Gemeenteblad van Etten-Leur
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Etten-Leur | Gemeenteblad 2024, 310178 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Etten-Leur | Gemeenteblad 2024, 310178 | beleidsregel |
Handboek kabels en leidingen 2024
Binnen de gemeente Etten-Leur verlenen burgemeester en wethouders de vergunning of het instemmingsbesluit voor werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van ondergrondse infrastructuren (kabels en/of leidingen), conform de vigerende Algemene verordening ondergrondse infrastructuren (AVOI). De mandatering van medewerkers van de gemeente voor de afhandeling van de vergunnings- of instemmingsaanvragen en handhaving van het beleid is vastgelegd in de mandaatregeling van de gemeente.
Als beheerder van de openbare ruimte voert de gemeente de regie en coördinatie bij de aanleg van kabels en/of leidingen van netbeheerders. De coördinatie heeft als doel zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het bevorderen van het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte. Voor een goede uitoefening van deze taken hebben burgemeester en wethouders nadere regels vastgelegd in dit Handboek kabels en leidingen gemeente Etten-Leur (verder het Handboek). Het Handboek is vastgesteld door burgemeester en wethouders als nadere regel, ter uitwerking van de AVOI. Het Handboek is van toepassing op alle werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of leidingen in de openbare ruimte van de gemeente.
In dit Handboek zijn onder andere uniforme richtlijnen, voorwaarden en eisen gesteld ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden.
Het Handboek bestaat uit twee hoofdthema’s:
Rangorde van wetten, verordeningen en het Handboek kabels en leidingen:
Parallel aan bovenstaande regelgeving gelden eventuele privaatrechtelijke overeenkomsten.
1.1. Spoedeisende werkzaamheden
Let op: Ook in geval van spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten moeten alle aspecten uit dit Handboek zoveel als mogelijk in acht genomen en/of opgevolgd worden.
Als dit vanwege het spoedeisende karakter van de werkzaamheden niet mogelijk is geldt: dat de grondroerder in ieder geval voor aanvang van de werkzaamheden, of in ieder geval zo spoedig mogelijk na veiligstellen situatie (nutsvoorziening en directe omgeving), de gemeente via het registratiesysteem op de hoogte moet brengen. Betreft het meer dan 20 aansluitingen die geraakt worden door de werkzaamheden, dan dient de melding ook nog telefonisch plaats te vinden, zodat het callcenter geïnformeerd kan worden. Dit is buiten kantooruren altijd mogelijk via de consignatiedienst van de gemeente, bereikbaar via 14-076 (doorverwijzing). De gemeente kan ook helpen bij het afzetten van de omgeving;
2. BEGRIPSBEPALINGEN, ROLVERDELING EN VERWIJZINGEN
De begripsbepalingen van de AVOI zijn van toepassing tenzij daarvan nadrukkelijk wordt afgeweken door het bepaalde in dit hoofdstuk. De definities uit de AVOI zijn hier ook vermeld ten behoeve van de leesbaarheid van het Handboek in de praktijk.
In dit Handboek wordt verstaan onder:
In de praktijk kan een rolverdeling bestaan tussen de netbeheerder en de grondroerder. Soms worden die twee rollen door een en dezelfde partij vervuld.
De gemeente zal in het algemeen veel zaken rechtstreeks afhandelen met de grondroerder, maar de netbeheerder is primair aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) opvolgen van de bepalingen in dit Handboek. Dit geldt met name als er gebruik wordt gemaakt van (een) grondroerder(s) die middels een machtiging werkzaamheden verricht(en) voor de netbeheerder.
De gemeente behoudt zich desondanks wel het recht voor om in dringende gevallen ook handhavingsmaatregelen rechtstreeks met de grondroerder af te handelen en de netbeheerder daarvan zo snel mogelijk in kennis te stellen.
In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar normen en richtlijnen die van toepassing zijn op de uit te voeren werkzaamheden. Hieronder volgt een beknopte omschrijving:
Het Nederlandse centrum van normalisatie helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie.
Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.
De NPR (Nederlandse Praktijk Richtlijnen) geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- (nationaal) en NEN-EN (Europees) normen.
CROW (oorspronkelijk: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek)
CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze stichting zonder winstoogmerk ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dat gebeurt in de vorm van handleidingen, richtlijnen en aanbevelingen en in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.
RAW (Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw)
De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag de standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.
Alle relevante (technische) eisen uit de meest recente Standaard RAW bepalingen voor onder andere grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk zijn leidend en bindend betreffende de uitvoeringsmethodiek.
VCA (Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers)
VCA is bedoeld om aannemers veiliger te laten werken en het aantal ongevallen te verminderen. VCA biedt een concrete en praktische invulling van wettelijke regelingen of vult deze aan. Elke VCA gecertificeerde aannemer voldoet aantoonbaar aan een aantal verplichtingen uit de Arbowet.
Het Norminstituut Bomen heeft als doel de kwaliteitszorg rond bomen te verbeteren. Het instituut ontwikkelt en standaardiseert kwaliteitseisen, richtlijnen en normen voor werkzaamheden in, rond en met bomen. De bomenposter 'Werken rond bomen' toont de kwetsbare boomzone direct rond een boom en laat zien welke belangrijke randvoorwaarden er gelden binnen deze kwetsbare boomzone voor de uitvoering van werkzaamheden.
3. BEREIKBAARHEID, VERKEERSMAATREGELEN, OVERLASTBEPERKING
3.1. Bereikbaarheid aangrenzende gebouwen
Voor het creëren van een veilige werkomgeving voor uitvoerenden en omgeving wordt als stelregel gehanteerd - alleen tijdens werktijden - “volledig afsluiten tenzij”. Hierbij moeten de werkzaamheden qua tijd en uitvoeringswijze zodanig worden gepland dat de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, winkels en overige gebouwen (verder: objecten) voor (mindervalide) voetgangers, (brom)fietsers, gemotoriseerd (bestemmings)verkeer en hulp- en afvalophaaldiensten -in overleg met de betrokkenen- altijd zo veel mogelijk in stand gehouden wordt. Dit geldt ook in doodlopende straten of openbare woonerven.
Indien het onvermijdelijk is dat een weg toch volledig afgesloten moet worden moet de grondroerder ten minste vier werkweken voor aanvang van de werkzaamheden een gedetailleerd verkeers-, werk-, en tijdsplan ter goedkeuring voorleggen aan de gemeente en de afsluiting afstemmen met de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder;
Ter plaatse van de toegang en (nood)uitgang naar objecten moet een goede toegankelijkheid geboden worden voor voetgangers, inclusief (brom)fietsen die aan de hand meegevoerd worden en mindervalide voetgangers die vaak gebruik maken van hulpmiddelen zoals rollators, rolstoelen en scootmobielen. Hierbij is het toepassen van stevige en goed zichtbare loopplanken een minimale vereiste. De loopplanken moeten vlak en aansluitend aan elkaar geplaatst en in stand gehouden worden.
Indien de hulp- en afvalophaaldiensten objecten niet voldoende kunnen benaderen of de bereikbaarheid van winkels, bedrijven of percelen van andere belanghebbenden niet gegarandeerd kan worden dan moet de grondroerder minimaal vier werkweken vooraf overleggen met de toezichthouder zodat tijdig afspraken gemaakt kunnen worden om afdoende maatregelen te kunnen nemen.
3.2. Maatregelen in het belang van het verkeer
Ten behoeve van de verkeersmaatregelen zijn de meest recente Standaard RAW bepalingen van toepassing en de daaraan verbonden CROW-uitgaven 96b. Waar deze kegels op de rijbaan voorstelt zijn in Etten-Leur bakens verplicht (i.v.m. een betere zichtbaarheid voor de weggebruiker) en op de rijbaan dient een schrikhek minimaal 2,5 meter breed te zijn.
Als de gemeente het noodzakelijk acht, bijvoorbeeld wanneer vanwege werkzaamheden een belangrijke verkeersweg moet worden afgesloten, kan de gemeente de grondroerder verplichten om de werkzaamheden zo veel mogelijk in de weekeinden, avonduren of ´s nachts uit te voeren. Hierbij moet wel aandacht zijn voor de geluidsnormen, zoals in wetgeving opgenomen bijvoorbeeld de APV en Omgevingswet. Indien een weg volledig afgesloten moet worden geldt het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid.
Tijdens de verkeersspits (7.30 uur tot 9.00 uur en 16.00 uur tot 18.00 uur) mogen geen werkzaamheden op of langs hoofdwegen of gebiedsontsluitingswegen plaatsvinden, zoals openomen in het gemeentelijk verkeersplan. Indien de grondroerder aantoonbaar zorgt voor een goede verkeersdoorstroming en verkeersafwikkeling kan met de toezichthouder anders worden overeengekomen. Dit wordt dan opgenomen in een goed te keuren verkeersplan, waarbij mogelijke calamiteiten (in de omgeving) een onderdeel van zijn.
Ten behoeve van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd (bestemmings-)verkeer kan toepassing van tijdelijke verkeersmaatregelen en/of aanbrengen van tijdelijke verkeersvoorzieningen (zoals rijplaten, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken en dergelijke) noodzakelijk zijn. Bermen, gazons en boomspiegels moeten altijd beschermd worden tegen spoorvorming. De maatregelen worden in overleg met de regisseur kabels en leidingen en/of opzichter vastgesteld.
De vereiste verkeersmaatregelen - waaronder tijdelijke verkeersregelinstallaties (VRI) of de inzet van verkeersregelaars– ten behoeve van omleidingen of ten behoeve van werkzaamheden bij hoofdwegen, kruispunten, voet- en fietspaden, en dergelijke moet de grondroerder in het geval van een gehele wegafsluiting altijd en in overige gevallen op verzoek van de regisseur kabels en leidingen vastleggen in een gedetailleerd verkeers-, werk-, en tijdsplan en dit ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeente. Dit moet ten minste vier werkweken voor aanvang van de werkzaamheden gebeuren. Indien een straat volledig afgesloten moet worden geldt het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid.
De verkeersvoorzieningen mogen niet eerder dan 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, met de voor- of beeldzijde afgedraaid van het verkeer, worden aangebracht. De verkeersvoorzieningen mogen niet aan bijvoorbeeld lichtmasten worden bevestigd en mogen het zicht op de overige bebording en het zicht van eventuele camera’s niet ontnemen. De verkeersvoorzieningen moeten op de dag van en voor aanvang van de werkzaamheden met de voor- of beeldzijde naar het verkeer worden geplaatst.
Verkeersvoorzieningen moeten voldoen aan publicatie 96B van het CROW. Verkeersvoorzieningen die tijdelijk geen dienst doen moeten direct afgedraaid of afgedekt worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn. Verkeersvoorzieningen die geen dienst meer zullen doen moeten binnen 24 uur verwijderd en afgevoerd worden.
De grondroerder is 24 uur per dag en zeven dagen per week bereikbaar en verantwoordelijk voor de instandhouding van de door hem geplaatste verkeersvoorzieningen. Indien van toepassing zorgt de grondroerder voor een zo spoedig mogelijk herstel. Eventuele aanwijzingen van een toezichthouder met betrekking tot de instandhouding van de verkeersmaatregelen moeten meteen worden opgevolgd.
3.3. Maatregelen ten behoeve van de overlastbeperking
Behoudens het bepaalde in artikel 3.2, tweede lid, is het niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen en nationale feest- en gedenkdagen of wanneer er een evenement plaatsvindt (zie ook artikel 4.3, breekverbod) werkzaamheden uit te voeren in de openbare ruimte. Dit geldt niet voor spoedeisende werkzaamheden. De sleuf, inclusief verharding, moet volledig afgewerkt zijn en er mag geen puin en/of afval meer binnen de werkomgeving aanwezig zijn. Groenvakken moet met goede teelaarde, conform de RAW, worden afgewerkt.
Op vrijdag of de dag voorafgaande aan een nationale feest- of gedenkdag of een vakantieperiode van de grondroerder moet de sleuf worden aangevuld en verdicht en de verharding moet weer worden aangebracht. Uiterlijk om 17.00 uur moeten alle werkzaamheden gereed zijn en de werkomgeving moet opgeruimd zijn.
Het derde lid van dit artikel is overeenkomstig van toepassing op de dag voorafgaande aan alle namens de gemeente vergunde evenementen (kermis, (jaar)markt enzovoort, inclusief de opbouw- en afbreekperiode) op de evenementenlocatie en de directe omgeving daarvan en in winkelgebieden op de dag(en) waarop de koopavond(en) worden gehouden.
De grondroerder moet alles doen wat verwacht mag worden en wat redelijkerwijs mogelijk is om hinder als gevolg van bijvoorbeeld lawaai, stank, modder, en dergelijke veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten enzovoort tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De grondroerder moet voldoen aan alle wettelijke kaders en regelgeving op dat gebied.
Indien de grondroerder (bij uitzondering) door de gemeente wordt toegestaan of verplicht om op zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen of ’s avonds c.q. ‘s nachts te werken is de grondroerder verplicht alle nadere aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor eventuele benodigde aanvullende vergunningen of ontheffingen.
4. COMMUNICATIE, MELDINGEN, BREEKVERBOD EN VERGUNNING NIET OPENBARE NETWERKEN
4.1. Communicatie op de graaflocatie, (bouw)overleg
Namens de grondroerder moet er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden altijd een contactpersoon op het werk aanwezig zijn. De naam en het mobiele telefoonnummer van de contactpersoon moeten bij alle betrokken partijen bekend zijn. De contactpersoon moet controleren en verifiëren of de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de tracétekeningen en de gemaakte afspraken, alsmede dat de uitvoering conform de vergunning of het instemmingsbesluit verloopt.
De grondroerder moet bij alle voor de gemeente relevante bouwvergaderingen die worden gehouden de regisseur kabels en leidingen en/of toezichthouder uitnodigen. Van deze vergaderingen moet de grondroerder notulen maken en deze binnen tien werkdagen naar de deelnemers toesturen. Deze notulen zullen op de gebruikelijke wijze worden beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.
Bij (grootschalige) projecten die een bovengemiddelde impact hebben op de openbare ruimte en de veiligheid van de leefomgeving kan op initiatief van de gemeente op regelmatige tijden een voortgangsoverleg met alle betrokken partijen worden vereist. Van deze vergaderingen moet de grondroerder notulen maken en deze binnen tien werkdagen naar de deelnemers toesturen. Deze notulen zullen op de gebruikelijke wijze worden beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.
Voorafgaand aan de werkzaamheden moet de grondroerder de belanghebbenden schriftelijk en/of per e-mail (samen 100% dekking) op de hoogte stellen met een bewonersbrief. Deze brief moet minimaal vijf werkdagen voor de start van de werkzaamheden door de grondroerder bezorgd zijn.
Deze bewonersbrief maakt onderdeel uit van de aanvraag tot vergunning / instemming. In de bewonersbrief wordt in ieder geval informatie gegeven over:
Bij omvangrijke werkzaamheden (meerdere werkzaamheden die elkaar beïnvloeden en/of impact op de omgeving hebben) kan de regisseur kabels en leidingen vereisen dat de grondroerder de werkzaamheden in de lokale pers publiceert en/of dat de grondroerder een communicatieplan maakt dat vooraf aan de gemeente overhandigd wordt ter toetsing.
4.2. Melding aanvang en einde werkzaamheden
Indien op de aangegeven datum zonder kennisgeving aan de gemeente niet aangevangen is met de werkzaamheden, vervalt de toestemming op de melding en moeten de werkzaamheden opnieuw worden gemeld conform het bepaalde in het eerste lid. Uitzondering hierop vormen het maken of wegnemen van huisaansluitingen met een maximum van 2 m2. Deze moeten dan wel binnen 3 maanden gerealiseerd worden.
Zodra de werkzaamheden zijn uitgevoerd moeten deze, na (gezamenlijke) oplevering, gereed gemeld te worden bij de gemeente middels het door de gemeente gehanteerde registratiesysteem. De gemeente beschouwt de werkzaamheden als gereed wanneer:
de eenheden inzake herstel sleufbedekking (digitaal) opgeleverd zijn1;
In geval van spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten mag het werk, als het niet anders kan, zonder de vereiste voorafgaande melding worden uitgevoerd. Wel moeten de activiteiten altijd telefonisch doorgegeven worden aan de gemeente. Buiten kantooruren is dit mogelijk via de consignatiedienst van de gemeente (zie artikel 1.1). Zodra de mogelijkheid zich voordoet, maar uiterlijk binnen een werkdag na aanvang, moeten de spoedeisende werkzaamheden via de reguliere weg bij de gemeente gemeld worden middels het door de gemeente gehanteerde registratiesysteem.
De gemeente kan een breekverbod instellen bij weersomstandigheden waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast of gevaar voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden. Bijvoorbeeld bij vorst, maar ook bij wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel (dit betreft geen limitatieve opsomming). Onder andere breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal en/of niet goed kunnen verdichten van de ondergrond wordt voorkomen door het instellen van het breekverbod (opgenomen in het registratiesysteem).
Tijdens alle door de gemeente vergunde evenementen (kermis, (jaar)markt enzovoort, inclusief de opbouw- en afbreekperiode) is het breekverbod op de evenementenlocatie en de directe omgeving daarvan altijd van kracht. De grondroerder moet hiermee rekening houden in zijn planning. Na afloop van het evenement kan de grondroerder zijn werkzaamheden op de gebruikelijke wijze hervatten.
Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel geeft de gemeente in alle gevallen (op digitale wijze) aan wanneer het breekverbod van kracht is en de gemeente geeft minimaal een dag van te voren aan wanneer het breekverbod weer is opgeheven. De grondroerder moet zich aan het breekverbod houden en de werkzaamheden mogen na beëindiging van het breekverbod pas weer worden hervat.
4.4. Vergunning niet openbare netwerken
In het algemeen gaat de gemeente terughoudend om met het geven van een vergunning voor de aanleg van niet openbare netwerken. Als echter de aanleg van een niet openbaar netwerk het algemeen belang dient, dan zal de gemeente hier in de meeste gevallen aan meewerken. Bijvoorbeeld ontwikkelingen rondom de energietransitie kunnen aanleiding zijn om de aanleg van niet openbare netwerken toe te staan. Om een duidelijk kader aan te geven en om precedentwerking te voorkomen zijn voor het goedkeuren van aanvragen voor de aanleg van niet openbare netwerken criteria opgesteld die de gemeente daarbij hanteert. Indien de gemeente separaat aan die criteria nog nader beleid heeft opgesteld, gaat dat nadere beleid altijd boven de criteria zoals genoemd in artikel 4.4.2.
Vergunning voor de aanleg van niet openbare netwerken in de openbare ruimte wordt verleend, indien:
er sprake is van de aanleg van netwerken ten behoeve van warmtevoorzieningen in een straat, wijk of stadsdeel (dit moet een logisch aaneengesloten gebied zijn) voor bijvoorbeeld de aanleg van een warmtenet en alle gebouweigenaren, huurders, utiliteitsgebouwen en bedrijven binnen het aanleggebied hebben de mogelijkheid om een aansluiting te krijgen op het netwerk.
5. ZORGVULDIGHEID, SCHADE, VERZEKERINGEN EN VEILIGHEID
Ongeacht de door de gemeente verstrekte vergunning of instemmingverlening en/of goedkeuring door andere bevoegde instanties, is de netbeheerder tegenover de gemeente en/of derden verantwoordelijk voor een zorgvuldige uitvoering van de werkzaamheden. De grondroerder is tegenover de gemeente en/of derden aansprakelijk voor schade als gevolg van de uitvoering van het werk. Dit geldt ook voor werkzaamheden die op verzoek van of na aanwijzing van de gemeente uitgevoerd moeten worden. Bij gecombineerde kabel- en/of leidingaanleg draagt elk van de belanghebbende netbeheerders verantwoordelijkheid tegenover de gemeente. De coördinerende netbeheerder(s) is (zijn) daarvoor dan het aanspreekpunt voor de gemeente. De eventuele aansprakelijkheidsstelling voor schade vindt plaats conform het civiele aansprakelijkheidsrecht.
De netbeheerder zal, al dan niet na een aanwijzing (tot het nemen van maatregelen, waaronder het verplaatsen, ten aanzien van kabels en/of leidingen), de gemeente tijdig op de hoogte stellen van eventuele werkzaamheden in verband met een project van de gemeente. De gemeente en de netbeheerder zullen afspraken maken over de planning van de bedoelde werkzaamheden. Ongeacht de voor de vergunnings-, instemmings- en meldingsprocedure gehanteerde termijnen moet de netbeheerder de werkzaamheden binnen de met de gemeente afgesproken uitvoeringstermijnen zodanig uit voeren dat het project van de gemeente niet wordt vertraagd.
Wordt desondanks schade aan eigendommen van de gemeente of derden (bijvoorbeeld: kabels en leidingen van andere netbeheerders, verkeersborden, eigendommen van particulieren, bodemverontreiniging tijdens het werk enzovoort) toegebracht dan moet de grondroerder dit zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 24 uur, schriftelijk doorgeven aan de toezichthouder en/of aan betrokken derden.
5.2.2. Herstel van schade en vergoeding van kosten
Voor de schade die ten gevolge van werkzaamheden ontstaat en/of de schade die aan andere eigendommen van de gemeente wordt toegebracht, moet de gemeente door of namens de netbeheerder gecompenseerd worden.
De gemeente beslist zelf of zij de schade door of namens de netbeheerder laat herstellen of dat de marktconforme herstelkosten van de schade (inclusief eventuele kosten die de gemeente daarbij moet maken) door of namens de netbeheerder vergoed moeten worden.
De met de werkzaamheden verband houdende marktconforme herstel-, degeneratie- en beheerkosten komen voor rekening van de netbeheerder. Gebieden waarvoor specifieke eisen gelden zijn opgenomen in bijlage 12.3 “Uitzonderingsgebieden herstel verhardingen”. De voorwaarden, tarieven en onderhoudstermijnen zijn vastgelegd in de “Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen gemeente Etten-Leur”.
Ook alle overige (extra) kosten die door de grondroerder (of de gemeente) gemaakt moeten worden vanwege werkzaamheden en/of een gevolg zijn van de voorwaarden en eisen die zijn opgenomen in de AVOI, de vergunning of het instemmingsbesluit en dit Handboek komen voor rekening van de grondroerder c.q. de netbeheerder (zie ook artikel 3 van de Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen).
5.2.3. Onderhoud kabels en/of leidingen en bovengrondse voorzieningen
Bovengrondse voorzieningen die eigendom zijn van netbeheerders en zich bevinden in de openbare ruimte moeten door de netbeheerder onderhouden worden. De grotere bovengrondse voorzieningen (bv kasten vanaf 1 meter bij 1 meter) dienen te zijn voorzien van een antivandaal coating en of een antiplakvoorziening. Aanstootgevende graffiti, leuzen, posters en dergelijke die aangebracht zijn op voornoemde bovengrondse voorzieningen moeten worden verwijderd.
Markeringen die ten behoeve van de maatvoering van kabels en/of leidingen of ter aanduiding van kruisingen van watergangen (zinkers) worden aangebracht moeten op een deugdelijke wijze geplaatst en/of bevestigd worden en altijd goed zichtbaar te zijn. Indien de markeringen op enig moment niet meer voldoen aan de bij plaatsing gestelde eisen moeten deze worden hersteld of op initiatief van de netbeheerder worden verwijderd.
Indien de hoogte van de deksel van een op maaiveldhoogte geplaatst distributie- en/of mutatiepunt door verzakking niet meer op hoogte ligt met het omringende maaiveld en daardoor niet meer voldoet aan de bij aanleg gestelde eisen moet dit worden hersteld. Indien dit het directe gevolg is van werkzaamheden door gemeente of derden ligt de herstelplicht en/of kosten voor herstel bij die partij.
Herstel of verwijdering van de in het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel genoemde punten moeten op eerste aanzegging van de gemeente binnen vijf werkdagen uitgevoerd worden door of in opdracht van de netbeheerder, tenzij anders is overeengekomen met de toezichthouder. De in het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel genoemde gebreken is geen limitatieve opsomming. De genoemde termijn geldt voor elk door de toezichthouder geconstateerd gebrek als gevolg van werkzaamheden en/of in situaties die niet meer voldoen aan de bij aanleg gestelde eisen.
5.2.4. Kosten bij foutieve informatie en/of handelen
In bijlage 12.4 is een lijst opgenomen van constateringen waarvoor de gemeente onnodig kosten moet maken. Deze worden volgens de tabel in rekening gebracht bij de grondroerder en/of diens opdrachtgever. De kosten worden via het registratiesysteem in rekening gebracht.
5.3. Risicodekking en Verzekeringen
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel moeten de grondroerder en haar (onder)aannemers en/of ZZP’ers zorgdragen voor de verzekeringen tegen schade als gevolg van Wettelijke Aansprakelijkheid die voortvloeit uit het gebruik van aannemersmateriaal bij de uitvoering van het werk.
5.4. Veiligheid en Calamiteiten
Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden (bijvoorbeeld bij extreem lage of hoge gevoelstemperaturen mogen werknemers niet doorwerken). De voorschriften die op dit gebied van kracht zijn (zie: www.arboportaal.nl) moeten (digitaal) op het werk beschikbaar zijn en de betrokken werknemers moeten volledig geïnstrueerd worden. Ook moeten alle (onder)aannemers VCA gecertificeerd zijn. De grondroerder is verantwoordelijk voor de naleving hiervan.
Indien vereist conform de VCA en de Arbowet moet voor de aanvang van de werkzaamheden een Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuplan (VG&M-plan) zijn opgesteld door de grondroerder. Wanneer er geen VG&M-plan wordt opgesteld door de grondroerder moet de grondroerder aan de gemeente voorafgaand aan de werkzaamheden onderbouwd aangeven waarom er geen VG&M-plan wordt opgesteld. In het VG&M-plan moet, indien van toepassing, minimaal het volgende zijn opgenomen:
De gemeente kan de grondroerder in het kader van de veiligheid (en vanwege verkeerstechnische redenen, zie artikel 3.2, elfde lid) verplichten om buiten werktijden bouwhekken te plaatsen rondom ontgravingen. De locatie van de opslag dient altijd de goedkeuring van de gemeente te hebben! Rondom dit opslagterrein van de grondroerder is het plaatsen van bouwhekken altijd verplicht.
De toezichthouder kan vanuit de publieke taakstelling van de gemeente controleren of het werk veilig wordt uitgevoerd. De toezichthouder is bevoegd om bij onveilige situaties correctieve maatregelen af te dwingen en/of de werkzaamheden stil te leggen. Dit geldt ook als er onveilige situaties aan een bestaand netwerk van een netbeheerder worden geconstateerd.
Indien het noodzakelijk is dat, voor de (verkeers-)veiligheid en/of bescherming van de volksgezondheid, direct afzettingen worden geplaatst en/of (een deel van) de weg(-en) wordt afgesloten dan moet dit ook gemeld worden bij alarmnummer 112, bij de OV-diensten en bij de regisseur kabels en leidingen en/of bij de toezichthouder.
Voor werkzaamheden in of met verontreinigde grond is de Omgevingswet onverkort van toepassing (Wat verandert er voor graven in de bodem | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl). De door het CROW uitgebrachte richtlijn “Werken in en met verontreinigde bodem” (laatste versie publicatie 400, met extra uitleg: artikel-de-gevolgen-omgevingswet-p400-202402.aspx (crow.nl)) geldt ook. De grondroerder moet altijd werken volgens de meest recente versie van deze richtlijn.
Conform het bepaalde in de Omgevingswet moet de initiatiefnemer van een project vooraf inventariseren (CROW-publicatie 400) of er zich verdachte locaties binnen het werkgebied bevinden. Onder andere via de websites www.bodemloket.nl (initiatief van gemeenten, provincies en het Rijk) en www.rwsleefomgeving.nl (Rijkswaterstaat) is te achterhalen waar zich verontreinigde of verdachte locaties bevinden. Indien de grondroerder initiatiefnemer is kan hij voor de meest recente informatie en/of detailinformatie contact opnemen met de gemeente.
Indien de gemeente initiatiefnemer is zal zij die maatregelen nemen die noodzakelijk zijn vanwege wetgeving en eventueel aanvullende eisen die de gemeente zelf of het bevoegd gezag stelt in het kader van het betreffende project. De gemeente is niet gehouden te voldoen aan en geeft geen invulling aan kwaliteitseisen die netbeheerders zelf stellen ten aanzien van hun netstructuur in (voormalig) verontreinigde grond.
5.5. Peilen en hoofdafmetingen
Indien van toepassing (op uitbreidingslocaties of bij reconstructies) beperkt het op de graaflocatie aangeven van peilen en hoofdafmetingen door de toezichthouder zich tot het eenmalig aangeven van hoofdmeetpunten en eventueel extra punten in bochten en dergelijke. De grondroerder kan daarna zelf door middel van eenvoudig meetwerk, zowel qua horizontale als verticale maatvoering, het tracé in detail uitzetten. De gemeente treedt slechts toetsend c.q. controlerend op. Het gewenste tijdstip van aanwijzing moet door de grondroerder ten minste een werkweek van te voren aan de toezichthouder kenbaar gemaakt worden.
Bij de aanleg van kabels en/of leidingen in een uitbreidingsplan, waarbij (nog) geen woningen enzovoort aanwezig zijn om als vast punt voor maatvoering te dienen, zal de gemeente een aantal maten middels piketpaaltjes en/of krijtmarkeringen aangeven. Dit geldt alleen voor gronden die eigendom zijn van de gemeente.
Het uitvoeren van de werkzaamheden zonder deze maatvoering is niet toegestaan. Iedere kabel en of leiding die is aangebracht zonder dat deze maten zijn afgegeven, dienen te worden gecontroleerd. Indien de kabel of leiding niet juist is gelegd conform de vergunning of het instemmingsbesluit en of maatvoering, moet op kosten van de grondroerder worden verlegd.
5.6. Grondwaterstanden en bronbemaling
Indien naar inzicht van de grondroerder bronbemaling noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te kunnen voeren moet de grondroerder zelf zorgen voor de noodzakelijke vergunning. Voor het onttrekken van grondwater en voor lozing op het oppervlaktewater is in veel gevallen een watervergunning van Waterschap Brabantse Delta nodig.
Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone van te handhaven bomen of beplanting, moeten in het groeiseizoen (week 13 t/m 45) eventueel beschermende maatregelen worden genomen voor de beplanting. De grondroerder moet in overleg met de toezichthouder de beplanting water geven. Hiervoor moet schoon water worden gebruikt. Er mag geen bronneringswater of oppervlaktewater voor worden gebruikt.
Indien blijkt dat werknemers van de grondroerder en/of haar (onder)aannemers zich niet houden aan de gemaakte afspraken of zij zich op de werkvloer onbehoorlijk en/of overlast gevend gedragen, dat er zich tijdens de uitvoering onregelmatigheden voordoen of dat de werkzaamheden niet naar behoren worden uitgevoerd, kan de gemeente handhavend optreden in het kader van openbare orde, veiligheid of het voorkomen van overlast.
7. RICHTLIJNEN TEN BEHOEVE VAN DE (TRACÉ)ENGINEERING EN ONDERGRONDSE ORDENING
7.1. Tracé-inspectie t.b.v. de aanleg van kabels en/of leidingen
De grondroerder moet het beoogde tracé waarop de voorgenomen werkzaamheden uitgevoerd moeten gaan worden vooraf inspecteren en moet onderzoeken of de werkzaamheden (verkeers-)technisch uitvoerbaar zijn ten aanzien van de aanwezige wegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, spoorwegen, metro- en trambanen, (waterkerende) dijken, overige kabels en/of leidingen, bomen, wegmeubilair, taluds en gebouwen. De grondroerder moet bij de aanvraag van de vergunning of het instemmingsbesluit de gemeente ervan overtuigen (bijvoorbeeld met een dwarsprofiel met daarin aangegeven de bestaande kabels en/of leidingen en het gewenste ruimtebeslag voor de aanleg van de nieuwe kabels en/of leidingen) dat er voldoende ruimte is voor de juiste ondergrondse ordening.
Om er zeker van te zijn dat er voldoende ruimte is in de ondergrond voor de aanleg van kabels en/of leidingen is het raadzaam dat de grondroerder al in de engineeringsfase inventariseert welke overige netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé. Indien nodig en zinvol kunnen die overige netbeheerders dan in een vroegtijdig stadium geïnformeerd worden over de voorgenomen werkzaamheden en er kan onderzoek gedaan worden naar de aard en ligging van betreffende kabels en/of leidingen van de overige netbeheerders. Daartoe kan de grondroerder bijvoorbeeld een oriëntatieverzoek doen bij het Kadaster- sectie Klic en/of proefsleuven maken. De grondroerder en de overige netbeheerders kunnen zo nodig in overleg treden om nadere afspraken te maken over bijvoorbeeld de ongestoorde ligging van ieders kabels en/of leidingen.
De grondroerder moet zelf inventariseren of er, behalve een vergunning of instemmingsbesluit, voor bepaalde uit te voeren activiteiten een omgevingsvergunning noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor werkzaamheden in een gebied met landschappelijke of cultuurhistorische waarde (al dan niet met nadere voorschriften in het kader van de bescherming van monumentale of archeologische waarden), het kappen van bomen, het oprichten/plaatsen van bovengrondse voorzieningen, bouwketen of portakabins, materiaalcontainers, parkeren van voertuigen enzovoort. Ook moet de grondroerder alle voor het werk benodigde vergunningen, ontheffingen enzovoort die noodzakelijk zijn vanuit de Algemene plaatselijke verordening (APV) en/of de Omgevingswet en het Omgevingsplan Etten-Leur te vragen.
7.2. Ondergrondse ordening bij de aanleg van kabels en/of leidingen
Bij de inrichting van de ondergrond moeten de belangen van diverse belanghebbenden en disciplines gewaarborgd worden. Een standaard dwarsprofiel is opgenomen in bijlage 12.2. Dit standaard dwarsprofiel is het uitgangspunt en wordt daar waar mogelijk toegepast. Indien dit niet mogelijk is wordt door de gemeente in overleg met de netbeheerders afgeweken van het standaardprofiel op basis van de uitgangspunten zoals bepaald in artikel 7.2.1 tot en met 7.2.3. Deze beknopte uitgangspunten die zijn gebaseerd op de NEN 7171-1 en de NPR-7171. Indien de uitgangspunten niet voldoen, dan wordt de volledige procedure van de NEN 7171-1 en NPR-7172 gevolgd.
Bij bestaande wijken moet bij werkzaamheden aan de boven- en/of ondergrond bepaald worden of dit een natuurlijk moment is om de ondergrondse ordening aan te passen. Hierin kennen we een onderscheidt:
Vallend onder een Vergunning: Door de gemeente en netbeheerders moet afgewogen worden of alle netten die in de ondergrond liggen nog in gebruik zijn. Indien dit niet het geval is dan moet afgewogen worden of deze nog hergebruikt gaan worden of verwijderd worden als ze bijvoorbeeld te oud zijn om te hergebruiken (koperen kabels, AC leidingen of gietijzeren leidingen). Vrijgekomen ruimte moet of vrij blijven of toegewezen worden aan nieuw aan te leggen netten.
Vallend onder Instemmingsbesluit: Hiervoor gelden de afspraken voortkomend uit de Uitvoeringafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecomkabels (UVOT) laatstelijk vastgesteld op 12 maart 2020.
7.2.1. Uitgangspunten tracébepaling
7.2.2. Uitgangspunten horizontale ligging
Distributie- en/of mutatiepunten mogen niet aangebracht worden in rijbanen, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de in- en uitritten van percelen, binnen een afstand van 3,00 m vanaf bomen en (tenzij het vanwege netwerk technische redenen niet anders kan) in kabel- en leidingtracés. De distributie- en/of mutatiepunten dienen bij voorkeur geplaatst te worden in voetpaden of bermen. Voor bestaande situaties geldt de bestaande situatie.
7.2.3. Uitgangspunten verticale ligging
7.3. Opruimen uit gebruik genomen kabels en/of leidingen
De netbeheerder moet ervoor zorgen dat zijn uit gebruik genomen kabels en/of leidingen zo snel en zo veel als mogelijk worden opgeruimd. Tenzij het opruimen volgens de gemeente (gedeeltelijk) technisch wordt belemmerd, de kabels en/of leidingen binnen afzienbare tijd kunnen worden hergebruikt en/of als er tussen de gemeente en de netbeheerder andere afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld over het moment waarop opgeruimd wordt en/of als er bomen nabij of op het tracé aanwezig zijn. Voor Telecom gelden hiervoor de afspraken uit de Uitvoeringsafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecomkabels (UVOT).
Hierbij wordt voor Telecom – bij de onderdelen b en c - ook gekeken naar de Telecommunicatiewet en de Uitvoeringafspraken Verwijderen Ongebruikte Telecomkabels (UVOT). Tijdelijke kabels en/of leidingen (bijvoorbeeld bouwaansluitingen) moeten na afloop van de bouwactiviteiten verwijderd worden. Indien na afloop van de bouwactiviteiten blijkt dat deze kabels en/of leidingen niet verwijderd zijn zal de gemeente deze, conform de Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen, artikel 3, laten verwijderen.
Als een uit gebruik genomen leiding, conform het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, in beginsel niet opgeruimd wordt moet de inhoud van die leiding worden verwijderd. Leidingen die niet bestemd zijn voor hergebruik worden opgevuld (bijvoorbeeld met dämmer of een ander vulmiddel) en de kopeinden moeten worden afgedicht. Bij HDPE-buizen ten behoeve van glasvezelkabels kan worden volstaan met het afdichten van de kopeinden.
De netbeheerder blijft te allen tijde eigenaar van en verantwoordelijk voor de registratie van uit gebruik genomen kabels en/of leidingen die niet geruimd worden. In het kader van de Wibon dienen deze dan nog steeds zichtbaar te zijn bij een klic-melding. Zodra het moment zich voordoet moeten deze kabels en/of leidingen alsnog op kosten van de netbeheerder worden geruimd.
8. VOORWAARDEN EN TECHNISCHE EISEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING
8.1. Werkafspraken en voorwaarden met betrekking tot de uitvoering
De grondroerder moet ervoor zorgen dat een afschrift en/of een digitale versie van de vergunning of het instemmingsbesluit of het meldingsformulier inclusief de tekening(en), het Handboek, alsmede de afschriften van de toestemmingen van derden inclusief de voorwaarden en de gegevens van de Klic-melding op de graaflocatie aanwezig zijn. Deze documenten moeten desgevraagd aan de regisseur kabels en leidingen en/of toezichthouder getoond worden.
De grondroerder moet zich houden aan de CROW-richtlijnen (onder andere) “Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen” en “Schade voorkomen aan kabels en leidingen” (respectievelijk de publicaties 280 en 500), de meest recente Standaard RAW-bepalingen (voor grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk) en CROW-publicatie 96B alsmede de AVOI-, Handboek en WIBON-bepalingen inclusief eventuele recente aanvullingen.
Indien het voor aanvang bekend is dat er kabels en/of leidingen van meerdere netbeheerders in de directe nabijheid van of aansluitend aan een te roeren tracé gelegd of opgeruimd moeten worden, dan moeten deze werkzaamheden zoveel mogelijk gecombineerd of aansluitend aan elkaar in een werkgang en in ieder geval conform de gezamenlijk afgesproken planning uitgevoerd worden. De grondroerder(s) moet(en) dit als zodanig onderling of met de betreffende netbeheerder(s) en met de regisseur kabels en leidingen afstemmen (combiwerk).
Verder kunnen ook projecten aan de orde zijn waarbij werkzaamheden van de gemeente en netbeheerder(s) binnen een gezamenlijk afgesproken tijdvak uitgevoerd moeten worden. Deze werkzaamheden komen tot stand vanuit proactieve regie en zijn voorafgaand aan de vergunnings- of instemmingsaanvraag bekend.
De locatie van het opslagterrein van de grondroerder moet in overleg met de gemeente bepaald worden. De gemeente stelt de volgende voorwaarden aan inrichting en oplevering van het opslagterrein:
De grondroerder moet nagaan of het gebruik van het opslagterrein valt onder milieubelastende activiteit (MBA) in het kader van de Omgevingswet en het daarvan afgeleide Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Ook de regels vanuit het Omgevingsplan Etten-Leur, Afdeling 22.3 Milieubelastende activiteiten, zijn van toepassing. De daaruit komende maatregelen en zorgplicht dienen te worden gewaarborgd;
Tenzij met de toezichthouder anders is overeengekomen, mag er per dag geen grotere sleuflengte worden opengemaakt, dan op die dag weer volledig kan worden dichtgemaakt. Alle montage- c.q. lasgaten en sleuven moeten aan het einde van de dag dicht gemaakt worden (inclusief verdichting, exclusief elementverharding).
Indien binnen vijf jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare ruimte een grondroerder werkzaamheden moet uitvoeren draagt de gemeente in beginsel zelf zorg voor herstel van de elementenverharding (zie document “Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen gemeente Etten-Leur”, tarief D1), tenzij met de regisseur kabels en leidingen andere afspraken gemaakt worden. In het laatste geval moet voorafgaand aan de werkzaamheden met de regisseur kabels en leidingen overlegd worden over de wijze waarop de grondroerder de kwaliteit van de huidige verharding wil bereiken en kan garanderen. Indien de huidige kwaliteit niet kan worden gegarandeerd kunnen de gemeente en de grondroerder gezamenlijk besluiten dat de kabels en/of leidingen via een ander tracé worden gelegd of dat de verharding over een grotere of volle breedte opnieuw wordt gelegd, zodat de huidige kwaliteit wel kan worden gegarandeerd.
Bij werkzaamheden moet definitief herstel binnen twee werkdagen gereed zijn en bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard of spoedeisende werkzaamheden binnen vierentwintig uur. Uitzonderingen hierop zijn artikel 3.3, derde en vierde lid, en de locaties waar gesloten verharding aanwezig is, daarvoor geldt artikel 8.3.
De gemeente kan ervoor kiezen om de open verharding in (gedeelten van) de openbare ruimte in eigen beheer te (laten) herstellen. Afspraken hierover worden voor aanvang van het werk gemaakt.
In deze gevallen zorgt de grondroerder ervoor dat de opgebroken verhardingsmaterialen onder handbereik langs het tracé worden opgetast. De grondroerder herstelt de sleuf, inclusief verdichting en brengt het zandbed voor de bestrating aan.
Als er direct naast de sleuf geen ruimte is moet de plaats van tijdelijke opslag van (bestratings-) materialen vooraf in overleg met de toezichthouder worden bepaald. Voorafgaand aan de oplevering van het werk (of tussentijds op eerste aanzegging van de gemeente binnen vijf werkdagen) moeten deze (bestratings-)materialen worden verwijderd. Indien van toepassing moet de ondergrond worden hersteld in de staat zoals vooraf aanwezig was.
Alle aanwezige onbeschadigde (bestratings-)materialen moeten onbeschadigd herplaatst worden. De grondroerder moet bij beschadiging zelf zorgen voor herstel en/of vervangend (bestratings-) materiaal (gelijkwaardig van kwaliteit, kleur en maatvoering). Uitzondering hierop zijn situaties waarbij tijdens gezamenlijke vooropname van het tracé met de toezichthouder nadere afspraken zijn gemaakt over het leveren van (bestratings-)materiaal door de gemeente.
Indien de toezichthouder constateert dat een distributie- of mutatiepunt of bovengrondse voorziening niet conform de gemaakte afspraak is geplaatst, of dat de verdichting van de sleuf en/of het herstel van de sleufverharding niet voldoet aan de bij aanleg gestelde eisen moet dit op eerste aanzegging van de gemeente binnen 5 werkdagen door of in opdracht van de netbeheerder worden verplaatst of hersteld.
Nadat de werkzaamheden gereed zijn moet het tracé volledig hersteld zijn en de werkomgeving moet opgeruimd achtergelaten worden. Bermen en onverharde grond moeten vrij van stenen en dergelijke en indien van toepassing ingezaaid zijn. Al het overtollige puin, grond, zand, beplantingsresten en/of afval van de werkzaamheden moet afgevoerd worden naar een erkende, gecertificeerde verwerker. Er mag ook geen zand of vuil achterblijven in (mol)goten, lijnafwatering en straat- en trottoirkolken (indien nodig moet de grondroerder deze reinigen). Eventueel gemaakte bronneringsgaten moeten weer opgevuld worden. De werkomgeving moet worden opgeleverd in ten minste de oude staat.
Indien tijdens de uitvoering afgeweken wordt van het ingestemde tracé (in horizontale of verticale zin) moet dit altijd vooraf goedgekeurd worden door de toezichthouder. De uitgangspunten in artikel 7.2 moeten ook toegepast worden om het alternatieve tracé te bepalen. De grondroerder stuurt daarna binnen vijf werkdagen een gewijzigde tracétekening met afwijkingsrapport naar de gemeente ten behoeve van het vergunningen- of instemmingsdossier.
8.2. Opbreken en (indien van toepassing) herstellen open verharding
Wegkruisingen in wegen met een open verharding met een (gebonden) puinfundering of met een waterdoorlatende verharding en -fundering opbouw moeten altijd gerealiseerd worden door middel van een persing of (gestuurde) boring conform artikel 8.5, tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.
Wegkruisingen in wegen met een open verharding met een zandfundering mogen in open ontgraving (in 2 gedeelten) gerealiseerd worden. Ter plaatse van de wegkruising moet bij voorkeur een mantelbuis gelegd worden waardoorheen de kabel en/of leiding moet worden gevoerd. De mantelbuis moet minimaal 0,50 m (bij kabels) of 1,00 m (bij leidingen) aan weerszijden van het te kruisen vlak door lopen, tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.
Indien het herstel van open verharding door de netbeheerder uitgevoerd moet worden en tijdens het opbreken van open verharding elementen breken of beschadigen moet de grondroerder deze zelf vervangen door elementen van gelijke samenstelling en hoedanigheid. Indien tijdens een vooropname gezamenlijk (toezichthouder en grondroerder) geïnventariseerd is dat een verharding van een nog op te breken tracé gebroken of beschadigde elementen bevat moeten hierover nadere afspraken gemaakt worden met de toezichthouder.
Lijnafwatering heeft vaak een fundering van (stamp)beton of gestabiliseerd zand, beiden mogen nooit worden verwijderd. De lijnafwatering inclusief funderingsconstructie moet intact blijven. Ook trottoirbanden die gefundeerd zijn mogen nooit verwijderd worden. Wanneer een lijnafwatering of een gefundeerde trottoirband gekruist moet worden moet over de toe te passen werkwijze overlegd worden met de toezichthouder.
Het opbreken en herstellen van bijzondere (sier)bestrating (onder andere natuursteen en gepolijste tegels) kan een specifieke werkwijze vereisen. Om ervoor te zorgen dat het zichtoppervlak van het bestratingsmateriaal niet beschadigt, moet de grondroerder de nodige beschermende maatregelen nemen waarbij aanwijzingen van de toezichthouder altijd opgevolgd moeten worden.
Bij herbestrating moeten de elementen onderling en ten opzichte van de ongeroerde elementen even hoog te zijn gestraat. Binnen het teruggebrachte straatwerk mogen geen oneffenheden voorkomen. Het straatwerk moet onder hetzelfde profiel en verband worden gestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was. Er mogen geen klinkers op z’n kant terug gestraat worden. Elementen kleiner dan een halve tegel of klinker mogen niet worden gebruikt.
Uitgevoerd straatwerk moet schoongeveegd afgetrild worden en moet daarna, bij voorkeur meerdere keren en met tussenpozen van 24 uur, ingeveegd worden met schoon brekerzand (bij beton-klinkers en gebakken bestratingsmateriaal) of schoon straatzand (bij tegels). Bij natuursteen bestrating voegen invegen met een nader overeen te komen voegmiddel. Alle voegen in het straatwerk moeten in de eindsituatie voldoende met de ter plaatse toe te passen voegvulling zijn gevuld. Een teveel aan voegruimte moet verdeeld worden (schiften) over de sleufbreedte.
8.3. Opbreken en (indien van toepassing) herstellen gesloten verharding
Het is in beginsel verboden ontgravingen te verrichten in wegen met een gesloten verharding, behalve wanneer in deze wegen al kabels en/of leidingen aanwezig zijn die moeten worden gerepareerd of dat er aansluitingen op moeten worden gemaakt. In die gevallen wordt er gewerkt met voorafgaande (schriftelijke) toestemming van de gemeente. Voor calamiteiten geldt paragraaf 1.1 van dit Handboek.
Beide moeten worden afgevoerd conform de CROW-publicatie 210 met de daarbij horende erratum: 'Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt'.
Indien van toepassing moet de grondroerder zelf voor de benodigde afvalstroomnummers zorgen. Een kopie van de acceptatie- of stortbonnen van een erkend en gecertificeerd verwerkingsbedrijf moet direct overhandigd worden aan de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder.
De te herstellen sleuf of montage- c.q. lasgat in de gesloten verharding moet tonrond dicht gestraat worden in een zandbed van tenminste 0,05 m brekerzand met betonstenen (BSS KF 80mm dik, zo mogelijk in de kleur van de aanwezige verharding) in elleboogverband op een wijze die geen gevaar oplevert. De stenen langs de aansluitende verharding moeten daarmee gelijkliggen en het geheel moet tonrond gestraat worden. De stenen moeten vlak ten opzichte van elkaar worden gestraat. Voor het onderhoud van de met klinkers herstelde sleuf geldt het bepaalde in de Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen.
Indien het dichtstraten van een sleuf of montage- c.q. lasgat niet op deugdelijke wijze wordt uitgevoerd kan dat tot gevolg hebben dat de aansluitende verhardingen als gevolg van het gebruik door het verkeer verzakken en/of beschadigen. Binnen de afgesproken onderhoudstermijn die geldt voor straatwerk moet dergelijke schade door de grondroerder worden hersteld.
8.4. Opbreken en herstellen bermen, plantvakken, gazons en sleuven zonder bedekking
In bermen waar gras aanwezig is en waar het steken van regelmatige zoden niet mogelijk is moet de sleufbedekking (graspollen en dergelijke) worden afgevoerd. Nadat de kabels en/of leidingen zijn gelegd en de sleuf tot op de juiste hoogte is aangevuld en verdicht moet het oppervlak van de berm, vrij van stenen en dergelijke, gefreesd en, indien zodanig aangegeven, ingezaaid worden met een door de gemeente goedgekeurd grasmengsel.
8.5. Weg-, water- of boomkruising door sleufloze technieken of baggeren
Indien bij een wegkruising de aanleg van kabels en/of leidingen door middel van een persing of (gestuurde) boring onder het wegdek wordt gerealiseerd, moet dit haaks op de wegas minimaal 1,00 m uit de tangentpunten en zodanig uitgevoerd worden zodat er geen verzakking of bolling in de verharding kan optreden. De persing of (gestuurde) boring moet bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd worden. Het aanbrengen van een (stalen) mantelbuis is daarbij verplicht, tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen.
Bij een wegkruising moet de aangebrachte mantelbuis minimaal 0,50 m (bij kabels) of 1,00 m (bij leidingen) aan weerszijden van het te kruisen vlak doorlopen, tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen. De verharding mag nooit ondergraven worden (bijvoorbeeld voor het opzoeken van de buiseinden).
Bij een kruising van een watergang die in eigendom en beheer is van de gemeente moet de aanleg van kabels en/of leidingen door middel van een (gestuurde) boring of door in baggeren onder de vaste bodem van de watergang worden gerealiseerd. Een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte (van de ontwerpdiepte) van de vaste bodem van de watergang is daarbij vereist. De realisatie van de kruising van de watergang moet bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd worden.
Na realisatie van de kruising van de watergang moeten, indien van toepassing, de taluds en bodem weer in de oude staat teruggebracht worden. Op de oevers kan de ligging van de kruising van de watergang gemarkeerd worden. Indien de toezichthouder het noodzakelijk acht moet er op het in- en uittredepunt van een gebaggerde kruising van een watergang, beschoeiing aangebracht worden.
Indien een boomkruising middels een zogenaamde boomboring met een mantelbuis wordt uitgevoerd moet de mantelbuis in ieder geval onder de wortelzone van de boom door aangebracht worden. Aan de uitvoeringseisen (onder andere verticale maatvoering) van de boring en de materiaalkeuze van de mantelbuis kunnen door de gemeente nadere eisen gesteld worden. De boring moet bij voorkeur voorafgaand aan het graven van de sleuf voor het hoofdtracé gerealiseerd worden.
De toe te passen methode van het realiseren van een weg- water- of boomkruising behoeft vooraf de goedkeuring van de gemeente. Hiertoe kan de gemeente in geval van een boring een boorplan vereisen. Het aanbrengen met behulp van waterdruk is nooit toegestaan. Ongestuurde raketboringen in de openbare ruimte zijn niet toegestaan (tenzij met de toezichthouder anders wordt overeengekomen) en bij het kruisen van een watergang kan toepassing van een (gestuurde) boring worden vereist, bijvoorbeeld om hinder voor het scheepvaartverkeer te voorkomen.
8.6. Graaf- en grondwerkzaamheden
Te ontgraven grond, zand, half verharding (grind en dergelijke), teelaarde, funderingsmateriaal enzovoort moet gescheiden ontgraven, vervoerd en/of in depot gezet of aangevuld worden. Het opbreken van een waterdoorlatende verharding en -fundering opbouw, bufferings- en infiltratievoorziening (bv. Wadi constructie) of fundering die is opgebouwd uit IBC-bouwstoffen (Isoleren, Beheersen en Controleren) vereist vaak een speciale werkwijze die afgestemd moet worden met de toezichthouder. De aanwijzingen van de toezichthouder moeten altijd opgevolgd worden.
Alle werkzaamheden moeten bij voorkeur in een droge sleuf plaats vinden. Nadat de kabels en/of leidingen gelegd zijn moet de sleuf worden aangevuld en verdicht. Om de profielopbouw van de ondergrond zo optimaal mogelijk te herstellen moet het uitgegraven materiaal, vrij van stenen en dergelijke, over de volle breedte van de sleuf laagsgewijs en met zorg in de juiste volgorde terug in de sleuf worden gebracht. De dikten van grond-, fundering- en zandlaag en/of de laag teelaarde moeten gelijk zijn aan de aanwezige laagdikten.
Bermen en groenstroken moeten met voldoende overhoogte aangevuld worden. Bevroren grond en/of zand, sneeuw, (groen)afval en puin mag niet worden verwerkt in de aanvulling. De grondroerder levert zand of grond bij een tekort daaraan of zorgt voor afvoer van zand of grond indien er materiaal overblijft.
Daar waar open verharding aanwezig is moet het aanwezige zandbed direct onder de verharding, de straatlaag, hersteld worden. Als herstel van de verharding in oude staat technisch gezien niet mogelijk is doordat te weinig (minder dan 0,05 m) straatzand beschikbaar is, zal de grondroerder het tekortkomende zand leveren en aanbrengen.
De controle op het aanvullen en verdichten van de sleuven moet plaats vinden door of namens de grondroerder. De grondroerder moet de referentiewaarden en de gemeten sondeerwaarden vastleggen. De metingen moeten verricht worden met een (hand)sondeerapparaat of met een nucleaire verdichtingsmeter (of eventueel door middel van de proctorproef). Indien de toezichthouder hierom vraagt moet de grondroerder de meetgegevens overleggen. Op aanwijzing van de toezichthouder kan aan de grondroerder gevraagd worden steekproeven uit te voeren, waarbij de toezichthouder de locaties bepaald. De toezichthouder kan ook zelf steekproeven uitvoeren.
Indien de oorzaak van slechte verdichtingsresultaten is, dat de uitgekomen grond niet voor aanvulling/verdichting geschikt is moet deze afgevoerd worden. De grondroerder moet dan nieuwe voor aanvulling benodigde grond en/of zand op het werk leveren en opnieuw te verwerken. Daarna vindt wederom een controle door de toezichthouder plaats.
8.7. Kabel- en/of leidingwerkzaamheden
De grondroerder moet ervoor zorgen dat de gegevens van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en/of leidingen getoond kunnen worden aan de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder indien daarom wordt verzocht. Indien afwijkingen van het vigerende standaarddwarsprofiel dan wel het door de gemeente aangewezen standaard tracé worden geconstateerd zal de grondroerder in overleg met de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder voor de te leggen kabel of leiding zonodig een alternatief tracé bepalen.
Tijdelijk aan te brengen voorzieningen (zoals bijvoorbeeld damwanden, sleufbekisting enzovoort) ten behoeve van werkzaamheden in de openbare ruimte moeten de goedkeuring hebben van de regisseur kabels en leidingen. Deze tijdelijke voorzieningen moeten na het voltooien van de werkzaamheden worden verwijderd, tenzij in overleg met de regisseur kabels en leidingen anders wordt besloten.
Voorbereide aansluitingen, waarbij de voor de aansluiting bedoelde buis of kabel op de benodigde lengte in de openbare grond wordt opgeborgen (vooral bij CAI en FttX) moeten zo strak mogelijk worden opgerold, gebundeld en verticaal op de juiste diepte onder een beschermende voorziening evenwijdig aan en tegen de perceelgrens worden weggezet.
De exacte locaties van distributie- en/of mutatiepunten en bovengrondse voorzieningen moeten in overleg met de toezichthouder bepaald worden. Conform het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel moet vooraf vastgesteld worden of de gekozen locatie vrij is van overige kabels en/of leidingen.
Bij plaatsing van bovengrondse voorzieningen van grotere afmeting in of nabij een groenvoorziening kan de gemeente nadere eisen stellen. Er kan bijvoorbeeld aanplant van extra groenvoorziening gewenst zijn om de bovengrondse voorziening zoveel als mogelijk aan het zicht te onttrekken. Deze extra voorwaarden worden door de gemeente zoveel mogelijk opgenomen in de vergunning of het instemmingsbesluit, echter de aanwijzingen van de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder moeten eveneens altijd opgevolgd worden.
Het deksel van een distributie- en/of mutatiepunt dat op maaiveldniveau wordt geplaatst, moet minimaal voldoen aan verkeersklasse D400(NEN-EN 124) en op gelijke hoogte met de aanwezige bestrating of (berm)verharding geplaatst te worden. Aanwezige elementenverharding rond het distributie- en/of mutatiepunt moet geknipt worden in het bestaande verband.
Nadat alle werkzaamheden gereed zijn moet de grondroerder de ligging gegevens van de kabels en/of leidingen, inclusief (voorbereide) aansluitingen, distributie- en/of mutatiepunten en bovengrondse voorzieningen (digitaal) inmeten en deze op een revisietekening digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging door derden (conform WIBON).
8.8. Werken in of met (voormalig) verontreinigde grond
De grondroerder moet de werknemers volledig instrueren over de in het VG&M-plan (zie ook artikel 5.4 en 5.4.1) voorgeschreven (beschermings-)maatregelen bij het werken in of nabij een verontreinigde grondlocatie. De grondroerder zal ervoor zorgen dat de voorgeschreven (beschermings-) maatregelen worden nageleefd.
De grondroerder moet de vereiste (wettelijke) procedures voor ontgraven en hergebruik van grond volgen. Indien de ontgraven grond niet hergebruikt mag worden, moet deze naar een erkend en gecertificeerd verwerkingsbedrijf worden gebracht. Een afschrift en/of een digitale versie van de correspondentie met betrokken instanties en/of de acceptatie- of stortbonnen van het verwerkingsbedrijf moet op het werk aanwezig zijn. Een kopie daarvan moet op verzoek overhandigd of getoond worden aan de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder.
De grondroerder zorgt dat de vervangende grond schoon en voor verwerking geschikt is conform alle gestelde (wettelijke) eisen. Een afschrift en/of een digitale versie van de leveringsbon moet op het werk aanwezig zijn. Een kopie daarvan moet op verzoek overhandigd of getoond worden aan de regisseur kabels en leidingen of toezichthouder.
9. WERKEN AAN OF NABIJ GROENVOORZIENINGEN
9.1. Groenvoorzieningen algemeen
In relatie tot werkzaamheden ten behoeve van kabels en/of leidingen kan het noodzakelijk zijn dat er tevens snoeiwerkzaamheden aan groenvoorzieningen moeten worden uitgevoerd. Dit kan voorafgaand aan of tijdens de werkzaamheden van de grondroerder nodig zijn. De grondroerder moet dit tijdig afstemmen met de regisseur kabels en leidingen. De snoeiwerkzaamheden aan groenvoorzieningen worden altijd door of in opdracht van de gemeente uitgevoerd.
Het door de grondroerder rooien van bomen die in eigendom zijn van de gemeente is alleen toegestaan nadat daarvoor schriftelijk toestemming is verleend door de gemeente. In de meeste gevallen moet hiervoor – door de eigenaar van de boom - een omgevingsvergunning kappen aangevraagd worden. Deze aanvraag moet acht weken voor aanvang werkzaamheden worden aangevraagd.
9.2. Werken nabij bomen (tevens rooi en herplant)
Bij het passeren van bomen moeten door de grondroerder voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan de betreffende boom voorkomt. De maatregelen en aanwijzingen zijn (onder andere) aangegeven op de Bomen poster (bijlage 12.1) en in het vigerend boombeleid van de gemeente. Wanneer er toch een boom wordt beschadigd moet dit direct gemeld worden bij de toezichthouder.
In het wortelgestel van bomen mag slechts bij hoge uitzondering worden gegraven en in dat geval alleen handmatig, dit is echter alleen toegestaan met goedkeuring van de toezichthouder. Wortels dikker dan 0,025 m in diameter mogen nooit worden verwijderd of beschadigd. Wortels kleiner dan 0,025 m in diameter mogen verwijderd worden door middel van zagen zonder de wortels te breken of eraan te trekken. Ontgraven wortels moeten worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en andere beschadigingen.
Als ten gevolge van de werkzaamheden een boom zoveel schade oploopt dat deze gerooid moet worden moet de grondroerder dit direct melden bij de toezichthouder. Er moet dan (indien vereist) alsnog een omgevingsvergunning kap aangevraagd worden. Het planten van nieuwe bomen vindt plaats conform het bepaalde in de Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen.
Indien de grondroerder toestemming krijgt van de gemeente om een boom te rooien moet de grondroerder tevens de stobben verwijderen en afvoeren en het ontstane gat laagsgewijs met grond aanvullen en verdichten. Tenslotte moet er een laag teelaarde – conform CROW - worden aangebracht. De grond moet op een zodanige wijze worden afgewerkt dat er na inklinking sprake is van een vlakke overgang naar de ongeroerde grond. Reservering voor inklinking mag max. 0,10 m bedragen. In overleg met de toezichthouder moet het eventuele inzaaien geschieden conform artikel 8.4, vijfde lid.
Op het tijdstip bedoeld in het eerste lid wordt de Handboek kabels en leidingen gemeente Etten-Leur 2008, vastgesteld 9 september 2008, ingetrokken met uitzondering van “deel IV Financiële bepalingen”, “artikel art 4 Gedwongen verlegging” en “art 5 nadeelcompensatie bij gedwongen verlegging”. Deze zullen op een later moment worden ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 9 juli 2024.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
Drs. C. (Cor) Smits
Gemeentesecretaris
Drs. M.C. (Marina) Starmans-Gelijns
Burgemeester
12.1. Boombescherming werken rond bomen
Woonstraat - tot en met de wijk De Keen (tot 2004) en alle bestaande situaties van voor 2004.
Woonstraat – De nieuwe wijken vanaf wijk Schoenmakershoek tot en met wijk de Streek (vanaf 2004 tot 2024) profiel 2 van toepassing (geen inbreidingslocaties langs bestaande straten alleen op zichzelf staande wijken/uitbreidingen). Voor de bestaande situaties van voor 2004 was in deze periode nog steeds profiel 1 van toepassing
Woonstraat - vanaf wijk de Haansberg (vanaf ± 2024). Voor de bestaande situaties is nog steeds profiel 1 van toepassing m.u.v. de nieuwe wijken vanaf Schoenmakershoek tot en met de Streek (profiel 2).
12.3. Uitzonderingsgebieden herstel verhardingen
Uitzonderingsgebied herstel verharding centrum Etten
Uitzonderingsgebied herstel verharding centrum Leur
Uitzonderingsgebied herstel verharding De Nobelaer en De Banakker
Uitzonderingsgebied herstel verharding Stationsgebied
12.4. Tarieven aanvullende werkzaamheden
Tarieven voor uren en vrachtwagen: deze worden jaarlijks opgenomen in het registratiesysteem, conform dan geldende gemeentelijke begroting en de legesverordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-310178.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.