Beleidsregels kennismakingsperiode in Leiden 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;

 

gelet op:

 

  • titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 160 lid 1 onder a Gemeentewet;

  • artikel 3 lid 4 Participatiewet;

besluit vast te stellen de Beleidsregels Kennismakingsperiode in Leiden 2024.

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    Kennismakingsperiode: een periode van maximaal 6 maanden waarin het college bijstandsgerechtigde(n) toestemming geeft om samen te wonen op proef, zoals bedoeld in deze beleidsregels, zonder consequenties voor de uitkering;

  • 3.

    Bijstandsgerechtigde: de persoon met een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW en IOAZ.

Artikel 2 Gezamenlijke huishouding

Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • a.

    Hoofdverblijf: bij de vaststelling waar iemand zijn hoofdverblijf heeft is niet de inschrijving in het BRP of het hebben van een (huur)woning op een ander adres dan het adres waar iemand hoofdzakelijk verblijft bepalend, maar de feitelijke situatie.

  • b.

    Zorgdragen voor elkaar door het leveren van een bijdrage in de kosten van het huishouden dan wel anderszins, kan onder andere blijken uit het leveren van een financiële bijdrage in de vaste lasten, de boodschappen en incidentele kosten, dan wel andere wederzijdse zorg.

Artikel 3 Kennismakingsperiode

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan op aanvraag aan één of aan beide personen die een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt of ontvangen maximaal eens in de drie jaar een kennismakingsperiode toestaan. Indien in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag al een kennismakingsperiode is toegekend, wordt de aanvraag afgewezen.

  • 2.

    De kennismakingsperiode vangt niet eerder aan dan nadat het college schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 3.

    De duur van de kennismakingsperiode wordt individueel bepaald en vastgesteld op de periode die nodig wordt geacht om een definitief besluit te kunnen nemen op het samenwonen. Als de periode is vastgesteld op minder dan 6 maanden, dan kan de periode in overleg tussen bijstandsgerechtigde(n) en afdeling Werk en Inkomen worden verlengd tot maximaal 6 maanden in totaal.

  • 4.

    Gedurende de kennismakingsperiode ontvangt de bijstandsgerechtigde een uitkering naar de norm die de belanghebbende ontving ten tijde van de aanvraag van de kennismakingsperiode, tenzij deze norm wijzigt wegens andere omstandigheden dan het samenwonen op proef.

  • 5.

    De inlichtingenplicht ligt bij de partner die de bijstandsuitkering ontvangt.

Artikel 4 Voorwaarden voor de toekenning kennismakingsperiode

De volgende voorwaarden zijn in hun geheel van toepassing op de toekenning van de kennismakingsperiode:

  • 1.

    Beide partners vragen gezamenlijk vooraf in de gemeente waar de bijstandsgerechtigde(n) de uitkering ontvang(en) aan of ze op proef mogen samenwonen, ook als de partner geen uitkering heeft. Wanneer er sprake is van twee partners die ieder een bijstandsuitkering ontvangen in een andere gemeente, dan bestaat het recht op de kennismakingsperiode alleen wanneer beide gemeenten hierin toestemmen.

  • 2.

    Beide aanvragers houden hun eigen woonadres aan en blijven op dat woonadres ingeschreven staan in BRP.

  • 3.

    Een eventuele verhuurder (wooncorporatie) is op de hoogte en akkoord met het tijdelijk niet voltijds bewonen van de woonruimte.

  • 4.

    Indien één van de partners voor een periode van langer dan 28 dagen ten tijde van de kennismakingsperiode in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Participatiewet verblijft, eindigt het recht op de kennismakingsperiode. Wanneer de partner niet langer meer in de inrichting verblijft, kan de kennismakingsperiode opnieuw worden aangevraagd. Bij toekenning herleeft het recht op de kennismakingsperiode voor de periode dat van de oorspronkelijk toegekende kennismakingsperiode resteert. Dit geldt ook wanneer één van beide partners langer dan 28 dagen in het buitenland verblijft of is gedetineerd.

Artikel 5 Uitsluitingen

Geen kennismakingsperiode wordt verleend indien:

  • 1.

    Er sprake is van het rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 Participatiewet en artikel 2 van deze beleidsregels;

  • 2.

    Aanvragers reeds voorbereidingen hebben getroffen voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap;

  • 3.

    Eén van de belanghebbenden in de periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik heeft gemaakt van de kennismakingsperiode;

  • 4.

    Aanvragers bloedverwanten in de eerste of tweede graad zijn.

Artikel 6 Onvoorziene situaties

In gevallen, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als de “beleidsregels kennismakingsperiode in Leiden 2024”.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

Toelichting  

Algemeen

De Algemene bijstandswet (Abw) bood tot de invoering van de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2004 de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen kon de bijstandsuitkering drie maanden ongewijzigd worden voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis was.

 

In de latere wetgeving is de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet genoemd. Maar dit wil niet zeggen dat er geen behoefte meer is aan de mogelijkheid om op proef samen te kunnen wonen. In de praktijk blijkt de stap om te gaan samenwonen nog steeds een drempel op te leveren voor sommige bijstandsgerechtigden. Er ontstaat een situatie waarin formeel nog niet wordt samengewoond, maar feitelijk bijna wel en waarbij fraude/oneigenlijk gebruik lastig is aan te tonen. Dit geeft mensen stress en legt direct al druk op de relatie. Met het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode proberen gemeenten de overstap makkelijker te maken en het grijze gebied rondom fraude/oneigenlijk gebruik te voorkomen.

 

De situatie van inwoners met een IOAW-/ of IOAZ-uitkering is feitelijk gelijk aan de situatie van mensen met een Participatiewet-uitkering. De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijk om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Omdat de verschillen tussen de wetten heel beperkt zijn, worden voor de kennismakingsperiode IOAW en IOAZ-gerechtigden op dezelfde wijze behandeld als Participatiewet gerechtigden.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2

In de omschrijving van het begrip “gezamenlijke huishouding” is in de wet het begrip “duurzaam”, in de zin van langer durend, niet opgenomen. Dit betekent dat bij kortdurend verblijf in de woning van een ander er al sprake kan zijn van een gezamenlijke huishouding. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat er voor de bijstandsgerechtigde die voornemens is te gaan samenwonen, dat wil zeggen met elkaar het hoofdverblijf te gaan delen op hetzelfde adres en daar zorg te gaan dragen voor elkaar, direct een sterke afhankelijkheid ontstaat. Dit kan voor bijstandsgerechtigden een belemmering zijn om de stap om te gaan samenwonen te nemen.

 

Daarmee is de keuzevrijheid die de bijstandsgerechtigde heeft bij belangrijke levensgebeurtenissen kleiner dan de keuzevrijheid van mensen die geen bijstandsuitkering ontvangen. Met de kennismakingsperiode wil het college de directe financiële afhankelijkheid wegnemen en de keuzevrijheid van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen, vergroten. Dit doet het college concreet door te stellen dat in het geval dat de wens bestaat om te gaan samenwonen en de bijstandsgerechtigde hiertoe een aanvraag indient, er bij een verblijf van maximaal zes maanden geen sprake is van het hebben van het hoofdverblijf in de woning van de ander. Het is daarbij essentieel dat degene die tijdens de kennismakingsperiode bij de ander verblijft wel zijn of haar eigen woning aanhoudt.

 

Artikel 3

De kennismakingsperiode is een tijdelijk/kortdurend ‘gezamenlijk’ verblijf van maximaal 6 maanden. Een kennismakingsperiode moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is gehonoreerd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd als ook de termijn.

 

De duur van de kennismakingsperiode is maatwerk en mede afhankelijk van de individuele situatie.

 

In de gevallen dat de partner die een uitkering ontvangt als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht, te veel bijstand ontvangt en het college de te veel verstrekte bijstand terugvordert, dan geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 59 tweede lid Participatiewet niet voor de andere partner. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt wel voor de terugvorderingen die het gevolg zijn van verzwegen gewijzigde omstandigheden op grond waarvan het college alsnog het besluit had moeten nemen dat er niet langer sprake was van het recht op een kennismakingsperiode. Dit is bijvoorbeeld als beide partners zich in deze periode bij een andere instantie hebben gepresenteerd als gezamenlijke huishouding.

 

Artikel 4

Bij het opstellen van de beleidsregels met betrekking tot de kennismakingsperiode is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de Abw.

 

  • 1.

    De kennismakingsperiode is bedoeld voor aanvragers die willen ervaren hoe het is om echt samen te wonen in dezelfde woning. Mensen voor wie dit niet nieuw is (omdat ze eerder met elkaar hebben samengewoond of op een andere manier een woning hebben gedeeld) worden uitgesloten van een kennismakingsperiode. Als beide partners een bijstandsuitkering hebben in verschillende gemeenten, dan is het belangrijk dat beide gemeenten akkoord gaan. Het aantonen hiervan ligt bij de aanvragers van de kennismakingsperiode: zij delen de toestemming van de andere gemeente met de gemeente Leiden.

  • 2.

    Ook het opzeggen van de eigen huurwoning e.d. is een indicatie dat onzekerheid over een toekomstige gezamenlijke huishouding ontbreekt. Voor dak- en thuislozen geldt dat zij geen woning kunnen aanhouden. Zij hebben wel een inschrijfadres (briefadres) bij de gemeente. Ze blijven daar ingeschreven staan, zodat de kennismakingsperiode ook voor deze doelgroep als tijdelijk aangemerkt blijft.

  • 4.

    Bij een kennismakingsperiode wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet zodat de ene partner, die bij de partner op proef in gaat wonen, de eigen woning kan aanhouden. Als één van de partners tijdelijk de woning moet verlaten vanwege opname in een inrichting of vanwege detentie of langer verblijf in het buitend, dan stopt de kennismakingsperiode na 28 dagen. Hiermee wordt aangesloten bij de periode waarmee mensen maximaal met behoud van uitkering naar het buitenland mogen, om te veel wisseling te voorkomen.

Artikel 5

Met de uitsluitingsgronden sluit het college aan bij het onweerlegbaar rechtsvermoeden ten aanzien van het voeren van een gezamenlijke huishouding zoals dat is beschreven in artikel 3 lid 4 van de Participatiewet. Door uitsluiting van de personen die in de periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik hebben gemaakt van de kennismakingsperiode, wil het college onrechtmatig gebruik van de kennismakingsperiode voorkomen.

 

Artikel 6

In situaties waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college over de aanvraag voor een kennismakingsperiode.

Naar boven