Wijziging van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn

De raad van de gemeente Apeldoorn;

 

gelezen het raadsvoorstel d.d. 18 juni 2024 , nummer 5617, in verband met de Wijziging van de Algemene gemeente Apeldoorn;

 

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn:

Artikel I Wijziging van de Algemene subsidieverordening gemeente Apeldoorn

  • A.

    Artikel 2, derde lid, vervalt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2. Reikwijdte

 

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiering van activiteiten door het college die passen binnen de beleidsterreinen van de begroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2.

    Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een rechtspersoon, tenzij in een specifieke subsidieverordening of subsidieregeling is bepaald dat subsidie kan worden verstrekt aan één of meer natuurlijke personen.

  • 3.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft.

Artikel 2. Reikwijdte

 

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiering van activiteiten door het college die passen binnen de beleidsterreinen van de begroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2.

    Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een rechtspersoon, tenzij in een specifieke subsidieverordening of subsidieregeling is bepaald dat subsidie kan worden verstrekt aan één of meer natuurlijke personen.

 

  • B.

    Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3. Subsidieregelingen

 

  • 1.

    Het college kan in een subsidieregeling vaststellen welke activiteiten per beleidsterrein, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden vastgesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd besluiten te nemen ter uitvoering van deze verordening. Het college oefent ten aanzien van de in deze verordening geregelde subsidies ook de bevoegdheden uit die in titel 4.2 van de Awb staan.

Artikel 3. Bevoegdheid van het college

 

  • 1.

    Het college kan in een subsidieregeling vaststellen welke activiteiten per beleidsterrein, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden vastgesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies, waaronder ook subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb. Onder de bevoegdheid tot het verstrekken van subsidies wordt in ieder geval ook begrepen:

    • a.

      het nemen van besluiten tot verlenen, vaststellen, weigeren, intrekken of wijzigen van subsidies;

    • b.

      het verlenen van voorschotten;

    • c.

      het geheel of in termijnen betalen van voorschotten of subsidiebedragen;

    • d.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen;

    • e.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten of subsidiebedragen;

    • f.

      het beslissen op bezwaarschriften tegen subsidiebesluiten.

  • 3.

    Het college is bevoegd om van rijkswege aan de gemeente ter beschikking gestelde uitkeringen voor specifiek aangewezen activiteiten, als subsidie voor deze activiteiten te verstrekken.

  • 4.

    Het college kan bij subsidieregeling of bij beschikking afwijken van de artikelen van deze verordening.

 

  • C.

    Artikel 7, achtste lid, vervalt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7. De subsidieaanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Indien er een aanvraagformulier tot verlening van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een beschrijving van de doelen en resultaten welke met de activiteiten worden nagestreefd;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3.

    ls de aanvrager een onderneming dan dienen in aanvulling op de gegevens als vermeld in het tweede lid ook de volgende gegevens overgelegd te worden:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een de-minimisverklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de de-minimissteun.

  • 4.

    Als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 5.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt bij de aanvraag ook een afschrift over van de oprichtingsakte of de statuten over.

  • 6.

    Een rechtspersoon legt bij de aanvraag het meest recente jaarverslag en de meest recente jaarrekening over. Indien de rechtspersoon jonger is dan één jaar, dan wel in oprichting is, kan worden volstaan met een afschrift van de begroting bij oprichting.

  • 7.

    Indien voor de beoordeling van de aanvraag aanvullende of andere gegevens nodig zijn, kan het college deze opvragen.

  • 8.

    In de subsidieregeling kan van voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. De subsidieaanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Indien er een aanvraagformulier tot verlening van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een beschrijving van de doelen en resultaten welke met de activiteiten worden nagestreefd;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van de activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3.

    ls de aanvrager een onderneming dan dienen in aanvulling op de gegevens als vermeld in het tweede lid ook de volgende gegevens overgelegd te worden:

    • a.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een de-minimisverklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de de-minimissteun.

  • 4.

    Als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 5.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt bij de aanvraag ook een afschrift over van de oprichtingsakte of de statuten over.

  • 6.

    Een rechtspersoon legt bij de aanvraag het meest recente jaarverslag en de meest recente jaarrekening over. Indien de rechtspersoon jonger is dan één jaar, dan wel in oprichting is, kan worden volstaan met een afschrift van de begroting bij oprichting.

  • 7.

    Indien voor de beoordeling van de aanvraag aanvullende of andere gegevens nodig zijn, kan het college deze opvragen.

 

  • D.

    Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 8. Termijnen met betrekking tot de subsidieaanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tenminste twaalf weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in het eerste lid binnen acht weken na de dag waarop de begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 4.

    Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in het tweede lid binnen acht weken.

  • 5.

    In de subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 6.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 8. Termijnen met betrekking tot de subsidieaanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tenminste twaalf weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in het eerste lid binnen acht weken na de dag waarop de begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de raad is vastgesteld.

  • 4.

    Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in het tweede lid binnen acht weken.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

 

  • E.

    Artikel 14, zesde lid, vervalt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 14. Vergoeding voor vermogensvorming

 

  • 1.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.

  • 3.

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, wijst het college een onafhankelijke deskundige aan die de waarde bepaald.

  • 5.

    Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het vierde lid geen vergoeding verschuldigd.

  • 6.

    Het college kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid en besluiten dat geen vergoeding verschuldigd is dan wel dat het gevormde vermogen mag worden besteed aan bepaalde activiteiten.

Artikel 14. Vergoeding voor vermogensvorming

 

  • 1.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.

  • 3.

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, wijst het college een onafhankelijke deskundige aan die de waarde bepaald.

  • 5.

    Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het vierde lid geen vergoeding verschuldigd.

 

  • F.

    Artikel 17, derde lid, vervalt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000,00

 

  • 1.

    Subsidies tot en met € 10.000,00 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld; of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen twaalf weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de subsidieontvanger worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen twaalf weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan het college kan in een subsidieregeling bepalen dat voor subsidies tot en met € 10.000,00 een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000,00

 

  • 1.

    Subsidies tot en met € 10.000,00 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld; of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen twaalf weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de subsidieontvanger worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen twaalf weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

 

  • G.

    Artikel 18 lid 4 onder c, leden 6 en 7 vervallen, lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 10.000,00

 

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 10.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      In geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      In andere gevallen uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    Indien er een aanvraagformulier tot vaststelling van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken;

  • 3.

    De aanvraag bevat een verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4.

    Bij subsidies van € 50.000,00 en meer, dient tevens te worden overgelegd:

    • a.

      een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten. Het financieel verslag moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag tot subsidie ingediende begroting;

    • b.

      een balans van het afgelopen tijdvak met een toelichting daarop.

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het controleprotocol als bedoeld in artikel 15 overgelegd te worden.

  • 5.

    Het college kan in een subsidieregeling dan wel in het besluit tot subsidieverlening bepalen dat de controleverklaring als bedoeld in lid 4, onder c, niet overgelegd hoeft te worden.

  • 6.

    Het college kan in een subsidieregeling of in het besluit tot subsidieverlening bepalen dat aanvullende of andere gegevens die voor de vaststelling van belang zijn worden overlegd.

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid kan het college in een subsidieregeling bepalen dat subsidies van meer dan € 10.000,00 direct dan wel ambtshalve vastgesteld worden zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 10.000,00

 

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 10.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      In geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      In andere gevallen uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    Indien er een aanvraagformulier tot vaststelling van de subsidie beschikbaar is, dient de aanvrager daarvan gebruik te maken;

  • 3.

    De aanvraag bevat een verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4.

    Bij subsidies van € 50.000,00 en meer, dient tevens te worden overlegd:

    • a.

      een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten. Het financieel verslag moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag tot subsidie ingediende begroting;

    • b.

      een balans van het afgelopen tijdvak met een toelichting daarop.

  • 5.

    Een controleverklaring, opgesteld overeenkomstig het controleprotocol als bedoeld in artikel 15, dient tevens overlegd te worden als dit uit het controleprotocol, subsidieregeling of subsidiebeschikking blijkt.  

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 4 juli 2024

De raad voornoemd,

S.M. Stam

Raadsgriffier

A.J.M. Heerts

voorzitter

Naar boven