Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten Wijchen

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Wijchen en Druten; ieder voor zover daartoe bevoegd;

 

overwegende dat

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • -

    de gemeenschappelijke regelingen vóór 1 juli 2024 aan deze wet moeten zijn aangepast;

  • -

    de Wet elektronische publicaties in werking is getreden;

  • -

    de gemeenschappelijke regeling hierop aangepast moet worden;

gezien het daartoe strekkende verzoek van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie Druten Wijchen;

 

gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen zienswijzen en toestemming van de gemeenteraad van de gemeenten Wijchen en Druten;

 

BESLUITEN

 

vast te stellen de navolgende wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Druten Wijchen.

ARTIKEL I

De gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie Druten Wijchen wordt als volgt gewijzigd.

 

  • A.

     

Onder het kopje ‘gelet op’ wordt de tekst onder sub a als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

de toestemming van de gemeenteraden van Druten en Wijchen op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de verkregen zienswijzen en toestemming van de gemeenteraden van Druten en Wijchen op grond van artikel 1, derde en vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

  • B.

     

Artikel 1, sub c en sub e wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • c.

    college(s): de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • c.

    de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • e.

    de gemeenteraden van de gemeenten;

  • e.

    de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten;

 

  • C.

     

Artikel 8, lid 2 sub f, sub h en sub i worden als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • f.

    de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 35, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen juncto artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • f.

    de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 35, zevende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen juncto artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet.

  • h.

    het vaststellen van rechtspositionele regelingen;

  • h.

    het vaststellen van arbeidsvoorwaarden regelingen;

  • i.

    benoeming, schorsing en ontslag van het personeel van de werkorganisatie;

  • i.

    aangaan, ontbinden en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel van de werkorganisatie;

 

  • D.

     

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Het personeel van de gemeenten treedt in dienst bij de werkorganisatie, met uitzondering van de griffiers, griffiemedewerkers en de gemeentesecretarissen.

  • 2.

    Het bestuur regelt de rechtspositie van het personeel. Op het personeel van de werkorganisatie is de CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties van toepassing.

  • 3.

    Bij de overgang van personeel van de gemeenten naar de werkorganisatie zal het bestuur zorgdragen voor de verdere toepassing en uitvoering van de afspraken tussen werkgevers- en werknemersvertegenwoordigingen van de gemeenten.

  • 4.

    Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat het personeel. Het bestuur kan de bevoegdheid tot het aanstellen, schorsing en ontslag van personeel mandateren aan de directie.

  • 1.

    Het personeel van de gemeenten treedt in dienst bij de werkorganisatie, met uitzondering van de griffiers, griffiemedewerkers en de gemeentesecretarissen.

  • 2.

    Het bestuur regelt de arbeidsvoorwaarden van het personeel. Op het personeel van de werkorganisatie is de CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties van toepassing.

  • 3.

    Het bestuur regelt het aangaan, ontbinden en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel en bijbehorende ordemaatregelen. Het bestuur kan van deze bevoegdheden volmacht verlenen aan de directie.

 

  • E.

     

Na artikel 13 worden twee nieuwe artikelen 13a en 13b ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 13a Zienswijzen

 

  • 1.

    Naast de wettelijke verplichte zienswijze op besluiten, wordt de raden van de deelnemende gemeenten ook een zienswijze gevraagd op de jaarrekening overeenkomstig artikel 18 van deze regeling en op het liquidatieplan overeenkomstig artikel 24 van deze regeling.

  • 2.

    Het bestuur kan daarnaast, indien zij dat noodzakelijk acht, ook zienswijze over andere besluiten aan de raden vragen.

  • 3.

    Voorafgaand aan het nemen van de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde besluiten door het bestuur worden de raden van de deelnemende gemeenten gedurende 8 weken in de gelegenheid gesteld om schriftelijk een zienswijze naar voren brengen.

  • 4.

    Als op grond van het tweede lid zienswijzen naar voren zijn gebracht, stelt het bestuur voorafgaand aan het nemen van een besluit, de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 13b Participatie

 

Ingezeten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de raden en colleges van de deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

 

  • F.

     

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Het bestuur zendt voor 30 april van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

 

  • G.

     

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Het bestuur zendt de ontwerpbegroting vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen (digitaal) beschikbaar gesteld.

  • 3.

    De raden kunnen binnen acht weken bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 4.

    Het bestuur stelt de begroting vast vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvan de begroting dient.

  • 5.

    Terstond na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten.

  • 1.

    Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij door het bestuur wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen (digitaal) beschikbaar gesteld.

  • 4.

    De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 5.

    Het bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Terstond na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7.

    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 8.

    Het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten.

 

  • H.

     

Artikel 18, lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 2.

    Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 2.

    Het bestuur zendt voor 30 april van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

 

  • I.

     

Artikel 21, lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 3.

    De colleges besluiten niet tot wijziging dan nadat zij ingevolge artikel 1, tweede lid van de wet toestemming hebben gekregen van hun raden.

  • 3.

    De colleges besluiten niet tot wijziging dan nadat zij ingevolge artikel 1, vierde lid van de wet toestemming hebben gekregen van hun raden.

 

  • J.

     

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 1.

    Iedere deelnemer kan besluiten tot uittreding uit deze regeling. Op zijn vroegst kan een deelnemer vanaf 1 januari 2023 uittreden. Bij het nemen van het besluit wordt artikel 1 van de wet in acht genomen.

  • 2.

    Een uittredingsbesluit wordt van kracht per 31 december van het jaar volgende op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen. Dit geldt niet wanneer de colleges hierover andere afspraken maken.

  • 3.

    Alvorens een college tot een besluit tot uittreding komt, wordt over het voornemen daartoe eerst overleg met de andere colleges gevoerd.

  • 4.

    In het voornemen als bedoeld in het derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemer wenst uit te treden.

  • 5.

    Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht aan het bestuur.

  • 6.

    De uittredende deelnemer betaalt de kosten die de uittreding met zich brengt. De uittredingssom wordt door een bindend advies vastgesteld door een commissie van een drietal onafhankelijke deskundigen die wordt aangewezen door het bestuur. Het bestuur regelt de overige gevolgen van de uittreding.

  • 7.

    Van elk definitief besluit tot uittreding wordt terstond kennisgegeven aan de overige colleges en hun raden en gedeputeerde staten.

  • 1.

    Iedere deelnemer kan besluiten tot uittreding uit deze regeling. Bij het nemen van het besluit wordt artikel 1 van de wet in acht genomen.

  • 2.

    Een college zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van 2 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3.

    Alvorens een college tot een besluit tot uittreding komt, wordt over het voornemen daartoe eerst overleg met de andere colleges gevoerd.

  • 4.

    In het voornemen als bedoeld in het derde lid worden de motieven gegeven op grond waarvan de deelnemer wenst uit te treden.

  • 5.

    Het bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 6.

    Uiterlijk zes maanden na het besluit tot uittreding stelt het bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 7.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

 

  • K.

     

Na artikel 23 wordt een nieuw artikel 23a ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 23a Procedure en inhoud van het uittredingsplan

 

  • 1.

    Het in artikel 23 derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2.

    Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 3.

    De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel en in artikel 23 in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 4.

    Het bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

 

  • L.

     

Artikel 24 wordt gewijzigd door hieraan een nieuw lid 3 toe te voegen, onder vernummering van het oude lid 3 naar 4:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 3

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze regeling.

 

  • M.

     

Artikel 25, lid 7 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 7.

    De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    De archivaris wordt door het bestuur aangewezen.

 

  • N.

     

Na artikel 27 wordt een nieuw artikel 27a ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 27a Evaluatie

 

  • 1.

    Elke deelnemer kan een verzoek om evaluatie van de regeling bij het bestuur indienen.

  • 2.

    Het bestuur beslist op het verzoek en stelt de onderzoeksopdracht vast.

 

  • O.

     

Artikel 29 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 29 Inzenden regeling en bekendmaking

 

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen zendt deze regeling aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    2. Het college zoals genoemd in het eerste lid draagt tevens zorg voor bekendmaking van de regeling overeenkomstig artikel 26 van de wet.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

Artikel 29 Bekendmaking

 

  • 1.

    Het college van de gemeente Wijchen maakt deze regeling tijdig overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet bekend in het gemeenteblad.

  • 2.

    Het college zoals genoemd in het eerste lid voegt de gegevens van deze regeling toe in het register zoals bedoeld in artikel 136, lid 1 Wgr.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

 

  • P.

     

De toelichting op artikel 5 (derde alinea) wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

De enige uitzondering op het uitgangspunt dat geen bevoegdheden worden overgedragen, betreft de overdracht van de benoemingsbevoegdheid van enkele geattribueerde ambtenaren. Deze bevoegdheid draagt het college over aan het bestuur van de werkorganisatie. Het betreft hier de benoeming van de heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 231 en 232 van de Gemeentewet en de leerplichtambtenaren. Omdat het hier om geattribueerde functies gaat met eigen taken en bevoegdheden, past dit binnen het uitgangspunt.

De enige uitzondering op het uitgangspunt dat geen bevoegdheden worden overgedragen, betreft de overdracht van de benoemingsbevoegdheid van enkele geattribueerde ambtenaren. Deze bevoegdheid draagt het college over aan het bestuur van de werkorganisatie. Het betreft hier de aanwijzing van de heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 231 en 232 van de Gemeentewet en de leerplichtambtenaren. Omdat het hier om geattribueerde functies gaat met eigen taken en bevoegdheden, past dit binnen het uitgangspunt.

 

  • Q.

     

De toelichting op artikel 8 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Er is bepaald dat het bestuur van de werkorganisatie deze ambtenaren benoemt.

Benoeming geschiedt door het college van de gemeente.

Er is bepaald dat het bestuur van de werkorganisatie deze ambtenaren aanwijst.

Aanwijzing geschiedt door het college van de gemeente.

 

  • R.

     

De toelichting op artikel 12 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Zij blijven een aanstelling bij de gemeenten houden.

Voor de ambtenaren van de burgerlijke stand geldt dat zij in dienst komen van de werkorganisatie, maar dat zij tevens een 0-uren aanstelling bij de gemeente krijgen.

 

Per 1 januari 2020 treedt de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking.

Zij blijven een arbeidsovereenkomst met de gemeenten houden.

Voor de ambtenaren van de burgerlijke stand geldt dat zij in dienst komen van de werkorganisatie, maar dat zij tevens een 0-uren overeenkomst met de gemeente krijgen.

 

Sinds 1 januari 2020 geldt de Wet normalisatie rechtspositie ambtenaren (Wnra).

 

Na de laatste alinea wordt een nieuwe alinea toegevoegd:

“Gelet op de Wnra is de redactie van lid 3 aangepast aan het private arbeidsrecht dat nu van toepassing is op de medewerkers.”

 

  • S.

     

Na de toelichting op artikel 13 wordt een nieuwe passage tekst ingevoegd, inhoudende de toelichting op de nieuwe artikelen 13 a en 13b:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 13a Zienswijzen

Met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) van 1 juli 2022 is in artikel 10, lid 5 Wgr de verplichting geïntroduceerd om in de gemeenschappelijke regeling te regelen over welke besluiten de raden vooraf om zienswijzen kan worden gevraagd en de wijze waarop de zienswijze kan worden gegeven. Hiermee wordt bereikt dat gemeenteraden hun opvatting vooraf kenbaar kunnen maken voordat het besluit is genomen.

Gekozen is om de zienswijzen van toepassing te laten zijn op de jaarrekening en liquidatieplan. Dit is al huidige praktijk. Tevens mag het bestuur ook bij andere besluiten (als zij dat noodzakelijk/wenselijk vindt) zienswijzen vragen.

Artikel 13b Participatie

Met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) van 1 juli 2022 is in artikel 10, lid 7 Wgr de verplichting geïntroduceerd dat in de gemeenschappelijke regeling moet worden vastgelegd hoe ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van de regeling.

Omdat de Werkorganisatie een uitvoerende organisatie is en zelf geen beleid maakt, wordt ervoor gekozen om in de regeling te verwijzen naar de reguliere procedures voor participatie bij de gemeenten zelf. Immers het beleid stellen de beide gemeenten zelf vast. Het is dan ook logisch om daar de participatie te laten plaatsvinden.

 

  • T.

     

De toelichting op de artikelen 14 t/m 19 wijzigt als volgt:

Na de tweede alinea wordt een nieuwe alinea toegevoegd, die luidt:

“Met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) van 1 juli 2022 zijn de artikelen 34, 34 b en 35 Wgr op onderdelen aangepast. De termijnen zijn gewijzigd en er is een nieuwe verplichting geïntroduceerd. “

 

  • U.

     

De toelichting op artikel 17 wijzigt als volgt:

Na de tweede zin wordt een nieuwe passage toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Nieuw is de verplichting in artikel 35, lid 4 Wgr. Wanneer raden zienswijzen op de ontwerpbegroting kenbaar hebben gemaakt, moet het bestuur van de werkorganisatie voorafgaande aan het vaststellen van de begroting, de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis stellen van zijn oordeel over de zienswijze en van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

 

Vervolgens wijzigt in de tekst het volgende:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 35 lid 5 Wgr bepaalt dat de gemeenschappelijke regeling kan bepalen dat van de artikelleden die van toepassing zijn bij een begrotingswijziging, kan worden afgeweken. Het staat de aan de regeling deelnemende colleges zodoende vrij te bepalen bij welke categorieën begrotingswijzigingen van de van toepassing zijnde leden wordt afgeweken. In lid 7 is hier gebruik van gemaakt door te bepalen dat het eerste zinsdeel van lid 7 niet van toepassing is op wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Zodoende hoeft voor dergelijke wijzigingen niet het ‘standaard’ begrotingstraject te worden doorlopen. De eis dat de begrotingswijziging binnen twee weken na vaststelling aan gedeputeerde staten moet worden gezonden (lid 7 jo. lid 5) geldt wel onverkort.

Artikel 35 lid 6 Wgr bepaalt dat de gemeenschappelijke regeling kan bepalen dat van de artikelleden die van toepassing zijn bij een begrotingswijziging, kan worden afgeweken. Het staat de aan de regeling deelnemende colleges zodoende vrij te bepalen bij welke categorieën begrotingswijzigingen van de van toepassing zijnde leden wordt afgeweken. In lid 8 is hier gebruik van gemaakt door te bepalen dat het eerste zinsdeel van lid 8 niet van toepassing is op wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Zodoende hoeft voor dergelijke wijzigingen niet het ‘standaard’ begrotingstraject te worden doorlopen. De eis dat de begrotingswijziging binnen twee weken na vaststelling aan gedeputeerde staten moet worden gezonden (lid 8 jo. lid 7) geldt wel onverkort.

 

  • V.

     

De toelichting op artikel 21 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Gewijzigde omstandigheden kunnen aanleiding geven om de regeling te wijzigen. Daarvoor is met deze bepaling een voorziening getroffen. Het bestuur dan wel een van de colleges kan voorstellen voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling doen. De colleges besluiten hierover unaniem (art. 1 lid 3 jo. lid 1 Wgr), na toestemming van hun raden (art. 1 lid 3 jo. lid 2 Wgr). De wijziging regelt zelf wanneer deze in werking treedt. Dit kan op grond van art. 26 lid 3 van de Wgr niet eerder dan nadat de regeling bekend is gemaakt. De wijze van bekendmaking is voorgeschreven in art. 26 lid 2 van de Wgr. De bekendmaking is op grond van art. 29 lid 2 van de regeling belegd bij de gemeente Wijchen.

Gewijzigde omstandigheden kunnen aanleiding geven om de regeling te wijzigen. Daarvoor is met deze bepaling een voorziening getroffen. Het bestuur dan wel een van de colleges kan voorstellen voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling doen. De colleges besluiten hierover unaniem (art. 1 lid 5 jo. lid 1 Wgr), na toestemming van hun raden (art. 1 lid 5 jo. lid 4 Wgr). De wijziging regelt zelf wanneer deze in werking treedt. Dit kan op grond van art. 26 lid 3 van de Wgr niet eerder dan nadat de regeling bekend is gemaakt. De wijze van bekendmaking is voorgeschreven in art. 26 lid 1 van de Wgr. De bekendmaking is op grond van art. 29 lid 2 van de regeling belegd bij de gemeente Wijchen.

 

  • W.

     

De toelichting op artikel 23 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 23 Uittreding

 

Dit artikel regelt de procedure rondom uittreding van een of meerdere gemeenten. Daarbij moet, net als bij wijziging van of toetreding tot de regeling, het bepaalde over de toestemming van raden (art. 1 Wgr) in acht worden genomen.

Voor de in lid 1 opgenomen termijn van vijf jaar is gekozen met het oog op de incidentele kosten tot oprichting van de werkorganisatie en vanuit het oogpunt van continuïteit en bestendigheid van de werkorganisatie in de opstartfase. Uit lid 2 volgt dat indien een van de gemeenten besluit uit te treden de periode tussen het besluit tot uittreding en de daadwerkelijke uittreding - oftewel, de inwerkingtreding van het besluit - minimaal een ruim jaar ligt en maximaal een kleine twee jaar. Aanvullend hierop is bepaald dat dit niet geldt wanneer de colleges hier andere afspraken over maken.

 

Een uittredende deelnemer is verantwoordelijk voor de kosten die met de uittreding gepaard gaan. Daarbij valt te denken aan frictie-, desintegratie- en projectkosten. Om de uittredingssom onafhankelijk te laten vaststellen is gekozen voor een onafhankelijke commissie van een drietal deskundigen, die een bindend advies uitbrengt over de hoogte van de uittreedsom.

Artikel 23 en 23a Uittreding en Procedure en inhoud van het uittredingsplan

 

Met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) van 1 juli 2022 is in artikel 9 Wgr expliciet bepaald dat er nu in de regeling (voor zowel bepaalde als onbepaalde tijd) bepalingen moeten worden opgenomen over de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en de gevolgen van uittreding, waaronder bepalingen omtrent de gevolgen voor het vermogen van de rechtspersoon (GR) en de deelnemende gemeenten.

Per regeling moet daarom worden opgenomen op welke wijze (proces en inhoud) wordt bepaald wat de gevolgen van de uittreding zijn en op welke manier het vermogen van de deelnemers wordt beïnvloed.

 

Met de artikelen 23 en 23a wordt dit geregeld. In deze artikelen wordt de procedure, de voorwaarden en de gevolgen van uittreding beschreven. Hiermee is het voor deelnemers op voorhand duidelijk hoe de procedure tot uittreding verloopt, hoe de uittreedsom wordt bepaald en dat de uittredende deelnemer deze moet betalen.

 

Een uittredende deelnemer is verantwoordelijk voor de kosten die met de uittreding gepaard gaan. Daarbij valt te denken aan frictie-, desintegratie- en projectkosten. Om de uittredingssom onafhankelijk te laten vaststellen is gekozen voor het aanwijzen van een onafhankelijke deskundige door het bestuur.

 

  • X.

     

De toelichting op artikel 25 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

De te benoemen archivaris van de gemeenschappelijke regeling is belast met het toezicht op dit beheer.

De aan te wijzen archivaris van de gemeenschappelijke regeling is belast met het toezicht op dit beheer.

 

  • Y.

     

Na de toelichting op artikel 27 wordt een nieuwe passage tekst ingevoegd, inhoudende de toelichting op het nieuwe artikel 27a:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 27a Evaluatie

Met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) van 1 juli 2022 is in artikel 11a Wgr de verplichting geïntroduceerd dat in de gemeenschappelijke regeling bepalingen omtrent de evaluatie van de regeling moeten worden opgenomen.

Met twee deelnemers vindt er al veel overleg plaats en kan er snel ingespeeld worden op zaken. Vastleggen dat er structureel een evaluatie moet plaatvinden, wordt daarom niet voorgesteld. Volstaan kan worden met om alleen op verzoek te evalueren.

 

  • Z.

     

De toelichting op artikel 29 wijzigt als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 29 Inzenden regeling en bekendmaking

 

De gemeente Wijchen is belast met verzending van de regeling aan gedeputeerde staten en bekendmaking ervan. Deze bepaling is gebaseerd op art. 26 Wgr.

Artikel 29 Bekendmaking

 

De gemeente Wijchen is belast met de bekendmaking van de regeling alsmede met het toevoegen van de gegevens in het register zoals bedoeld in artikel 136, lid 1 Wgr. Deze bepaling is gebaseerd op art. 26 Wgr.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2024.

Wijchen, 25 juni 2024,

Het college van burgemeester en wethouders van Wijchen

J.M. Hendrix,

gemeentesecretaris

R.D. Helmer-Englebert

burgemeester

Naar boven