Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Weg:
- •
de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;
- •
De – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken en plantsoenen, speelweiden en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
- •
De voor publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, achter ontsluitingen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimten toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
- •
overige voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, achter ontsluitingen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
- b.
Staanplaats: de dagelijks te ontruimen plaats waar, met behulp van een mobiele inrichting, kraam, tafel of ander voorwerp:
- •
in de uitoefening van de ambulante handel, goederen te koop worden uitgestald of aangeboden, verkocht of verstrekt;
- •
diensten worden aangeboden dan wel verricht;
- •
goederen of waren van het publiek worden aangekocht of in ontvangst genomen;
- •
reclame of propaganda wordt gemaakt ten behoeve van een commercieel, sociaal, liefdadig, cultureel, politiek of folkloristisch doel.
- c.
Vaste staanplaats: een staanplaats die voor één of meer dagdelen, voor maximaal 5 jaar tijd wordt toegewezen, ongeacht een beperking naar de periode van inname over een kalenderjaar.
- d.
Tijdelijke staanplaats: een staanplaats welke voor maximaal 2 maanden per kalenderjaar wordt toegewezen.
- e.
Dagplaats: een staanplaats voor een maximaal 3 achtereenvolgende dagen.
- f.
Staanplaatshouder: de natuurlijke persoon wie door of namens burgemeester en wethouders vergunning is verleend tot het innemen van een vaste staanplaats dan wel de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan een vergunning voor een tijdelijke staanplaats of dagplaats is verleend.
Artikel 2
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg een staanplaats in te nemen.
- 2.
Het is verboden in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg een staanplaats in te nemen.
- 3.
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders een staanplaats wordt ingenomen.
- 4.
Burgemeester en wethouders verlenen geen vergunning voor vaste staanplaatsen ten behoeve van het bakken van frites en andere geringe eetwaren, met uitzondering van oliebollen alsmede aanverwante gebakartikelen en gebakken vis, deze laatste mits deze verkoop plaatsvindt in combinatie met de verkoop van verse vis.
- 5.
Een staanplaats kan aan meer dan één staanplaatshouder worden verleend op niet gelijk vallende dagen of dagdelen.
Artikel 3
- 1.
Vergunningen voor een dagplaats kunnen maximaal worden verleend voor 3 achtereenvolgende dagen;
- 2.
Een vergunning voor een tijdelijke staanplaats wordt slechts voor maximaal 2 achtereenvolgende maanden verleend;
- 3.
Een vergunning voor dagplaats kan per (rechts)persoon slechts voor drie achtereenvolgende dagen worden verleend;
- 4.
Een vergunning voor een vaste staanplaats kan uitsluitend worden verleend aan natuurlijke personen;
- 5.
In de wijk- en dorpscentra (Heyhoef, Paletplein, Westermarkt, Wagnerplein, AaBe Fabriek, Korvelseweg, Besterd, Koningsoord en Udenhout) en de Binnenstad kunnen vergunningen voor dagplaatsen alleen worden verleend indien in dit winkelgebied minimaal 8 dagen geen staanplaatsvergunning voor een dagplaats is verleend in dezelfde branche;
- 6.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te besluiten voor welke branches respectievelijk artikelen vergunning wordt verleend.
Artikel 4
Het verbod ingevolge artikel 2 geldt niet:
- a.
op de plaats die door burgemeester en wethouders is ingesteld voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt;
- b.
bij evenementen als bedoeld in artikel 25 respectievelijk bij collecten als bedoeld in artikel 126 van de Algemene Plaatselijke Verordening;
- c.
ten behoeve van de verkoop van kerstbomen in de periode van 5 tot en met 24 december, mits wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 11;
- d.
ten behoeve van het voeren van politieke campagne gedurende een periode van 6 weken voorafgaande aan enige verkiezing als bedoeld in de Kieswet, zulks echter uitsluitend voor wat betreft de door burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen en tijden;
- e.
ten aanzien van het verspreiden van gedrukte en geschreven stukken mits de oppervlakte maximaal 1 m2 bedraagt en de staanplaats niet wordt ingenomen voor een winkel, een toe- of uitgang van een bedrijf dan wel op een bluswaterwinplaats en overigens de verkeersstromen ter plaatse niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
- f.
ten aanzien van het aanbieden dan wel verkopen van producten voor consumptie die door middel van een automaat, tafel of andere uitstalling van maximaal 3 m2 op eigen terrein worden aangeboden.
Artikel 5
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling van het verbod ingevolge artikel 2 verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden.
Artikel 6
- 1.
Een vergunning kan worden verleend onder voorwaarden. Aan elke vergunning voor een vaste staanplaats wordt tenminste als voorwaarde verbonden dat elke twee jaar wordt een recent bewijs van inschrijving in het Handelsregister overlegd aan het college.
- 2.
Een vergunning voor een vaste staanplaats wordt verleend voor een periode van ten hoogste 5 jaar.
- 3.
In een vergunning worden tenminste vermeld:
- a.
de dagen en tijden waarop de staanplaats mag worden ingenomen;
- b.
de exacte locatie waar de staanplaats mag worden ingericht alsmede de maximale oppervlakte en de afmetingen daarvan;
- c.
voor zover van toepassing de soort(en) goederen die mogen worden uitgestald, verkocht, aangeboden, verstrekt dan wel in ontvangst genomen respectievelijk de diensten die mogen worden aangeboden dan wel verricht;
Artikel 7
- 1.
Een vergunning kan worden geweigerd:
- a.
in het belang van de openbare orde;
- b.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
- c.
in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
- d.
in het belang van verkeersvrijheid of –veiligheid;
- e.
vanwege strijd met een geldend Omgevingsplan;
- f.
indien vanaf de staanplaats reclame wordt gemaakt die in strijd is met het reclamebeleid.
- 2.
Een vergunning kan worden ingetrokken indien:
- a.
de belangen als bedoeld in het eerste lid daartoe aanleiding geven;
- b.
de vergunninghouder handelt in strijd met het bij of krachtens deze verordening bepaalde;
- c.
wanneer bij herhaling is geconstateerd door een toezichthouder dat een staanplaats wordt ingenomen in afwijking van de door burgemeesters en wethouders verleende vergunning.
- 3.
Een vergunning wordt voorts ingetrokken:
- a.
op verzoek van de staanplaatshouder
- b.
bij overlijden van de staanplaatshouder, tenzij binnen 3 maanden door de rechtverkrijgende onder algemene titel is aangegeven dat de staanplaats op diens naam dient te worden overgeschreven en mits wordt voldaan aan alle overige bepalingen ingevolge de Vestigingswetgeving.
- c.
indien, sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van deze vergunning;
- d.
indien gedurende een periode van drie maanden, anders dan wegens overmacht, geen daadwerkelijk gebruik van de vergunning is gemaakt.
- 4.
Een staanplaatsvergunning voor een vergunningplichtige activiteit ingevolge de Omgevingswet wordt niet verleend dan nadat de vereiste vergunning op grond van die wet is afgegeven.
Artikel 8
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen staanplaatsvrije zones aanwijzen.
- 2.
In het besluit tot aanwijzing van staanplaatsvrije zones kan bepaald worden dat dit slechts geldt voor een beperkt aantal branches.
- 3.
Vergunningen voor staanplaatsen die reeds worden ingenomen vóór aanwijzing van een bepaald gebied als staanplaatsvrije zone, blijven onverminderd het bepaalde in artikel 7 van kracht, met dien verstande dat een overschrijving als bedoeld in het derde lid onder b niet kan plaatsvinden.
Artikel 9
Een vaste staanplaats dient persoonlijk door de staanplaatshouder of een van andere personen die vermeld worden op de vergunning te worden ingenomen. Op een vergunning kunnen maximaal 3 andere personen worden bijgeschreven.
Artikel 10
- 1.
Een staanplaats dient te worden ontruimd uiterlijk een half uur nadat de verkoopactiviteiten dienen te worden dan wel zijn beëindigd.
- 2.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders onder nader te stellen voorwaarden vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1.
- 3.
De staanplaats alsmede de directe omgeving daarvan dient bij ontruiming veegschoon te worden achtergelaten.
Artikel 11
- 1.
De vrijstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder c is slechts van toepassing indien:
- a.
Tenminste veertien dagen voor inname van een staanplaats daarvan schriftelijk melding is gemaakt middels het daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier via de website van de gemeente Tilburg;
- b.
de staanplaats, indien en voor zover deze is gelegen op de openbare weg, geen grotere oppervlakte zal beslaan dan 25 m2.
- 2.
Van elke melding wordt een bewijs van kennisgeving verstrekt, welk bewijs steeds bij de staanplaats aanwezig dient te zijn en op eerste aanzegging van een controlerend ambtenaar ter inzage moet worden gegeven;
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen een verbod tot inname van een voorgenomen staanplaats als bedoeld in het eerste lid uitvaardigen indien de vrees bestaat dat het daadwerkelijk innemen van die staanplaats zal leiden tot verstoring van de openbare orde, rust of veiligheid.
Artikel 12
Een aanvraag ter verkrijging van een vergunning als bedoeld in artikel 2 dient te geschieden via de website van de gemeente Tilburg.
Artikel 13
Overtreding van de artikelen en de bij of krachtens deze artikelen gegeven voorwaarden en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht.
Artikel 14
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij het besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.
Artikel 15
- 1.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag nadat zij is bekend gemaakt.
- 2.
Met ingang van die dag vervalt de Staanplaatsenverordening 1997.
- 3.
Vergunningen en vrijstellingen verleend krachtens de in het tweede lid genoemde verordening dan wel uitvoeringsbesluiten gebaseerd op de in het tweede lid genoemde verordening worden geacht te zijn verleend casu quo genomen op grond van deze verordening.
Artikel 16
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Staanplaatsverordening 2024’.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Vergunningen voor vaste staanplaatsen worden gebruikelijk verleend aan natuurlijke personen om te voorkomen dat vergunningen voor een staanplaats kunnen verhandeld. Dit risico op doorverkoop is er niet bij vergunningen voor een staanplaats voor een periode van maximaal 2 maanden. Daarom kunnen rechtspersonen wel vergunningen voor een dagplaats of tijdelijke staanplaats aanvragen.
Artikel 3
In de voorgaande verordening was de mogelijkheid opgenomen om staanplaatsvrije zones in te stellen. In 2019 heeft het college deze zones beëindigd. Daarbij is opgenomen dat in de voormalige staanplaatsvrije zones (Heyhoef, Paletplein, Westermarkt, Wagnerplein en Binnenstad) vergunningen kunnen worden verleend onder de volgende voorwaarden
- •
vergunningen worden slechts verleend voor korte perioden (maximaal 3 dagen).
- •
er wordt een periode van minimaal 8 dagen gehanteerd voor het innemen van staanplaatsen met eenzelfde aanbod op dezelfde plaats in het winkelgebied.
Met de aanpassing van dit artikel gaan deze voorwaarden ook gelden in de andere wijk- en dorpscentra.
Artikel 4
In dit artikel worden de uitzonderingen benoemd waarvoor geen vergunning nodig is voor het innemen van een staanplaats.
Voor het innemen van een staanplaats voor de verkoop van kerstbomen worden in artikel 11 nadere voorwaarden omschreven. Belangrijk hierbij is dat er vooraf een melding moet worden gedaan en dat de oppervlakte maximaal 25 m2 mag bedragen.
Met het bepaalde onder a. wordt tevens toegestaan dat het aanbieden of verkopen van producten uit de land- of tuinbouw, eigen tuin en dergelijke zonder vergunning kan plaatsvinden. Met deze bepaling willen we de aantrekkelijkheid van met name het buitengebied voor recreatief gebruik vergroten en bedrijven en bewoners de mogelijkheid bieden hun producten op een laagdrempelige manier aan te bieden aan consumenten. Bij het beoogde aanbod kan worden gedacht aan de verkoop van aardbeien of ander fruit, worstenbroodjes uit het eigen productie of kaas van eigen boerderij. Als de omvang kleiner is dan een marktkraam (vandaar het maximum van 3 m2) en op eigen terrein plaatsvindt is de impact op de omgeving dusdanig beperkt dat hiervoor geen vergunning noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 7
In dit artikel worden de toetsingscriteria beschreven. Voor het innemen van een staanplaats is het belangrijk dat deze geen hinder of overlast oplevert. Ook moet het uiterlijk van de omgeving worden beschermd. Er zal in ieder geval in de volgende gevallen een ‘welstandstoets’ plaatsvinden als:
- •
het uiterlijk van het verkoopmedium daartoe aanleiding geeft (felle kleuren, afwijkende maatvoering of aanstootgevende afbeeldingen);
- •
de staanplaats wordt ingenomen nabij een gemeentelijk of rijksmonument;
- •
de staanplaats is gelegen in of nabij een gemeentelijk- of rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht;
- •
de staanplaats is gelegen in een gebied waarvoor hoge eisen aan de omgevingskwaliteit worden gesteld, zoals Spoorzone, Piushaven en de stadsparken.
Artikel 8
In het raadsvoorstel wordt toegelicht dat artikel 8 zou komen te vervallen met het aannemen van dit stuk. Met het aannemen van een amendement is dit artikel behouden. Op grond van de dit artikel heeft het college de mogelijkheid staanplaatsvrije zones aan te wijzen. Daarbij moet rekening gehouden worden met o.a. de Europese Dienstenrichtlijn.
Artikel 9
Vergunningen voor vaste staanplaatsen worden alleen verleend aan natuurlijke personen. Wel is het voor ondernemers soms wenselijk zich te laten vervangen. We nemen daarom de mogelijkheid op om meerdere personen op de vergunning te benoemen. Bij de staanplaats moet tenminste een persoon zoals genoemd op de vergunning aanwezig zijn.
Eventuele andere medewerkers op de staanplaats hoeven niet op de vergunning te worden vermeld, dit gebeurt bijvoorbeeld bij grotere staanplaatsen zoals een vis- of oliebollenkraam, maar er moet wel een van de op de vergunning vermelde personen aanwezig zijn.
Artikel 10
Uitgangspunt voor staanplaatsen is dat deze tijdelijk zijn en dat deze mobiel zijn. Ook staanplaatsen die dag na dag op dezelfde plaats staan dienen na staken van de activiteiten opgeruimd te worden. Oliebollenkramen worden vaak niet verplaatst, vanwege de omvang en het gebruikte vet. Op grond van lid 2 kan vrijstelling verleend worden van de verplichting de staanplaats op te ruimen. Naast een oliebollenkraam wordt deze mogelijkheid ook vaak gebruikt voor staanplaatsen voor bevolkingsonderzoek.
Als een staanplaats langer dan 30 dagen wordt ingenomen dan is naast een staanplaatsvergunning eveneens een Omgevingsvergunning noodzakelijk. Deze wordt getoetst aan de daarvoor geldende voorwaarden. Dit betekent dat het niet altijd mogelijk is om een staanplaats in te nemen die niet dagelijks ontruimd hoeft te worden.
Artikel 11 en 12
Vergunningen voor een staanplaats kunnen worden aangevraagd via de website van de gemeente. De link hiervoor is: https://www.tilburg.nl/ondernemers/horeca-en-verkoop/staanplaats/.