Beleidsregel aanleg gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 160 eerste lid onder b van de Gemeentewet;

Overwegende dat:

  • De gemeenteraad op 25 november 2021 de hoofdlijnen van het parkeerbeleid in de Parkeervisie heeft vastgesteld.

  • In de door de raad vastgestelde uitwerking Parkeren en toegankelijkheid is opgenomen dat parkeren geen fysieke belemmering mag vormen voor de toegankelijkheid van bestemmingen voor mensen met een beperking.

  • Dat voor een gehandicaptenparkeerplaats onder andere een verkeerbesluit in de zin van de Wegenverkeerswet is benodigd.

  • Met deze beleidsregel richtlijnen worden gegeven om te bepalen wanneer en waar een individuele of algemene gehandicaptenparkeerplaats kan worden gerealiseerd.

Besluiten vast te stellen de volgende Beleidsregel aanleg gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Utrecht.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze beleidsregel verstaat onder:

  • a.

    Algemene gehandicaptenparkeerplaats: een gereserveerde parkeerplaats in de openbare ruimte die aangeduid wordt met het E6-verkeersbord volgens het RVV 1990 bijlage 1, bedoeld voor mensen met een beperking, die met een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart hier mogen parkeren.

  • b.

    CROW: kennisplatform voor infrastructuur, openbare ruimte, en verkeer en vervoer.

  • c.

    Eigen parkeervoorziening: een parkeerplaats of parkeervoorziening in, op, onder, of behorend bij het woon- of vestigingsadres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd, die bestemd is voor het parkeren van een voertuig.

  • d.

    Gezamenlijke parkeervoorziening: een parkeerterrein of -garage op eigen terrein die bedoeld is voor de parkeerbehoefte van bijhorende woon- of vestigingsadressen.

  • e.

    Individuele gehandicaptenparkeerplaats bestuurder/passagier: een gereserveerde parkeerplaats die aangeduid wordt met het E6-verkeersbord volgens het RVV 1990 bijlage 1 en onderbord met het kenteken van het voertuig aan wie de parkeerplaats wordt toegekend.

  • f.

    Keuringsinstantie: het medisch adviesbureau waarmee de gemeente een overeenkomst heeft om het geneeskundig onderzoek met betrekking tot de beperking van de aanvrager uit te voeren.

  • g.

    Medisch advies: het rapport van de keuringsinstantie die de gemeente gebruikt voor het beoordelen van de aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

  • h.

    SOLGU: Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht, belangenorganisatie in de stad Utrecht.

  • i.

    Voertuig: een personenauto, brommobiel of gehandicaptenvoertuig zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990.

Artikel 2 Doel

Deze beleidsregel heeft als doel om te bepalen wanneer en waar een individuele of algemene gehandicaptenparkeerplaats kan worden gerealiseerd. In het gemeentelijke mobiliteitsbeleid wordt ingezet op het beperken van autoverkeer om de stad bereikbaar te houden terwijl de stad groeit, maar er moet voldoende parkeergelegenheid zijn voor doelgroepen die voor hun mobiliteit afhankelijk zijn van een auto.

Hoofdstuk 2 Individuele gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Voor het indienen van een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    De beslistermijn is 12 weken, waarbij de dagtekening van het aanvraagformulier geldt als datum van ontvangst.

Artikel 4 Besluit

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt geweigerd als:

    • a.

      de aanvrager niet voldoet aan de gestelde voorwaarden voor toekenning van de individuele gehandicaptenparkeerplaats;

    • b.

      er in geval van een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats op particulier terrein, vooraf geen schriftelijke toestemming is van de rechthebbende op het perceel.

  • 2.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt voor onbepaalde tijd toegekend, tenzij de aanvrager volgens het medisch advies een tijdelijke beperking heeft. Dan wordt de individuele gehandicaptenparkeerplaats voor de duur van de beperking volgens het medisch advies (met een minimum van 1 jaar en maximum van 5 jaar) toegekend.

  • 3.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden ingetrokken indien:

    • a.

      de houder van een individuele gehandicaptenparkeerplaats dit schriftelijk verzoekt;

    • b.

      de houder van een individuele gehandicaptenparkeerplaats volgens de Basisregistratie Personen niet meer staat ingeschreven op het adres waarvoorde individuele gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd, of het daar uitgeoefende beroep of onderwijs eindigt;

    • c.

      de houder van de individuele gehandicaptenparkeerplaats is overleden;

    • d.

      de houder van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet meer aan de voorwaarden voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats voldoet;

    • e.

      de houder van een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor bepaalde tijd niet voor de beslistermijn een verlengingsverzoek heeft ingediend voor het aanpassen van de looptijd van de individuele gehandicaptenparkeerplaats;

    • f.

      de houder van een individuele gehandicaptenparkeerplaats handelt in strijd met de aan de individuele gehandicaptenparkeerplaats verbonden voorschriften.

Artikel 5 Voorwaarden individuele gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders bij woon-, werk-, studie- of stageadres

  • 1.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders wordt toegekend aan een persoon die:

    • a.

      in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in de gemeente Utrecht waarvoor de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd, of

    • b.

      bewijs overlegt waaruit blijkt dat diegene werkzaam is, onderwijs volgt of stage loopt op een adres in de gemeente Utrecht waarvoor de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd. Hierbij is de werkgever of onderwijsinstelling mede-aanvrager en moet worden onderbouwd waarom er geen (geschikte) parkeerplaats op eigen terrein is of parkeeroplossing getroffen kan worden, en

    • c.

      volgens het medisch advies van de keuringsinstantie maximaal 100 meter kan lopen, en

    • d.

      houder is van het voertuig waarvoor de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd.

  • 2.

    De aanvrager wordt als houder van het voertuig aangemerkt als het kenteken volgens de RDW op naam staat van:

    • a.

      de aanvrager, of

    • b.

      de huisgenoot, of

    • c.

      een bedrijf of leasemaatschappij en de kentekenhouder een schriftelijke verklaring afgeeft waaruit blijkt dat de aanvrager bestuurder is van het voertuig.

  • 3.

    In geval van een eigen of gezamenlijke parkeervoorziening behorende bij het aanvraagadres, komt de aanvrager alleen in aanmerking voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats als de aanvrager aantoonbaar niet kan beschikken over een (geschikte) parkeerplaats in deze parkeervoorziening (binnen loopafstand).

  • 4.

    Aan een individuele gehandicaptenparkeerplaats bij een werk-, studie of stageadres kan het college beperkingen verbinden in de vorm van tijden waarop de individuele gehandicaptenparkeerplaats gebruikt mag worden.

  • 5.

    In afwijking van lid 2 geldt voor een gehandicaptenvoertuig, zoals een Canta, dat moet worden aangetoond dat de aanvrager verzekeringshouder is van het gehandicaptenvoertuig waarvoor de aanvraag wordt gedaan en dat deze niet op de stoep geparkeerd kan worden omdat daarvoor de ruimte ontbreekt.

  • 6.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats bestuurder is persoons- en adresgebonden.

Artikel 6 Voorwaarden individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers bij woonadres

  • 1.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers wordt toegekend aan een persoon:

    • a.

      die in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in de gemeente Utrecht waarvoor de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd, en

    • b.

      die volgens het medisch advies van de keuringsinstantie:

      • i.

        maximaal 15 meter kan lopen, en

      • ii.

        niet alleen bij het aanvraagadres kan achterblijven als de bestuurder de auto ophaalt en parkeert, of

      • iii.

        voor het vervoer van deur tot deur afhankelijk is van de hulp van de bestuurder, en

    • c.

      die houder is van het voertuig waarvoor de individuele gehandicaptenparkeerplaats passagier wordt aangevraagd of van wie de huisgenoot houder is van het voertuig waarvoor de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd.

  • 2.

    De aanvrager of huisgenoot wordt als houder van het voertuig aangemerkt als het kenteken volgens de RDW op naam staat van:

    • a.

      de aanvrager, of

    • b.

      de huisgenoot, of

    • c.

      een bedrijf of leasemaatschappij en de kentekenhouder een schriftelijke verklaring afgeeft waaruit blijkt dat de aanvrager of huisgenoot bestuurder is van het voertuig.

  • 3.

    In geval van een eigen of gezamenlijke parkeervoorziening behorende bij het aanvraagadres, komt de aanvrager alleen in aanmerking voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats als de aanvrager en/of huisgenoot aantoonbaar niet kan beschikken over een (geschikte) parkeerplaats in de parkeervoorziening (binnen de loopafstand).

  • 4.

    In afwijking van lid 1 sub a kan de individuele gehandicaptenparkeerplaats toegekend worden bij het aanvraagadres wanneer aanvrager volgens de Basisregistratie Personen staat ingeschreven bij een zorginstelling en regelmatig verblijft op het aanvraagadres.

  • 5.

    In afwijking van lid 2 geldt voor een gehandicaptenvoertuig, zoals een Canta, dat moet worden aangetoond dat de aanvrager verzekeringshouder is van het gehandicaptenvoertuig waarvoor de aanvraag wordt gedaan en dat deze niet op de stoep geparkeerd kan worden omdat daarvoor de ruimte ontbreekt.

  • 6.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats passagier is persoons- en adresgebonden.

Artikel 7 Aanleg en inrichting van de individuele gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Bij aanwijzing en inrichting van de parkeerplaats houdt het college rekening met de aard van de beperking, de behoeften van de aanvrager en de mogelijkheden ter plaatse. De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats is maatwerk.

  • 2.

    De volgende richtlijnen worden gevolgd:

    • a.

      Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangeduid met een E6-verkeersbord (volgens RVV bijlage 1) inclusief onderbord met kenteken en kruisvakmarkering.

    • b.

      Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd op een bestaand parkeervak binnen 100 meter voor bestuurders en binnen 15 meter voor passagiers.

    • c.

      Bij een rolstoelgebonden aanvrager wordt naast de afstanden genoemd in lid 2 sub b ook zoveel mogelijk rekening gehouden met benodigde extra in-/uitstapruimte naast of achter de auto.

    • d.

      Indien er geen parkeerplaatsen aanwezig zijn binnen de afstanden zoals benoemd in lid 2 sub b, wordt gekeken naar alternatieve mogelijkheden in overleg met de aanvrager (maatwerk).

Hoofdstuk 3 Algemene gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 8 Algemene gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Het college kan een algemene gehandicaptenparkeerplaats aanleggen.

  • 2.

    De aanlegvan een algemene gehandicaptenparkeerplaats is het resultaat van een toets aan de richtlijnen in artikel 10 en belangenafweging.

  • 3.

    Wanneer een algemene gehandicaptenparkeerplaats specifiek voor een bepaalde voorziening wordt aangelegd, dient de eigenaar van de voorziening zich in te spannen om te voldoen aan de toegankelijkheidseisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 9 Kosten

  • 1.

    De gemeente betaalt de kosten voor de aanleg van de algemene gehandicaptenparkeerplaats in de openbare ruimte indien de locatie waarvoor de aanvraag is gedaan past binnen de richtlijnen in artikel 10 en het geen nieuwbouwontwikkeling betreft.

  • 2.

    In andere gevallen ontvangt de aanvrager een offerte van de gemeente en betaalt de kosten. Na ontvangst van de betaling en zes weken na publicatie van het verkeersbesluit wordt de opdracht tot aanleg van de algemene gehandicaptenparkeerplaats verstrekt.

Artikel 10 Richtlijnen aanbod, aantallen en spreiding

  • 1.

    De volgende richtlijnen gelden bij de aanleg een algemene gehandicaptenparkeerplaats:

    • a.

      We reserveren 2-5% van de totale parkeercapaciteit in de openbare ruimte voor algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, op een evenredige en logische wijze verdeeld en bij de belangrijkste toegangswegen/looproutes. In centrumgebieden en woonwijken kan daarvan worden afgeweken.

    • b.

      Publiek toegankelijke gebouwen (zonder eigen parkeerterrein) zoals een buurtcentrum, (film)theater, museum, gezondheidscentrum: twee of meer algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, afgestemd op bezoekersaantallen.

    • c.

      Geclusterde voorzieningen (zonder eigen parkeerterrein) zoals winkelstraat, horeca: twee of meer algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, afgestemd op bezoekersaantallen met inachtneming van de loopafstand zoals genoemd in artikel 12 met betrekking tot spreiding.

    • d.

      Zelfstandige publieke, sociaal-maatschappelijke of medische voorzieningen (zoals een apotheek): vraagvolgend.

    • e.

      Parkeerterreinen bij stations en openbare voorzieningen (zoals winkelcentra, zwembaden, sportparken) en zorgflats: 1 op 50 van de parkeerplaatsen met een minimum van twee algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, afgestemd op de behoefte als gevolg van de functie. Bij voorzieningen met faciliteiten specifiek voor mensen met een beperking moet maatwerk toegepast worden, daar zijn extra algemene gehandicaptenparkeerplaatsen nodig.

  • 2.

    Bij locaties waarbij een groot aantal voorzieningen geclusterd zijn, kan een groter aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen nodig zijn. Dit aantal dient afgestemd te worden op de (verwachte) behoefte.

  • 3.

    Bij het creëren of uitbreiden van voetgangersgebieden, autoluwe of autovrije gebieden en bij het opheffen van parkeerplaatsen is het van belang dat er voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen bij de belangrijkste looproutes van voorzieningen aanwezig blijven of aangelegd worden, binnen de loopafstand zoals genoemd in artikel 11.

  • 4.

    Wanneer de aantallen voor de aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zoals genoemd in lid 1 sub b en c niet direct haalbaar is (bijvoorbeeld in de historische binnenstad) wordt gekeken naar een oplossing op maat. Bij toekomstige herinrichting wordt gekeken naar inpassing van de aantallen volgens lid 1 sub b en c.

Artikel 11 Situering

  • 1.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats ligt zo dicht mogelijk bij de hoofdingang/toegankelijke entree van de voorziening(en), bij voorkeur binnen 50 meter en maximaal binnen 100 meter.

  • 2.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats is te allen tijde goed bereikbaar. In geval van tijdelijke verkeersmaatregelen (bij werkzaamheden, evenementen) moet de algemene gehandicaptenparkeerplaats naar een andere, gelijkwaardige locatie verplaatst worden in de directe omgeving. Er moet gezorgd worden voor een duidelijke verwijzing naar de tijdelijke plek.

  • 3.

    De aanleg van een algemene gehandicaptenparkeerplaats mag geen negatieve invloed hebben op verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming, en geen belemmering zijn voor doorgang van nood- en hulpdiensten.

Artikel 12 Inrichting

  • 1.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats is in ieder geval gemarkeerd met een E6-verkeersbord (volgens RVV bijlage 1) en kruisvakmarkering.

  • 2.

    Het college kan beperkingen verbinden aan de tijdsduur en tijdstippen dat een algemene gehandicaptenparkeerplaats als zodanig mag worden gebruikt. Deze sluiten zoveel mogelijk aan bij het gebruik van de omliggende voorzieningen.

  • 3.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats moet aan de volgende maatvoering voldoen aan ‘Voetpaden voor iedereen’ onderdeel van het Handboek Openbare Ruimte (HOR):

    • a.

      Langsparkeren: 3,50 m breedte (min 2,00 meter breedte bij onvoldoende ruimte) en 7,50 meter lengte (inclusief 1,5 meter bij achter in- en uitstappen).

    • b.

      Haaks- en schuinparkeren: 3,50 meter breedte en 5,00 meter lengte (3,00 meter breedte bij een uitstapstrook op gelijke hoogte naast het parkeervak).

  • 4.

    De bedieningselementen van parkeerapparatuur bevinden zich tussen 0,90 en 1,20 meter hoogte, en zijn bereikbaar via het voetpad (ook voor mensen die een rolstoel gebruiken) en audiovisueel toegankelijk.

  • 5.

    Wanneer de maatvoering voor aan algemene gehandicaptenparkeerplaats zoals genoemd in lid 3 niet direct haalbaar is (bijvoorbeeld in de historische binnenstad) wordt gekeken naar een oplossing op maat. Bij toekomstige herinrichting wordt gekeken naar betere mogelijkheden.

  • 6.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats bevindt zich zoveel mogelijk op gelijke hoogte met de opstelruimte voor de bestuurder. Bij hoogteverschil wordt voor een afrit gezorgd tussen straat en stoep.

  • 7.

    Obstakels (zoals bomen, paaltjes, fietsparkeren) in de directe omgeving en op de route van de parkeerplaats naar de voorziening worden vermeden. De route is toegankelijk, bij hoogteverschil wordt een afrit verzorgd.

  • 8.

    CROW-richtlijnen zijn van toepassing in gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, zoals bij parkeergarages. In overleg met SOLGU wordt naar een passende oplossing gezocht.

Artikel 13 Opheffen

  • 1.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats kan worden opgeheven wanneer de voorziening(en) waarvoor de algemene gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd niet meer aanwezig is/zijn.

  • 2.

    Wanneer er bij aanpassing of herinrichting van de openbare ruimte parkeerplaatsen worden verplaatst of opgeheven, waarvan één of meerdere algemene gehandicaptenparkeerplaatsen onderdeel zijn, moeten er voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aanwezig blijven met inachtneming van artikelen 10, 11 en 12.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Intrekking

De Nota gehandicapten parkeerbeleid 1999 wordt ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel aanleg gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 2 juli 2024.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Michiel J. Ruis

Toelichting bij Beleidsregel aanleg gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Utrecht

Algemeen

Met deze beleidsregel geeft het college aan hoe zij komt tot de aanleg van gehandicaptenparkeerplaatsen in de openbare ruimte. Grondslag van het parkeerbeleid van de gemeente Utrecht is om de schaarse parkeerruimte te verdelen onder alle doelgroepen. De gemeente biedt extra voorzieningen aan als de mobiliteit van mensen met een beperking en hun deelname aan het maatschappelijke verkeer onder druk komt te staan. Door het reserveren van een parkeerplaats voor mensen met een beperking dragen we bij aan een betere bereikbaarheid en toegankelijkheid van de stad voor bewoners en bezoekers. We voegen in principe geen nieuwe parkeerplaatsen toe, het uitgangspunt is het omzetten van reguliere parkeerplaatsen naar gehandicaptenparkeerplaatsen. Met het realiseren van voldoende en kwalitatief goede gehandicaptenparkeerplaatsen sluit de gemeente aan bij het VN-verdrag Handicap.

Artikelsgewijs

Artikel 3

De beslistermijn op een aanvraag is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de aanvraag van een individuele gehandicaptenparkeerplaats op grond van deze Beleidsregel zijn de artikelen 4:13, 4:14 en 4:15 Awb onverkort van toepassing: het college neemt binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag een besluit. Die redelijke termijn is in ieder geval (behoudens na verlenging) verstreken als niet binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit wordt genomen. De aanvrager dient ervoor zorg te dragen dat zijn aanvraag, met het oog op de beslistermijn, tijdig is ingediend. Als een aanvrager naar de gemeente Utrecht is verhuisd en een individuele gehandicaptenparkeerplaats aanvraagt, mag de aanvrager een medisch advies meesturen dat is afgegeven door de keuringsinstantie in de voormalige woonplaats van aanvrager. Er wordt beoordeeld of op basis daarvan een individuele gehandicaptenparkeerplaats toegekend kan worden, of dat er een nieuw medisch advies nodig is. De kosten voor de aanvraag, het medisch advies en de eventuele aanleg van de individuele gehandicaptenparkeerplaats worden jaarlijks in de Legesverordening vastgesteld.

 

Artikel 4

In geval van een tijdelijke (loop)beperking moet het ziektebeeld volgens het medisch advies minimaal 1 jaar zijn. Dit heeft te maken met de doorlooptijd van aanvraag tot aanleg van de individuele gehandicaptenparkeerplaats, en de afhankelijkheid van de planning van de keuringsinstantie. Als een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor bepaalde tijd is toegekend, is de houder van de individuele gehandicaptenparkeerplaats zelf verantwoordelijk voor het tijdig aanvragen van de verlenging. De gemeente informeert de houder over de procedure van verlenging en kan de plaats intrekken als de verlenging niet tijdig is aangevraagd. In ieder geval jaarlijks wordt gecontroleerd of houders of individuele gehandicaptenparkeerplaatsen nog aan de voorwaarden voldoen. Als bijvoorbeeld het kenteken wijzigt dat aan de individuele gehandicaptenparkeerplaats gekoppeld is, omdat de houder een nieuwe auto heeft, moet dit doorgegeven worden bij de gemeente. Hieraan zijn kosten verbonden omdat we het onderbord daarop aanpassen. De kosten worden jaarlijks in de Legesverordening vastgesteld. Bij een verhuizing kan een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet worden meegenomen. Er moet opnieuw een aanvraag gedaan worden als een bewoner op een nieuw adres in de gemeente Utrecht over een individuele gehandicaptenparkeerplaats wil beschikken. Een nieuw medisch advies is niet nodig als er sprake is van een permanente beperking. Bij overlijden kan een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden overgenomen door nabestaanden of buren. Hiervoor moet een reguliere aanvraag gedaan worden, waarbij de plaats alleen na een positieve beoordeling van de aanvraag overgenomen kan worden en de aanlegkosten verminderd kunnen worden.

 

Artikel 5

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders wordt alleen aan natuurlijke personen toegekend. De individuele gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders is bedoeld voor bewoners die over een eigen voertuig beschikken. Het is daarom niet mogelijk om een plaats voor een voertuig op naam van derden te krijgen. Bestuurders die af en toe een auto lenen of huren komen niet in aanmerking voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats. We vinden het niet wenselijk om een parkeerplaats in de openbare ruimte te reserveren die maar af en toe gebruikt wordt.

In Utrecht is de parkeerruimte schaars en is het belangrijk om de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Wanneer een werknemer of meerderjarige student met een beperking een voertuig nodig heeft om op werk of bij de onderwijsinstelling te komen, dient in eerste instantie de werkgever of onderwijsinstelling zich in te spannen om een parkeervoorziening te treffen. Alleen wanneer er goede onderbouwing is waarom dit niet mogelijk is, kan een individuele gehandicaptenparkeerplaats in de openbare ruimte worden toegekend. Het uitgangspunt is om daar venstertijden aan te koppelen zodat buiten die tijden, wanneer de werknemer of student niet aanwezig is, de parkeerplaats door anderen gebruikt kan worden.

De reeds aanwezige parkeercapaciteit die bij een adres hoort moet zoveel mogelijk worden benut om toename van de parkeerdruk in de openbare ruimte tegen te gaan. Een aanvrager komt daarom niet in aanmerking voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats als bij het aanvraagadres een eigen parkeervoorziening hoort. Dat geldt ook als de parkeerplaats niet als zodanig wordt gebruikt, maar bijvoorbeeld voor het stallen van fietsen of andere goederen. Zowel bij woningen met een eigen parkeervoorziening als een gezamenlijke parkeervoorziening op eigen terrein moet bij de aanvraag van een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden aangetoond en onderbouwd waarom de parkeerplaats op eigen terrein niet gebruikt kan worden door de aanvrager.

Naast een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor een personenauto of brommobiel is het ook mogelijk om deze aan te vragen voor een gehandicaptenvoertuig. De Canta komt veel voor. Een Canta mag op de stoep staan. Als er in dat geval niet genoeg ruimte overblijft voor een goede doorgang, kan er voor een Canta een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden toegekend.

 

Artikel 6

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers wordt alleen aan natuurlijke personen toegekend. Wanneer de aanvrager niet de kentekenhouder is, moet de kentekenhouder huisgenoot zijn van de aanvrager (en dus op hetzelfde adres, tevens het aanvraagadres, staan ingeschreven volgens de Basisregistratie Personen). We reserveren geen parkeerplaats voor een auto van iemand die niet op het adres woont, omdat het in zo’n geval aannemelijk is dat de kentekenhouder de auto gebruikt en bij het eigen woonadres parkeert. We willen geen parkeerplaats in de schaarse openbare ruimte reserveren die maar af en toe wordt gebruikt.

Het is niet mogelijk om als passagier een individuele gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij werk, studie- of stageadres te krijgen. In die gevallen kan de bestuurder de passagier afzetten en de auto parkeren.

We willen dat de aanwezige parkeercapaciteit die bij een adres hoort en al aanwezig is, zoveel mogelijk wordt benut om toename van de parkeerdruk in de openbare ruimte tegen te gaan. Een aanvrager komt daarom niet in aanmerking voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats als bij het aanvraagadres een eigen parkeervoorziening hoort. Dat geldt ook als de parkeerplaats niet als zodanig wordt gebruikt, maar bijvoorbeeld voor het stallen van fietsen of andere goederen. Zowel bij woningen met een eigen parkeervoorziening als een gezamenlijke parkeervoorziening op eigen terrein moet bij de aanvraag van een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden aangetoond en onderbouwd waarom deze niet gebruikt kunnen worden door de aanvrager. Naast een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor een personenauto of brommobiel is het ook mogelijk om deze aan te vragen voor een gehandicaptenvoertuig. De Canta komt veel voor. Een Canta mag op de stoep staan. Als er in dat geval niet genoeg ruimte overblijft voor een goede doorgang, kan er voor een Canta een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden toegekend.

 

Artikel 7

De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats is maatwerk. Voor zowel de locatie van de individuele gehandicaptenparkeerplaats als de inrichting daarvan houden we rekening met de behoefte van de aanvrager en de mogelijkheden ter plaatse. In de meeste gevallen volstaat een reguliere parkeerplaats. De kruisvakmarkering wordt daarop aangebracht. Vanwege in- en uitstappen kan extra ruimte naast of achter de auto nodig zijn. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn vanwege het gebruik van een rolstoel of bij gebruik van (inladen van) andere middelen zoals een trike, ligfiets, handbike, enzovoorts. We kunnen dan een extra groot kruisvak laten aanbrengen. We toetsen niet aan de frequentie van het gebruik van het middel of de noodzaak van het middel ter overbrugging van de afstand tussen woning en parkeerplaats.

Het uitgangspunt is dat we kijken naar de aanwezige, beschikbare ruimte zoals aan weerszijden van een parkeerstrook of bij een stoep om te manoeuvreren. Obstakels worden zo veel mogelijk vermeden. Tegelijkertijd zijn er meer gebruikers van de openbare ruimte. Aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats mag geen negatieve invloed hebben op verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming, en geen belemmering zijn voor doorgang nood- en hulpdiensten. Het kan voorkomen dat bij aanleg van een groter parkeervak voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats (vanwege gebruik van middel zoals een rolstoel, ligfiets, etc.) een (extra) parkeervak vervalt. De openbare ruimte is schaars, maar de belangen van mensen met een beperking wegen zwaar waardoor we extra faciliteiten voor deze doelgroep bieden die bijdragen aan hun mobiliteit en deelname aan het maatschappelijk verkeer. Dat kan betekenen dat andere parkeerders (soms) wat verder moeten lopen naar een parkeerplaats.

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt niet noodzakelijk voor het eigen huis aangelegd. Als er elders in de straat een beter passende plek is, kan de gehandicaptenparkeerplaats ook voor de deur van een ander huis komen. Wanneer er geen geschikte parkeerplaats is binnen 100 meter voor bestuurders, of 15 meter voor passagiers, kijken we of er een oplossing op maat mogelijk is. In autoluwe of autovrije straten of gebieden kan vanuit verschillende beleidsvelden bekeken worden wat een passend alternatief is. Hierbij kijken we naar de aanwezige ruimte, bestaande parkeerplaatsen en eventuele mogelijkheden in garages. Ons beleid in de uitwerking Parkeren en toegankelijkheid (onderdeel van de Parkeervisie) schrijft voor dat vooraf kwantitatief voldoende, goed toegankelijke en betaalbare parkeervoorzieningen voor de doelgroep moeten zijn geregeld en vastgelegd in nieuwe verdichtingslocaties. Dit voorkomt dat er pas achteraf, wanneer er een probleem ontstaat, gekeken moet worden naar de mogelijkheden. Een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan in afstemming met de gemeente in zo’n geval soms in de openbare ruimte worden aangelegd, maar dat is dan wel voor rekening van de eigenaar/beheerder.

Het verkeersbord voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt op goed zichtbare plek neergezet. Daarnaast brengen we kruisvakmarkering aan, zodat voor andere parkeerders duidelijk is dat het voor hen verboden is om daar te parkeren. Op het onderbord van de individuele gehandicaptenparkeerplaats staat het kenteken van het voertuig van de houder aan wie de plaats is toegekend (en venstertijden bij een werk-, studie- of stageadres). In het geval van een Canta staat er doorgaans ‘CANTA’ op het onderbord. Eenmaal aangelegd, moeten er zwaarwegende redenen zijn om een individuele gehandicaptenparkeerplaats kosteloos te verplaatsen. Het gaat dan om veranderde omstandigheden zoals een wijziging in de medische situatie van de aanvrager of een herinrichting van de straat.

 

Artikel 9

Bij nieuwbouwontwikkelingen is de ontwikkelaar verantwoordelijk voor de aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, conform de Beleidsregel parkeernormen auto.

 

Artikel 1 0

In de binnenstad is het voorzieningenaanbod hoog en de parkeerruimte schaars. Met een bandbreedte, waarmee we ons baseren op bestaande normen zoals CROW, willen we als gemeente (proactief) ervoor zorgen dat er voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn en blijven om de stad bereikbaar te houden voor mensen met een beperking. Doordat er jaarlijks parkeerplaatsen opgeheven worden en met het ouder worden van de bevolking de behoefte aan algemene gehandicaptenparkeerplaatsen toeneemt, is het van belang dat het aandeel algemene gehandicaptenparkeerplaatsen daarop afgestemd wordt. Ook in autoluwe en autovrije gebieden worden algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aangelegd als dat voor de bereikbaarheid van de voorzieningen noodzakelijk is. Aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen bij nieuwbouw gebeurt conform de Beleidsregel parkeernormen auto.

De genoemde aantallen voor de verschillende functies zijn niet nader afgestemd op de bereikbaarheidskenmerken van de locatie of specifieke kenmerken van de functie (zoals bij parkeernormen het geval is). Er moet daarom altijd gekeken worden welk aantal passend is voor de locatie. Daarbij speelt ook de parkeerdruk in de directe omgeving mee. Als die hoog is of toeneemt, kan de vraag naar en behoefte aan algemene gehandicaptenparkeerplaatsen meer zijn. Als de parkeerdruk laag is, hoeft er niet direct behoefte te zijn aan een algemene gehandicaptenparkeerplaats (maar deze kan alsnog wel aangelegd worden). Houders van Europese gehandicaptenparkeerkaart kunnen in de gemeente Utrecht (met een gratis parkeervergunning) terecht op alle reguliere parkeerplaatsen. Daarmee kan (een groot deel van) de doelgroep op veel locaties terecht om te parkeren en is de kans groter op een beschikbare parkeerplaats dichtbij de bestemming in gebieden waar er geen hoge parkeerdruk is. Zelfstandige publieke, sociaal-maatschappelijke of medische voorzieningen kunnen behalve een apotheek verschillende andere functies zijn, zoals een sportvoorziening. We stemmen het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen af op de aard van de voorziening, de clustering van voorzieningen, vergelijkbare voorzieningen in de buurt, en al aanwezige algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in de directe omgeving. In geval van vragen, twijfel of bij bezwaren overleggen we met SOLGU.

Bij meerdere voorzieningen is een clustering van algemene gehandicaptenparkeerplaats (een aantal gehandicaptenparkeerplaatsen naast/bij elkaar) wenselijk omdat dit de vindbaarheid van de plekken bevordert. Daarnaast kan het bij specifieke functies logisch zijn om een groter aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen aan te leggen. Bijvoorbeeld bij woonvoorzieningen waar veel ouderen (gaan) wonen of zorginstellingen waar veel hulpbehoevenden komen, is de verwachting dat de behoefte aan algemene gehandicaptenparkeerplaatsen hoger is. Daar moet vroegtijdig rekening mee gehouden worden. Daardoor kan ook worden voorkomen dat er clusters van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen komen te liggen, waardoor er minder ruimte overblijft voor bezoekers. In nieuwe verdichtingslocaties die een autoluw of autovrij karakter hebben, kunnen bezoekers niet altijd meer tot de voordeur komen. Daar kan in beperkte mate rekening mee worden gehouden door in- en uitstapgelegenheid aan te leggen. Maar omdat er altijd bestuurders zijn die zelfstandig komen, moet er voldoende aanbod van algemene gehandicaptenparkeerplaats nabij zijn.

 

Artikel 1 1

Het uitgangspunt voor de situering van een algemene gehandicaptenparkeerplaats is zo dicht mogelijk bij de ingang, binnen 50 meter. Daarnaast is het belangrijk dat de parkeerder vanaf de parkeerplaats een goed toegankelijke route kan volgen naar de hoofdingang, vrij van bijvoorbeeld geparkeerde fietsen of paaltjes. Dit geldt ook bij het faciliteren van een tijdelijke algemene gehandicaptenparkeerplaats wanneer de oorspronkelijke plaats niet bereikt kan worden vanwege bijvoorbeeld werkzaamheden of een evenement. De tijdelijke locatie moet gelijkwaardig zijn qua inrichting, in de directe omgeving en goed vindbaar. Zie Beleid voor toegankelijkheid | gemeente Utrecht. Omdat er ook andere gebruikers zijn van de openbare ruimte, mag de aanleg van een algemene gehandicaptenparkeerplaats geen negatieve invloed hebben op verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming, en geen belemmering zijn voor doorgang nood- en hulpdiensten.

 

Artikel 1 2

Een eventueel onderbord geeft beperkingen aan van tijdsduur en/of tijdstippen dat een algemene gehandicaptenparkeerplaats mag worden gebruikt. Er kunnen venstertijden gelden waarbinnen de parkeerplaats gereserveerd is als algemene gehandicaptenparkeerplaats, en/of een maximale parkeerduur. Bij een maximale parkeerduur is een parkeerschijf nodig. Met venstertijden maken we dubbelgebruik mogelijk, bijvoorbeeld wanneer de algemene gehandicaptenparkeerplaats bij een voorziening ligt die alleen overdag geopend is, en waar ook woningen in de directe omgeving zijn. 's Avonds en 's nachts is de plaats dan een reguliere parkeerplaats waar bewoners gebruik van kunnen maken. Een parkeerduurbeperking moet afgestemd zijn op de openingstijden en het voorzieningenniveau waar de algemene gehandicaptenparkeerplaats ligt. Een maximum van 3 uur is bijvoorbeeld te kort voor (gecombineerd) winkelen en restaurantbezoek of film-/theaterbezoek.

We reserveren algemene gehandicaptenparkeerplaatsen niet voor een specifieke doelgroep, bijvoorbeeld gebruikers of bezoekers van een bepaalde voorziening. We kunnen niet objectief vaststellen of parkeerders op de algemene gehandicaptenparkeerplaats daartoe behoren. Daarnaast maken we het op die manier mogelijk dat iedere parkeerder met een Europese gehandicaptenparkeerkaart van de algemene gehandicaptenparkeerplaats gebruik kan maken.

Bij de inrichting van een algemene gehandicaptenparkeerplaats gaan we uit van het ideaal, en wijken af als het niet anders kan. In sommige gebieden, zoals de binnenstad of vooroorlogse woonwijken, is het inpassen van een algemene gehandicaptenparkeerplaats aan de hand van de maatvoering zoals genoemd in lid 3 niet altijd direct mogelijk. Deze gebieden zijn van oorsprong niet berekend op autobezit, en de openbare ruimte is er schaars. We kijken (samen met SOLGU) of er op dat moment een maatwerkoplossing is en hoe in de toekomst, bij een herinrichting, een algemene gehandicaptenparkeerplaats volgens de maatvoering inpasbaar is.

Het uitgangspunt is dat een algemene gehandicaptenparkeerplaats op gelijke hoogte met de opstelruimte van de bestuurder wordt aangelegd, zodat gebruikers geen hoogteverschillen hoeven te overbruggen. Het is van belang dat het oppervlakte vlak is zodat in- en uitstappen goed mogelijk is. Ook andere hoogteverschillen bij de locatie of situering aan een heuvel dienen vermeden te worden. Er moet voldoende ruimte zijn (bijvoorbeeld bij een varkensrug) om met een rolstoel tussendoor te kunnen rollen.

 

Naar boven