Wijziging 'Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer' 2024

De raad van de gemeente Zoetermeer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2024.

 

besluit

 

  • 1.

    De volgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer vast te stellen:

    Bestaande tekst (schrappingen schuin gedrukt)

    Nieuwe tekst (aanvullingen vet gedrukt)

    Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, gezondheid en milieu 

    Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid

    Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

    • 1.

      Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 4 x 24 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

    • 2.

      De kennisgeving bevat:

      • a.

        naam en adres van degene die de betoging houdt;

      • b.

        het doel van de betoging;

      • c.

        de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

      • d.

        de plaats en, voor zover van toepassing, de route;

      • e.

        voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

      • f.

        maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

    • 3.

      Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

    • 4.

      Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

    • 5.

      De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

    Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

    • 1.

      Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 4 x 24 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

    • 2.

      De kennisgeving bevat:

      • a.

        naam, telefoonnummer en e-mailadres van degene die de betoging houdt;

      • b.

        de vorm van de betoging;

      • c.

        de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

      • d.

        de plaats en, voor zover van toepassing, de route;

      • e.

        voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

      • f.

        maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

    • 3.

      Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

    • 4.

      Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

    • 5.

      De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

    Artikel 2:12 Begripsbepaling

    • 1.

      In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

      • a.

        bioscoopvoorstellingen;

      • b.

        markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

      • c.

        kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

      • d.

        het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

      • e.

        betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

      • f.

        activiteiten als bedoeld in artikel 2:4 en afdeling 9 van deze verordening;

      • g.

        activiteiten die plaatsvinden in een inrichting en behoren bij het normale gebruik van die inrichting, tenzij deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.

    • 2.

      Onder evenement wordt mede verstaan:

      • a.

        een herdenkingsplechtigheid;

      • b.

        een braderie;

      • c.

        een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg;

      • d.

        een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats.

    Artikel 2:12 Begripsbepaling

    • 1.

      In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

      • a.

        bioscoopvoorstellingen;

      • b.

        markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

      • c.

        kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

      • d.

        het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

      • e.

        betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

      • f.

        activiteiten als bedoeld in artikel 2:4 en afdeling 9 van deze verordening;

      • g.

        activiteiten die plaatsvinden in een inrichting en behoren bij het normale gebruik van die inrichting, tenzij deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.

    • 2.

      Onder evenement wordt mede verstaan:

      • a.

        een herdenkingsplechtigheid;

      • b.

        een braderie;

      • c.

        een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg;

      • d.

        een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats;

      • e.

        door de burgemeester aan te wijzen categorieën vechtsportwedstrijden, of -gala’s.

    Artikel 2:13 Evenement

    • 1.

      Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    • 2.

      De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.

    • 3.

      De burgemeester kan nadere regels ten aanzien van evenementen vaststellen.

    • 4.

      Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden vermeld, naast de gegevens die op basis van het aanvraagformulier worden gemeld, de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

    Artikel 2:13 Evenementenvergunning

    • 1.

      Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    • 2.

      De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.

    • 3.

      De burgemeester kan nadere regels ten aanzien van evenementen vaststellen.

    • 4.

      Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden vermeld, naast de gegevens die op basis van het aanvraagformulier worden gemeld, de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

    • 5.

      De burgemeester weigert een vergunning voor de door hem aangewezen vechtsportwedstrijden, of -gala’s als de organisator van slecht levensgedrag is.

    Artikel 2:15 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

    Artikel 2:15 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      horeca(bedrijf): het tegen betaling:

      • -

        bereiden en/of verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken; of:

      • -

        verhuren van zalen; of:

      • -

        aanbieden van nachtverblijf .

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van het horecabedrijf liggend deel, waar sta- of zitgelegenheid wordt geboden en waar tegen betaling ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken worden bereid en/of verstrekt.

    Artikel 2:16 Terrassen

    • 1.

      Het is verboden een voor het publiek toegankelijk terras dat deel uitmaakt van een horecabedrijf te exploiteren of te doen exploiteren wanneer het terras:

      • a.

        niet is gelegen nabij een horecabedrijf;

      • b.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik schade toebrengt aan de openbare weg;

      • c.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de omgeving;

      • d.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik gevaar of hinder oplevert voor een veilig en doelmatig gebruik van de weg;

      • e.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik ontoelaatbare overlast oplevert of een gevaar vormt voor de openbare orde;

      • f.

        in strijd is met het omgevingsplan;

      • g.

        in strijd is met het bepaalde in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

      • h.

        niet voldoet aan de nadere regels die ingevolge lid 2 door het college zijn gesteld;

      • i.

        niet vooraf aan de burgemeester is gemeld. De melding bestaat in elk geval uit:

        • §

          de naam en het adres van het horecabedrijf

        • §

          de indeling en uitvoering van het terras;

        • §

          de periode waarin het terras wordt geëxploiteerd;

        • §

          een plattegrond met de afmeting van het terras.

    • 2.

      Het college kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en het voorkomen van overlast nadere regels stellen aan de exploitatie van een terras. Tot de nadere regels behoren in elk geval voorschriften over de afmeting van het terras en de sluitingsuren.

    Artikel 2:16 Terrassen

    • 1.

      Het is verboden een voor het publiek toegankelijk terras dat deel uitmaakt van een horecabedrijf te exploiteren of te doen exploiteren wanneer het terras:

      • a.

        niet is gelegen nabij een horecabedrijf;

      • b.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik schade toebrengt aan de openbare weg;

      • c.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de omgeving;

      • d.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik gevaar of hinder oplevert voor een veilig en doelmatig gebruik van de weg;

      • e.

        op zichzelf of door de wijze van gebruik ontoelaatbare overlast oplevert of een gevaar vormt voor de openbare orde;

      • f.

        in strijd is met het omgevingsplan;

      • g.

        in strijd is met het bepaalde in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

      • h.

        niet voldoet aan de nadere regels die ingevolge lid 2 door het college zijn gesteld;

      • i.

        niet vooraf aan de burgemeester is gemeld. De melding bestaat in elk geval uit:

        • de naam en het adres van het horecabedrijf

        • de indeling en uitvoering van het terras;

        • de periode waarin het terras wordt geëxploiteerd;

        • een plattegrond met de afmeting van het terras.

    2. Het college kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en het voorkomen van overlast nadere regels stellen aan de exploitatie van een terras. Tot de nadere regels behoren in elk geval voorschriften over de afmeting van het terras en de sluitingsuren.

    Artikel 2:36c Lachgasverbod

    • 1.

      Het is verboden op een openbare plaats, op het openbaar water of in een voor publiek toegankelijk gebouw lachgas als roesmiddel recreatief te gebruiken, toe te dienen, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

    • 2.

      Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door de burgemeester ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

    • 3.

      De burgemeester kan in het aanwijzingsbesluit het verbod van lid 2 beperken tot bepaalde tijden.

    Artikel 2:38a Bespieden van personen

    • 1.

      Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.

    • 2.

      Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.

    Artikel 2:43 Gevaarlijke honden

    • 1.

      Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

    • 2.

      De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

    • 3.

      De eigenaar of houder van de hond aan wie een muilkorfgebod is opgelegd, is verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

      • a.

        vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

      • b.

        door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

      • c.

        zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

    • 4.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 2:41, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

    Artikel 2:43 Gevaarlijke honden

    • 1.

      Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod, een muilkorfgebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

    • 2.

      De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

    • 3.

      De eigenaar of houder van de hond aan wie een muilkorfgebod is opgelegd, is verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

      • a.

        vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

      • b.

        door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

      • c.

        zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

    • 4.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 2:41, eerste lid onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

    Artikel 2:48 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      consumentenvuurwerk vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

    • b.

      bus: een (melk)bus, container, opslagvat of ander daarmee vergelijkbaar voorwerp;

    • c.

      carbidschieten: het in een bus op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water met gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen waarbij door de explosieve verbranding een object wordt weggeschoten.

    Artikel 2:48 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      consumentenvuurwerk: vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

    • b.

      bus: een (melk)bus, container, opslagvat of ander daarmee vergelijkbaar voorwerp;

    • c.

      carbidschieten: het in een bus op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water met gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen waarbij door de explosieve verbranding een object wordt weggeschoten.

    Artikel 2:49 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

    • 1.

      Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

    • 2.

      Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

    • 3.

      De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

    • 4.

      Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    Artikel 2:49 Gebruik van consumentenvuurwerk

    • 1.

      Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

    • 2.

      Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

    • 3.

      De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

    • 4.

      Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d

    Hoofdstuk 3 Seksuele aangelegenheden

    Afdeling 5. Overgangsbepaling

    [vervallen.]

    Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien

    van de gemeente

    Hoofdstuk 4 Bescherming van de fysieke leefomgeving

    Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

    Hoofdstuk 5 Overige regelgeving

    Artikel 5:23a Vaarbeleid Zoetermeerse wateren

    • 1.

      De wateren waarop het in dit artikel gestelde van toepassing is, zijn de Zoetermeerse plas, de Broekwegwetering en de Noordhovense plas; zoals aangegeven op de kaart in de met dit artikel verbonden bijlage ‘Zoetermeerse wateren’.

    • 2.

      Het is verboden gemotoriseerde vaartuigen te gebruiken anders dan elektrisch aangedreven

    • 3.

      Het is verboden met gemotoriseerde vaartuigen sneller te varen dan 6 km per uur.

    • 4.

      De verboden in lid 2 en 3 gelden niet voor de Zoetermeerse Reddingsbrigade, de politie, de brandweer en team Handhaving.

    • 5.

      Het college kan ontheffing verlenen van de verboden in lid 2 en 3.

    • 6.

      De houders van een vaarvergunning mogen gedurende vijf jaar na het van kracht worden van het vaarbeleid aangaande de Zoetermeerse wateren gebruik maken van niet-elektrisch aangedreven vaartuigen.

    Artikel 5:23a Vaarbeleid Zoetermeerse wateren

    • 1.

      De wateren waarop het in dit artikel gestelde van toepassing is, zijn de Zoetermeerse plas, de Broekwegwetering en de Noordhovense plas; zoals aangegeven op de kaart in de met dit artikel verbonden bijlage ‘Zoetermeerse wateren’.

    • 2.

      Het is verboden gemotoriseerde vaartuigen te gebruiken anders dan elektrisch aangedreven.

    • 3.

      Het is verboden met gemotoriseerde vaartuigen sneller te varen dan 6 km per uur.

    • 4.

      De verboden in lid 2 en 3 gelden niet voor de Zoetermeerse Reddingsbrigade, de politie, de brandweer, team Handhaving en watersportverenigingen die gebruik maken van de Zoetermeerse wateren zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.

    • 5.

      Het college kan ontheffing verlenen van de verboden in lid 2 en 3.

    Hoofdstuk 6 Straf-, boete-, overgangs-, en slotbepalingen

    Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

    Artikel 6:1a Bestuurlijke boete overlastfeiten openbare ruimte

    • 1.

      Overtreding door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon van het bij of krachtens het de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete:

      2:4, lid 1; 2:4, lid 4; 2:5, lid 1; 2:5a, lid 2; 2:6, lid 1; 2:7, lid 1; 2:8, lid 1; 2:8, lid 2; 2:9; 2:11, lid 1a; 2:11, lid 1b; 2:13, lid 1; 2:14, lid 1; 2:14, lid 2; 2:15a, lid 1; 2:16, lid 1; 2:17, lid 2; 2:18, lid 2; 2:19; 2:20; 2:21; 2:25, lid 1; 2:30a, lid 2; 2:30a, lid 3; 2:31, lid 1; 2:31, lid 2; 2:32, lid 1; 2:32, lid 2; 2:32, lid 5; 2:33, lid 1; 2:34a, lid 1; 2:35, lid 1a; 2:35, lid 1b; 2:36, lid 1; 2:36b, lid 1; 2:36b, lid 2; 2:36c, lid 1; 2:36c, lid 2, 2:37, lid 1; 2:37, lid 2; 2:38; 2:38a, lid 1; 2:38a, lid 2; 2:39, lid 1; 2:39, lid 2; 2:39, lid 3; 2:40; 2:41, lid 1a; 2:41, lid 1b; 2:41, lid 1c; 2:41, lid 1d; 2:42, lid 1; 2:42, lid 5; 2:42, lid 6; 2:43, lid 1; 2:43, lid 4; 2:44, lid 1; 2:47, lid 1; 2:47, lid 2; 2:49, lid 1; 2:49, lid 2; 2:49a lid 1; 2:49a, lid 2; 2:52a, lid 4; 2:52a, lid 5; 2:52d, lid 1; 2:52h, lid 3;3:9, lid 1; 3:9, lid 2; 3:10, lid 1; 4:5, lid 1; 4:5a; 4:6; 4:7; 4:8; 4:8a, lid 2; 4:15, lid 1; 4:15, lid 2; 4:16; 4:18, lid 1; 5:2, lid 1; 5:2, lid 2; 5:3, lid 1; 5:4, lid 1; 5:5, lid 1; 5:6, lid 1; 5:7, lid 1; 5:8, lid 1; 5:9, lid 1; 5:10, lid 1; 5:10, lid 2; 5:10, lid 3; 5:11, lid 1; 5:13, lid 1; 5:13, lid 2; 5:16, lid 1; 5:19, lid 1; 5:20, lid 1; 5:21, lid 1; 5:23, lid 1; 5:23a, lid 2; 5:23a, lid 3; 5:24, lid 1; 5:24, lid 2; 5:25, lid 1; 5:26, lid 1.

    • 2.

      Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel is begaan door een natuurlijke persoon, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift.

    • 3.

      Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een natuurlijke persoon die twaalf, dertien, veertien of vijftien jaar oud is, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift gehalveerd.

    • 4.

      Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een rechtspersoon, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die geldt voor een natuurlijke persoon verdubbeld.

    • 5.

      De op te leggen bestuurlijke boete kan worden verdubbeld, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, is geconstateerd en de bestuurlijke boete voor de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

    • 6.

      Het college kan de boetebedragen als vermeld in de bijlage ‘Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte’ bij dit artikel, aanpassen. Daarbij gelden voor het college naast de wettelijke maxima van de boetebedragen de volgende uitgangspunten:

      • -

        de aanpassing die de minister van Justitie en Veiligheid doet;

      • -

        het algemene stijgingspercentage, dat gebruikt wordt voor de leges en heffingen.

    Artikel 6:1a Bestuurlijke boete overlastfeiten openbare ruimte

    • 1.

      Overtreding door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete:

      2:4, lid 1; 2:4, lid 4; 2:5, lid 1; 2:5a, lid 2; 2:6, lid 1; 2:7, lid 1; 2:8, lid 1; 2:8, lid 2; 2:9; 2:11, lid 1a; 2:11, lid 1b; 2:13, lid 1; 2:14; 2:15a, lid 1; 2:16, lid 1; 2:17, lid 2; 2:18, lid 2; 2:19; 2:20; 2:21; 2:25, lid 1; 2:30a, lid 2; 2:30a, lid 3; 2:31, lid 1; 2:31, lid 2; 2:32, lid 1; 2:32, lid 2; 2:32, lid 5; 2:33, lid 1; 2:34a, lid 1; 2:35, lid 1a; 2:35, lid 1b; 2:36, lid 1; 2:36b, lid 1; 2:36b, lid 2; 2:37, lid 1; 2:37, lid 2; 2:38; 2:39, lid 1; 2:39, lid 2; 2:39, lid 3; 2:40; 2:41, lid 1a; 2:41, lid 1b; 2:41, lid 1c; 2:41, lid 1d; 2:42, lid 1; 2:42, lid 5; 2:42, lid 6; 2:43, lid 2; 2:43, lid 3; 2:43, lid 4; 2:44, lid 1; 2:47, lid 1; 2:47, lid 2; 2:49, lid 1; 2:49, lid 2; 2:49a lid 1; 2:49a, lid 2; 2:52a, lid 4; 2:52a, lid 5; 2:52d, lid 1; 2:52h, lid 3; 3:9, lid 1; 3:9, lid 2; 3:10, lid 1; 4:5, lid 1; 4:5a; 4:6; 4:7; 4:8; 4:8a, lid 2; 4:15, lid 1; 4:15, lid 2; 4:16; 4:18, lid 1; 5:2, lid 1; 5:2, lid 2; 5:3, lid 1; 5:4, lid 1; 5:5, lid 1; 5:6, lid 1; 5:7, lid 1; 5:8, lid 1; 5:9, lid 1; 5:10, lid 1; 5:10, lid 2; 5:10, lid 3; 5:11, lid 1; 5:13, lid 1; 5:13, lid 2; 5:16, lid 1; 5:19, lid 1; 5:20, lid 1; 5:21, lid 1; 5:23, lid 1; 5:23a, lid 2; 5:23a, lid 3; 5:24, lid 1; 5:24, lid 2; 5:25, lid 1; 5:26, lid 1.

    • 2.

      Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel is begaan door een natuurlijke persoon, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift.

    • 3.

      Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een natuurlijke persoon die twaalf, dertien, veertien of vijftien jaar oud is, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift gehalveerd.

    • 4.

      Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een rechtspersoon, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die geldt voor een natuurlijke persoon verdubbeld.

    • 5.

      De op te leggen bestuurlijke boete kan worden verdubbeld, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, is geconstateerd en de bestuurlijke boete voor de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

    • 6.

      Het college kan de boetebedragen als vermeld in de bijlage ‘Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte’ bij dit artikel, aanpassen. Daarbij gelden voor het college naast de wettelijke maxima van de boetebedragen de volgende uitgangspunten:

      • -

        de aanpassing die de minister van Justitie en Veiligheid doet;

      • -

        het algemene stijgingspercentage, dat gebruikt wordt voor de leges en heffingen.

  • 2.

    De volgende bestuurlijke boete vast te stellen en op te nemen in de lijst Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte: voor het overtreden van het muilkorfgebod: 260 euro.

  • 3.

    De gewijzigde lijst Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte vast te stellen.

Dit besluit treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan. Tenzij een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 8 juli 2024

de griffier,

drs. R. Blokland MCM

de voorzitter,

drs. M.J. Bezuijen

Naar boven