Gemeenteblad van Hollands Kroon
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2024, 304071 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2024, 304071 | beleidsregel |
Handboek bijzondere bijstand Hollands Kroon 2023
Bijzondere bijstandsverlening is maatwerk. Bij elke aanvraag wordt onderzocht of het gevraagde voor de betreffende inwoner noodzakelijk is en een oplossing biedt op de hulpvraag. Maatwerk is niet alleen belangrijk voor het bieden van een oplossing van een lopend vraagstuk maar heeft daarnaast een preventieve werking. Door het juiste te bieden op het juiste moment, kan een opeenstapeling van zorgen en problemen, en daarmee maatschappelijke kosten, worden voorkomen. Wij kijken daarom ook voorbij de hulpvraag: Is er meer aan de hand of is er meer nodig? Dan wordt dit waar kan geboden en waar nodig doorverwezen.
Beleidsregels dragen bij aan rechtszekerheid en rechtsgelijkheid en zien wij als een kader. Dit kader schept ruimte en houvast om maatwerk te bieden en willekeur te voorkomen. In verband daarmee is het Handboek bijzondere bijstand opgesteld.
De grondslag voor het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand ligt in artikel 35 van de
Participatiewet (in het vervolg: P-wet). Het college bepaalt per persoon of de kosten bijzonder zijn en of wij deze kosten vergoeden. In het handboek zijn een aantal veel voorkomende kosten opgenomen waarvoor we bijzondere bijstand kunnen geven. Ook staat er in hoe wij omgaan met inkomen en vermogen.
Dit handboek is niet limitatief. Bijzondere bijstand voor kostensoorten die niet zijn benoemd in dit handboek worden volgens de standaardregels voor het recht op bijzondere bijstand beoordeeld.
Een overzicht van bedragen van de verschillende kostensoorten is opgenomen in de bijlage. In het Onderzoeksplan omschrijven wij welk bewijs in het algemeen nodig is. In individuele gevallen kan het nodig zijn extra of ander bewijs op te vragen om tot een goede beoordeling te kunnen komen.
De vragen om tot een juiste beoordeling te komen
Bij iedere aanvraag geven wij antwoord op de volgende vragen om tot een juiste beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand te komen:
In het algemeen geldt dat de aanvrager een bewijs van de kosten in de vorm van een pro forma nota of offerte moet inleveren. Dit kan ook een informeler bewijs van de hoogte van de kosten zijn, zoals een screenshot van een website. Dat de kosten er echt zijn, wordt hiermee laten zien. Wanneer de kosten vervolgens echt zijn gemaakt wordt achteraf nog een bewijs van betaling opgevraagd. Zo controleren wij of de toegekende bijzondere bijstand is gebruikt waarvoor het is aangevraagd. Bij sommige kostensoorten wijken wij hiervan af. In dit handboek wordt dit per kostensoort omschreven.
Als de aanvrager bij incidentele kosten zelf al in de kosten heeft voorzien, is de noodzaak voor bijzondere bijstandsverlening voor die kosten niet meer aanwezig. De kosten zijn dan al voldaan. Dit volgt uit art 11 lid 1 P-wet jo art. 35 lid 1 P-wet. In uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgeweken, als in het individuele geval bijzondere omstandigheden hierom vragen.
De hoofdregel is dat wij bijstand op aanvraag verlenen en niet met terugwerkende kracht. Bijzondere omstandigheden zijn redenen om hier soepel mee om te gaan. Bij incidentele kosten kijken wij naar de situatie op het moment waarop deze kosten ontstonden en of de kosten al op een andere manier zijn betaald.
Bij periodieke bijzondere bijstand maken we standaard de uitzondering. Er kan hierbij bijzondere bijstand tot een jaar terug worden gegeven, vanaf de eerste maand waarin de kosten zich voordoen. Het gaat om het moment waarop de kosten zijn gemaakt. De noodzaak moet nog wel vast te stellen zijn, bijvoorbeeld aan de hand van een betalingsbewijs.
1.5 Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?
Bijzondere bijstand geven wij alleen als de kosten in het individuele geval echt noodzakelijk zijn. Wij gaan uit van het maatwerkprincipe. Daarom toetsen wij altijd de omstandigheden van het individuele geval. De wetgever en rechtspraak geven hierin een aantal richtlijnen. Voor vervangingsuitgaven geldt dat als de inwoner deze zelf al heeft betaald, de noodzaak voor bijzondere bijstand er niet meer is. Er kan dan geen bijzondere bijstand meer worden gegeven.
1.6 Komen de kosten door bijzondere omstandigheden?
Voor welke kosten bijzondere bijstand kan worden gegeven hangt af van de omstandigheden in het individuele geval. Omstandigheden zijn bijzonder als er kosten zijn die niet van de bijstandsnorm betaald kunnen worden. Voor kosten die uit de bijstandsnorm betaalt kunnen worden, geven wij eigenlijk nooit bijzondere bijstand. Denk bijvoorbeeld aan de kosten voor levensonderhoud, vervoer, voor iedereen gebruikelijk verzekeringen en het sparen voor duurzame gebruiksgoederen.
Bij de beoordeling of bijzondere omstandigheden zijn, kijken wij of sparen mogelijk was.
In het algemeen kan er 5% van een bijstandsuitkering gespaard worden. Dit wordt ook wel reserveren genoemd. Het gaat om het opzij leggen van geld voor voorzienbare en onvoorzienbare onkosten. Oftewel onkosten die iemand aan had kunnen zien komen maar ook onkosten die onverwachts kunnen ontstaan. Bij een inkomen wat hoger is dan de bijstandsnorm kan naast de 5% al het meer-inkomen worden gespaard. Het aflossen op een schuld is geen reden om niet te sparen. Bij het beoordelen van de ruimte om te sparen, houden wij rekening met de tijd die hiervoor was. Spaargeld dat binnen het vrij te laten vermogen valt, kan gebruikt worden voor de kosten. Bij vervangingsuitgaven kijken wij ook of er recht bestaat op de individuele inkomenstoeslag (de zogenaamde IIT). Deze toeslag kan worden gebruikt voor vervangingsuitgaven.
Is er toch geen geld en gaat het wel om noodzakelijke kosten? Dan hangt het af van de situatie of wij de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of een bedrag om niet geven. In het laatste geval krijgt de inwoner het geld zonder dat de inwoner het terug hoeft te betalen.
Het geven van een geldlening moet wel verstandig zijn. Wij letten op de gevolgen van aflossen op een lening voor de lange termijn. Wij voorkomen opstapeling van schulden of het ontstaan van een nieuwe schuld als er een schuldenregeling, MSNP of WSNP is.
Algemeen noodzakelijke kosten 100%:
Bij de volgende algemeen noodzakelijke kosten geldt een grens van 100% van de bijstandsnorm. Het inkomen hoger dan de bijstandsnorm rekenen we helemaal tot de draagkracht:
Computerregeling kinderen en Meedoen Hollands Kroon 110%
Voor de computerregeling voor schoolgaande kinderen en Meedoen Hollands Kroon geldt een maximum inkomensgrens van 110% van de bijstandsnorm.
Voor bijzondere kosten geldt een grens van 120% van de bijstandsnorm. Het inkomen wat hoger is dan 120% rekenen wij helemaal tot de draagkracht.
Collectieve zorgverzekering 130%
Voor deelname aan de collectieve zorgverzekering geldt een inkomensgrens van 130% van de bijstandsnorm.
2.2 Vaststelling bijstandsnorm
De draagkracht is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
De bijstandsnorm is de norm zoals genoemd in paragraaf 3.2 van de Participatiewet (P-wet), met uitzondering van art. 19a (de kostendelende medebewoner) en 22a (de kostendelersnormen). De bijstandsnorm wordt elk half jaar geïndexeerd door de overheid.
Wij houden voor het recht op bijzondere bijstand geen rekening met het feit dat er andere meerderjarige personen in de woning wonen. Bijzondere kosten gelden voor het individu. Het is niet redelijk om te verwachten dat medebewoners hieraan mee betalen. De beleidsregel lage woonlasten en commerciële huur Participatiewet 2015 geldt alleen voor de lage woonlasten.
Het inkomen stellen wij bij een aanvraag voor bijzondere bijstand op dezelfde manier vast als bij de bijstandsuitkering. Wij gaan uit van het inkomen waarover redelijkerwijs beschikt kan worden. Er wordt rekening gehouden met vrijlatingen.
Er wordt ook geen rekening gehouden met aflossingen aan schulden, behalve bij:
Het deel van het inkomen waarop executoriaal beslag ligt, tellen wij niet mee tot het inkomen. De inwoner kan niet bij dit deel van het inkomen. Wij onderzoeken wel of de beslaglegging goed is vastgesteld. We hebben hiervoor informatie nodig van de inwoner om de hoogte van het beslag vast te stellen. Geeft hij/zij dit niet, dan houden wij rekening met het beslag wat opgelegd is.
het inkomen van Eva is € 2.000,-. Er is beslag op haar inkomen gelegd van € 1.000,-. Bij het inleveren van gegevens blijkt het beslag € 750,- te zijn. Wij houden dan rekening met € 2.000,- min € 750,- = € 1.250,-.
Ook al heeft Eva feitelijk € 2.000,- min € 1.000,- = € 1.000,-.
WSNP staat voor Wet schuldsanering natuurlijke personen. MSNP staat voor minnelijke schuldsanering natuurlijke personen. Tijdens deze trajecten is het vrij te laten bedrag (VTLB) beschikbaar voor levensonderhoud en vaste lasten. Een VTLB is gebaseerd op de van toepassing zijnde bijstandsnorm + mis gelopen toeslagen + correcties van noodzakelijke kosten. Het deel wat gespaard wordt voor de aflossing van schulden zien wij niet als inkomen.
Soms kan het vrij t laten bedrag hoger worden vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld als: de kosten van huur wat hoger is dan de maximale huurgrens voor de huurtoeslag of er noodzakelijke kosten budgetbeheer, budgetbegeleiding en beschermingsbewind aanwezig is. Dan kan de eis worden opgelegd om een hoger vrij te laten bedrag vast te stellen. Zo worden deze kosten wel gedekt door de VTLB. Dit is voorliggend op bijzondere bijstand geven voor deze kosten.
Gemeentelijke Regelingen volgens de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS)
Budgetcoaching wordt ingezet als een schuldregeling nog niet nodig is. De schulden zijn nog niet problematisch. Een budgetcoach doet onder andere: treffen van betalingsregelingen, het budget op orde krijgen en het oplossen van kleine schulden.
De inwoner beschikt bij budgetcoaching over zijn inkomen. De gewone draagkrachtregeling geldt hier.
Duurzame financiële dienstverlening
Een schuldregeling kan in dit geval nog niet. De reden kan zijn: fraude, hennepplantage, verslaving, een eerdere schuldregeling, niet op te lossen boedelscheiding etc. De inwoner leeft dan vaak van de beslag vrije voet omdat er beslag op het inkomen ligt.
De inwoner kan niet bij het inkomen waarop beslag ligt. De draagkrachtregel ‘inkomen min beslag’ geldt (zie paragraaf 2.3.1).
Stabilisatie ten behoeve van de schuldregeling
Dit is de voorbereiding op de schuldregeling. De inwoner leeft vaak van de beslagvrije voet omdat er beslag op het inkomen ligt. Doel van dit traject is de situatie stabiel krijgen zodat de schuldregeling kan starten. Afwijzen van bijzondere bijstand voor noodzakelijke bijzondere kosten door geen rekening te houden met de reservering voor schuldeisers, de stabilisatie tegenwerken en dat is niet wenselijk.
Maatwerk is hierbij belangrijk.
De inwoner kan niet bij het inkomen waarop beslag ligt. De draagkrachtregel ‘inkomen min het beslag’ geldt hier (zie paragraaf 2.3.1).
Schuldbemiddeling/schuldregeling
In deze fase loopt de schuldregeling. De inwoner leeft van het VTLB, het inkomen hierboven is voor de schuldeisers.
De schulddienstverlener stelt het VTLB vast. Bij aanvragen voor bijzondere bijstand kijken wij of er in de VTLB rekening kan of is gehouden met de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Bij aanvragen voor vervangingsuitgaven kijken wij of er geld voor is gereserveerd. Of bijzondere bijstand kan worden gegeven, hangt af van de reservering.
2.6 Aflossing bijzondere bijstand in de vorm van een lening
Aflossing tijdens de bijstandsuitkering
Het bedrag van de aflossing is 5% van de bijstandsnorm. De maximale aflossingstermijn is 3 jaar. De hoogte van de aflossing, de ingangsdatum en de maximale aflossingstermijn melden wij in de beschikking.
De lening wordt kwijtgescholden na drie jaar regelmatig aflossen.
Aflossing bij ander inkomen tot 120% van de bijstandsnorm
Het bedrag van de aflossing is 5% van de bijstandsnorm. De maximale aflossingstermijn is 3 jaar. De hoogte van de aflossing, de ingangsdatum en de maximale aflossingstermijn melden wij in de beschikking.
De lening wordt kwijtgescholden na drie regelmatig aflossen.
Inkomen hoger dan 120% van de bijstandsnorm
Het bedrag van de aflossing is 5% van de bijstandsnorm + 35% van het meer-inkomen. Dit is gelijk aan ons terugvorderingsbeleid. De maximale aflossingstermijn is 3 jaar. De hoogte van de aflossing, de ingangsdatum en de maximale aflossingstermijn melden wij in de beschikking. De lening wordt kwijtgescholden na drie regelmatig aflossen.
Aflossing wordt niet nagekomen
De lening wordt omgezet naar een vordering. Als de vordering niet wordt betaald dan kan er beslag worden gelegd.
Het vermogen stellen wij vast zoals bij de bijstandsuitkering. Het vermogen is de waarde van de spullen en het spaargeld wat iemand heeft en waar diegene ook echt bij kan.
Artikel 34 lid 2 sub c geldt bij het geven van periodieke bijzondere bijstand. Dat betekent dat spaargeld wat opgebouwd wordt tijdens de periode waarin iemand bijstand of periodieke bijzondere bijstand ontvangt, niet als vermogen meetelt. Het is dus belangrijk om te kijken of het groter worden van het vermogen komt door sparen of door bijvoorbeeld een erfenis.
3.1 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar, zelfstandig wonend
Bijzondere bijstand is mogelijk voor de jongere van 18 tot en met 20 jaar die zelfstandig woont en niet genoeg inkomen heeft om in de kosten van levensonderhoud te voorzien. Artikel 12 P-wet geeft ruimte om aanvullende bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud te geven als de ouder(s) financieel niet willen of kunnen bijdragen. De kostendelersnorm wordt ook bij deze vorm van bijzondere bijstand niet toegepast.
Er zijn drie groepen jongeren te onderscheiden:
Ouders zijn tot het 21ste levensjaar onderhoudsplichtig voor hun kinderen. De jongere moet zijn ouders eerst om een bijdrage vragen voordat bijzondere bijstand een optie is. Dit is niet altijd mogelijk. De bijstandsuitkering voor de jongere is laag. Hiermee kan niet worden voorzien in de kosten van levensonderhoud. De basistoelage WTOS is bedoeld voor de kosten van levensonderhoud en hangt niet af van het inkomen. De aanvullende toelage hangt wel af van het inkomen en bedoeld voor school en boekengeld.
Er is in ieder geval recht op aanvullende bijzondere bijstand als:
Er kan recht op aanvullende bijzondere bijstand zijn als:
De opsomming is niet limitatief. De rechter heeft beleid waarin de bijzondere bijstand zich beperkt tot bepaalde situaties afgekeurd.
De bijzondere bijstand kan volgens artikel 12 van de P-wet gegeven worden aan:
Het onderzoek naar het recht op bijzondere bijstand is gelijk aan het onderzoek voor een aanvraag voor een bijstandsuitkering volgens de P-wet.
De hoogte van de bijzondere bijstand is het verschil tussen de basistoelage WTOS of de norm waar recht op is volgens de leeftijd en de norm waarop recht zou bestaan als de jongere of beide partners 21 jaar zouden zijn (artikel 21 en 22a P-wet) min 15% van de norm. Het verschil tussen het minimum jeugdloon en de bijstandsuitkering is anders te groot en de stimulans om te gaan werken te klein. De eventuele bijdrage van de ouders die de jongere zelf ontvangt en de inkomsten van de jongere houden wij in op de bijstand.
Gelijk aan de beoordeling voor de bijstandsuitkering.
De inlichtingenplicht die geldt voor personen die een bijstandsuitkering ontvangen, geldt hier ook.
3.2 Bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar in een inrichting
Jongeren van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven hebben geen recht op de bijstandsuitkering volgens artikel 13 lid 2 onder a van de P-wet. De wetgever is van mening dat het geven van bijzondere bijstand in deze situatie geschikter is dan het geven van een uitkering voor levensonderhoud. Het gaat bij verblijf in een inrichting om kosten waarin de inrichting niet voorziet. Voor personen van 21 jaar en ouder is er een aparte norm bij verblijf in een inrichting. De kostendelersnorm wordt ook bij deze vorm van bijzondere bijstand niet toegepast.
Ouders zijn tot het 21ste levensjaar onderhoudsplichtig voor hun kinderen. Dat de ouder een eigen bijdrage betaalt volgens de Jeugdwet ontslaat hem niet van de onderhoudsplicht. De jongere moet zijn ouders eerst om een bijdrage vragen. Dit is niet altijd mogelijk.
Er is in ieder geval recht op bijzondere bijstand als:
Er kan recht op bijzondere bijstand zijn als:
De bijzondere bijstand kan volgens artikel 12 P-wet gegeven worden aan:
Bewijs van de ingangsdatum van de opname in de inrichting. Wij houden rekening met de omstandigheden van het geval en bieden maatwerk als het lastig blijkt te zijn het bewijs op tijd in te leveren.
De hoogte is gelijk aan de normen die gelden voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden van 18 tot en met 20 jaar (artikel 20 lid 1 en 2 P-wet). Het is niet redelijk om jongeren die opgenomen zijn in een inrichting een hoger bedrag te geven dan waar zij recht op zouden hebben als zij thuiswonend zouden zijn.
De regels van paragraaf 3.3 gelden voor de ingangsdatum.
De inlichtingenplicht die geldt voor personen die een bijstandsuitkering ontvangen, geldt hier ook.
3.3 Normwijziging verblijf in inrichting
Dit onderdeel geeft een richtlijn voor het moment waarop de norm bij verblijf in inrichting ingaat. Opnames in een inrichting kunnen kort zijn of kunnen vaker achter elkaar plaatsvinden. Het is niet wenselijk om de norm steeds meteen om te zetten en bijzondere bijstand te beoordelen voor de vaste lasten. Wij gebruiken daarom een richtlijn voor het moment waarop de norm bij verblijf in inrichting ingaat. Hierbij wordt maatwerk geleverd als de omstandigheden van het geval erom vragen.
Als de inrichting buiten de gemeente is, is er sprake van ‘ tijdelijk verblijf buiten de gemeente’. De algemene en eventueel bijzondere bijstand blijven wij geven vanuit onze gemeente zolang terugkeer naar de woning een reële optie is. Hierover kan informatie worden opgevraagd, bijvoorbeeld een behandelplan.
Er is geen voorliggende voorziening.
Er bestaat recht op algemene bijstand volgens artikel 23 P-wet voor personen ouder dan 21 jaar. Jongeren van 18 tot 21 jaar hebben geen recht op algemene bijstand. Voor deze groep kan bijzondere bijstand worden gegeven zoals staat in paragraaf 3.2.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De norm wordt aangepast naar de norm voor verblijf in inrichting na drie maanden vanaf de datum dat de inwoner in een inrichting is.
De inlichtingenplicht die geldt voor personen die een bijstandsuitkering ontvangen, geldt hier ook.
3.4 Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting
Bij opname in een inrichting geldt de norm voor zak- en kleedgeld. Het betalen van de vaste lasten kan niet uit deze lage norm. Als de woning niet is opgezegd omdat het gaat om een tijdelijke opname, lopen deze kosten wel gewoon door. Om te voorkomen dat er betalingsproblemen ontstaan kan bijzondere bijstand worden gegeven. Zo hoeft de belanghebbende de woning niet kwijt te raken.
Er is geen voorliggende voorziening voor de kosten.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de vaste lasten die door blijven lopen bij behoud van de woning, vanaf het moment dat de norm wordt aangepast naar de norm voor verblijf in een inrichting (paragraaf 3.3 normwijziging bij opname in inrichting). Het doel om terug naar de woning te gaan is een voorwaarde. Het is lastig om iets te zeggen over wat een tijdelijke opname is. Het is belangrijker om de vraag te stellen of terugkeer naar de woning een reële, haalbare optie is. Als het mogelijk en nodig is, vragen wij de behandeld arts om informatie. Dit gebeurt alleen met toestemming van de belanghebbende.
Beëindiging van de bijzondere bijstand
Als het kan en nodig is, een schriftelijke verklaring van de behandelend arts over de mogelijkheid van terugkeer naar de woning.
Er is voor gekozen om de hoogte van de bijzondere bijstand niet af te stemmen op de som van de verschillende vaste lasten in het specifieke geval. Dit vergt een onredelijke bewijslast voor iemand die in een inrichting verblijft.
De bijzondere bijstand vult de norm voor zak- en kleedgeld tot 85% van de alleenstaande norm aan. Als de belanghebbende tussen de 18 en 21 jaar is, wordt aangevuld tot de alleenstaande jongerennorm. Dit is om te voorkomen dat een jongere in een betere positie terecht komt wanneer hij/zij in een inrichting is. Er is gekozen voor aanvulling tot 85% van de bijstandsuitkering, omdat bepaalde vaste lasten, zoals boodschappen, niet gedaan hoeven te worden van deze bijzondere bijstand.
De bijzondere bijstand wordt maandelijks betaald.
Hetzelfde als de datum van de aanpassing van de bijstandsuitkering naar de bijstandsnorm voor verblijf in inrichting.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
3.5 Bijstand voor personen opgenomen volgens de Wet BOPZ, Wvggz of Wzd
Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen of de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.
Personen die gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis zijn rechtens van hun vrijheid beroofd. Volgens artikel 13 lid 3 P-wet houden zij wel het recht op bijstand. De kosten van verblijf worden betaald volgens de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.
Er is geen voorliggende voorziening voor personen van 21 jaar en ouder.
Voor personen jonger dan 21 jaar, zijn de ouders onderhoudsplichtig.
Deze situatie is vergelijkbaar met personen die in een inrichting verblijven. De bijzondere bijstandsregels van paragraaf 3.3 en 3.4 gelden daarom ook in deze gevallen.
Bewijs van de ingangsdatum van de opname in de inrichting. Wij houden rekening met de omstandigheden van het geval en bieden maatwerk als het lastig blijkt te zijn om het bewijs op tijd in te leveren.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de normen genoemd in artikel 23 P-wet. Voor personen van 18 tot en met 20 jaar is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de normen genoemd in artikel 20 lid 1 onder 1 en 2 P-wet. De bedragen worden aangevuld met de toeslag volgens artikel 23 lid 2 P-wet.
De regels van paragraaf 3.3 gelden voor de ingangsdatum.
De inlichtingenplicht die geldt voor personen die een bijstandsuitkering ontvangen, geldt hier ook.
3.6 Vaste lasten tijdens verblijf in detentie
Bij verblijf in detentie heeft de persoon geen recht op bijstand volgens artikel 13 P-wet. Diegene heeft daardoor geen middelen voor het doorbetalen van vaste lasten. Als de woning niet is opgezegd omdat het gaat om detentie van korte duur, lopen deze kosten wel gewoon door. Om te voorkomen dat er betalingsproblemen ontstaan kan in uitzonderlijke situaties bijzondere bijstand worden gegeven. Zo hoeft de belanghebbende de woning niet kwijt te raken en wordt grote schuldenproblematiek voorkomen.
Er is geen voorliggende voorziening voor de kosten. Wel zal de belanghebbende eerst met de reclassering naar oplossingen moeten zoeken om de woning te kunnen houden. Daarbij wordt gekeken of met eigen spaargeld de detentieperiode overbrugd kan worden. En of het mogelijk is om de woning met toestemming van de verhuurder tijdelijk onder te verhuren.
Alleen in uitzonderlijke gevallen kan bijzondere bijstand worden gegeven. Dit kan bij zeer dringende redenen volgens artikel 16 lid 1 P-wet. Het moet gaan om een noodsituatie waarin de belanghebbende niet zelf een oplossing kan vinden. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de vaste lasten die door blijven lopen bij behoud van de woning, vanaf het moment dat de belanghebbende rechtens zijn vrijheid is ontnomen. Het zicht op terugkeer naar de woning binnen een korte termijn is een voorwaarde.
Duur en beëindiging van de bijzondere bijstand
Er is voor gekozen om de hoogte van de bijzondere bijstand niet af te stemmen op de som van de verschillende vaste lasten in het specifieke geval. Dit vergt een onredelijke bewijslast voor iemand die in detentie is.
De hoogte van de bijzondere bijstand is 85% van de alleenstaande norm. Als de belanghebbende tussen de 18 en 21 jaar is, wordt aangevuld tot de alleenstaande jongerennorm. Dit is om te voorkomen dat een jongere in een betere positie terecht komt wanneer hij/zij in detentie is.
Er is gekozen voor aanvulling tot 85% van de bijstandsuitkering, omdat bepaalde vaste lasten, zoals boodschappen niet gedaan hoeven te worden van deze bijzondere bijstand.
De bijzondere bijstand wordt maandelijks betaald.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
De tegemoetkoming scholieren is voor studenten van 18 jaar of ouder die voltijd dagonderwijs volgen. Hieronder valt niet het beroepsonderwijs of hoger onderwijs. Het gaat om vmbo, havo, vwo en voortgezet speciaal onderwijs. De hoogte van de basistoelage WTOS vanuit DUO voor levensonderhoud hangt niet af van het inkomen. De toelage wordt elk half jaar door de overheid vastgesteld (per 1 januari en 1 juli). De aanvullende toelage WTOS vanuit DUO is wel afhankelijk van de situatie van de ouders voor jongeren tot en met 20 jaar.
Voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar gaan wij er van uit dat de ouders bijdragen in de kosten van levensonderhoud van het kind. Dit is de wettelijke onderhoudsplicht. Als de ouders financieel niet kunnen of willen bijspringen dan kan er bijzondere bijstand gegeven worden als aanvulling op de basistoelage WTOS. Voor alle gevallen kan onder bepaalde voorwaarden een aanvullende tegemoetkoming WTOS bij DUO worden aangevraagd. Als deze niet wordt toegekend, of niet toereikend is, kan ook aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud worden verstrekt.
Er is recht op (aanvullende) bijzondere bijstand als:
Wij gaan er vanuit dat ouders die genoeg financiële middelen hebben, het thuiswonende kind tot 21 jaar onderhouden. Het onderzoek naar de draagkracht van ouders maakt daarom onderdeel uit van het recht op de bijzondere bijstand bij kinderen tot 21 jaar. Als er draagkracht bij de ouders aanwezig is om aan de onderhoudsplicht te voldoen, dan bestaat er geen recht op de aanvullende bijzondere bijstand. De onderhoudsplicht van de ouders geldt dan als voorliggende voorziening. In uitzonderingsgevallen waarbij de relatie tussen ouder(s) en kind hierom vraagt, kan hiervan af worden geweken. De relatie tussen ouder en kind wordt dan onderzocht.
De inlichtingenplicht die geldt voor personen die een bijstandsuitkering ontvangen, geldt hier ook.
3.8 Bijzondere bijstand voor huur
De huur wordt betaald van de normbijstand en de huurtoeslag. Er zijn situaties waarin geen huurtoeslag mogelijk is, of waarin voor een beperkte of blijvende periode geen recht op huurtoeslag bestaat. Voor een aantal van deze situaties kan bijzondere bijstand gegeven worden. Deze bijzondere bijstand voor huur heet de woonkostentoeslag voor huur.
De woonkostentoeslag voor huur wordt voor maximaal een jaar gegeven, onder de voorwaarde dat er gezocht wordt naar goedkopere woonruimte. De bijzondere bijstand kan alleen verlengd worden als de huurder zich maximaal heeft ingespannen om een andere woonruimte te zoeken en hiervan bewijs kan laten zien. De bijzondere bijstand kan telkens voor maximaal een jaar worden verlengd.
Voor hoelang de woonkostentoeslag wordt gegeven, hangt af van de omstandigheden van het geval en is dus maatwerk.
Er kan tijdelijk worden afgezien van de voorwaarde om goedkopere woonruimte te zoeken als er bijzondere omstandigheden zijn.
De voorliggende voorziening is de huurtoeslag. Er zijn situaties waarbij de voorliggende voorziening er niet is, of niet hoog genoeg is. De hoogte van de huurtoeslag hangt af van de hoogte van het inkomen, de hoogte van de huur en de woonsituatie. Als er een medebewoner staat ingeschreven op het adres is de huurtoeslag lager, omdat het gezamenlijke inkomen telt. Kamerverhuur – die aan de belastingdienst door is gegeven - heeft geen invloed op de huurtoeslag. Bij tussentijdse veranderingen tijdens het huurtoeslagjaar wordt de hoogte van de huurtoeslag aangepast aan de nieuwe situatie, zodat er achteraf niet terugbetaald hoeft te worden. De verandering moet de huurder wel melden aan de belastingdienst.
In de volgende situaties is een woonkostentoeslag mogelijk:
In de volgende situaties wordt de woonkostentoeslag als niet-noodzakelijk gezien:
Huur voor een niet zelfstandige wooneenheid. Een zelfstandige wooneenheid is een woning met een eigen toegangsdeur, die van binnen en buiten op slot kan. In de woning moet op zijn minst aanwezig zijn: een eigen woon(slaap)kamer, een eigen keuken met aanrecht, aan- en afvoer voor water en een aansluitpunt voor een kooktoestel en een eigen toilet met waterspoeling.
Het is mogelijk om bijzondere bijstand voor kosten die in het algemeen als niet noodzakelijk worden gezien, toe te kennen. Dit kan alleen in bijzondere omstandigheden, waarbij er geen verwijtbaarheid is.
Ook kan het bij situaties van overmacht. Hierbij wordt maatwerk toegepast.
De hoogte van de woonkostentoeslag bij een gebroken maand is hetzelfde als de huurtoeslag waarop recht bestaat. De site van de belastingdienst gebruiken wij voor de berekening. Het bedrag berekenen wij op basis van het aantal dagen van de maand waarop recht bestaat op de woonkostentoeslag.
Bij een huur die hoger is dan het maximumbedrag, is de woonkostentoeslag in ieder geval het bedrag dat aan huurtoeslag gekregen kan worden bij een maximumhuur. De huur boven het maximumbedrag vergoeden wij helemaal.
Per 1 juli van elk jaar verandert de huurprijs. De hoogte van de woonkostentoeslag passen wij hierop aan.
3.9 Bijzondere Bijstand voor woonkosten eigen woning
Net als bij huur moeten de woonlasten voor de eigen woning betaald kunnen worden van de bijstandsnorm. Er kunnen situaties zijn waarin iemand de woonlasten (tijdelijk) niet kan dragen. In die gevallen is bijzondere bijstand mogelijk voor de woonkosten van de eigen woning. Dit wordt de woonkostentoeslag genoemd.
De woonkostentoeslag kennen wij voor maximaal een jaar toe onder de voorwaarde dat de woning wordt verkocht en er naar een goedkopere woonruimte wordt gezocht. De bijzondere bijstand kan alleen verlengd worden als de huurder zich maximaal heeft ingespannen om een andere woonruimte te zoeken en hiervan bewijs kan laten zien. De bijzondere bijstand kan telkens voor maximaal een jaar worden verlengd. Voor hoelang de woonkostentoeslag wordt gegeven, hangt af van de omstandigheden van het geval en is dus maatwerk.
Er kan tijdelijk worden afgezien van de voorwaarde om goedkopere woonruimte te zoeken als er bijzondere omstandigheden zijn.
Bij betaling van rente voor de hypotheek bestaat er recht op een belastingteruggave van de belastingdienst. Deze teruggave kan men achteraf na afloop van het kalenderjaar via de belastingteruggave krijgen. De teruggave kan ook maandelijks via de voorlopige teruggave worden ontvangen. Deze teruggave voorziet maar in een deel van de kosten.
De woonlasten voor de eigen woning vergelijken wij met een situatie waarin huur wordt betaald voor een woning. Is er in een huursituatie recht op huurtoeslag dan wordt daarvoor in de plaats bij de eigen woning een woonkostentoeslag gegeven. Bij woonlasten boven de maximale huurgrens geldt hetzelfde als bij een huur boven de maximum huurgrens voor huurtoeslag.
Bij “bijzondere bijstand voor huur” (paragraaf 3.8) in dit Handboek staan situaties omschreven waarbij geen recht op bijzondere bijstand is. Dit geldt ook voor bijzondere bijstand voor woonlasten bij eigen woning.
De hoogte van de woonkostentoeslag hangt af van de hoogte van de woonlasten. Om de woonlasten te berekenen is het volgende bewijs nodig:
Het gaat natuurlijk om het bewijs van de kosten die ook echt gemaakt worden.
De woonlasten berekenen wij aan de hand van het hierboven genoemde bewijs + de onderhoudskosten van de eigen woning. De onderhoudskosten voor de eigen woning zijn per 01-07-2012 voor het laatst gepubliceerd in Schulinck. Vanaf die datum worden de laatst gepubliceerde bedragen verhoogd met het percentage van de consumentenprijsindex.
Als de teruggave van de belastingdienst volgens een voorlopige teruggave wordt ontvangen dan wordt het direct op de rente in mindering gebracht.
Wordt er geen voorlopige teruggave ontvangen, dan wordt de aanvrager verplicht om de voorlopige teruggave alsnog aan te vragen, zodat het alsnog direct op de rente in mindering wordt gebracht.
Na vaststelling van de hoogte van de woonlasten, berekenen wij de woonkostentoeslag net zoals bij “bijzondere bijstand voor huur” (zie paragraaf 3.8).
De hoogte van de woonkostentoeslag herberekenen wij per 1 juli van ieder jaar omdat de hoogte van de huurtoeslag dan ook verandert.
Regels voor aanvrager bij krijgen van de bijzondere bijstand
3.10 Verhuiskosten en dubbele huur
Het gaat om de kosten van de verhuizing van de inboedel en de kosten van de dubbele huur bij een noodzakelijke verhuizing.
Vanaf het moment dat bekend is dat er een noodzaak is om te verhuizen, mag er verwacht worden dat er gespaard wordt voor de kosten. Ook de individuele inkomenstoeslag kan gebruikt worden voor deze kosten.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) is een voorliggende voorziening als de woning waarin belanghebbende woont niet aangepast kan worden en verhuizing naar een aangepaste woning de oplossing is. In dat geval kunnen de verhuiskosten door de WMO vergoed worden.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand als de verhuizing noodzakelijk is. Bij een medische indicatie moet de vraag beantwoord worden of het een verhuizing is die door de WMO kan worden vergoed. Is dat niet het geval dan kan er in bepaalde situaties een onafhankelijke derde advies gevraagd worden. Er zijn ook situaties die zo duidelijk zijn dat een advies niet nodig is. De sociale noodzaak voor de verhuizing kan verschillend zijn. De consulent beschrijft in het rapport de noodzaak van de verhuizing.
De volgende kosten zien wij als noodzakelijk:
Zie onder recht op bijzondere bijstand.
Kosten van woninginrichting kunnen bestaan uit:
Voor de kosten van woninginrichting kan worden gespaard van de bijstandsnorm en/of kan worden betaald van de individuele inkomenstoeslag. Als er geen spaargeld is maken wij de volgende keuze:
Recht op bijzondere bijstand Statushouder :
Van statushouders die zich vanuit een Asielzoekerscentrum in een woning vestigen, kan niet verwacht worden dat zij reserveren. Zij krijgen bijzondere bijstand voor een complete inrichting. Hiervan wordt 20% om niet gegeven en 80% in de vorm van een lening. Het deel wat om niet wordt gegeven, is voor stofferingskosten. Voor deze kosten mag volgens vaste jurisprudentie geen geldlening worden verstrekt. Dit is omdat stoffering vaak niet meegenomen kan worden als iemand verhuist. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand voor een complete woninginrichting houden wij 55% van de Nibudprijzengids aan. De verhouding geldlening/om niet is afgestemd op de Nibudprijzengids.
Over een periode van maximaal drie jaar betalen zij 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld terug voor het gedeelte van de bijzondere bijstand wat als lening is gegeven. Nadat iemand zich aan de aflossingsverplichting heeft gehouden, wordt het restantbedrag kwijtgescholden. Dit wordt in de beschikking gezet.
Gedeeltelijke inrichting of vervanging
Bij gedeeltelijke inrichting na verhuizing of echtscheiding en vervanging van inboedel houden we de Nibud prijzengids aan als richtlijn. Wij gaan er in het algemeen vanuit dat de klant kiest voor de goedkoopst mogelijke optie.
We stimuleren onze inwoners om voor duurzame, energiezuinige opties te kiezen. Daarom houden we rekening met de keuze van de klant om voor een duurzame optie te kiezen bij witgoed, minimaal energielabel A. Er wordt bij een aanvraag rekening gehouden met de levensduur van het witgoed wat vervangen moet worden, zowel bij eerste als opvolgende aanvragen.
Onder stofferingskosten vallen kosten als verf en alles wat iemand niet mee kan nemen naar een nieuwe woning bij verhuizing. Deze kosten mogen door de aard van de kostensoort niet in de vorm van een lening worden verstrekt, en wordt daarom altijd om niet gegeven. Dit is volgens vaste jurisprudentie.
Als niet noodzakelijk wordt gezien:
De kosten voor de 1ste woninginrichting. Wij gaan er vanuit dat iedereen hiervoor geld spaart omdat deze kosten te voorzien zijn.
In de praktijk kan zich de situatie voordoen dat een bijstandsgerechtigde in acute financiële problemen raakt en daardoor de periode tot de volgende uitbetaling niet meer kan overbruggen. Ook kan het gaan om de verandering van een weekbetaling naar een maandbetaling van de inkomsten. De P-wet biedt geen mogelijkheid om voorschotten te geven aan belanghebbenden die een bijstandsuitkering ontvangen. Het inkomen – uit werk of een uitkering – is genoeg om in de kosten van levensonderhoud te voorzien.
Het reguliere inkomen is toereikend. Als hoofdregel geldt dat een overbruggingsuitkering niet mogelijk is. Een overbruggingsuitkering is dus altijd een uitzondering. Uitbetalen van opgebouwde tegoed aan vakantiegeld is een optie.
Er is één situatie waarin wij een overbrugging standaard geven. Dat is voor de statushouder die zich vanuit een asielzoekerscentrum in de gemeente vestigt en die een uitkering volgens de P-wet gaat ontvangen. Er is dan een overgang van een laag wekelijks inkomen naar een maandelijks inkomen. Deze overbruggingsuitkering wordt ook aan statushouders gegeven bij gezinshereniging waarbij de partner overkomt. Dit is voor de periode waarin de bijstandsnorm aangepast moet worden van alleenstaandennorm naar de gehuwdennorm. Omdat de uitkering pas achteraf wordt uitbetaald ontstaat er namelijk een gat tussen de alleenstaandennorm en de gehuwdennorm. Dit gedeelte wordt in de vorm van een voorschot op de gehuwdennorm verstrekt.
Bij de start van de uitkering is het geven van een voorschot na 4 weken verplicht. Het voorschot verrekenen wij in één keer met de uitkering. In de situatie dat er bij de start van de uitkering geen geld beschikbaar is voor levensonderhoud en de verrekening in één keer tot problemen leidt, verrekenen wij het voorschot in termijnen.
De kosten van de aankoop van een babyuitzet zijn kosten die normaal uit de bijstandsnorm en/of de individuele inkomenstoeslag betaald kunnen worden. Voor noodzakelijke kosten kan bijzondere bijstand worden gegeven. Er kan bijzondere bijstand aangevraagd worden vanaf de zesde maand van de zwangerschap.
Voor de kosten van een babyuitzet moet gespaard worden. Er is geen andere voorliggende voorziening.
In overleg met de aanstaande ouder(s) wordt bekeken wat er noodzakelijk is. Uitgangspunt is dat de onderstaande spullen tweedehands worden aangeschaft. Dit kan bijvoorbeeld via Marktplaats, kringloopwinkel, Arker Boetje in Middenmeer of via advertenties in de supermarkt.
Het gaat om de volgende artikelen:
Wij verlenen geen bijzondere bijstand voor spullen die al aanwezig zijn. Als het om een 2e of daaropvolgende kind gaat, gaan wij er vanuit dat een babypakket en eventueel een bedje genoeg is. Of en wat genoeg is in het geval van een tweede of daaropvolgend kind, is afhankelijk van de leeftijd van het oudere kind en de omstandigheden van het geval.
Babybox 1 van de Stichting babyspullen
Via Stichting babyspullen kunnen aanstaande ouders die weinig geld hebben een gratis babybox krijgen. Dit kan via www.stichtingbabyspullen.nl. Dit is geen vorm van bijzondere bijstand en kan buiten ons om worden geregeld/ingezet.
De babybox wordt geleverd door verzending van het verwijsformulier die op de website staat. De hulpverlener van de belanghebbende vult deze in en verstuurt de verwijsbrief. Dit kan ook iemand vanuit de gemeente zijn. De babybox wordt thuis bezorgd. Voor de verzendkosten moet de ontvanger € 6,95 betalen. Voor de verzendkosten wordt geen bijzondere bijstand gegeven. Het is een klein bedrag wat vanuit een bijstandsuitkering betaald moet kunnen worden.
Inhoud van het pakket: kleertjes van maat 50 tot en met 65 en de meest noodzakelijke spullen zoals een fles met speen, een molton, een laken, een slaapzak, luiers etc.
Aanstaande ouder(s) meldt de vermoedelijke bevallingsdatum. Wij vragen geen gegevens hierover op.
Zie de bijlage voor actuele bedragen.
Als er geen spaargeld is om de kosten van te betalen moet de volgende keuze gemaakt worden:
Het geld moet uitgegeven worden waarvoor het bedoeld is. Dit kan achteraf gecontroleerd worden.
3.14 Begrafenis- of crematiekosten
Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een naaste overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn en niet betaald kunnen worden uit de nalatenschap.
Wanneer een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering onderdeel is van de nalatenschap, moeten de kosten zoveel mogelijk daaruit worden betaald.
Bijzondere bijstand voor uitvaartkosten kan worden gegeven aan ouders, kinderen, behuwd kinderen, schoonouders en stiefouders (Zie artikel 392-396 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek). Het gaat om de personen die bij leven onderhoudsplichtig zouden zijn geweest voor de persoon die overleden is. Bij de beoordeling van de aanvraag moet bepaald worden door hoeveel personen een deel meebetaald kan worden. Alleen voor het deel in de kosten van de aanvrager van de bijzondere bijstand, wordt bijzondere bijstand gegeven.
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van of die te maken hebben met een begrafenis in het buitenland (territorialiteitsbeginsel).
De volgende kosten kunnen als noodzakelijk worden gezien:
Als niet noodzakelijke kosten worden gezien:
Zie tabel 12.2 van Nibud prijzengids voor kosten van een crematorium.
Zie bijlage voor actuele bedragen.
De hoogte van de bijzondere bijstand is de hoogte van de bijdrage die belanghebbende moet leveren aan de crematie of begrafenis. Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal personen die ook in aan de kosten moeten bijdragen vanwege hun band met de overledene. De berekening is dus: de hoogte van de kosten van de begrafenis/crematie gedeeld door het aantal personen die hierin bij dienen te dragen.
3.15 Kleding, schoenen en/of beddengoed
De kosten van aankoop en reiniging van kleding, schoenen en beddengoed zijn kosten die algemeen gebruikelijk zijn en die van de bijstandsuitkering betaald kunnen worden. Er zijn bijzondere situaties waarin de kosten die te maken hebben met kleding etc. hoger zijn dan normaal. Dat kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld ziekte of handicap.
Ouders met een thuiswonend gehandicapt kind van 3 tot 18 jaar oud hebben recht op dubbele kinderbijslag als voor het kind een CIZ-indicatie is afgegeven. De dubbele kinderbijslag is een voorliggende voorziening voor de extra kosten voor kleding, schoenen en/of beddengoed.
Voor volwassenen kan de WMO een voorliggende voorziening zijn.
De mogelijke aftrek bij de belastingdienst zien wij niet als voorliggende voorziening.
De volgende kosten kunnen als noodzakelijk worden gezien:
Het moet in alle gevallen gaan om extra kosten ten opzichte van een gebruikelijke situatie en de kosten moeten noodzakelijk zijn. Voor de vaststelling van de noodzaak wordt medisch advies gevraagd aan een onafhankelijke derde partij.
Hoogte en duur bijzondere bijstand
Deze bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
3.16 Reiskosten voor medische behandelingen en bezoek gezinsleden
Reiskosten zijn in het algemeen kosten die van de bijstandsuitkering betaald kunnen worden. De reiskosten zoals hieronder genoemd, zijn kosten die het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden.
Met een specifieke medische indicatie worden reiskosten naar ziekenhuis en behandelaars vergoed vanuit de zorgverzekering. Hiervoor is een machtiging vereist. Voor reizen met de eigen auto geldt een vergoeding van € 0,31 per kilometer. Het openbaar vervoer wordt helemaal vergoed. De basisverzekering rekent een eigen bijdrage. Het gemeentepakket Compact vergoed deze eigen bijdrage.
Voor detentie of verblijf in een AZC vergoeden wij reiskosten als:
Voor bezoek aan in ziekenhuis of inrichting opgenomen gezinsleden geldt het volgende:
Voor een bezoek aan een arts, ziekenhuis of andere hulpverlener wanneer:
Voor de eigen bijdrage bij reiskosten in verband met specifieke medische indicatie:
De eigen bijdrage vergoeden we als deze maar voor een deel of niet vergoed wordt vanuit de zorgverzekering. Bijzondere bijstand wordt in die gevallen gegeven per ingeleverde declaratie van de eigen bijdrage. Alleen de echt gemaakte kosten worden vergoed. Toetsing van het aantal reisdagen wordt in dit geval niet gedaan, omdat de medische indicatie niet snel wordt afgegeven en het bijna altijd gaat om ernstig ziektebeeld waarbij veel bezoeken aan een specialist nodig zijn.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
3.17 Reiskosten schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs
Het gaat om reiskosten van huis naar school van kinderen die voortgezet onderwijs volgen en waarvan de school op een afstand van minimaal 15 kilometer (enkele reis) vanaf het woonadres ligt.
Vanaf 1 januari 2017 is voor mbo-studenten onder de 18 jaar het studentenreisproduct (ov-jaarkaart) een voorliggende voorziening.
De volgende dingen worden niet gezien als voorliggende voorzieningen:
Van ouders verwachten wij dat zij een bepaald bedrag per maand uitgeven aan de reiskosten van hun kind(eren). Dat bedrag is bepaald op € 45,- per maand per gezin. Hierbij is uitgegaan van wat een gezin normaal gemiddeld uitgeeft voor woon-school-verkeer.
Er is recht op bijzondere bijstand voor de reiskosten voor voortgezet onderwijs van huis naar school en terug als:
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
Het geld wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is. Dit kan gecontroleerd worden.
3.18 Reiskosten woon- werkverkeer, reclassering of naar opleiding
Voor reiskosten van de inwoner voor woon- werkverkeer als de werkgever deze niet of niet helemaal vergoedt, is bijzondere bijstand mogelijk. Het gaat om inwoners die geen bijstandsuitkering van de gemeente ontvangen. Deze inwoners kunnen namelijk via re-integratie een vergoeding voor deze kosten krijgen. Er is ook geen re-integratie traject vanuit de gemeente ingezet. De vergoeding stopt als er geen noodzaak meer is.
Voor reiskosten van de inwoner van en naar de opleiding is bijzondere bijstand mogelijk als er geen recht is op vergoeding vanuit DUO of school. Het gaat om inwoners die geen bijstandsuitkering van de gemeente ontvangen. Deze inwoners kunnen namelijk via re-integratie een vergoeding voor deze kosten krijgen. De vergoeding stopt als de opleiding stopt.
Voor reiskosten van en naar reclassering kan ook bijzondere bijstand worden aangevraagd.
Voor reiskosten van en naar de opleiding is het studentenreisproduct via DUO voorliggend. De student kan dit krijgen bij het volgen van een voltijd opleiding MBO, HBO of universiteit of een duale opleiding (HBO of universiteit). Diegene dient wel jonger dan 30 te zijn voor de studiefinanciering ingaat. Voor deeltijd- of BBL opleidingen (MBO) kan geen studentenreisproduct worden verkregen van DUO.
Hoogte van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
3.19 Kosten voor kinderopvang – eigen bijdragen en overblijfkosten
De eigen bijdrage die de ouder moet betalen:
Voor kosten die te maken hebben met re-integratie is vergoeding volgens de Beleidsregel ‘ondersteunende voorzieningen re-integratie’ een voorliggende voorziening. Verder is er geen voorliggende voorziening voor deze kosten.
Er is recht op bijzondere bijstand als het gaat om de hierboven genoemde kosten. De noodzaak wordt aangenomen als door de belastingdienst de kinderopvangtoeslag is toekend. Is dit niet het geval dan beoordelen wij per geval de noodzaak. Het Rijk stelt een maximum uurtarief voor kinderopvang vast. Wij geven voor de gehele kosten bijzondere bijstand.
Voor kinderopvang en buitenschoolse opvang
Voor kinderopvang voor VVE en SMI
Zodra kinderen goed genoeg kunnen lezen, is het goed voor hun ontwikkeling dat zij thuis een laptop hebben. Ook voor het maken van opdrachten voor school is het noodzakelijk dat er een beschikbare laptop thuis aanwezig is. Hiermee wordt bijgedragen aan een kansrijke start voor alle kinderen.
Als een computer of laptop vanuit de school – in eigendom of bruikleen - waar het schoolgaande kind op school zit kan worden gegeven, dan is dat de voorliggende voorziening. Als de school geen laptopvoorziening heeft kan bijzondere bijstand worden aangevraagd.
Een computer is in de regel een artikel dat van een bijstandsuitkering gekocht moet kunnen worden. Voor schoolgaande kinderen is het duidelijk dat er een computer aanwezig hoort te zijn. Wij eisen niet dat hiervoor gespaard wordt. Bij een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm geven wij een vergoeding voor een computer voor schoolgaande kinderen.
Als niet noodzakelijke kosten worden gezien:
Voor de computer of laptop is de maximale vergoeding die wordt gegeven de hoogte die in de Nibud prijzengids staat. Zie bijlage voor de actuele prijzen.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
3.21 Kindgebondenbudget alleenstaande ouder kop
De alleenstaande ouder die een bijstandsuitkering heeft, heeft vanaf 01-01-2015 recht op een extra kindgebonden budget. Dit heet de alleenstaande ouderkop (alo-kop). Het is een regeling die door de belastingdienst Toeslagen wordt gegeven. Deze alo-kop is in de plaats gekomen van de norm voor een alleenstaande ouder. De alleenstaande ouder heeft vanaf 01-01-2015 recht op de norm voor een alleenstaande. De alleenstaande ouderkop is een voorziening die bedoeld is voor de kosten van levensonderhoud. Het recht wordt door de belastingdienst beoordeeld volgens de Algemene wet inkomensregelingen (Awir).
De alleenstaande ouderkop is een voorliggende voorziening ten opzichte van de P-wet voor de kosten van levensonderhoud. Er zijn situaties waarin de alleenstaande ouder geen recht heeft op de alo-kop en in die situaties geven wij in bijzondere gevallen bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud in aanvulling op de normbijstand voor een alleenstaande.
Er is recht op bijzondere bijstand in plaats van de alo-kop in de volgende situaties:
De alleenstaande ouder heeft volgens de bepalingen van de Awir een toeslagpartner en heeft daardoor geen recht op de alo-kop. De toeslagpartner kan als medebewoner onderdeel uitmaken van het huishouden van de alleenstaande ouder, maar kan ook een partner zijn die elders woont (duurzaam gescheiden maar er is nog geen verzoek om echtscheiding bij de rechtbank ingeleverd, opgenomen in een inrichting). Door gebruik te maken van de rekenhulp op de site van de belastingdienst Toeslagen kan worden nagegaan of er een Toeslagpartner is.
Hoogte en duur van de bijzondere bijstand
3.22 Kindgebonden budget alleenstaande ouder kop voor minderjarige ouder(s) (<18)
In beide gevallen is de Jeugdwet de voorliggende voorziening en is verwijzing naar het wijkteam de aangewezen weg. Vanaf 01-01-2015 wordt de wet op de Jeugdzorg uitgevoerd door de gemeente.
Voor de baby van de tienermoeder is de onderhoudsplicht van de vader een voorliggende voorziening. De ouders van de tienermoeder zijn niet onderhoudsplichtig voor de baby (kleinkind). Er is geen recht op de alo-kop, omdat de ouders toeslagpartner zijn. De eventuele onderhoudsbijdrage die de tienermoeder ontvangt van de vader wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.
Voor de weggelopen minderjarige die inwonend is, is de onderhoudsplicht van de ouder de voorliggende voorziening. Er wordt alleen bijzondere bijstand gegeven als zij de onderhoudsplicht niet of niet genoeg nakomen. De eventuele onderhoudsbijdrage die de minderjarige ontvangt van de vader wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.
Er zijn nog twee ander voorliggende voorzieningen:
Voor het kind dat niet bij de ouders kan wonen, kan door de verzorgers een pleeggeldvergoeding worden aangevraagd bij het Bureau Pleegzorg Nederland. Het bureau beoordeelt of er een indicatie is en als dat het geval is ontvangt de verzorger een pleeggeldvergoeding.
Voogdij is gezag over een minderjarig kind dat niet door de ouders wordt uitgeoefend, maar door iemand anders. De voogd neemt het recht en de plicht om voor een kind te zorgen over van de ouder(s). Voogdij kan door 1 voogd of door 2 voogden samen worden uitgeoefend. Als de voogdij door twee voogden wordt uitgeoefend zijn de voogden onderhoudsplichtig. Als één voogd is de voogd niet onderhoudsplichtig.
Beoordeling van het recht en behandeling van aanvraag
Voor bijstand aan de baby van de tienermoeder hoeven er geen dringende redenen te zijn. Er moet worden onderzocht of de baby financieel onderhouden wordt. Is dat niet het geval dan is daarmee de noodzaak aangetoond.
Alleen bij zeer dringende redenen kan er bijzondere bijstand gegeven worden. Na een gesprek met de jongere zal dan allereerst bekend moeten worden of er een beroep gedaan kan worden op de jeugdhulpverlening en zo nee waarom niet. Daarvoor wordt de jongere verwezen naar het wijkteam. Vervolgens zal nagegaan moeten worden met welke hulpverleners er contact is en zal er informatie over de situatie ingewonnen moeten worden bij de hulpverleners. Als de jongere daar geen toestemming voor geeft, betekent het feitelijk dat er geen bijstand gegeven kan worden. De jongere heeft feitelijk geen goed argument voor het weigeren van contact met een hulpverlener. Ook contact met de ouders is belangrijk. Het verhaal van de jongere is één kant van het verhaal. Er zullen jongeren zijn die niet willen dat er contact met de ouders wordt opgenomen, omdat zij bijvoorbeeld niet willen dat de verblijfplaats bekend wordt. De jongere kan daarvoor redenen hebben, maar dat moet dan wel met een geloofwaardig verhaal worden onderbouwd.
Voordat bij hoge uitzondering bijzondere bijstand wordt gegeven, zal de hele situatie goed in beeld worden gebracht. De leeftijd van de jongere speelt ook een rol.
Er is recht op bijzondere bijstand in plaats van de alo-kop in de volgende situaties:
De tienermoeder wordt onderhouden door haar ouders. Als de ouders van de tienermoeder de baby niet onderhouden dan verlenen wij bijzondere bijstand aan de baby voor het gemis van de alo-kop. Het bedrag van de alo-kop is het bedrag dat extra nodig is in het gezin door aanwezigheid van de minderjarige. De tienermoeder heeft geen recht op de alo-kop, omdat de ouder(s) van de tienermoeder toeslagpartners zijn (is). De tienermoeder heeft wel recht op kinderbijslag maar dit is geen voorliggende voorziening voor de kosten van levensonderhoud.
Hoogte en duur van de bijzondere bijstand
3.23 Broodnoodvoorziening voor jongeren tijdens zoektijd van 4 weken
Personen van jonger dan 27 jaar, kunnen niet eerder dan 4 weken na datum melding een aanvraag doen. In de zoektijd (1e zoektijd of na verlenging) is er nog geen aanvraag voor een bijstandsuitkering en dus ook geen mogelijkheid voor een voorschot.
Een voorschot is alleen mogelijk voor jongeren die vallen onder het begrip uitgenodigde vluchteling of statushouder (artikel 41, 8e lid P-wet).
Jongeren die uit de WW komen, kunnen zich 4 weken voor afloop van de WW-uitkering melden. De aanvraag kan dan worden gedaan op het moment dat de WW-uitkering stopt. Als de WW-er zich niet 4 weken voor afloop van de WW meldt, doet dezelfde situatie zich voor,
Er is niet genoeg saldo aanwezig op de rekeningen van de aanvrager. De laatste afschriften moeten worden getoond of er moet digitaal inzage gegeven worden. Er kan geen beroep gedaan worden op ouders, gezinsleden of familie voor een bijdrage.
De hoofdregel is dat er geen bijstand gegeven wordt als er nog geen aanvraag voor een bijstandsuitkering is. De broodnoodvoorziening wordt als uitzondering gegeven. Er wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. De aanwezigheid van kinderen is een omstandigheid waarmee wij rekening houden.
De hoogte van de broodnoodvoorziening
Het bedrag dat wij geven is bedoeld voor de eerste levensbehoeften en is zo laag mogelijk.
In ieder geval geven wij niet meer dan 90% van de bijstandsnorm waarop de aanvrager waarschijnlijk recht heeft.
Vorm van bijstand en afhandeling
De broodnoodvoorziening geven wij in de vorm van een lening volgens artikel 48, 2e lid onder a van de Pwet. In het besluit nemen wij de regel op dat moet worden terugbetaald. Terugbetaling vindt in 1 keer plaats. Als uitzondering kan terugbetalen in termijnen. Als de bijstandsuitkering na de zoektijd niet wordt gegeven, wordt de zaak aan Terugvordering en Verhaal gegeven voor incasso. Na wanbetaling wordt de lening op de standaard manier veranderd in een vordering.
3.24 Bewindvoering, mentor en curatele
Als een belanghebbende vanwege persoonlijke eigenschappen of financiële omstandigheden niet in staat is om zijn financiële of persoonlijke belangen zelf te behartigen kan de kantonrechter een bewindvoerder, mentor of curator aanwijzen om de belangen te behartigen.
Er is geen voorliggende voorziening voor deze kosten. De rechter bepaalt dat er een bepaalde vorm van belangenbehartiging nodig is door bewind, mentorschap of curatorschap in te stellen. De noodzaak staat hiermee vast. Dit blijkt uit constante jurisprudentie.
Er is recht op de kosten van de beloning van de bewindvoerder, mentor of curator.
Vanaf 01-01-2015 geldt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De kantonrechter bepaalt de beloning op basis van deze Regeling.
Er zijn ‘familiecuratoren, -bewindvoerders en -mentoren’, of ‘familievertegenwoordigers’ en
‘professionele curatoren, bewindvoerders en mentoren’, of ‘professionele vertegenwoordigers’.
Familie zijn bijvoorbeeld de partner, een familielid, vriend of buurvrouw die de hulp bieden, terwijl de professionele vertegenwoordigers ten minste drie personen onder hun hoede moeten hebben en aan kwaliteitseisen moeten voldoen. De categorie familiecuratoren, - bewindvoerders, - mentoren en vertegenwoordigers krijgen andere vergoedingen dan professionele vertegenwoordigers. Dit is wettelijk vastgesteld.
Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen ook aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden die te maken hebben met een verhuizing. De beloning voor deze extra werkzaamheden wordt toegekend door de kantonrechter.
De regeling is heel erg gedetailleerd. Bij problematische schulden (bewind en curator) en extra problematiek bij jeugdigen (mentor) wordt een hogere beloning gegeven.
Als aan een bewindvoerder of curator een hogere beloning is gegeven omdat er problematische schulden zijn, moet nagevraagd worden of er gebruik gemaakt wordt van schuldhulpverlening door de gemeente voor dezelfde dingen. De consulent of schuldhulpverlener neemt in dat geval contact met de bewindvoerder om de zaak te bespreken en afspraken te maken over het werk wat hij of zij zal doen.
Als niet noodzakelijke kosten worden gezien:
De vergoeding voor de WSNP-bewindvoerder moet betaald worden door de saniet. De bewindvoerder berekent aan de hand van de Recofa-methode over welk deel van het inkomen de saniet zelf moet kunnen blijven beschikken. Uit het meerdere wordt de vergoeding voor de bewindvoerder betaald. Als er niet genoeg over is voor het betalen van de bewindvoerder is er geen betalingsverplichting voor de saniet. De CrvB heeft op 29 juni 2010 (nr. 07/5153) uitgesproken dat er geen plaats is voor bijstandsverlening voor de bewindvoerder, omdat er geen noodzaak is voor betaling van de vergoeding.
Hoogte en ingangsdatum bijzondere bijstand
De ingangsdatum is op de 1e of de 16e van de maand, gelijk met de start van de beloning van de bewindvoerder, mentor of curator. In de Regeling staat dat de beloning op de 1e of de 16e van de maand ingaat. Deze datums volgen wij. Bij uitspraken vóór de 16e van de maand wordt gekozen voor startdatum van de 1e van de maand. Bij uitspraken ná de 16e van de maand wordt gekozen voor de startdatum van de 16e van de maand.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
Als een belanghebbende door persoonlijke eigenschappen of financiële omstandigheden niet in staat is om zijn zaken zelf goed te regelen kan hij een beroep doen op een persoon of instelling om zijn zaken te behartigen. Voor het budgetbeheer worden kosten in rekening gebracht.
Er is geen voorliggende voorziening aanwezig. De kosten kunnen worden aangemerkt als bijzondere kosten van het bestaan waarvoor bijzondere bijstand gegeven kan worden als er geen draagkracht is.
Er is recht op bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer als het budgetbeheer noodzakelijk is en de belanghebbende niet in staat is om zelf de zaken te regelen. Anders dan bij bewindvoering kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de kosten noodzakelijk zijn. De noodzaak van budgetbeheer stellen wij vast aan de hand van de situatie van belanghebbende. Als borging dat de inwoner de juiste hulp krijgt, wordt bij toekenning van de bijzondere bijstand altijd advies ingewonnen bij een consulent
Schulddienstverlening over nut en noodzaak van de inzet van budgetbeheer en het voorgenomen pakket.
Daarnaast wordt in geval van problematische schulden een plan van aanpak vanuit Schulddienstverlening gemaakt met daarin een tijdspad waarin naar een minder zwaar pakket wordt gewerkt en indien mogelijk het volledig afbouwen van budgetbeheer. Dit bevordert het traject naar financiële zelfredzaamheid van de klant en voorkomt onnodig aanhouden van een zwaarder en duurder budgetbeheerpakket.
De budgetbeheerder moet een professioneel en betrouwbaar werkende instelling zijn. Hij beheert namelijk de gelden van de belanghebbende. Het is niet makkelijk om vast te stellen wat een betrouwbare budgetbeheerder is. Leden van de PBI (Professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders) zijn in ieder geval betrouwbaar. Voor niet aangesloten budgetbeheerders is de tenaamstelling van de budgetbeheerrekening een belangrijke indicatie. Deze rekening moet op naam de belanghebbende staan en niet op naam van de budgetbeheerder.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de echt gemaakte kosten, dus de hoogte van het pakket wat belanghebbende nodig heeft bij de betreffende budgetbeheerder.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven. De vergoeding voor de budgetbeheerder wordt maandelijks betaald.
N.B. Correspondentie moet gericht worden aan de budgetbeheerder en belanghebbende.
3.26 Rechtsbijstand en griffierecht
De Wet op de rechtsbijstand kent de volgende voorziening voor personen met een laag inkomen:
De raad voor de rechtsbijstand beoordeelt aan de hand van bepaalde regels of een procedure (en dus toevoeging) noodzakelijk is.
De Wet op de rechtsbijstand is een voorliggende voorziening voor de kosten van rechtsbijstand, maar voor de eigen bijdrage en het griffierecht is er geen voorliggende voorziening. De CrvB (uitspraak 31-102006 nr. 06/3262 WWB) is van mening dat de eigen bijdrage en griffiekosten gezien kunnen worden als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor bij het ontbreken van draagkracht, bijzondere bijstand kan worden gegeven. De noodzaak van de kosten staat vast volgens de beoordeling van de Raad voor de rechtsbijstand.
Het Juridisch Loket geeft gratis rechtshulp en kan veel juridische problemen oplossen of voorkomen zonder dat de toevoeging van een advocaat nodig is. Als er toch toevoeging van een advocaat nodig is, geeft het Juridisch Loket een diagnosedocument. Als de cliënt met dit diagnosedocument bij een advocaat komt, wordt de eigen bijdrage voor rechtsbijstand verlaagd. Het is belangrijk dat cliënten gebruik maken van de gratis rechtshulp bij het Juridisch Loket.
Als een cliënt niet eerst naar het Juridisch Loket gaat, maar meteen naar een advocaat en daardoor een hogere eigen bijdrage moet betalen, dan geven wij bijzondere bijstand voor de echt gemaakte kosten van de eigen bijdrage. Het wordt dus niet als verwijtbaar gezien als de cliënt niet eerst naar het Juridisch Loket gaat. Niet iedereen is op de hoogte van deze mogelijkheid en de advocaat zal niet in alle gevallen terugverwijzen naar het Juridisch Loket.
De volgende kosten zien wij als noodzakelijk:
Het komt voor dat een bezwaar- of beroepsprocedure gevoerd wordt tegen de gemeente. Volgens het Besluit proceskosten moeten de proceskosten worden vergoed. Als de rechter de gemeente veroordeelt tot betaling van de proceskosten dan wordt in dat besluit meegenomen dat de gemeente de griffierechten moet vergoeden aan belanghebbende. Als wij al bijzondere bijstand hebben betaald voor die kosten dan is dat dubbel. De medewerker die de beroepszaak afhandelt, controleert of er bijzondere bijstand gegeven is. Als dat het geval is, wordt het griffierecht niet voor de 2e keer betaald.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
De bijzondere bijstand moet worden gebruikt voor de kosten waarvoor het is aangevraagd. Dit kan gecontroleerd worden.
Meedoen Hollands Kroon is een website met een aanbod waaruit volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar een keuze kunnen maken uit verschillende activiteiten en lidmaatschappen om zo mee te kunnen doen in de maatschappij. Het betreft een op de website van Meedoen te besteden budget wat per kalenderjaar aangevraagd en besteed kan worden door inwoners met weinig geld.
Het gaat voor de kinderen vanaf 4 jaar tot 18 jaar onder andere om de volgende kosten:
Het gaat voor de gehele doelgroep onder andere om de volgende kosten:
Er is geen voorliggende voorziening.
Hoogte, duur en betaling van de bijzondere bijstand
Manier van afhandeling van de aanvraag
HOOFDSTUK 4 CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
Voor categoriale bijzondere bijstand stellen wij vast dat de inwoner tot een bepaalde doelgroep hoort. De noodzaak van de kosten onderzoeken wij niet, dit nemen wij aan. Wij stellen alleen vast of er draagkracht is.
Het moet wel gaan om kosten die niet betaald kunnen worden uit de bijstandsuitkering. Vanaf 01-012015 is categoriale bijzondere bijstand alleen nog mogelijk voor deelname aan een collectieve zorgverzekering en de vergoeding van (een deel van) de premie van die verzekering (artikel 35 lid 3 Pwet).
4.2 Univé collectieve zorgverzekering gemeenten
Personen met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm zoals genoemd in de P-wet. Het vermogen laten we hierbij buiten beschouwing. Goede dekking voor zorgkosten moet voor een zo groot mogelijke doelgroep toegankelijk zijn.
Het aanbod van Univé bestaat voor nieuwe verzekerden vanaf 01-01-2023 uit drie pakketten:
De gemeentelijke bijdrage is een vast percentage van de bedragen van de pakketten.
De voordelen van de collectieve zorgverzekering gemeenten
De duur van de deelname aan de verzekering
HOOFDSTUK 5 MEDISCHE EN GEZONDHEIDSGERELATEERDE KOSTEN
Medische kosten worden betaald door de zorgverzekeraar als de vergoeding is opgenomen in het basispakket of in de aanvullende verzekering. De vergoeding volgens de basisverzekering is een voorliggende voorziening op de P-wet. Het is de verantwoordelijkheid van belanghebbende om zich aanvullend te verzekeren.
Om te kunnen bepalen of bijzondere bijstand mogelijk is voor bepaalde kosten, moeten de volgende vragen worden beantwoord:
Niet of niet goed genoeg verzekerd
Iedere Nederlander is verplicht om een basisverzekering voor ziektekosten af te sluiten. Als iemand niet verzekerd is kan diegene een boete krijgen. Het is niet verplicht om een aanvullende verzekering af te sluiten. Dit is een eigen keuze. Het afsluiten van een aanvullende verzekering wordt wel tot de verantwoordelijkheid van de belanghebbende gerekend. Gelet op het inkomen is het onverantwoord om niet aanvullend verzekerd te zijn. Hoge (onverwachte) zorgkosten zijn moeilijk op te vangen met een inkomen op bijstandsniveau.
Wanneer de inwoner niet of niet goed genoeg verzekerd is en een beroep doet op de bijzondere bijstand voor kosten die hij hierdoor heeft, kan er een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid zijn.
Afwijzingsgronden of geven in de vorm van een lening:
De aanvraag kan worden afgewezen omdat er een tekort schietend besef van verantwoordelijkheid is. De bijzondere bijstand kan worden gegeven in de vorm van een lening (artikel 48 lid 2 onder b van de P-wet) als de kosten op medische gronden wel noodzakelijk en niet uit te stellen zijn.
Redenen om bijzondere bijstand te geven:
Als het niet hebben van een verzekering of als de verzekering niet passend genoeg is en dit niet verwijtbaar is, kan er bijzondere bijstand worden gegeven voor kosten die medisch gezien noodzakelijk zijn.
Voorwaarde van schuldhulpverlening bij premieachterstand
Als er een premieachterstand is waardoor er geen aanvullende verzekering kan worden afgesloten, dan is het zo snel mogelijk oplossen van de achterstand van belang. Zo kan de belanghebbende zo snel mogelijk weer voldoende verzekerd zijn en kan een beroep op bijzondere bijstand voor medische kosten in de toekomst te voorkomen.
Toelating tot de aanvullende verzekering is niet mogelijk zolang belanghebbende geregistreerd staat bij het Zorginstituut Nederland. Bij de start van een schuldenregeling wordt de registratie ongedaan gemaakt en is verzekeren voor een aanvullende verzekering weer mogelijk. Dit kan worden afgesloten bij een andere zorgverzekeraar dan waar de achterstand is.
Aan het toekennen van de bijzondere bijstand in deze gevallen, moet daarom de voorwaarde verbonden worden om zelf de achterstand in te lopen en als dat niet mogelijk is hulp te zoeken. Wij verwijzen hiervoor naar schulphulpverlening. In de beschikking wordt opgenomen dat er bij een volgende aanvraag voor medische kosten, gecontroleerd wordt of er gebruik gemaakt is van schuldhulpverlening. Als dat niet het geval is kan dat een reden zijn voor afwijzing van de aanvraag.
Vrije keuze voor verzekeraar – vergoeding conform pakket Compact
Iedereen is vrij in de keuze van de zorgverzekering en het aanvullende pakket. Wij verwachten dat er een aanvullende verzekering wordt gekozen. Als de aanvullende verzekering minder vergoed dan het pakket compact van Univé, dan kan de vergoeding aangevuld worden tot de hoogte van de vergoeding die gegeven wordt volgens het pakket compact.
5.2 Verplicht en vrijwillig eigen risico
Het bedrag van het verplichte eigen risico kan worden meeverzekerd met het pakket Compleet+.
Bijzondere bijstand voor de kosten van het verplicht eigen risico is niet mogelijk.
Deze kosten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor gespaard kan worden van een bijstandsuitkering. Afwijking kan alleen bij zeer dringende redenen.
Het vrijwillig eigen risico is een keuze. Tegenover het eigen risico staat een lagere premie. Vergoeding van de kosten van het vrijwillige risico is niet mogelijk.
Bijstand voor medische kosten is niet mogelijk als de kosten expres buiten de voorliggende voorziening zijn gelaten. Als er dringende redenen zijn kan er afgeweken worden van deze regel (artikel 16 P-wet). Er is geen algemene regel voor het begrip dringende reden. In ieder geval moet er een bepaalde vorm van “lijden” zijn die in het individuele geval niet te dragen is. Ook moet duidelijk zijn dat er geen alternatief voorhanden is. Bijstandsverlening is de enig mogelijke oplossing.
Verder is ook nog van belang om wat voor soort kosten het gaat. Als het bijvoorbeeld gaat om medicijnen die niet op de Geneesmiddelenvergoedingslijst staan en daarom niet vergoed worden, kan er alleen bijstand gegeven worden na inwinning van een medisch advies. Bijstandsverlening voor medicijnen of hulpmiddelen die nog niet erkend zijn als medicijn is feitelijk in het geheel niet mogelijk. In artikel 14 sub e van de P-wet staat dat kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, uitgesloten zijn van vergoeding.
5.3.2 Bijzondere omstandigheden, maatwerk
Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld een opeenstapeling van kosten die alleen voor een deel vergoed worden en daardoor in het bijzondere geval niet betaald kunnen worden van het inkomen. Ook kan de situatie waarin belanghebbende zit, bijzonder zijn. Dat kan een reden zijn om het feit dat iemand niet aanvullend verzekerd is, door de vingers te zien en bijzondere bijstand te verlenen. Het is en blijft maatwerk.
5.3.3 Inkomensafhankelijke eigen bijdragen
Voor een bijdrage wat afhangt van de hoogte van iemands inkomen, kan bijzondere bijstand worden gegeven. Ook als bij een inkomen dat gelijk is aan de bijstandsnorm, een eigen bijdrage is verschuldigd. Dat blijkt uit een uitspraak van de CrvB over een geschil over de eigen bijdrage voor rechtsbijstand. In dat geval heeft de Centrale raad van Beroep een uitspraak gedaan in een zaak waarin een gemeente een verzoek voor de eigen bijdrage had afgewezen, omdat de eigen bijdrage is afgestemd op het inkomen. Deze afwijzing kon volgens de Centrale raad van Beroep niet in stand blijven, omdat er bijzondere kosten zijn die komen door bijzondere omstandigheden. Het is niet redelijk om te verwachten dat de kosten betaald kunnen worden uit de bijstandsnorm.
Als de Centrale raad van Beroep voor de eigen bijdrage volgens de Wet op de rechtsbijstand tot deze conclusie komt, gaat dat ook op voor de eigen bijdragen volgens de WMO en de Wlz. In het geval van eigen bijdragen gaat het om kosten die wel noodzakelijk zijn en kan bijzondere bijstand worden gegeven.
Voor de eigen bijdrage is de collectieve zorgverzekering bij Univé met aanvullend pakket Compleet en
Compleet+ een voorliggende voorziening. Ook andere aanvullende verzekeringen bieden een vergoeding. Is er geen aanvullende verzekering op grond waarvan de eigen bijdragen worden vergoed, dan is bijzondere bijstand mogelijk. De aanvrager hoeft van ons geen aanvullende verzekering af te sluiten voor de eigen bijdragen.
De eigen bijdrage kan helemaal worden vergoed, zolang de eigen bijdrage is opgelegd.
Zie bijlage voor voorbeeldberekening bij draagkracht.
Beslissing of eerste nota van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) waarop de eigen bijdrage te zien is.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
5.5 Kosten in verband met gezondheid
Er zijn kosten die te maken hebben met de gezondheid, maar die niet zijn opgenomen in de zorgverzekering. Het kan wel om bijzondere en noodzakelijke kosten gaan die komen door bijzondere omstandigheden. Wij maken hierbij een individuele beoordeling.
Voor de volgende noodzakelijke kosten is vergoeding mogelijk:
5.5.1 Extra kosten maaltijdvoorziening
De extra kosten van de warme maaltijd ten opzichte van de prijzen in de NIBUD-prijzengids.
De brief of nota waaruit blijkt dat er gebruik gemaakt wordt van de maaltijdvoorziening.
Hoogte, duur en betaling bijzondere bijstand
Als de kosten maandelijks hetzelfde zijn, kan de bijzondere bijstand als periodieke bijstand per maand worden betaald, zonder dat er nota’s ingeleverd hoeven te worden. Er wordt dan één keer per jaar onderzoek gedaan naar de noodzaak en hoogte van de kosten. Dit wordt op initiatief van de consulent gedaan. Zolang er niets veranderd hoeft te worden, is een nieuwe beschikking niet nodig.
De bijzondere bijstand wordt om niet gegeven.
De kosten van een medische behandeling bij de pedicure worden vergoed. Er worden maximaal 13 behandelingen per jaar vergoed. De behandeling wordt helemaal vergoed.
Soms wordt pedicure vergoed vanuit de zorgverzekering. In die gevallen is de zorgverzekering voorliggend. In andere gevallen wordt onderzocht of de pedicure in het individuele geval noodzakelijk is. Bewijs
Hoogte en betaling bijzondere bijstand
In dit handboek worden termen gebruikt die niet altijd gebruikelijk zijn in het dagelijks leven. Dit zijn vaak juridische of vaktechnische termen die nodig zijn om te zorgen dat het precies klopt wat in de wet bedoeld wordt. Hieronder worden de belangrijkste termen uitgelegd.
Aflossen is het terugbetalen van een lening of schuld. Soms wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening gegeven, of is er bijvoorbeeld teveel uitbetaald. Dan moet dit terugbetaald worden.
De belanghebbende is de persoon waar de bijstand of bijzondere bijstand voor bedoeld is en voor wie een besluit zal worden genomen of hij/hij de bijstand of bijzondere bijstand krijgt.
Dit is de brief waarin de gemeente bekend maakt wat er is beslist. Het heet ook wel een besluit. Een beschikking is een aan een inwoner gericht officieel en schriftelijk besluit van de gemeente dat rechtsgevolgen heeft. Omdat het rechtgevolgen heeft, kan tegen een beschikking bezwaar worden gemaakt. Als iets geen beschikking is, kan er geen bezwaar gemaakt worden. Tegen een brief of tegen het handboek zelf kan bijvoorbeeld geen bezwaar worden gemaakt. Er staat altijd in de brief of het een besluit is en of er wel of geen bezwaar gemaakt kan worden.
Een beschikking kan gaan over de volgende besluiten:
Dit is het bedrag aan algemene bijstand waarop iemand recht heeft, dus het bijstandsbedrag. Niet iedereen heeft recht op hetzelfde bedrag. Voor een alleenstaande geldt bijvoorbeeld een andere bijstandsnorm dan voor een stel, en voor jongeren onder de 21 jaar geldt bijvoorbeeld een lagere bijstandsnorm.
Draagkracht is een term om te omschrijven hoeveel geld iemand zelf kan missen om bepaalde kosten te betalen. Draagkracht stellen wij vast bij een aanvraag voor bijzondere bijstand. Dit wordt gedaan door het inkomen naast de bijstandsnorm te leggen die voor die persoon in zijn of haar situatie geldt. Zo zien wij of diegene inderdaad te weinig geld heeft om zelf de kosten te kunnen betalen.
Duurzame gebruiksgoederen zijn spullen die nodig zijn in het huishouden, die dagelijks gebruikt worden en lang mee gaan. Denk bijvoorbeeld aan een koelkast of een wasmachine.
Bij de vraag of er recht is op bijzondere bijstand, wordt onder andere gekeken of het inkomen wat iemand heeft, niet te hoog is. Dit is de inkomensgrens. Inkomen boven die grens betekent dat iemand het zelf helemaal of deels kan betalen. De inkomensgrens wordt bepaald aan de hand van de bijstandsnorm die voor iemand zou gelden in zijn of haar situatie. De inkomensgrens is een percentage van die bijstandsnorm. Het verschilt per kostenpost wat de inkomensgrens is.
Dit is de regel dat iemand informatie moet geven die belangrijk kan zijn voor ons om te weten voor de bijstand of bijzondere bijstand. Iets geheim houden kan vervelende gevolgen hebben. Het gaat om alles wat invloed kan hebben op het recht op de (bijzondere) bijstand. Vaak gaat dit over geld. Dit kan ook een verhuizing of samenwoning zijn. Wij raden altijd aan om bij twijfel contact op te nemen.
Is een persoon van 21 jaar of ouder die bij iemand op hetzelfde adres woont, waarmee diegene geen relatie heeft. Met deze persoon kunnen de kosten van het samenleven worden gedeeld.
Kort gezegd betekent de kostendelersnorm dat als iemand de woning deelt met meer volwassenen, de hoogte (de norm) van de algemene bijstand daarop wordt aangepast. Hoe meer personen van 21 jaar of ouder in het huishouden, hoe lager de bijstand. De reden hiervoor is dat als er meer personen in één woning wonen, zij de woonkosten kunnen delen.
Dit zijn de kosten die iemand moet maken om te kunnen leven. Denk bijvoorbeeld aan een dak boven het hoofd, verzekerd zijn, eten en kleding kopen. Ook gas water en licht zijn kosten die belangrijk zijn.
Kwijtschelding betekent dat een schuld of lening niet meer (helemaal) terugbetaald hoeft te worden. Bij een lening voor bijstand of bijzondere bijstand, gebeurt dit na 36 maanden regelmatig aflossen.
Als bijstand of bijzondere bijstand om niet wordt gegeven, dan betekent dit dat het geld niet terugbetaald hoeft te worden. Het hangt van verschillende factoren af of iets om niet wordt gegeven of als lening. Denk aan het type kostenpost en of iemand ervoor had kunnen sparen. Het is dus maatwerk.
Een pro forma nota is een bon of factuur waarop te zien is wat de kosten zullen zijn van iets wat iemand van plan is om te kopen. De kosten zijn dan nog niet echt gemaakt of betaald. Het wordt ook wel een offerte genoemd.
Wij tellen alleen vermogen en inkomen mee waar iemand redelijkerwijs over kan beschikken. Iemand kan over inkomen of vermogen redelijkerwijs beschikken als diegene ook echt gebruik kan maken van dat geld voor de periode waarvoor diegene geld vraagt van de gemeente. Als er bijvoorbeeld beslag ligt op iemands inkomen, dan kan diegene niet bij dat stukje inkomen. Hierover kan dan redelijkerwijs niet worden beschikt.
Als er een voorliggende voorziening is, betekent dit dat de kosten op een andere manier vergoed of betaald kunnen worden. Deze optie moet dan worden gebruikt. Bijstand of bijzondere bijstand is namelijk een laatste redmiddel. Er kan dus alleen bijstand of bijzondere bijstand worden gegeven als er geen andere optie is om de kosten te betalen.
Verhaal is het terugvragen van geld bij iemand die eigenlijk de kosten moet betalen waarvoor de gemeente de kosten heeft betaald aan de bijstandsontvanger. Denk bijvoorbeeld aan alimentatie. Als dit nog niet wordt betaald door de ex, dan wordt het aangevuld door de algemene bijstand zodat de bijstandsontvanger wel het bestaansminimum ontvangt. De gemeente gaat dan dit geld terughalen, dus verhalen, op de ex die eigenlijk dit geld moet betalen aan de bijstandsontvanger. Bij verhaal gaat het dus niet om degene die bijstand ontvangt, maar om een ander.
een vordering is het terugvragen (eisen) van een geldbedrag wat iemand verschuldigd is. Als iemand bijvoorbeeld niet of niet goed een lening terugbetaald, dan wordt er een vordering gemaakt zodat iemand dit alsnog terug gaat betalen.
Verwijtbaar betekent dat iemand iets onzorgvuldig of onrechtmatig heeft gedaan. Ook kan het betekenen dat iemand iets niet heeft gedaan wat hij of zij wel had moeten doen. Bij sommige kostensoorten moet worden nagegaan of de bijzondere bijstand in de vorm van een lening of om niet gegeven kan worden.
Dan wordt gekeken of iemand wel of niet heeft kunnen sparen. Als dit niet het geval is, dan wordt gekeken of dit verwijtbaar was. Is er niet gespaard omdat iemand echt niet heeft kunnen sparen of had dit wel gekund?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-304071.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.