indien er sprake is van een Pgb voor een resultaatgebied 1 t/m 8 (dienst) en/of de losse of specifieke producten is hierbij een budgetplan nodig om het als aanvraag te kunnen behandelen.
Een cliënt dient een aanvraag in op een door de gemeente vastgesteld aanvraagformulier of de cliënt gebruikt het ondersteuningsplan en indien van toepassing het budgetplan. Een ondersteuningsplan kan als aanvraag worden gezien als in het ondersteuningsplan gemeld wordt dat het ondersteuningsplan ook als aanvraag gezien dient te worden. Als de cliënt het ondersteuningsplan ondertekent en het ondersteuningsplan is voorzien van zijn:
kan het ondersteuningsplan fungeren als aanvraagformulier.
Als een cliënt een aanvraag indient zonder dat een gesprek en vooronderzoek heeft plaatsgevonden wordt beoordeeld of de aanvraag als melding kan worden aangemerkt. Zo ja dan zal de reguliere procedure worden gevolgd. In uitzonderlijke gevallen kan de aanvraag worden behandeld zonder (voor)onderzoek.
Als een cliënt vanuit een andere gemeente verhuist naar de gemeente Westland zal de indicatie voor een periode van maximaal 3 maanden, zo passend mogelijk binnen de mogelijkheden van de Wmo worden afgegeven. Tijdens de periode van 3 maanden zal er een herindicatie plaatsvinden volgens het reguliere toewijzingsproces van de gemeente Westland
Als een cliënt vanuit een andere gemeente verhuist naar de gemeente Westland zal de indicatie voor een periode van maximaal 3 maanden worden afgegeven. Heeft de cliënt een indicatie in het perceel Sociaal Persoonlijk Functioneren (SPF) van Wmo Volwassenen dan wordt een indicatie in Trede 2 toegekend. Heeft de cliënt een indicatie in het perceel Ondersteuning en Regie bij huishouden (ORH) dan wordt een indicatie in trede 4 toegekend. Tijdens de periode van 3 maanden zal er een herindicatie plaatsvinden volgens het reguliere toewijzingsproces van de gemeente Westland
Indien de gegevens van de cliënt niet compleet zijn, krijgt de cliënt een hersteltermijn van 10 werkdagen om de gegevens aan te leveren. Indien de gegevens ook na de hersteltermijn niet compleet zijn, wordt de onvolledige aanvraag buiten behandeling gelaten. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag onvolledig is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Indien een cliënt een pgb wenst voor een immateriële voorziening, is bij de aanvraag ook een budgetplan nodig. Wanneer de aanvraag niet vergezeld is van een ingevuld en getekend budgetplan, wordt hem een hersteltermijn verstuurd (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht) met een laatste termijn om het budgetplan alsnog in te leveren. Daarbij wordt opgenomen dat wanneer het budgetplan niet retour wordt ontvangen, een voorziening in de vorm van een pgb niet mogelijk is, maar de mogelijkheid van een voorziening in de vorm van zorg in natura wordt beoordeeld.
Nadat de aanvraag bij het college is binnengekomen, bestaat de procedure uit de volgende fasen:
Deze fase heeft een termijn van twee weken.
Budgetplan bij een pgb aanvraag
Indien de cliënt de immateriële dienst in de vorm van een pgb wenst te verkrijgen, is de cliënt verplicht om een budgetplan in te dienen.
Het budgetplan omvat de uitwerking van de benodigde zorg en de daarmee samenhangende kosten. De gemeente heeft een format vastgesteld waar een budgetplan aan moet voldoen. Tijdens het gesprek wordt de cliënt voorzien van informatie (mondeling, brochure, formulieren) die nodig is om het budgetplan op te stellen. Tevens wordt de cliënt geadviseerd om vooraf de pgb-test van Per Saldo te doen. De test helpt na te gaan of het bij de cliënt past om zelf zorg te regelen met een pgb.
De cliënt die een pgb wenst, motiveert schriftelijk in een plan, het budgetplan, de voorwaarden:
Wanneer het budgetplan volledig is ingevuld, vindt het tweede gesprek plaats. Indien de budgethouder een pgb-vertegenwoordiger aanstelt om zijn of haar pgb te beheren, dient de pgb-vertegenwoordiger aanwezig te zijn bij dit gesprek. In het gesprek komt de uitkomst van de pgb-test en het budgetplan aan de orde. Daarnaast krijgt de toekomstige budgethouder uitleg over zaken als de te kiezen zorgovereenkomst, de wijze van declareren, de werking van het PGB Portaal, de rol van een pgb-vertegenwoordiger en de uitgaven die wel of niet besteed mogen worden uit het pgb.
De cliënt hoeft geen budgetplan te maken wanneer hij een pgb aanvraagt voor materiële voorzieningen als hulpmiddelen en aanpassingen (paragraaf 4.2.4).
De te bereiken resultaten bestaan uit de volgende onderdelen:
3. Resultaatgebieden binnen de maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning |
|
4. Beschrijving van de algemene voorziening ‘basisvoorziening hulp bij het huishouden |
Tussen Wmo-consulent, zorgaanbieder en/of cliënt is regelmatig overleg over de bereikte resultaten. Voor het evalueren van diensten kan door de Wmo-consulent een evaluatieformulier worden opgevraagd bij zorgaanbieder.
3.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening
De cliënt verblijft legaal in Nederland en heeft de juiste verblijfcodes. Bovendien moet de cliënt geregistreerd zijn bij de gemeente Westland in de Basisregistratie Personen (BRP) en daar zijn hoofdverblijf hebben.
Indien cliënt niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een melding toch in behandeling worden genomen als er binnen zes weken schriftelijk bewijs wordt geleverd van het vestigen van het hoofdverblijf en de inschrijving in de BRP van de gemeente Westland.
De term 'hoofdverblijf' verwijst naar een woonruimte die bestemd en geschikt is voor permanente bewoning, waar de persoon zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en geregistreerd is in de BRP of zal worden geregistreerd. Als iemand langer dan 6 maanden ingeschreven staat met een briefadres, dient verlenging te worden aangevraagd. Het hebben van een hoofdverblijf impliceert niet alleen inschrijving in de BRP; de persoon moet daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven.
Bovendien kan een persoon die niet geregistreerd is in deze gemeente en kan aantonen hier feitelijk te verblijven, mogelijk alsnog ingeschreven worden.
De naar objectieve maatstaven gemeten "goedkoopste adequate" voorziening geldt als norm voor de verstrekking (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 2024 artikel 7). Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en/of participatie. Voldoen meer voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopst adequate voorziening beschikken. Indien de cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van de cliënt. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een pgb gebaseerd op de goedkoopste voorziening.
Voor trapliften geldt functioneel adequaat. Dit betekent dat de traplift werkt voor zijn doel: mensen helpen om veilig en gemakkelijk de trap op en af te gaan, zowel lopend als met de traplift. Hij moet goed passen bij de trap waarvoor hij bedoeld is, soepel bewegen zonder problemen en comfortabel zijn voor de gebruiker. Als voor het veilig kunnen plaatsen en gebruiken van een traplift een woningaanpassing noodzakelijk is, dan is deze woningaanpassing onderdeel van het verstrekken van de traplift. De traplift en de woningaanpassing moeten als doel hebben het normaal gebruik van de woning mogelijk te maken.
3.1.3 Gebruikelijke zorg en boven gebruikelijke zorg
Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (zie bijlage 2). Een huisgenoot levert bovengebruikelijke zorg als hij meer zorg levert dan onder gebruikelijke zorg wordt verstaan. Voor het vaststellen van de hoeveelheid ondersteuning die ouders/gezinsleden redelijkerwijs zonder betaling bieden, is de Richtlijn gebruikelijke zorg en zorg (bijlage 2). Deze richtlijn is gebaseerd op de uitgangspunten van het CIZ (Centraal Indicatieorgaan Zorg). Voor de boven gebruikelijke zorg kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden.
Een uitzondering op het gehanteerde protocol zijn jonge Westlandse mantelzorgers tot de leeftijd van 24 jaar (Zie bijlage 3).
3.2 Advisering (artikel 8 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024)
De Wmo-consulent zal verder uitzoeken welke voorziening het meest geschikt is in de situatie van de cliënt. Uit het onderzoek komt een arrangement dat onder meer kan bestaan uit collectieve voorzieningen eventueel aangevuld met een of meer maatwerkvoorzieningen. Een passing van een voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel), het inmeten en maken van een offerte (door aannemers die woningen aanpassen) kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Als door advisering de onder de onderzoeksfase langer dan zes weken zal duren, wordt de onderzoeksfase verlengd dit gaat in overleg met de cliënt. De afspraken hierover worden vastgelegd in het dossier.
Om tot een goede beoordeling van de melding te komen kan de consulent een extern advies vragen. Dit advies kan worden aangevraagd bij:
Onderzoek kan in de onderzoeksfase plaatsvinden maar ook naar aanleiding van de aanvraag. wanneer bij de aanvraag nieuwe of andere feiten worden aangedragen of de situatie tussen melding en aanvraag is gewijzigd.
De cliënt wordt vooraf gevraagd of hij toestemming verleent voor het delen van zijn gegevens met een specialist. Tevens wordt de cliënt geïnformeerd over met welk doel er advies wordt gevraagd. De verkregen toestemming wordt verwerkt in het ondersteuningsplan of in een apart toestemmingsformulier welke onderdeel is van het verslag.
3.3 Resultaatgebieden binnen de maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning (artikel 9 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024)
De inzet van de maatwerkvoorziening begeleiding is gericht op het zo zelfredzaam mogelijk kunnen (blijven) meedoen van cliënten op het moment dat dit (even) niet geheel zelfstandig lukt en/of het sociale netwerk en/of algemene voorzieningen dit niet (volledig) kunnen bereiken (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 7 en 12). De maatwerkvoorziening voor een resultaatgebied is nadrukkelijk gericht op het versterken dan wel behoud van de zelfredzaamheid en mogelijkheden om mee te doen in de samenleving.
Al naar gelang de problematiek en de persoonlijke omstandigheden van de cliënt indiceert de Wmo-consulent de maatwerkvoorziening. Maatwerkvoorzieningen worden in resultaatgebieden (diensten) of in niet diensten (materieel) geïndiceerd.
De resultaten dienen als volgt te worden omschreven: “het te bereiken resultaat is altijd gericht op het vermogen van de inwoners om zichzelf aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van de fysieke, sociale en emotionele uitdagingen van het leven.“ Voor de resultaatgebieden Sociaal en persoonlijk functioneren, financiën, huisvesting, dagbesteding, ondersteuning en regie bij het huishouden en gezondheid wordt gebruik gemaakt van de handleiding resultaatgericht werken voor het toekennen van het arrangement. Hierin wordt ook geschreven naar doelen en resultaten waar cliënt zich in kan herkennen.
In de beschrijving van het resultaat staat niet de beperking centraal maar de behoefte.
De resultaatgebieden bestaan uit verschillen intensiteiten (treden) die staan voor de zwaarte van de ondersteuningsvraag. De resultaatgebieden en intensiteiten vormen samen een matrix waaruit arrangementen samengesteld kunnen worden. Het is mogelijk om voor ondersteuning in de hier genoemde resultaatgebieden losse maatwerkvoorzieningen (artikel 9.d van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024) te indiceren of aanvullende producten (artikel 9.e Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024).
Uitzondering op de resultaatbieden
Voor de zintuiglijk beperkten is een aantal landelijke zorgaanbieders geselecteerd, die de ondersteuningsbehoefte in kaart brengen en begeleiding bieden. Westland geeft hiervoor wel de beschikking af en betaalt deze ondersteuning (zie raamovereenkomst in bijlage 12).
3.3.2 Beschrijving van het resultaatgebied 1: Sociaal en persoonlijk functioneren
Het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren draagt ertoe bij dat cliënten zelfredzaam kunnen participeren in een sociale leefomgeving. Ondersteuning is gericht op het (re)vitaliseren en onderhouden van een sociaal netwerk en omgeving, dat ondersteunend is bij maatschappelijke participatie (gericht op aspecten die niet in de cliënt gelegen zijn). Ondersteuning op dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
3.3.3 Beschrijving van het resultaatgebied 2: Financiën
Ondersteuning in resultaatgebied Financiën richt zich op het creëren van overzicht en controle op een gezonde financiële huishouding. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
3.3.4 Beschrijving van het resultaatgebied 3: Huisvesting
Het resultaatgebied Huisvesting draagt ertoe bij dat cliënten een betaalbare en geschikte huisvesting hebben en kunnen houden. Hulp is onder meer gericht op een veilige, toereikende en (waar mogelijk) autonome huisvesting, die past bij de beperking die iemand mogelijk heeft. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
3.3.5 Beschrijving van het resultaatgebied 4:Dagbesteding
Het resultaatgebied dagbesteding draagt ertoe bij dat cliënten op zinvolle wijze de dagen (kunnen) invullen met ondersteuning. Dagbesteding kent verschillende vormen van ondersteuning. Denk bijvoorbeeld aan groepsactiviteiten, maar ook het toeleiden naar vrijwilligerswerk of nuttige activiteiten. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
3.3.6 Beschrijving van het resultaatgebied 5: Ondersteuning en regie bij huishouden
Het resultaatgebied ondersteuning en regie bij het huishouden draagt ertoe bij dat cliënten verantwoord zelfstandig kunnen blijven wonen. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:
Onder de maatwerkvoorziening hoort onder andere niet het schoonmaken van de tuin, het balkon, zolder en de berging. Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimtes delen, wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door één van de anders bewoner(s). Het resultaatgebied ondersteuning en regie bij huishouden heeft alleen betrekking op de eigen woonruimte(n) van de cliënt. In geval van kamerverhuur is de (mede) huurder geen huisgenoot van wie gebruikelijke zorg wordt verwacht. Huishoudelijke hulp is niet aan de orde in vakantiewoningen, tweede woningen en hotels/pensions.
Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau zoals geformuleerd in het H4 Normenkader Ondersteuning en Regie bij huishouden (zie bijlage 13) en de Kwaliteitsnormering Schoon en leefbaar op basis van NEN2075 van de Vereniging Schoonmaak Research.
Ernstig vervuilde huishoudens dienen aangemeld te worden bij het SKT. Vanuit de Wmo kan na sanering indien nodig een maatwerkvoorziening op het resultaatgebied ondersteuning en regie bij huishouden worden afgegeven.
Het resultaatgebied ondersteuning bij huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Hierbij zijn de persoonlijke situatie en de wens van de cliënt leidend. Zo wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met extra vervuiling van de gebruiksruimten vanwege het inpandig gebruiken van een rolstoel of incontinentie. In het zorgplan kan de zorgaanbieder in afstemming met de cliënt een indicatie geven van de tijdsbesteding om tot het resultaat te komen.
3.3.7 Beschrijving van het resultaatgebied 6: Gezondheid
Het resultaatgebied gezondheid draagt ertoe bij dat cliënten noodzakelijke lichamelijke en/of geestelijke behandeling ontvangen. Daarnaast kan binnen dit resultaatgebied aandacht besteed worden aan de uitvoering van de persoonlijke hygiëne. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied omvat onder andere:
3.3.8 Losse maatwerkvoorzieningen
Voor de in artikel 9d van de Wmo Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 genoemde resultaten hebben wij losse maatwerkvoorzieningen:
Kortdurend Verblijf , ook wel logeeropvang genoemd, is tijdelijke verblijfszorg die wordt geboden ter ontlasting van de mantelzorg. De zorg omvat de benodigde begeleiding, bescherming, huisvesting alarmering en servicekosten (inclusief drinken en maaltijden) als dat niet declarabel is bij de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz).
Wanneer er niet via het mandaat onderzocht wordt zal de Wmo-consulent de afweging maken of er sprake is van het bieden van respijtzorg in kader van de Wmo. Respijtzorg is zorg die kan worden ingezet om de mantelzorg tijdelijk te ontlasten. Bijvoorbeeld bij ziekte van de mantelzorger of als de mantelzorger op vakantie is.
Bij Kortdurend Verblijf woont een cliënt thuis, maar logeert hij/zij voor korte periodes, in een instelling. Kortdurend Verblijf kan worden ingezet als het noodzakelijk is de persoon te ontlasten die normaal gesproken (mantel)zorg aan de cliënt levert. Daarnaast moet de cliënt zijn aangewezen op zorg met permanent toezicht. Het toezicht kan gericht zijn op:
Als meer dan drie etmalen per week zorg nodig is in een instelling is er veelal sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wlz moet worden gesteld. Het is denkbaar dat hierop in specifieke situatie een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld verblijf van een week, zodat mantelzorg op vakantie kan, mogelijk te maken. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals een respijtzorgvergoeding door de ziektekostenverzekeraar geen optie zijn.
Cliënt is niet zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor Kortdurend verblijf. Een uitzondering is als een cliënt Kortdurend Verblijf bij Strandgoed heeft. De cliënt is in dit geval zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling. Hij kan hiervoor gebruik maken van eigen vervoer of van hulp uit het eigen sociale netwerk. Wanneer de cliënt beperkingen heeft op het gebied van vervoer zal hij doorgaans in het bezit zijn van een vervoerspas voor de Regiotaxi, waarmee hij zich naar de instelling kan vervoeren.
Ontmoetingscentra richten zich op ondersteuning van mantelzorgers en mensen met dementie, chronische somatische en psychische klachten. om overbelasting te voorkomen en mensen langer thuis te laten wonen. Met de ontmoetingscentra moet een soepele overgang naar de Wlz mogelijk zijn zonder van locatie te hoeven veranderen. Er wordt gewerkt volgens de bewezen effectieve interventie. (http://www.databankinterventies.nl/interventie-ontmoetingscentra.html).
3.3.9 Producten die aanvullend geïndiceerd kunnen worden
Naast de resultaten uit de resultatenmatrix kan een aantal producten geïndiceerd worden. Hieronder een beschrijving van deze producten en binnen welk resultaatgebied ze geleverd kunnen worden.
3.3.10 Beschermd wonen en beschermd thuis
Volgens de Wmo 2015 is Beschermd Wonen het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Bij Beschermd Wonen gaat het om de burger die een beschermende woonomgeving en toezicht nodig heeft, maar voor wie er geen noodzaak is voor opname in een ziekenhuis of GGZ-instelling vanwege een psychiatrische behandeling.
Het kerndoel van verblijf op basis van ‘Beschermd Wonen’ is gericht op het creëren van de noodzakelijke voorwaarden om samenhangende zorg te kunnen leveren die in de thuissituatie van de zorgvrager niet adequaat of niet effectief geleverd kan worden. De zorgbehoefte is niet op te lossen met voorliggende voorzieningen en/of extramurale zorg.
Bij ‘Beschermd Thuis’ (inclusief Beschermd Thuis-geclusterd) gaat het om de burger die een beschermende woonomgeving en begeleiding nodig heeft. Het betreft die zorgvrager die vanwege zijn beperkingen op meerdere momenten van de dag begeleiding en toezicht nodig kan hebben. De begeleiding vindt op afspraak plaats, maar kan ook ongepland noodzakelijk zijn en 24/7 ingeroepen worden door de zorgvrager.
De toelating tot Beschermd Wonen wordt beoordeeld door de centrumgemeente Delft.
Aansluiting beleid centrumgemeente
De gemeente Westland kiest ervoor om de aanspraak op Beschermd Wonen en opvang volledig te verstrekken overeenkomstig de geldende (raads- en college) Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 en van de gemeente Delft en de gemeentelijke beleidsregels van deze gemeente. Dit geldt voor alle onderdelen van het beleid rondom Beschermd Wonen en opvang, waaronder de bepalingen die zien op de toegang en de bijdrage in de kosten. Hiermee wordt de aansluiting op het actuele beleid van centrumgemeente Delft gewaarborgd.
Onderscheid Beschermd Wonen en begeleiding
Bij Beschermd Wonen gaat het om wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding. Beschermd Wonen is bedoeld voor personen die zich, door psychische of psychosociale problemen of een licht verstandelijke beperking, niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving. Voor de beoordeling of voor een cliënt beschermd wonen of begeleiding moet worden ingezet, is dus van belang of de cliënt zelfstandig kan wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht en ondersteuning. Als hier twijfel over bestaat, stemt de Wmo-consulent hierover af met de centrumgemeente.
Organisaties voor vrouwenopvang bieden, overal in Nederland, opvang en hulp aan vrouwen, mannen -en hun eventuele minderjarige kinderen-, die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, loverboys/lovergirls, jeugdprostitutie of mensenhandel. De vrouwen, mannen en hun kinderen kunnen tijdelijk in een instelling voor vrouwenopvang en mannenopvang verblijven. Ze kunnen gebruik maken van basisvoorzieningen als crisisopvang, een individueel hulpverleningstraject, hulpverlening aan de kinderen en nazorg.
Toegang tot vrouwen- en mannenopvang
Binnen de vrouwenopvang en mannenopvang worden mishandelde vrouwen, mannen en hun minderjarige kinderen opgevangen en begeleid, die daar op basis van de landelijk gestandaardiseerde criteria voor in aanmerking komen. Er zijn om die reden geen specifieke beleidsregels geformuleerd voor de toegang tot deze opvang. De toeleiding naar vrouwenopvang en mannenopvang wordt uitgevoerd door Wende. Wende biedt hulp en opvang aan iedereen die betrokken is bij huiselijk geweld. Wende is één van de landelijk aangewezen aanmeldplaatsen voor advies en intake ten behoeve van de landelijke verdeling van vrouwen en mannen binnen de deze vorm van opvang.
Opvang wordt in de Wmo als volgt gedefinieerd: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht (met gebruikelijke zorg, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk) te handhaven in de samenleving. Opvang wordt verstrekt door het college van de gemeente tot welke de inwoner van Nederland zich wendt. Opvang omvat ‘maatschappelijke opvang’ (dag- , nacht- en 24 uursopvang) en ‘vrouwenopvang. De Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 ordent nachtopvang en dagopvang onder de algemene voorzieningen; 24 uursopvang en vrouwenopvang vallen onder het maatwerk.
Delft is centrumgemeente maatschappelijke opvang en vrouwenopvang voor de regio Delft, Westland, Pijnacker-Nootdorp, Midden-Delfland.
Kerntaak van de maatschappelijke opvang is het bieden van tijdelijk verblijf aan mensen zonder dak boven hun hoofd, gekoppeld aan zorg en begeleiding en/of het verhelpen van een crisis. Cliënten van de maatschappelijke opvang kampen vaak met meer, elkaar beïnvloedende problemen. Zo is er vaak sprake van een combinatie van dak- en thuisloosheid, justitieproblematiek, schulden, psychiatrische, somatische en/of verslavingsproblematiek en/of werkeloosheid of het ontbreken van zinvolle dagbesteding. Dit maakt de hulpvraag vaak complex en veelomvattend. De cliënten hebben hierdoor vaak te maken met instanties en hulpverleners uit verschillende maatschappelijke sectoren.
Toegang (dag-, nacht- en 24-uursopvang)
De toegang verloopt conform de Delftse “Beleidsregels postadres en toegang tot maatschappelijke opvang voor daklozen”. Het KCC van de gemeente Delft geeft wel of geen toestemming voor het gebruik maken van de nachtopvang. Het KCC-Delft toetst of iemand daadwerkelijk dakloos is en tot de regio Delft, Westland, Oostland behoort. Als dat zo is, heeft betrokkene recht op een postadres en eventueel een uitkering. Het verkrijgen van een postadres voor dak- en thuislozen en de toegang tot maatschappelijke opvang zijn gekoppeld aan de volgende criteria:
De aanvrager heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar zijn of haar hoofdverblijf in de centrumgemeente of regio gehad.
Dit moet blijken uit inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie-, of het bekend en geregistreerd zijn bij zorginstellingen;
Indien de aanvrager voldoet aan de toelatingscriteria en heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk dakloos is, wordt hij door het spreekuur voor dak- en thuislozen aangemeld bij de organisatie voor maatschappelijke opvang. Deze draagt zorg voor een intake waarbij verschillende levensgebieden aan de orde komen. De organisatie zorgt er vervolgens voor dat er een rehabilitatietraject wordt ingezet.
Huiselijk geweld en kindermishandeling
De regiogemeenten in Haaglanden hebben gezamenlijk één regiovisie ’Aanpak huiselijk geweld huiselijk geweld Haaglanden 2019-2022’
3.4 Beschrijving van de algemene voorziening ‘basisvoorziening hulp bij het huishouden’
Inwoners die aan de voorwaarden voldoen, kunnen per kalenderjaar maximaal 40 uur hulp bij het huishouden inkopen. Deze uren worden voor de duur van maximaal een half jaar geleverd. Als het nodig is om de voorziening tijdelijk te verlengen kan, na overleg met de gecontracteerde partij, eenmalig het aantal uren worden verlengd met maximaal 40 uur. De ‘basisvoorziening hulp bij het huishouden’ kan niet worden ingezet naast de maatwerkvoorziening ‘Ondersteuning en regie bij het huishouden’.
De fase van de besluitvorming bestaat uit de volgende onderdelen:
De besluitvormingsfase heeft een maximale termijn van twee weken.
een beschikking is een officieel document dat aangeeft welke hulp een persoon ontvangt. Elke organisatie heeft haar eigen specifieke verantwoordelijkheid voor de geboden hulp. De totale beoordeling van het arrangement kan leiden tot een beschikking.
De cliënt ontvangt, binnen 2 weken na de aanvraag, een beschikking op grond van de Wmo.
Wanneer duidelijk is dat de termijn van 2 weken wordt overschreden, wordt er een uitstelbericht naar de cliënt verzonden. In deze brief moet de reden van uitstel benoemd worden en moet een uiterlijke termijn van afhandeling genoemd worden. Deze termijn is afhankelijk van de reden van uitstel. In de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 11 staat een aantal eisen voor beschikkingen.
De cliënt heeft keuzevrijheid in het kiezen van een aanbieder. De Wmo-consulent zal tijdens het onderzoek rekening houden met specialisatie van aanbieders en met de wensen en mogelijkheden van de situatie van de cliënt. De Wmo-consulenten zullen de cliënt begeleiden naar de juiste zorgaanbieder met de passende expertise. Als een cliënt uit verschillende resultaatgebieden ondersteuning krijgt, wordt bij voorkeur gekozen voor een aanbieder die meer percelen kan aanbieden.
Naar aanleiding van het ondersteuningsplan, stelt/stellen de gecontracteerde aanbieder(s) samen met de cliënt het zorgplan op. In het zorgplan beschrijft de aanbieder samen met de cliënt hoe de ondersteuning uitgevoerd moet worden om het resultaat te kunnen behalen. Dit zorgplan ontvangt de gemeente na het versturen van de beschikking en dient als brondocument bij evaluatiemomenten als aanvulling op het evaluatieverslag. Hiermee is de startsituatie van de client duidelijk en kan geëvalueerd worden of de noodzakelijke resultaten worden behaald.
Zorgplannen dienen binnen 6 weken na versturen beschikking worden ontvangen en worden steekproefsgewijs gecontroleerd. Er is geen vast evaluatiemoment. Het uitgangspunt is dat de cliënt of gemachtigde2 het zorgplan ondertekent. Hierdoor is duidelijk wat de inzet van de zorgaanbieder zal zijn.
Inzetten verschillende aanbieders
De coördinerende aanbieder kan ook andere partijen (bijvoorbeeld welzijnswerk of andere aanbieders) inzetten om het resultaat te bereiken. Per resultaatgebied zullen verschillende expertisegebieden van toepassing zijn. De Wmo-consulenten zullen de cliënt begeleiden naar de juiste zorgaanbieder met de passende expertise. Als een cliënt uit verschillende resultaatgebieden ondersteuning krijgt, wordt bij voorkeur gekozen voor een aanbieder die meer percelen kan aanbieden.
De ondersteuning van cliënt start tien werkdagen na het ontvangen van de definitieve opdracht van de gemeente. De gemeente verwacht dat een aanbieder intercultureel kan werken. Er worden geen tolken ingezet voor het vertalen naar andere talen.
De geldigheidstermijn van de indicatie wordt bepaald door de consulent. Indien aanbieder tijdens of na het opstellen van het zorgplan het inzicht verwerft dat bepaalde aspecten in het ondersteuningsplan ontbreken of niet blijken te kloppen, dan heeft aanbieder de ruimte om hierover in overleg te gaan met de Wmo-consulent. Ook als de cliënt het niet eens kan worden met de zorgaanbieder, zal overleg plaatsvinden met de Wmo-consulent. Deze beoordeelt dan wat de passende oplossing is.
4.2 Regels voor het persoonsgebonden budget (pgb)
Een pgb kan een geschikt instrument zijn voor de cliënt om passende zorg op maat in te kopen. Het pgb is een verstrekkingsvorm die geschikt is voor mensen die zelf, dan wel met behulp van een pgb-vertegenwoordiger, in staat zijn een zorgovereenkomst af te sluiten met een aanbieder en daarbij in staat is de benodigde administratie bij te houden.
4.2.2 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder
Het voldoen aan de eigen verantwoordelijkheden, vraagt van de budgethouder een zekere pgb-bekwaamheid. Bij de beoordeling van de pgb-bekwaamheid wordt gebruik gemaakt van de pgb-test van Per Saldo. De uitslag van de test is geen reden om een pgb af te wijzen, maar geeft de cliënt en het college meer inzicht in de mate waarin de cliënt beschikt over vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het beheren van een pgb. De test is een hulpmiddel bij het gesprek dat het college voert met de cliënt over de keuze voor een pgb of Zorg in Natura. Het 10 punten kader pgb-vaardigheid in bijlage 7 is daar eveneens een hulpmiddel voor.
4.2.3 Voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een pgb te kunnen krijgen
Het college moet zich bij het toekennen van een pgb ervan overtuigen dat aan de voorwaarden wordt voldaan.
Voorwaarden die gesteld worden aan een pgb-vertegenwoordiger
Als een cliënt voor een pgb kiest, is hij ook de budgethouder. Indien de cliënt niet in staat is om zelf het pgb te beheren, dient een pgb-vertegenwoordiger te worden aangesteld.
De volgende voorwaarden worden aan de pgb-vertegenwoordiger gesteld:
De budgethouder en pgb-vertegenwoordiger kunnen niet tevens aanbieder van zorg zijn. Een dergelijke dubbelrol is in strijd met artikel 1:435 lid b van het Burgerlijk Wetboek. Bij twijfel of dit aan de orde is, kan de Wmo-consulent vragen om een VOG van de hulpverlener en/of het Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) matrixregister raadplegen;
De pgb-vertegenwoordiger mag geen financiële relatie hebben tot de hulpverlener in verband met mogelijke belangenverstrengeling. In uitzonderlijke gevallen (alleen bij 1e of 2e graad familie) kan hier van worden afgeweken, wanneer dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden.
Indien er geen geschikte onbetaalde bemiddelaars, tussenpersonen of belangenbehartigers beschikbaar zijn, er geen passende Zorg In Natura kan worden geboden en er met een pgb wel passende zorg kan worden ingekocht, mag een bewindvoerder of wettelijk vertegenwoordiger als pgb-vertegenwoordiger worden aangesteld. De pgb-vertegenwoordiger dient zich er van te vergewissen dat niet alleen de financiën van het pgb bewaakt moeten worden, maar ook de kwaliteit van de zorg.
Contra-indicaties tegen het verstrekken van een pgb
In de wet staat dat het college een persoonsgebonden budget kan weigeren (Wmo artikel 2.3.6 lid 5):
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Deze situaties vereisen altijd een individuele afweging. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op contra-indicaties, moet er feitelijke onderbouwing zijn waarop het afwijzingsbesluit is gebaseerd. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
Hulpverleners die niet voldoen aan de kwaliteitseisen die gesteld worden aan gekwalificeerde aanbieders of personen uit het sociaal netwerk ontvangen een informeel pgb-tarief.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de cliënt de wens uitgesproken om zijn sociale netwerk in te willen zetten (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 7). Indien de zorg geleverd wordt door een familielid of iemand uit het sociale netwerk kan een pgb alleen verstrekt worden als die persoon boven gebruikelijke zorg levert. Voor het vaststellen van de hoeveelheid ondersteuning die ouders / gezinsleden redelijkerwijs zonder betaling bieden is de richtlijn Gebruikelijke zorg en zorg van toepassing en het ciz protocol hoofdstuk 4 (zie bijlage 2).
Ten aanzien van het inzetten van het sociaal netwerk kan een pgb worden verstrekt indien het netwerk aangeeft dat de zorg voor hem niet te zwaar wordt. Naast de gebruikelijke zorg kan een cliënt of zijn pgb-vertegenwoordiger een vergoeding verlenen met een pgb. Bij de beoordeling van het aantal uren zal als richtlijn gebruik gemaakt worden van de Indicatiewijzer van het CIZ 7.1 van 2014.
Trekkingsrecht PGB Portaal Westland ( www.mijnpgb.nl )
Budgethouders of gemachtigden gebruiken voor het voeren van de administratie en het declareren het PGB Portaal. Met behulp van het PGB Portaal worden zorgovereenkomsten met zorgverleners opgesteld, opgeslagen, gewijzigd en goedgekeurd. De gemeente is verantwoordelijk voor de zorginhoudelijke controle van de zorgovereenkomsten tussen budgethouder en zorgverlener. De arbeidsrechtelijke controle van de zorgovereenkomst wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In het PGB Portaal worden ook declaraties verwerkt. Deze worden uitbetaald door de SVB. Het is belangrijk dat cliënten vooraf goed weten wat het pgb-beheer inhoudt en welke verantwoordelijkheden zij daarbij hebben. De budgethouder krijgt de benodigde informatie tijdens het gesprek en tijdens het tweede gesprek (paragraaf 2.2.2). Daarnaast kunnen Per Saldo, de belangenbehartiger voor mensen met een pgb, en het servicecentrum pgb van de SVB, voorlichting geven en ondersteuning bieden aan budgethouders.
Kwaliteitseisen van dienstverlening
De gemeente stelt als voorwaarde aan de ingekochte dienstverlening (zowel in natura als pgb), dat wordt voldaan aan de noodzakelijke kwaliteit. De gemeente maakt in de beoordeling van de kwaliteit onderscheid tussen ondersteuning/diensten die geleverd worden door formele en informele hulpverleners.
Kwaliteitseisen formele hulpverlener
Onder een gekwalificeerde zorgorganisatie wordt verstaan:
een aanbieder die is ingeschreven in het handelsregister als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en die personeel in dienst heeft dat beschikt over een juiste kwalificaties voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is.
Onder juiste kwalificaties voor een zorgorganisatie wordt verstaan:
Onder een gekwalificeerde zelfstandig werkende aanbieder wordt verstaan:
een beroepskracht die niet in loondienst is bij een gekwalificeerde zorgorganisatie en beschikt over de juiste kwalificaties voor zover dit voor het verlenen van de betreffende ondersteuning relevant is.
Onder juiste kwalificaties voor een gekwalificeerde zelfstandig werkende aanbieder worden verstaan:
Kwaliteitseisen informele hulpverlener
Onder een niet-gekwalificeerde aanbieder wordt verstaan:
Alle hulpverleners die niet voldoen aan de eisen die gesteld worden aan formele hulpverleners. Wanneer de hulpverlener tot het sociaal netwerk behoort, wordt diegene ook gezien als informele hulpverlener, ongeacht de kwalificaties.
Onder juiste kwalificaties voor een niet-gekwalificeerde aanbieder wordt verstaan:
dagbesteding in de vorm van groepsgerichte activiteiten mag enkel plaatsvinden op een locatie waar bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan en waar voorzieningen worden getroffen om de veiligheid van de cliënt te waarborgen, zoals brandveiligheid. Een locatie met een woonfunctie is hiervoor niet geschikt. Dagbesteding kan daardoor uitsluitend met een formeel pgb-tarief worden ingekocht, mits aan de kwaliteitseisen is voldaan, waarnaar verwezen wordt in bijlage 4.
Om de kwaliteitseisen te waarborgen wordt bij het budgetplan een ondertekende verklaring omtrent de kwaliteit en effectiviteit van de gekwalificeerde hulpverlener toegevoegd. In deze verklaring verklaart de hulpverlener dat en hoe hij aan de kwaliteitseisen voldoet.
Nadat de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is toegekend, controleert de gemeente de kwaliteit en de dienstverlening die uitgevoerd worden door middel van heronderzoek van het pgb. Gedurende het jaar kan de gemeente een steekproef houden bij de budgethouder door bijvoorbeeld een huisbezoek af te leggen. Hierbij wordt de inhoudelijke zorgverlening en ondersteuningsvraag met de cliënt / pgb-vertegenwoordiger besproken (doelmatigheid). Ook wordt een administratieve controle (rechtmatigheid) uitgevoerd.
Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
Als onrechtmatig of ondoelmatig gebruik van het pgb wordt geconstateerd, kan het college besluiten om voorwaarden te stellen aan voortzetting van het pgb of de verstrekking van het pgb te heroverwegen of eventueel in te trekken. Ook terugvorderen en opschorten van betalingen behoort tot de mogelijkheden (Wmo Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 17 en 18).
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud, reparaties en verzekering, en
De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd wordt. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder hoger is dan het door het college voorgestelde aanbod.
De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan de SVB, hierop is nog geen eigen bijdrage in mindering gebracht. De eigen bijdrage wordt bij de cliënt geïnd door het CAK.
Bestedingen die niet uit het pgb worden vergoed
Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. De volgende uitgaven mogen niet worden betaald uit het pgb:
Bij uitbetaling van het pgb aan de zorgverlener mag in principe geen gebruik gemaakt worden van vaste maandlonen of maandbedragen, tenzij hiertoe in de beschikking toestemming is verleend.
De aanvrager dient daarbij deugdelijk te motiveren waarom uitbetaling door middel van maandlonen/maandbedragen passend is.
Pgb voor immateriële voorzieningen
In bijlage 8 zijn de regels vastgesteld om de hoogte van het pgb te berekenen en zijn de tarieven weergegeven. Ondersteuning aan de cliënt kan worden geboden in de resultaatgebieden: sociaal en persoonlijk functioneren, financiën, huisvesting, dagbesteding, ondersteuning en regie bij het huishouden of gezondheid.
Pgb voor materiële voorzieningen
Indien een materiële voorziening nodig is, kan die in natura maar ook in de vorm van een pgb verstrekt worden. Daarbij kan gedacht worden aan woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen (inclusief een tegemoetkoming), hulpmiddelen, etc.
Wanneer de cliënt kiest voor een pgb krijgt hij in of tijdens de onderzoeksfase een PvE waar de voorziening aan moet voldoen. De cliënt kan op basis van dit PvE zelf de voorziening aanschaffen. Als de cliënt een andere oplossing wil, kan hij daarvoor kiezen onder de voorwaarde dat de voorziening geen (andere) belemmeringen oproept. De voorziening die de cliënt aanschaft moet wel de beperking op hetzelfde niveau compenseren zoals in het PvE wordt gesteld en niet slechts een deel van het probleem oplossen.
De voorziening in de vorm van een pgb wordt toegekend voor een periode die afhankelijk is van de gebruikelijke levensduur van de voorziening. De periode waarvoor de voorziening wordt toegekend zal beschreven worden in de beschikking. Indien de situatie van de cliënt verandert zal daarmee rekening worden gehouden. De cliënt zelf dient een veranderde situatie te melden bij het college.
Het pgb-bedrag voor voorzieningen dient in beginsel toereikend en niet duurder te zijn dan met de natura voorziening. De kosten van de individueel afgestemde aanpassingen worden op grond van de offerte van de hulpmiddelenleverancier vastgesteld. De kostprijs van een maatwerkvoorziening (per periode) wordt bepaald op basis van de vastgestelde levensduur van de voorziening. Voorbeelden van technische levensduur zijn:
De kosten in Pgb voor onderhoud, reparatie en verzekering voor een vervoersmiddel, woonvoorzieningen duurder dan €500,00 en rolstoel zijn per jaar gemaximeerd op 5% van de kostprijs tot hoogstens het maximale Pgb bedrag dat de gemeente heeft vastgesteld. Indien sprake is van een autoaanpassing gelden de te declareren kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering alleen voor de autoaanpassing en niet voor de rest van de auto. De reparatie en onderhoud is 100% declarabel.
Onderhouds- en reparatiekosten aan installaties waarbij de gemeente een zorgplicht heeft voor de staat van onderhoud en gebruiksveiligheid worden volledig vergoed. Dit geldt voor Tilliften, trapliften en elektrische deuropeners.
Indien de kostprijs van een hulpmiddel hoger is dan € 4.000,-, is het afsluiten van een bijbehorende verzekering tegen diefstal en schade een voorwaarde bij de verstrekking van het pgb. Dit geldt voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen.
In de beschikking wordt een bedrag opgenomen als tegemoetkoming voor verzekering, onderhoud en reparaties. Jaarlijkse kosten die hiervoor gemaakt worden, kunnen maximaal ter hoogte van dit bedrag gedeclareerd worden. Daarnaast wordt 100% vergoed van de goedkoopste beschikbare verzekering. Extra kosten mogen worden gedeclareerd wanneer de cliënt in een jaar geen kosten maakt en in het opvolgende jaar dubbele kosten heeft.
Het pgb wordt toegekend als een aankoopofferte of nota is overhandigd en is goedgekeurd door het door het college op basis van geschiktheid (pakket van eisen). Het college betaalt het pgb uit na ontvangst van de definitieve factuur.
In artikel 17 lid 4 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 is opgenomen dat het pgb ingetrokken kan worden als de cliënt de voorziening niet gebruikt voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Indien de cliënt geen voorziening aanschaft, neemt hij zelf contact op met de gemeente. Deze kan dan overwegen of een voorziening in natura een meer passende leveringsvorm is.
Pgb omzetten in een voorziening in natura (en andersom)
Als een pgb geen passende leveringsvorm is voor de cliënt, kan de gemeente een voorziening in natura als alternatief aanbieden. De cliënt kan één keer per jaar wisselen tussen het pgb en een verstrekking in natura van zorg (of andersom). Dit is niet mogelijk bij een verstrekking voor materiele ondersteuning.
Besteding pgb in het buitenland
Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent. De cliënt dient uiterlijk een maand voor het verblijf in het buitenland om toestemming te vragen bij het college. Indien nodig kan het college extern advies vragen over de wenselijkheid en noodzaak van het verblijf in het buitenland ten behoeve van het bevorderen van de participatie na terugkomst in Nederland. De maximale termijn waarmee in het buitenland verbleven kan worden met een pgb bedraagt 13 weken. De eisen die in de wet, Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 en in deze beleidsregels staan gelden ook voor besteding van het pgb in het buitenland. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de kwaliteit van dienstverlening en verantwoording van het pgb (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 12).
De hoogte van het pgb in het buitenland wordt afgestemd op het land waar de cliënt tijdelijk verblijft. De hoogte van het pgb wordt herberekend aan de hand van de aanvaardbaarheidspercentages zoals genoemd in het AWBZ kompas persoonsgebonden budget van het Zorginstituut Nederland (bijlage 5). De hoogte van het pgb geldt voor materiële en immateriële voorzieningen. Als de cliënt niet voorafgaand aan het verblijf in het buitenland toestemming van het college heeft gevraagd en gekregen, wordt de maatwerkvoorziening beëindigd en wordt tot terugvordering overgegaan. Het recht op een maatwerkvoorziening – ook in de vorm pgb - vervalt per definitie als de cliënt geen ingezetene meer is van de gemeente Westland.
4.3 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s
Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt in de beschikking benoemd zoals die landelijk is vastgesteld. In het geval van voorzieningen wordt de kostprijs in de beschikking benoemd zodat client zelf op de hoogte kan zijn wanneer hij deze via de eigen bijdrage heeft betaald. In het geval van diensten wordt de kostprijs niet benoemd aangezien de kostprijs altijd hoger is dan de eigen bijdrage en geldt zolang hij gebruik maakt van de dienst. Tegen de beslissing, die vermeld wordt in de beschikking, is bezwaar en beroep mogelijk volgens de Awb.
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening. De bijdrage wordt jaarlijks landelijk vastgesteld. De inning gebeurt door het CAK. Alleen cliënten met een bruto-inkomen lager dan 130% van de voor hun situatie geldende bijstandsnorm hoeven geen eigen bijdrage te betalen. Daarmee verwacht het college bij te dragen aan armoedebestrijding.
Onder de eigen bijdrage vallen maatwerkvoorzieningen. Uitgezonderd zijn de cliënten die gebruik maken van beschermd wonen en maatschappelijke opvang (zorg in natura). Zij blijven een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. De periodebijdrage geldt bovendien niet voor gezamenlijke huishoudens, waarvan tenminste één lid niet AOW-gerechtigd is. Voor deze groep is de eigen bijdrage op nihil gesteld.
Uitgezonderd van de eigen bijdrage zijn:
Bij een maatwerkvoorziening in eigendom geldt de effectieve kostprijs als maatstaf voor de berekening van de eigen bijdrage. De bijdrage wordt betaald tot dat de kostprijs voor de voorziening is betaald of wanneer de ondersteuning stopt. Bij een maatwerkvoorziening in bruikleen (natura verstrekking) geldt de nieuwwaarde als richtprijs voor de berekening van de eigen bijdrage.
Bij een verstrekking van een pgb mag de eigen bijdrage niet worden betaald uit het pgb. Bij een Pgb wordt de eigen bijdrage betaald over de hoogte van de toekenning van het Pgb in het geval van materiele voorzieningen.
Bij overname van een voorziening van een andere gemeente is voor het overnamebedrag een eigen bijdrage verschuldigd, voor zover de voorziening nog niet is afgeschreven. De eigen bijdrage wordt berekend over de waarde van de voorziening.
4.3.3 Hoogte en duur eigen bijdrage
De Wmo legt een grotere eigen verantwoordelijkheid bij de burger. Daarbij wil de gemeente een vangnet zijn voor mensen die niet zelf (met hun sociale netwerk) in staat zijn problemen het hoofd te bieden. Daarom wordt op alle voorzieningen een eigen bijdrage gevraagd.
Uitzonderingen hierop zijn: een rolstoel, een voorziening voor het toe- en/of doorgankelijk maken van een woongebouw waarvan de woning van de cliënt onderdeel uitmaakt, een tegemoetkoming in meerkosten (artikel 21 Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024) en de woningaanpassing ten behoeve van een thuiswonend kind.
Tevens kent de gemeente Westland een minimabeleid van 130% en heeft dit aan het CAK doorgegeven. De gemeente is niet op de hoogte van bijvoorbeeld het verzamelinkomen van de cliënt en zijn echtgenoot. Het CAK is dat wel en verzorgt daarom de inning van de eigen bijdragen.
De eigen bijdrage wordt geheven, zolang een dienst wordt afgenomen en/of de waarde van een voorziening hoger is dan het betaalde bedrag aan eigen bijdragen.
Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving zijn er veel voorzieningen die dit mogelijk maken. In deze paragraaf een toelichting op verschillende vormen woonvoorzieningen en een aantal begrippen dat bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening een rol speelt.
De jaarlijkse kosten voor het onderhoud van een woonvoorziening worden vergoed zolang de voorziening nog niet is afgeschreven.
Onder losse woonvoorzieningen wordt verstaan: woonvoorzieningen die niet nagelvast aan het huis vast zitten en dus verplaatsbaar zijn. Dit worden ook wel roerende woonvoorzieningen genoemd.
Voor roerende woonvoorzieningen geldt voor de voorzieningen waarvoor geen contract met een leverancier is afgesloten de kostprijs op basis van de door het college geaccepteerde offerte.
Relatief goedkope hulpmiddelen tot € 500, - (waarvan de kosten van transport en reiniging voor herverstrekking niet opwegen tegen de kosten van verstrekking van een nieuw hulpmiddel), zullen in eigendom worden verstrekt. Losse voorzieningen zijn daarom veelal voorliggend op bouwkundige woonvoorzieningen.
Bij het bepalen of al dan niet een bouwkundige woonvoorziening nodig is, houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Komen de kosten boven de € 10.000, - dan is er een primaat van verhuizing.
Een locatie die bestemd is voor doelgroepen (bijvoorbeeld woonservicelocatie) dient door de verhuurder bouwtechnisch geschikt gemaakt te worden voor de verhuur aan de doelgroep.
Het aanpassen van dit soort gebouwen zal gebeuren conform de afspraken zoals die door het college gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen. Indien een individuele maatwerkvoorziening nodig is, kan de cliënt contact opnemen met de Wmo-consulent van de gemeente Westland en deze zal de aanvraag melding onderzoeken en beoordelen.
Bouwkundige woonvoorzieningen in natura worden bij voorkeur eigendom van de woningeigenaar.
In overleg met de cliënt en leverancier kan bij uitzondering worden bepaald dat een voorziening in bruikleen wordt gegeven. Bijvoorbeeld bij een bepaald merk drempelhulp, een plafondtillift of douche-föhninstallatie. De woonvoorziening trapliften is een uitzondering op de regel. Deze zijn altijd in bruikleen.
De woningeigenaar is verantwoordelijk voor onderhoud en reparatie en verzekering van die voorzieningen die in eigendom zijn verstrekt. Voor een voorziening in bruikleen betaalt de gemeente kosten van onderhoud en reparatie.
Trapliften worden altijd in bruikleen (bij natura levering) verstrekt. Deze zijn opnieuw inzetbaar waardoor kapitaalvernietiging kan worden voorkomen. Het aanbrengen van hekwerk voor veiligheidsredenen om een traplift te kunnen plaatsen is onderdeel van het verstrekken van een traplift. Hekwerk is altijd in eigendom.
In het geval een aanpassing van een woning dient te resulteren in een aanbouw aan de woning en verhuizen echt niet tot de mogelijkheden behoort, dan is veelal het plaatsen van een losse woonunit de goedkoopst compenserende oplossing. Een losse woonunit wordt altijd in bruikleen toegekend, zodat deze voorziening (nadat belanghebbende de woning verlaten heeft) herplaatsbaar is elders binnen de gemeente. De kosten om de voorziening te verwijderen en de gevel te herstellen worden vergoed. Bij aanpassen van de huidige of toekomstige woning, waarbij aanbouw aan de woning noodzakelijk is, ligt het primaat bij de losse woonunit.
Kosten voor onderhoud en verwijderen van nagelvaste, niet in bruikleen verstrekte, woningaanpassingen vallen niet onder de Wmo, omdat ze bij plaatsing eigendom worden van de woningeigenaar. Hier kan van worden afgeweken middels het Wmo Convenant Gemeente Westland en woningcorporaties Westland(2024).
Een woningaanpassing heeft als doel het normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Aanpassingen voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden worden niet gezien als normaal gebruik van de woning en worden niet vergoed.
Wanneer de cliënt in een instelling voor langdurige zorg woont en zijn feitelijke woonplaats heeft in Westland, kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en een toilet. Er worden geen aanpassingen vergoed om het logeren mogelijk te maken. Wanneer voorzieningen reeds aanwezig zijn en client verhuist naar een Wlz instelling en minimaal 18 dagen per jaar thuis logeert, dan is het mogelijk de woonvoorzieningen te laten staan indien client hier belang bij heeft en om logeren mogelijk te maken. Indien deze woonvoorzieningen vervangen moeten worden en bij gebruik voor hetzelfde doel dan vallen deze vervangingen ook onder de Wmo.
Wanneer sprake is van aantoonbare beperkingen ten gevolge van bijvoorbeeld COPD, astma of allergie (zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning), waardoor vervanging van vloerbedekking of gordijnen noodzakelijk is, kan hiervoor (onder voorwaarden) een financiële tegemoetkoming in de kosten worden verstrekt. De gemeente zal een extern advies vragen met betrekking tot de woningsanering.
In principe worden alleen de woon- en slaapkamer gesaneerd.
De vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van de te saneren artikelen.
De volgende berekening wordt toegepast:
Bedragen op basis van Nibud prijzen (vloerbedekking vinyl en jaloezieën).
Primaat van verhuizen en vergoeding in de kosten bij een noodzakelijke verhuizing
Niemand kan verplicht worden om te verhuizen. Kiest de cliënt (en zijn gezin) ervoor in de huidige woning te blijven wonen dan stelt het college, voor de noodzakelijke aanpassingen, een beperkt bedrag beschikbaar. Dit tot een maximum van € 10.000, -. Deze grens wordt het primaat van verhuizen genoemd. Als een cliënt in een woning van een woningcorporatie verblijft, neemt de consulent contact op met de woningcorporatie om te vragen of er een geschikte alternatieve huurwoning beschikbaar is.
Het resterende bedrag of de hogere kosten komen voor rekening van de cliënt.
Hierbij wordt er van uitgegaan dat alle benoemde aanpassingen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Cliënt heeft naderhand geen recht meer op toekenning van een voorziening die tijdens de initiële afweging tot pakket van eisen behoorde.
Géén individuele maatwerkvoorzieningen worden verstrekt indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de cliënt verhuist van een adequate naar een inadequate woning, tenzij er een belangrijke reden bestaat voor de verhuizing.
De hoogte van de vergoeding in de meerkosten bij een verhuizing is conform artikel 21 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024. Het betreft een vergoeding voor meerkosten bij een verhuizing en herinrichting;
de vergoeding zal niet volledig kostendekkend zijn.
Mogelijkheden tot financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting of huurderving (artikel 21 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024)
Deze situatie heeft dubbele woonlasten tot gevolg. Hiervoor kan de aanvrager een tegemoetkoming krijgen als hij de dubbele woonlasten redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen. De financiële tegemoetkoming kan voor maximaal zes maanden worden verleend voor het tijdelijk betrekken van een (niet)zelfstandige woonruimte of het langer aanhouden van de te verlaten woonruimte. De financiële tegemoetkoming bedraagt de goedkoopst adequate oplossing voor een periode van drie maanden. Het college doet de beoordeling hiervan.
Dit is afhankelijk van het soort en de complexiteit van de woningaanpassing. Als de woningcorporatie een aangepaste woning gaat reserveren voor de gemeente, betaalt de gemeente aan de woningcorporatie een vergoeding voor huurinkomstenderving. De gemeente verstrekt deze vergoeding met ingang van de datum opzegging, voor de duur van 3 maanden. Deze periode kan maximaal éénmaal met 3 weken worden verlengd. De maximale duur en hoogte van de huurderving wordt berekend op basis van de brutohuur die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht, vermeerderd met de jaarlijkse huuraanpassing op 1 juli als de woning dan nog wordt gereserveerd voor de gemeente. Na de duur van 3 maanden (+ 3 weken) kan de woning door de corporatie worden verhuurd.
Doel van de vervoersvoorziening
Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer c.q. sociale verbanden aangaan, brengt met zich mee dat iemand zich met een vervoermiddel moet kunnen verplaatsen in de omgeving. Wanneer een cliënt een probleem ervaart op het gebied van zelfredzaamheid en participatie in relatie tot het vervoer kan daarvoor gezocht worden naar een oplossing. De Wmo-consulent onderzoekt in hoeverre de cliënt zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk of gebruik kan maken van een algemene voorziening. In uitzonderlijke situaties zal een individuele maatwerkvoorziening verstrekt kunnen worden in de vorm van een vergoeding. Bijvoorbeeld voor vervoer met de eigen auto (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 20).
Om beperkingen in het vervoer inzichtelijk te maken onderscheidt de gemeente drie soorten afstanden:
De afstanden in 1 en 2 kunnen worden uitgelegd als het lokaal verplaatsen.
De Wmo heeft als uitgangspunt dat bij de afstanden 1 en 2 de cliënt de mogelijkheid moet hebben om zich te kunnen verplaatsen binnen de directe woon- en leefomgeving met een maximale afstand van 1700 km per jaar.
In het gesprek tussen de gemeente en de cliënt wordt nagevraagd bij welke afstanden de beperkingen ondervonden worden en hoe deze het beste zijn op te lossen. De verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. De vervoersvoorziening is niet bedoeld om te reizen naar bijvoorbeeld een sociale werkplaats, verplaatsingen in het kader van een betaalde baan en vervoer naar medische behandelingen (bijv. ziekenhuis). Het woon-werkverkeer valt niet onder de Wmo, daarvoor blijven werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk.
Vervoer in het kader van alle Wmo-diensten, wordt indien noodzakelijk meegenomen met de indicatie. De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het realiseren hiervan. De regiotaxi is hiervoor niet bedoeld. De uitzondering hierop is kortdurend verblijf bij Strandgoed.
Alle bovenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS de Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo op te lossen beperking en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.
Ook kan een medereiziger (tegen het OV-tarief) of een begeleider (gratis, mits medisch gezien noodzakelijk) meereizen. Voor begeleiding kan een OV-begeleidingskaart worden aangevraagd bij de NS.
Met de regiotaxi reist de cliënt vanaf thuis gerekend maximaal 25 kilometer. Met de WMO vervoerspas krijgt de cliënt korting. Deze korting geldt voor maximaal 1700 kilometer per jaar. Als de cliënt in een kalenderjaar meer reist dan betaalt hij de normale prijs voor de regiotaxi.
De Regiotaxi is een vraagafhankelijk collectief vervoerssysteem van deur tot deur en van deur tot halte en andersom. Reizigers kunnen een rit aanvragen, waarbij de gewenste vertrektijd en de herkomst en bestemming aan een centrale worden doorgegeven. De Regiotaxi voert de rit uit waarbij rekening wordt gehouden met een marge van vertrek en een maximale omrijtijd. De Regiotaxi is een algemene voorziening voor alle inwoners van gemeente Westland. De cliënt kan een loophulpmiddel, rolstoel of scootmobiel meenemen in het vervoer. Ook kan een medereiziger (tegen het OV-tarief) of een begeleider (gratis, mits medisch gezien noodzakelijk) meereizen. Voor begeleiding kan een OV-begeleidingskaart worden aangevraagd bij de NS.
Inwoners die geen indicatie hebben voor een WMO-vervoerspas kunnen ook reizen met Regiotaxi. Zij betalen het normale tarief. En kunnen een vervoerspas aanvragen bij Regiotaxi.
Collectief vervoer versus individueel vervoer
Bij beperkingen op het gebied van vervoer wordt in eerste instantie de Regiotaxi voorgesteld, maar er is ook een alternatief in de vorm van een individuele voorziening of een tegemoetkoming voor de kosten voor gebruik van (individuele service-) taxi of eigen auto. De vergoeding is gelijk aan de maximale vergoeding voor het ZIN-tarief(zie bijlage 8 voor de berekening).
Als er een adequaat vervoersmiddel is in de vorm van een auto, dan is er geen reden tot het verstrekken van een Wmo vervoerspas. Indien er autoaanpassingen nodig zijn om de auto te kunnen gebruiken is dit niet algemeen gebruikelijk. De vergoeding is gelijk aan de maximale vergoeding voor het ZIN-tarief. Er kan gekozen worden om dit jaarlijks gemaximaliseerde bedrag in een keer voor 7 jaar uit te laten keren. In dit geval kan er geen gebruik worden gemaakt van de regiotaxi(zie bijlage 8 voor de berekening).
Hieronder wordt een aantal maatwerkvoorzieningen voor vervoer nader toegelicht.
Er zijn fietsen zoals de driewielfiets en een duofiets die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht. Een fiets met lage instap, fiets met hulpmotor of elektrische fiets zijn niet speciaal ontworpen voor mensen met een beperking en worden in de reguliere handel verkocht. Daarom worden deze als algemeen gebruikelijk beschouwd, ook al zijn de aanschafkosten hoger dan van een normale fiets. Een elektrische fiets voor een kind onder de 18 is ook algemeen gebruikelijk.
Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer op de korte en middellange afstanden. Bij de afweging tot indicatie van deze maatwerkvoorziening wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de technische aspecten van de woonsituatie op het gebied van stalling en opladen. Dit om te bepalen of dit voor de cliënt een passende voorziening is.
Een gesloten buitenwagen is een overdekt voertuig dat niet harder dan 45 km rijdt en waarvoor aparte (verkeers)regels gelden. De gesloten buitenwagen dient onderscheiden te worden van de brommobiel, die eveneens niet harder dan 45 kilometer rijdt maar waarvoor geen aparte verkeersregels gelden.
De brommobiel is niet specifiek voor gehandicapten bedoeld en wordt als algemeen gebruikelijk beschouwd. Een gesloten buitenwagen wordt door de aanvrager vaak als gewenste oplossing voor het vervoersprobleem beschouwd maar is niet altijd de goedkoopst adequate oplossing. Alleen als op basis van (medisch) advies is vastgesteld dat geen van de voorliggende voorzieningen voldoet kan een gesloten buitenwagen worden overwogen.
Als een cliënt zonder auto-aanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en het collectief vervoer niet voldoet, kan overwogen worden of een auto-aanpassing wordt vergoed. Bij auto-aanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen betreft die meer kosten dan gebruikelijke auto-aanpassingen (dus geen stuurbekrachtiging, cruise controle of automaat). Een aanpassing heeft een minimale levensduur van 7 jaar (uiteraard rekening houdend met de persoonskenmerken van de aanvrager op dat moment).
Bij verstrekking van auto-aanpassingen is het daarom redelijk om van de aanvrager te verlangen dat hij aantoont dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 7 jaar mee kan).
Zich zelf kunnen verplaatsen is essentieel bij zelfredzaamheid en participatie.
Wij onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:
Met aanpassingen wordt bedoeld; extra onderdelen die niet standaard op een rolstoel zitten (zoals comfort beensteunen of een werkblad), maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt. Accessoires zoals een boodschappenmand en een extra spiegel zijn doorgaans niet noodzakelijk, maar wenselijk en worden daarom niet vergoed. Voor rolstoelen geldt dat voor kortdurend gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice van de zorgverzekeraar.
Sport kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn, maar ook een ander hulpmiddel. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening. Verwacht mag worden dat de levensduur van een sportvoorziening minimaal drie jaar is.
Kosten voor het feitelijk kunnen bezoeken van of deelnemen aan activiteiten zoals entreegelden of lidmaatschapsbijdragen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor sportvoorzieningen stellen we minimaal 3 jaar lang 5% van de nieuwwaarde of kostprijs beschikbaar aan reparatie en onderhoudskosten.
De sportvoorziening kan ook in bruikleen worden versterkt. De bruikleenverstrekking en de beheerskosten zijn gelijk aan de andere in natura voorzieningen. De beheerskosten kunnen betaald worden zolang de voorziening in gebruik is bij cliënt.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2024 indien toepassing van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 tot onbillijkheden van overwegende aard leidt (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 29). In geval van afwijken van het beleid is deze bevoegdheid gegeven via artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel dient gemotiveerd te worden waarom in een specifiek geval toepassing van het beleid leidt tot gevolgen voor een cliënt die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Indien de situatie van de cliënt wijzigt, heeft deze de plicht het college hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen als hij kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden de voorziening stopgezet worden en dienen de erven dit zo snel mogelijk te melden (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024, artikel 17)
Een besluit, genomen op basis van deze Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent (Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 artikel 17).
Bij het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens wordt de Algemene Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 Gegevensbescherming (AVG) in acht genomen. De privacywetgeving heeft betrekking op de hele procedure.
Wanneer de gegevens niet kunnen worden verwerkt op de grondslagen anders dan toestemming, zal waar nodig en gepast om toestemming in de zin van de AVG worden gevraagd.
Bijlage 1: Maximale perioden beschikkingen en monitormomenten
Protocol maximale perioden beschikkingen en monitormomenten als invulling van artikel 2.3.9 Wmo en toevoeging op paragraaf 4.1.1 van de beleidsregels.
Hoofdstuk 2. Maatschappelijke ondersteuning.
Paragraaf 3: Maatwerkvoorzieningen
We onderscheiden groepen cliënten in ‘leerbare’ en ‘stabiele’ ondersteuning. Of een cliënt leerbaar is of stabiel moet blijven, blijkt uit het ondersteuningsplan. Hierin wordt ook de looptijd van de indicatie aangegeven en het moment dat de monitoring (evaluatie) plaatsvindt. Echter blijft het nog steeds maatwerk, zoals de Wmo bedoeld is.
Bijlage 2: Richtlijnen gebruikelijke zorg en zorg
Gezien de hoeveelheid tekst kunt u voor de digitale raadpleging van deze beleidsregels gebruik maken van de hieronder geplaatste link. De Wmo consulent hanteert het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ als richtlijn versie 7.1, juli 2014, hoofdstuk 4 en hoofdstuk 7.
Bijlage 4: Kwaliteitsstandaard en calamiteitenprotocol Wmo voor toezicht door GGD Haaglanden
Gezien de hoeveelheid tekst kunt u voor de digitale raadpleging van deze beleidsregels gebruik maken van de hieronder geplaatste link.
Bijlage 5: Aanvaardbaarheidspercentages pgb in het buitenland
Persoonsgebonden budget Wlz Aanvaardbaarheidspercentages 2017
Het aanvaardbaarheidspercentage voor alle ontbrekende landen is 30%.
Het aanvaardbaarheidspercentage voor alle ontbrekende landen is 30%.
Bijlage 6: Checklist betrekken van de mantelzorger bij het onderzoek
|
Ja -> () geen hulp of weinig hulp |
|
Ja -> () geen hulp of weinig hulp |
|
|
Gevolgen voor andere verantwoordelijkheden en activiteiten van de mantelzorg |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijlage 8: Overzicht tarieven 2024
Jaarlijks kunnen de tarieven gewijzigd worden.
Basis voor berekenen eigen bijdrage
Conform de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2024 wordt bij een cliënt geen eigen bijdrage geïnd als het (gezamenlijk*) bijdrage plichtig inkomen minder is dan 130% van het minimumloon. De leeftijd van de cliënt is hierbij niet van belang.
De parameter 2024 voor het Wmo minimabeleid Westland is voor alle leeftijden en categorieën € 34.350,- (€ 2201,92 x 12 = € 26.423,08 x 130% = €34.350,004 => € 34.350,-.)
Let op: inwonende volwassen kinderen en ouders tellen niet mee bij de vaststelling van een gezamenlijk huishouden.
Hulpverleners die niet voldoen aan de kwaliteitseisen die gesteld worden aan gekwalificeerde aanbieders (paragraaf 4.2.3.) of personen uit het sociaal netwerk ontvangen een informeel pgb-tarief. Dit tarief wordt bepaald op basis van gehanteerde tarieven die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders minus 20% overheadkosten.
Voor 2024 zijn de tarieven gelijk gebleven aan de tarieven in 2023. Jaarlijks kunnen de tarieven gewijzigd worden.
De hoogte van een PGB lokaal vervoer, in plaats van collectief vervoer via de door de gemeente gecontracteerde aanbieder, wordt gebaseerd op basis van de volgende berekening:
Tarieven bij gebruik Openbaar vervoer:
Relateren aan regiotaxi OV reiziger (zonder indicatie voor korting)
Vergoeding PGB voor taxivervoer OV = € 1.816,60 -/- een eigen bijdrage van € 523,60 = € 1.293,-
Tijdens deze berekening is rekening gehouden met een maximum omvang van 1700 km per jaar. Het PGB lokaal vervoer is daarmee maximaal € 1.293,- op jaarbasis. De cliënt moet een vervoersplan indienen. Aan de hand van het vervoersplan zal het kilometerbudget bepaald worden. Het PGB lokaal vervoer is gelijk aan het maximale ZIN-tarief.
Tegemoetkoming meerkosten 2024
Tegemoetkomingen zijn niet kostendekkend. De bedragen kunnen door het college geïndexeerd of aangepast worden.
Jaarlijks kunnen de tarieven gewijzigd worden.
Uitgesloten van de all-in prijzen zijn:
Bijlage 9 Tarieven Wmo Hulpmiddelen Meyra 2024
Jaarlijks kunnen de tarieven gewijzigd worden.
Bijlage 10: Prijslijst Deuropeners Welzorg Woning op Maat
Bijlage 11: Maatwerkvoorzieningen onder de Wmo of Wlz in 2023 ( meest actuele versie)
Gezien het volume kunt u voor de digitale raadpleging van deze beleidsregels gebruik maken van de hieronder geplaatste link.
overzicht-maatwerkvoorzieningen-onder-de-wmo-of-wlz-in-2023-versie-juli-2023.pdf (vng.nl)
Bijlage 12: Raamovereenkomst zintuiglijk beperkten
Namens de Nederlandse gemeenten heeft de VNG afspraken gemaakt over de inkoop bij landelijke aanbieders van specialistische functies of voorzieningen ten behoeve van de Zintuiglijk Gehandicapten. Dit zijn de in onderstaande tabel opgenomen voorzieningen en aanbieders. De gemeente Westland hanteert de landelijk door de VNG vastgestelde tarieven. Jaarlijks kunnen de tarieven geïndexeerd worden.
De matrix heeft betrekking op alle cliëntgroepen die onder de Wmo vallen en waarbij een maatwerkvoorziening in de vorm van dienstverlening nodig is. De inhoudelijke beschrijving zijn voorbeelden, het is geen blauwdruk waar iemand aan moet ‘voldoen’.
Bijlage 15 De Verkorte Procedure
Verschil regulier onderzoek en verkorte procedure
Bij het reguliere onderzoek vindt er een uitgebreid onderzoek plaats. Dit gaat in de meeste gevallen via een huisbezoek. Met een uitgebreid onderzoek op alle leefgebieden worden de hulpvraag en de mogelijke oplossingen in kaart gebracht. Als er geen andere oplossing is kan er eventueel een maatwerkvoorziening worden ingezet.
Met het toepassen van de Verkorte Procedure worden meldingen sneller afgehandeld. Het onderzoek richt zich alleen op de in melding gevraagde ondersteuning en de daarbij horende leef- en compensatiegebieden. Het onderzoek is telefonisch.
Tot de Verkorte Procedure behoren de volgende meldingen:
Bij Ondersteuning en Regie bij het Huishouden is bewoning belangrijk:
Bij het inplannen van het telefonisch onderzoek wordt aan de client informatie geven over de verschillen tussen het reguliere onderzoek en de Verkorte Procedure. De cliënt moet een bewuste keuze kunnen maken. Als de client akkoord gaat met de Verkorte Procedure, dan wordt dit akkoord vastgelegd in het ondersteuningsplan. De client wordt geïnformeerd over de mogelijkheid zich te laten ondersteunen bij het telefonisch onderzoek. Dit kan door iemand uit het sociale netwerk of een onafhankelijke clientondersteuner.
Door het doen van een telefonische ID check leggen we de identiteit van de aanvrager vast. Daarnaast doen we ook een BRP check (gezinssamenstelling en verblijfsstatus).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-310827.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.