Subsidieregeling preventie huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld Rotterdam 2025-2026

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

 

gelezen het voorstel van de wethouder Zorg, Ouderen en Jeugdzorg van 2 juli 2024, registratienummer M2404-4162 - 24bo005957;

 

gelet op artikel 3, derde lid, artikel 6, derde lid, artikel 7, derde lid, artikel 8, aanhef en onderdeel k, artikel 12a van de SVR 2014;

 

overwegende, dat het wenselijk is een subsidieregeling vast te stellen ter stimulering van activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van, het voorkomen van herhaling van en het terugdringen van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld door het maatschappelijke gesprek aan te gaan, vroegtijdig te signaleren en de weerbaarheid te bevorderen, omdat iedere Rotterdammer recht heeft op een gezond en veilig leven;

 

besluit:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    huiselijk geweld: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    kindermishandeling: kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    ouderenmishandeling: lichamelijk, psychisch of seksueel geweld, financieel misbruik, of verwaarlozing van een oudere door een persoon die een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere heeft en waarvan de oudere geheel of gedeeltelijk afhankelijk is, waardoor lichamelijke, psychische of financiële schade ontstaat dan wel dreigt te ontstaan;

  • -

    schadelijke traditionele praktijken: vormen van huiselijk geweld die voortkomen uit orthodoxe of conservatieve tradities en rigide opvattingen over seksualiteit en man-vrouwrollen, die plaatsvinden in samenhang met een bepaald collectief gedachtegoed binnen al dan niet gesloten gemeenschappen;

  • -

    seksueel geweld: seksuele handelingen die iemand gedwongen uitvoert, meemaakt of ziet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van subsidie door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten die plaatsvinden in het kalenderjaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor:

    • a.

      een van de volgende, al dan niet groepsgerichte, preventieve activiteiten gericht op het bijdragen aan het voorkomen van, het voorkomen van herhaling van en terugdringen van huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken, door middel van:

      • 1°.

        het maatschappelijk gesprek om taboes te doorbreken;

      • 2°.

        het bevorderen van bewustzijn, weerbaarheid, veerkracht en zelfbeschikking van slachtoffers, plegers of andere betrokkenen;

      • 3°.

        het vergroten van deskundigheid om een van de vormen van geweld of mishandeling zo vroeg mogelijk te kunnen signaleren, daarop te handelen en te melden;

    • b.

      groepsgerichte preventieve activiteiten in de periode november of december ter bevordering van het maatschappelijke gesprek om taboes over huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken te doorbreken.

  • 2.

    De activiteiten worden verricht voor:

    • a.

      personen woonachtig in de gemeente Rotterdam;

    • b.

      jeugdigen of jongvolwassenen die, ongeacht hun woonplaats, onderwijs volgen aan een onderwijsinstelling in de gemeente Rotterdam waarbij de activiteit in samenwerking met de onderwijsinstellingen plaatsvindt; of

    • c.

      professionals, ervaringsdeskundigen of vrijwilligers die werkzaam zijn in de gemeente Rotterdam, indien sprake is van een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Uitsluitend de volgende redelijk gemaakte kosten komen voor subsidie in aanmerking, voor zover zij een directe relatie hebben met de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3:

    • a.

      loonkosten in verband met de inzet van gekwalificeerde medewerkers, volgens de van toepassing zijnde gemiddelde uurtarieven dan wel gemiddelde cao-conforme uurtarieven;

    • b.

      kosten verbonden aan de benodigde locatie;

    • c.

      materiaalkosten;

    • d.

      organisatie- en administratiekosten.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

    • a.

      een individueel hulpverleningstraject;

    • b.

      maatwerkondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • c.

      een voorziening in het kader van de Jeugdwet;

    • d.

      zorg in het kader van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg;

    • e.

      geboden zorg vanuit een strafrechtelijk kader;

    • f.

      trainingen of -cursussen over de meldcode voor professionals werkzaam in de sectoren waarvoor het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geldt.

Artikel 6 Hoogte van een subsidie

Een subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a.

    € 75.000 per activiteit en bij meerdere activiteiten ten hoogste € 200.000 per aanvrager, indien sprake is van een activiteit dan wel activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a;

  • b.

    € 15.000 per aanvrager, indien sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025 een subsidieplafond van € 1.050.000. Dit bedrag is uitgesplitst naar de volgende deelplafonds:

    • a.

      € 1.000.000 voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a;

    • b.

      € 50.000 voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 2.

    Het college stelt het subsidieplafond en de deelplafonds voor het kalenderjaar 2026 vast.

  • 3.

    De subsidieplafonds en de deelplafonds worden vastgesteld onder voorbehoud dat voldoende middelen door de gemeenteraad op de begroting beschikbaar worden gesteld.

Artikel 8 Wijze van verdeling

  • 1.

    De verstrekking van subsidie geschiedt op basis van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het toepasselijke deelplafond is bereikt. De aanvragen die zien op de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, worden apart gerangschikt van de aanvragen die zien op de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

  • 2.

    Bij de rangschikking kent het college punten toe aan de hand van de volgende aspecten tot het daarbij vermelde maximumaantal:

    • a.

      ten hoogste 40 punten voor de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het in artikel 3 gestelde en daarmee de mate waarin de aanvraag beschrijft en voldoet aan de in deze regeling gestelde vereisten en verplichtingen en deze realistisch, transparant en inzichtelijk zijn gemaakt:

      • -

        voldoet geheel: 40 punten;

      • -

        voldoet gedeeltelijk: 20 punten;

      • -

        voldoet onvoldoende: 0 punten;

    • b.

      ten hoogste 30 punten voor de mate waarin uit de aanvraag de kwaliteit van de activiteit blijkt, door de mate waarin:

      • 1°.

        wordt voldaan aan gangbare professionele normen, wetenschappelijke en op de praktijk gebaseerde inzichten en standaarden;

      • 2°.

        de aanvrager beschikt over een relevant sociaal- en zorgnetwerk in Rotterdam;

      • 3°.

        er structureel wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering;

      • 4°.

        men in staat is huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken, of vermoedens daarvan, zo vroeg mogelijk te signaleren, op te pakken en te melden;

      • 5°.

        ervaringsdeskundigheid wordt ingezet bij de ontwikkeling of de uitvoering van de activiteit;

        • -

          zeer hoge kwaliteit (voldoet aan alle subonderdelen): 30 punten;

        • -

          hoge kwaliteit (voldoet aan vier subonderdelen): 20 punten;

        • -

          voldoende kwaliteit (voldoet aan drie subonderdelen): 10 punten;

        • -

          onvoldoende kwaliteit (voldoet aan twee of minder subonderdelen): 0 punten;

    • c.

      ten hoogste 30 punten wanneer de kosten van de activiteit in verhouding staan tot het beoogd bereik en de beoogde impact:

      • -

        kosten staan in verhouding tot bereik en impact: 30 punten;

      • -

        kosten staan redelijk in verhouding met het bereik en de impact: 15 punten;

      • -

        kosten staan in geen verhouding tot het bereik: 0 punten;

    • d.

      ten hoogste 20 punten voor de mate waarin de activiteit effectief is, waarbij registratie in één van de landelijke databanken met effectieve interventies, genoemd in de bijlage, dan wel en een beschrijving door een kennisinstituut bepalend is:

      • -

        interventie is opgenomen in landelijke databank: 20 punten;

      • -

        interventie is niet opgenomen in landelijke databank, maar wel beschreven door een kennisinstituut: 10 punten;

      • -

        interventie is niet opgenomen in landelijke databank noch beschreven door een kennisinstituut: 0 punten.

    • e.

      ten hoogste 30 punten wanneer de activiteit bijdraagt aan een evenwichtige verdeling van activiteiten in de stad en een divers aanbod:

      • -

        de activiteit draagt bij aan een evenwichtige verdeling en divers aanbod: 30 punten;

      • -

        de activiteit draagt redelijk bij aan een evenwichtige verdeling en divers aanbod: 15 punten;

      • -

        de activiteit draagt niet bij aan een evenwichtige verdeling en divers aanbod: 0 punten.

  • 3.

    Uitsluitend subsidieaanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, met een minimale totaalscore van 100 punten worden in de rangschikking meegenomen.

  • 4.

    Uitsluitend subsidieaanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, met een minimale totaalscore van 80 punten worden in de rangschikking meegenomen.

  • 5.

    In aanvulling op het eerste lid, geldt voor aanvragen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, dat bij de verdeling voorrang wordt gegeven aan de hoogst gerangschikte aanvragen die zien op activiteiten voor de thema's huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, seksueel geweld en schadelijke traditionele activiteiten, met een maximum van twee activiteiten per thema, waarna de verdeling vervolgens uitsluitend plaatsvindt op basis van de rangschikking op volgorde van de toegekende punten van hoog naar laag, tot het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 9 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, voor het volgende kalenderjaar kan worden ingediend tot en met 31 juli.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, kan worden ingediend tot en met 31 juli van het betreffende kalenderjaar.

  • 3.

    Een subsidieaanvraag wordt elektronisch ingediend onder gebruikmaking van het aanvraagformulier dat bekend is gemaakt op de website https://www.rotterdam.nl/subsidie-bestrijding-huiselijk-geweld-aanvragen.

  • 4.

    Het aanvraagformulier wordt volledig ingevuld en voorzien van alle op het aanvraagformulier genoemde gegevens.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college beslist binnen 8 weken na het sluiten van de betreffende aanvraagtermijn, welke termijn met ten hoogste 12 weken kan worden verlengd.

Artikel 11 Aanvullende weigeringsgrond

Subsidieverlening wordt geweigerd als de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, reeds worden, of kunnen worden, gefinancierd vanuit voorliggende middelen van de aanvrager zelf, door andere overheden of vanuit andere subsidieregelingen, al dan niet van het college.

Artikel 12 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Aan de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a en b, worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      het verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit en integriteit van professionals en vrijwilligers die worden ingezet bij de feitelijke uitvoering van de activiteiten en het er voor zorg dragen dat zij in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag die bij de aanvang van de activiteiten niet ouder mag zijn dan drie maanden;

    • b.

      het inzetten van gekwalificeerd personeel dat voldoet aan de gangbare professionele normen, wetenschappelijke inzichten en standaarden;

    • c.

      het kosteloos meewerken aan onderzoek door of namens het college naar de kwaliteit en de resultaten van de activiteiten;

    • d.

      het monitoren op de items, genoemd in de verleningsbeschikking en deze geanonimiseerd aanleveren bij de gevraagde rapportages;

    • e.

      het uiterlijk op 1 april van het volgende jaar aanleveren van een eindrapportage, waarin een overzicht van de gerealiseerde resultaten ten opzichte van de totaal gesubsidieerde activiteiten wordt gegeven, en waarbij wordt beschreven wat de resultaten op de monitoringsitems zijn, waaronder het bereik en de effecten van de beoogde preventieve werking, zoals genoemd in de verleningsbeschikking, een reflectie op de opbrengsten van de activiteit op basis van de monitoringsitems alsmede de wijze waarop de opbrengsten leiden tot resultaat- en kwaliteitsverbetering.

  • 2.

    Daarnaast voldoet de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      het uiterlijk op 1 juli aanleveren van een tussentijdse rapportage, waarin:

      • 1°.

        een overzicht wordt gegeven van de gerealiseerde resultaten ten opzichte van de totaal gesubsidieerde activiteiten alsmede een prognose voor de resterende periode; en

      • 2°.

        wordt beschreven wat de tussentijdse resultaten op de monitoringsitems genoemd in de verleningsbeschikking zijn, waaronder het bereik en de effecten van de beoogde preventieve werking, alsmede een reflectie op de monitoringsitems;

    • b.

      Indien aan de orde het toewerken naar erkenning van de activiteit door een van de landelijke databanken, genoemd in de bijlage behorende bij deze subsidieregeling.

  • 3.

    De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk melding aan het college, indien:

    • a.

      niet van alle items monitoringsinformatie kan worden geleverd;

    • b.

      het aanleveren van bepaalde items met monitoringsinformatie volgens de subsidieontvanger niet bijdraagt aan het doel om inzicht te geven in de resultaten, het bereik en de effecten van de activiteiten en het leereffect;

    • c.

      volgens de subsidieontvanger relevante monitoringsitems ontbreken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2027.

  • 2.

    Deze regeling blijft van toepassing op subsidies verstrekt op grond van deze regeling en op volledige aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de vervaldatum van deze subsidieregeling.

Artikel 14 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling preventie huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld Rotterdam 2025-2026.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 juli 2024.

De secretaris,

G.J.D. Wigmans

De burgemeester,

R.A.C.J. Simons, l.b.

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Bijlage Overzicht van landelijke databanken met effectieve interventies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel d, en artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van de Subsidieregeling preventie huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld Rotterdam 2025-2026

 

Thema

Beheerder

Databank

Sociale interventies

Movisie; Landelijk Kennisinstituut Sociale Vraagstukken

 

Databank Effectieve sociale interventies

Jeugdinterventies

Nederlands Jeugdinstituut (NJi Nederlands Jeugdinstituut)

 

Databank Effectieve Jeugd interventies

Preventieve leefstijl interventies

RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, afdeling Gezond Leven

 

Interventiedatabase Loket Gezond Leven

 

Toelichting op de Subsidieregeling preventie huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld 2025-2026:

Algemeen

Rotterdam werkt aan een veilige stad voor iedereen. Het college vindt dat iedere Rotterdammer een eerlijke kans verdient op een gezond, veilig en betekenisvol leven. Dat betekent onder andere dat elke Rotterdammer zich thuis veilig moet voelen. Samen met onze partners werken we hieraan door het zoveel mogelijk voorkomen, terugdringen en bestrijden van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld in Rotterdam.

 

Betrokkenen bij huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld vinden het vaak ontzettend moeilijk om hierover te praten en hulp te zoeken. Hierdoor blijft het vaak verborgen. Essentieel voor een stevige aanpak is dus het werken aan de eerste stap: huiselijk geweld uit de taboesfeer halen. Als het taboe doorbroken wordt ontstaat ruimte om de volgende stap te zetten: hulp zoeken voor slachtoffers, plegers, omstanders en werken aan duurzaam herstel.

 

Om huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld te voorkomen en (vermoedens van) onveilige situaties te signaleren en melden is het belangrijk dat de kennis over huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld groeit. Bij professionals, maar ook bij Rotterdammers. Zodat professionals weten hoe te handelen en slachtoffers, plegers en omstanders de stap durven zetten naar hulp en ondersteuning. Juist ook als de zorgen nog niet heel groot zijn. Door te werken aan duurzaam herstel kan worden voorkomen dat het geweld terugkeert.

 

Vanuit preventie van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld zetten we in op het vergroten van weerbaarheid, veerkracht en zelfbeschikking van slachtoffers. Ook richten we ons op het bevorderen van het herstel van zowel slachtoffers, plegers en andere betrokkenen. Dat helpt om het terugkeren van onveiligheid te voorkomen en de cirkel van geweld te doorbreken.

 

Voor de uitvoering van ‘Samen naar een toekomst zonder geweld, Beleidsplan huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld, 2024-2027’, is het wenselijk om een subsidieregeling vast te stellen voor de beoordeling van subsidieaanvragen voor het voorkomen, signaleren en melden van huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel geweld. Met deze subsidieregeling willen we beter gaan sturen op de preventieve aanpak, door kritisch te kijken welke inzet daadwerkelijk een bijdrage levert aan het voorkomen en terugdringen van onveilige (thuis)situaties. Ook willen we meer eenduidigheid en transparantie aanbrengen in de subsidieverlening. In de (toekomstige) preventieve aanpak gaan we daarom zoveel mogelijk gebruik maken van evidence based interventies, aangevuld met practise based interventies/activiteiten, die aansluiten op de problematiek en behoefte in de stad.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten

Het college wenst alleen activiteiten die gericht zijn op het voorkomen, voorkomen van herhaling en terugdringen van huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken in Rotterdam te subsidiëren.

 

Het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1 ziet op activiteiten gericht op het voeren van het maatschappelijk gesprek, bijvoorbeeld op middelbare scholen of in de Huizen van de Wijk, om taboes rond huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken bespreekbaar te maken en te doorbreken.

 

Het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2 ziet op activiteiten gericht op het bevorderen van bewustzijn, weerbaarheid, veerkracht en zelfbeschikking van slachtoffers, plegers of andere betrokkenen van huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken, bijvoorbeeld door het organiseren van groepstrainingen.

 

Het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3, gelezen in combinatie met het tweede lid, onderdeel c, ziet op deskundigheidsbevordering. De deskundigheidsbevordering en opleiding van de bedoelde professionals, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers van een organisatie is primair de verantwoordelijkheid van de professionele organisatie zelf en niet subsidiabel. Trainingen of -cursussen over de meldcode voor professionals werkzaam in de sectoren waarvoor het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling geldt, zijn niet subsidiabel.

 

Het eerste lid , onderdeel b, ziet op activiteiten in de periode november of december, waaronder tijdens Orange the World of de Week tegen kindermishandeling. Dit is een periode waarin veel publieke aandacht uitgaat naar de genoemde vormen van geweld. In deze periode wordt extra aandacht gegeven aan het bespreekbaar maken en het doorbreken van de taboes rondom huiselijk geweld, kindermishandeling, seksueel geweld, ouderenmishandeling of schadelijke traditionele praktijken door het voeren van het maatschappelijk gesprek.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Het college onderscheidt een aantal categorieën subsidiabele kosten. Deze kosten zijn subsidiabel als zij direct gerelateerd zijn aan de activiteiten. De volgende subsidiabele kosten staan in het artikel vermeld:

 

  • loonkosten in verband met de inzet van gekwalificeerde medewerkers, volgens de van toepassing zijnde gemiddelde uurtarieven danwel gemiddelde cao-conforme uurtarieven, bijvoorbeeld van de kosten voor de inzet van een professional in loondienst die een training geeft of de inhuur van een acteur die door het uitvoeren van een theatervoorstelling huiselijk geweld bespreekbaar maakt op scholen;

  • kosten verbonden aan de benodigde locatie, bijvoorbeeld de huur van de locatie waar de activiteit plaatsvindt;

  • materiaal- en activiteitkosten, bijvoorbeeld het cursusmateriaal voor een training;

  • organisatie- en administratiekosten, bijvoorbeeld de kosten voor de inzet van een projectleider of overheadkosten. Ook reële accountantskosten vallen onder overheadkosten.

Activiteiten die niet subsidiabel zijn worden in het tweede lid beschreven.

 

Artikel 6 Hoogte van een subsidie

Er geldt voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, een maximumbedrag van € 75.000 per activiteit en bij meerdere activiteiten € 200.000 per aanvrager. Dat betekent dat eenzelfde aanvrager een subsidieaanvraag voor meerdere activiteiten kan doen, tot het maximale bedrag van € 200.000.

 

Binnen één subsidieaanvraag kan er sprake zijn van meerdere activiteiten. Het geven van een workshop aan jongeren en een training geven aan professionals zijn bijvoorbeeld twee aparte activiteiten. Het aantal activiteiten binnen een subsidieaanvraag wordt bepaald op basis van de mate van onafhankelijkheid en samenhang tussen de voorgestelde handelingen of gebeurtenissen. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de doelstellingen, uitvoering, timing, locatie en financiering van de voorgestelde activiteiten. Er is geen maximum voor het aantal te subsidiëren activiteiten. Er kunnen bijvoorbeeld twee activiteiten van €75.000 worden gesubsidieerd of vier activiteiten van €50.000 of tien activiteiten van €15.000. Ook is het mogelijk meerdere aanvragen te doen, elk voor maximaal

€ 75.000, en met een totale waarde van maximaal € 200.000.

 

Er geldt voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een maximumbedrag van € 15.000 per aanvrager. De subsidie kan worden verleend voor activiteiten waarvoor de aanvrager geen subsidie heeft ontvangen voor een activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.

 

Artikel 7 Subsidieplafond

Voor een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen over subsidies voor activiteiten die gedurende heel het jaar plaatsvinden en subsidies voor activiteiten in de periode november of december, zoals tijdens Orange the World of de Week tegen kindermishandeling, zijn deelplafonds vastgesteld.

 

Het bedrag dat beschikbaar is, is vastgelegd in de begroting van de gemeente Rotterdam.

 

Artikel 8 Wijze van verdeling

Een subsidieaanvraag onder deze regeling kan meerdere activiteiten omvatten. Ook is het mogelijk voor een aanvrager om meerdere aanvragen te doen, elk gericht op een activiteit. Het beoordelen van de aanvragen wordt per activiteit afzonderlijk gedaan.

 

De aanvragen voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a bij elkaar gerangschikt na de beoordeling om zo te komen tot een verdeling en honorering van deze aanvragen binnen het daarvoor bestemde deelplafond.

 

Daarbij worden de activiteiten in de periode november of december, zoals tijdens Orange the World of de Week tegen kindermishandeling, apart gerangschikt gelet op de aanvraagtermijn, het lagere benodigde puntenaantal en het feit dat er een apart deelplafond is.

 

Het college hanteert inhoudelijke beoordelingscriteria voor de subsidieaanvragen. In de subsidieregeling staat per beoordelingscriterium de mogelijke te behalen puntenscores vermeld.

 

Tweede lid, onderdeel c: De kosten moeten in verhouding staan tot het beoogde bereik. Ook is de beoogde impact van de activiteit van belang. Dit betekent dat de kosten gerechtvaardigd moeten zijn door de verwachte resultaten die de activiteit zal opleveren. Als een activiteit hoge kosten met zich meebrengt, maar tegelijkertijd een aanzienlijke impact heeft op het beoogde doelgebied en een groot aantal mensen bereikt, dan kunnen deze kosten gerechtvaardigd zijn. Het doel is om ervoor te zorgen dat de investeringen in activiteiten leiden tot effectieve resultaten en niet tot overbesteding voor activiteiten met een beperkte impact.

 

Tweede lid, onderdeel d. De activiteit betreft een effectieve interventie die is opgenomen in de database van Movisie, Nederlands Jeugdinstituut of het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Of de activiteit is beschreven door een kennisinstituut, bijvoorbeeld door Movisie, Pharos, een hogeschool of universiteit.

 

Tweede lid, onderdeel 2e: Er kunnen punten worden gescoord wanneer de activiteit bijdraagt aan een divers aanbod over de gehele stad. Het doel hiervan is te stimuleren dat activiteiten verschillende gebieden worden uitgevoerd aangezien huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, seksueel geweld en schadelijke traditionele praktijken plaatsvinden in de gehele stad, onder alle lagen en verschillende culturen van de Rotterdamse bevolking.

 

Derde en vierde lid : De activiteit moet een minimumscore behalen om te worden opgenomen in de rangschikking zodat een minimaal kwaliteitsniveau is gewaarborgd. De minimumscore voor een subsidie voor activiteiten in de periode november of december, zoals tijdens Orange the World of de Week tegen kindermishandeling, is lager, omdat gezien het incidentele karakter het minder van belang wordt geacht dat deze activiteiten zijn opgenomen in een landelijke database of zijn beschreven door een kennisinstituut.

 

Vijfde lid : Met minimaal 2 activiteiten te subsidiëren voor de thema’s huiselijk geweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling, seksueel geweld en schadelijke traditionele praktijken wordt voldoende spreiding beoogd over de verschillende vormen van geweld en wordt geborgd dat activiteiten op alle thema’s voldoende aan bod kunnen komen. In de subsidieaanvraag moet de aanvrager het thema vermelden. Bij de verdeling van subsidie wordt voorrang gegeven aan de twee hoogst gerangschikte activiteiten op de eerdergenoemde thema’s. Vervolgens vindt de verdeling plaats op basis van de rangschikking. Bijvoorbeeld een lager gerangschikte activiteit die zich richt op ouderenmishandeling kan in aanmerking komen voor subsidie, terwijl een hoger beoordeelde activiteit die zich richt op kindermishandeling niet in aanmerking komt, indien er weinig activiteiten ouderenmishandeling zijn opgenomen in de rangschikking.

 

Artikel 9 Aanvraag

Voor een aanvraag, stelt het college aanvraagformulieren verplicht die gepubliceerd zijn op de in dit artikel vermelde website. Deze formulieren moeten vervolgens op het vermelde webadres worden ingediend.

 

De uiterste aanvraagdatum voor een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a is 31 juli voorafgaand aan het jaar van aanvang van de activiteit.

 

De uiterste aanvraagdatum voor een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b is 31 juli in het jaar van aanvang van de activiteit.

 

Artikel 12 Subsidieverplichtingen

De subsidieontvanger dient invulling te geven aan de in dit artikel vermelde subsidieverplichtingen, waaronder het uitsluitend inzetten van uitvoerende medewerkers met een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag.

 

Het college hecht eraan, ongeacht de hoogte van de verleende subsidie, om inzicht te verkrijgen in de resultaten, de effecten van de activiteiten, het bereik en de leeropbrengst van de activiteiten. Hierbij hoort onder andere een verplichte rapportage over de resultaten. De monitoringsitems worden opgenomen in de verleningsbeschikking.

Naar boven