Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over de ambtsinstructie Leerplicht en RMC Instructie voor Leerplicht/RMC van de Gemeente Amsterdam

Het College van Burgemeester en Wethouders,

 

Gelet op:

  • -

    artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969 en de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn en de verplichte melding ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten en het monitoren van jongeren in een kwetsbare positie;

  • -

    artikel 17 van de Leerplichtwet 1969 betreffende het aangaan van een gemeenschappelijke regeling betreffende het toezicht op naleving van de Leerplichtwet;

Overwegende:

  • -

    dat het wenselijk is om de samenhang tussen het toezicht op de naleving van de leerplicht

  • -

    en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in de instructie vast te leggen alsmede om de bestaande instructie voor de leerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten aan te passen;

Besluiten:

  • -

    de instructie voor Leerplicht/RMC vast te stellen als volgt:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    de wet: de Leerplichtwet 1969;

  • 2.

    de RMC-wetgeving: besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten en Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten 2020-2024 (en diens eventuele rechtsopvolger(s));

  • 3.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • 4.

    team Leerplicht: medewerkers die werken in het team Leerplicht: (senior) adviseur kwaliteit, (senior) adviseur kennis en informatie, (senior) leerplichtambtenaar, administratief medewerker, medewerker ondersteuning en leerplicht assistent;

  • 5.

    leerplichtambtenaar: de ambtenaar, door burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd; ofwel de ambtenaar die door de voorzitter van het bestuur benoemd is als ambtenaar die belast is met de werkzaamheden die voortvloeien uit de RMC wetgeving;

  • 6.

    medewerker ondersteuning: de ambtenaar die belast is met de ondersteuning van de leerplichtambtenaar;

  • 7.

    administratief medewerker: de ambtenaar die onder andere belast is met het verrichten van de leerlingenadministratie en controle;

  • 8.

    leerplichtassistent: de ambtenaar die belast is met ondersteuning van de leerplichtambtenaar, onder andere door het verrichten van deurbezoeken en op-tijd-kom-acties;

  • 9.

    ouders/verzorgers: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen;

  • 10.

    de jongere: een persoon in de leeftijd van 5 tot 18 jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is, of een persoon in de leeftijd van 18 tot 23 jaar die een startkwalificatie dient te halen;

  • 11.

    directeur: in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast, dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet als bedoeld in artikel 8.20 en 8.21 Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 47a en 47b Wet op de Expertisecentra (WEC) en artikel 8.1.8. en 8.1.8a Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB);

  • 12.

    Regio RMC: regio Agglomeratie Amsterdam;

  • 13.

    RMC: ook bekend als Doorstroompunt;

  • 14.

    ERISA: Educatie, Registratie en informatie Systeem Amsterdam

  • 15.

    Samenwerkingsverband het Samenwerkingsverband werkt samen met het PO/VO: Amsterdamse primair en voorgezet onderwijs aan goed onderwijs voor elke leerling. Met een plek op een school waar leerlingen het beste tot hun recht komen. En met daarbij de ondersteuning die hij of zij nodig heeft;

  • 16.

    GGD: de GGD Amsterdam is de gezondheidsdienst van de gemeente Amsterdam en vergaart kennis over de gezondheid en het zorggebruik van Amsterdammers;

  • 17.

    OKT/OKA: Ouder- en Kindteams;

  • 18.

    AVG: de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • 19.

    BRP: de Basisregistratie Personen;

  • 20.

    Wpg: de Wet politiegegevens;

  • 21.

    SVB: de Sociale Verzekeringsbank;

  • 22.

    MDO: het Multi Disciplinair Overleg;

  • 23.

    ZAT: het Zorgadvies Team;

  • 24.

    MAS: Methodische Aanpak Schoolverzuim;

  • 25.

    RV werkinstructie 18-: de werkinstructie ten behoeve van het afhandelen van relatief verzuim 18-;

  • 26.

    Halt: het Alternatief, bedoeld als kortlopende interventie om jeugdcriminaliteit te voorkomen, te bestrijden en te bestraffen;

  • 27.

    overstapdashboard: een digitale tool die specifiek is ontworpen om de transitie van leerlingen van het voortgezet onderwijs (vo) naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in kaart te brengen en te ondersteunen. Deze tool maakt het mogelijk voor scholen, leerlingen en leerplichtambtenaren om essentiële informatie uit te wisselen en te volgen, gericht op het realiseren van een naadloze en goed onderbouwde overgang voor elke betrokken leerling;

  • 28.

    AcVZ: Actiecentrum Veiligheid en Zorg is een samenwerkingsverband waarin de gemeente met netwerkpartners uit het strafrecht, de zorg en het sociaal domein samenwerkt aan complexe casussen waarbij crimineel gedrag speelt en zorgen zijn op meerdere leefgebieden. De Top1000-aanpak is een programma van het AcVZ;

  • 29.

    aandachtsfunctionaris de aandachtsfunctionaris heeft een belangrijke rol bij de meldcode huiselijk geweld: implementatie van de meldcode in de organisatie, bewaakt de interne procedure van de instelling m.b.t. huiselijk geweld en kindermishandeling en zorgt voor een kwalitatief goed verlopende procedure bij een vermoeden van kindermishandeling;

  • 30.

    Jongerenpunt: medewerkers die werken bij afdeling Werk & Inkomen van de gemeente om jongeren in de leeftijd van 16-27 jaar te helpen met vraagstukken rond inkomen en/of onderwijs;

  • 31.

    Jongerenadviseur: ambtenaar die door bestuur is aangesteld om uitvoering te geven aan de Participatiewet en benoemd is als ambtenaar belast met de werkzaamheden die voortvloeien uit de RMC wetgeving;

  • 32.

    Inlichtingenbureau: Stichting Inlichtingenbureau is informatieknooppunt voor gemeenten. Het ondersteunt afnemers bij de uitvoering van overheidstaken op vijf verschillende beleidsterreinen: Werk en Inkomen, Onderwijs, Belastingen, Wmo en Jeugdzorg en Schuldhulpverlening en Beslaglegging;

  • 33.

    SUWI: De Gemeenschappelijke elektronische Voorziening Suwi (GeVS, ook wel Suwinet genoemd) is een elektronische infrastructuur die is ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de Suwi-ketenpartijen (UWV, SVB en gemeenten) gegevens met elkaar kunnen uitwisselen voor de uitoefening van hun wettelijke taak;

  • 34.

    Rapportage Portaal Sociaal: Het beveiligde rapportagesysteem van de gemeente Amsterdam.

Artikel 2. Preventie

  • 1.

    Het team Leerplicht draagt er zorg voor dat in een zo vroeg mogelijk stadium door middel van voorlichting via het internet, in schoolgidsen, brochures en beantwoording van telefonische vragen proactief informatie wordt verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken ketenpartners.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar controleert actief bij de jongeren die het vmbo hebben verlaten (geslaagd) of zij zich al hebben aangemeld/ingeschreven voor een vervolgopleiding. De leerplichtambtenaar vervult hier een regierol met als doel dat de betreffende jongere zich op tijd inschrijft voor een vervolgopleiding. Indien er sprake is van een mbo-opleiding gebruiken we in Amsterdam daarbij het overstapdashboard.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar draagt zorg voor de samenwerking met de scholen door middel van een start- en eindgesprek. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en de afspraken over het melden en vervolgen van verzuim en er wordt een toelichting gegeven op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar, gewijzigde wetgeving etc.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat (preventieve) afstemming en deelname aan overleggen met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties, Zorg- en adviesteams (ZAT), OKT/OKA en Buurtteams. Ketenpartners bespreken jongeren met een complexe problematiek met toestemming van ouders of jongere zelf vanaf 16 jaar. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld aan de betrokkenen.

  • 5.

    Het AcVZ informeert team Leerplicht over de nieuwe jongeren die in de Top1000-aanpak zitten. Aan elke jongere van 12-23 jaar uit de top-1000 aanpak wordt een leerplichtambtenaar gekoppeld. Er is sprake van een onderverdeling, namelijk:

    • -

      18- (jonger dan 18 jaar): wordt gekoppeld aan een leerplichtambtenaar;

    • -

      18+ (18 - 23 jaar): wordt gekoppeld aan de reguliere schoolgebonden leerplichtambtenaar van de school van de jongeren.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de voor hem geldende afspraken uit het (regionale) convenant betreffende de verwijsindex risicojongeren via MULTIsignaal worden nageleefd.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar handelt zo veel mogelijk conform de MAS en routekaart RMC. Indien dit niet mogelijk is, legt de leerplichtambtenaar in het dossier van de desbetreffende jongere uit waarom er een andere aanpak is gehanteerd. Het principe is “pas toe of leg uit”.

Artikel 3. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling)

 

  • 1.

    Team Leerplicht beschikt voor de leerlingenadministratie over het registratiesysteem ERISA. Door middel van dit systeem ontvangen de medewerkers Leerplicht meldingen en houden zij de leerling-dossiers van alle jongeren in de leeftijd van 4 tot 23 jaar bij.

  • 2.

    In ERISA zijn de persoonsgegevens opgenomen van alle, in de gemeentelijke BRP opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot 23 jaar . De bewaartermijn van de persoonsgegevens is conform de selectielijsten van de Archiefwet, de AVG en de Wpg. Indien er geen bewaartermijn is aangegeven, stelt de gemeente zelf een redelijke bewaartermijn.

  • 3.

    De mutaties in de BRP met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden ten minste wekelijks en zo mogelijk dagelijks in de leerlingenadministratie verwerkt.

  • 4.

    De administratief medewerker controleert of de mutaties van de verschillende scholen met betrekking tot in- en uitschrijvingen van jongeren binnengekomen zijn. De leerplichtambtenaar onderneemt actie naar directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.

  • 5.

    Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan roept de leerplichtambtenaar, in overleg met zijn manager, de directeur op voor een gesprek en houdt hiervan een dossier bij.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan het verwijtbaar in gebreke blijven van de directeur na overleg met zijn manager signaleren bij de Inspectie voor het Onderwijs, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding, dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 7.

    De administratief medewerker controleert aan het begin van het schooljaar en daarna wekelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim wordt door de leerplichtambtenaar een brief verstuurd aan de ouders/verzorgers en wordt er contact opgenomen met de school waar de leerling voor het laatst ingeschreven is. In de brief aan ouders/verzorgers is aangegeven dat binnen 10 werkdagen gereageerd dient te worden. Zie artikel 8.

  • 8.

    Tegenover een bericht van uitschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de uitschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven, wordt schriftelijk of telefonisch contact gezocht met de ouders/verzorgers van de jongere.

  • 9.

    Bij verhuizing buiten de regio worden de schoolhistorische gegevens gezonden naar de nieuwe woongemeente.

Artikel 4. Leerlingdossier

  • 1.

    In het registratiesysteem ERISA wordt automatisch een leerlingdossier aangemaakt over een jongere. Hierin worden de volgende gegevens opgenomen:

    • a.

      burgerservicenummer, j-nummer, onderwijsnummer of administratienummer;

    • b.

      voornamen en achternaam;

    • c.

      geslacht;

    • d.

      geboortedatum en -plaats;

    • e.

      nationaliteit;

    • f.

      naam, voornamen, voorletters, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers; school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

  • 2.

    In het leerlingdossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op als de leerplichtambtenaar telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:

    • a.

      (vermoeden van) absoluut verzuim; en/of

    • b.

      (vermoeden van) relatief verzuim, overig verzuim; en/of

    • c.

      (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten; en/of

    • d.

      vervangende leerplicht; en/of

    • e.

      vrijstelling van inschrijving; en/of

    • f.

      vrijstelling van schoolbezoek; en/of

    • g.

      een situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg (ZAT) indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim; en/of

    • h.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties

    • i.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • j.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • k.

      melding(en) van het verzuim geleverd door DUO in Register Onderwijsdeelnemers (ROD);

    • l.

      een actueel en volledig verzuimoverzicht en aanvullende informatie van school of onderwijsinstelling (een verzuimoverzicht wordt alleen opgeslagen in ERISA als er een proces-verbaal wordt opgemaakt);

    • m.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • n.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim;

    • o.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim;

    • p.

      aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim;

    • q.

      afschrift van de melding aan de SVB;

    • r.

      afschrift van de Halt-verwijzing;

    • s.

      afschrift van proces-verbaal van de jongere;

    • t.

      eventueel behaalde diploma’s;

    • u.

      persoonlijke omstandigheden die voor het halen van een startkwalificatie meegewogen moeten worden indien er sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar verwerkt en verstrekt slechts gegevens uit het leerlingdossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de AVG en de Wpg. Op het moment dat er sprake is van een vermoedelijke overtreding van de Leerplichtwet geldt de Wpg.

Artikel 5. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

(Artikel 14, derde lid Leerplichtwet)

 

  • 1.

    De ouders doen in eerste instantie, met een door de directeur verstrekt formulier, een beroep op vrijstelling bij de directeur van de school. De directeur neemt het formulier in als het een aanvraag is die niet meer dan 10 dagen betreft en het op grond van de wet geldende maximum van 10 dagen per schooljaar niet wordt overschreden. In dit geval beslist de directeur. Als de verlofaanvraag meer dan 10 dagen betreft of het op grond van de wet geldende maximum van 10 dagen per schooljaar wordt overschreden, stuurt de directeur de aanvraag aan de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag direct aan de ouders en vermeldt in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen de leerplichtambtenaar een besluit zal nemen. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school gezonden. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de leerplichtambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de ouders mee en wijst hij de ouders op de mogelijkheid dat de ouders de wet overtreden als de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar geeft de ouders een termijn van ten minste een week en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de zienswijze van de ouders bij een voorgenomen beslissing die geheel of gedeeltelijk van de aanvraag afwijkt, schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar kan de jongere en/of de ouders in de gelegenheid stellen zijn/hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar kan bepalen op welke plaats aan de directeur, de ouders of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem kenbaar te maken.

  • 7.

    De leerplichtambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerlingdossier.

  • 8.

    Bij de beoordeling van een aanvraag controleert de leerplichtambtenaar of er sprake is van omstandigheden die buiten de wil of invloedsfeer van de ouder of de jongere zijn gelegen, zoals familieomstandigheden, medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een afschrift van de brief aan de ouders wordt aan de betreffende directeur van de school of instelling gezonden.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar de beslissing op de aanvraag mee.

  • 10.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren van de betrokken scholen en/of instelling(en) gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

  • 11.

    Indien er een bezwaarschrift op een besluit als bedoeld in lid 8 wordt ingediend, dan laat de leerplichtambtenaar zich adviseren door de gemeentelijke commissie voor bezwaarschriften.

Artikel 6. Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet)

 

  • 1.

    Jongeren die onderwijs volgen aan het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en jongeren die onderwijs volgen aan het niet-bekostigd onderwijs worden in ERISA gemeld via DUO in het Register Onderwijsdeelnemers.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt de stappen in de relatief verzuim werkinstructie 18-. Hij maakt na ontvangst van een melding een eerste beoordeling van de melding voor hij contact opneemt met de leerling/ouders. Op basis van deze beoordeling besluit de leerplichtambtenaar welke actie hij gaat ondernemen. Zie lid 3 voor de stappen.

  • 3.

    Indien er een vermoeden is van ongeoorloofd verzuim en het gaat om een eerste melding van een jongere van 12 jaar of ouder, kan de melding worden afgesloten met een kennisgevingsbrief. Bij vermoeden van ongeoorloofd verzuim voert de leerplichtambtenaar een gesprek met de ouders/leerling. De leerplichtambtenaar stuurt de leerling/ouders binnen drie werkdagen schriftelijk een uitnodiging voor een gesprek. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar kan een deurbezoek aanvraag doen bij de leerplichtassistent wanneer hij dat nodig acht. In dat geval legt de leerplichtassistent een deurbezoek af. In complexe situaties kan de leerplichtambtenaar ervoor kiezen om met een leerplichtambtenaar of leerplichtassistent op huisbezoek te gaan. De leerplichtambtenaar stelt de medewerker planning van team ondersteuning en assistentie in kennis.

  • 5.

    In het verzuimgesprek worden afspraken gemaakt om het verzuim te beëindigen en wordt informatie verstrekt over de procedures en eventuele consequenties. De leerplichtambtenaar maakt een verslag van dit gesprek. Dit gespreksverslag wordt opgenomen in het leerlingdossier. De leerplichtambtenaar bevestigt de afspraken in een waarschuwingsbrief en stuurt dit naar de ouders/leerling (en een kopie naar school). Deze brief wordt vastgelegd in het leerlingdossier.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere en betrokken organisaties om de ongeoorloofde verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 7.

    Blijkt uit het onderzoek, als bedoeld in het derde lid, dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de SVB zoals omschreven staat in artikel 19 van deze instructie. Als de leerplichtambtenaar van plan is om een melding bij de SVB te doen, dan roept hij ouders en jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek, waarbij hij betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij van plan is een melding te doen bij de SVB.

  • 8.

    Blijkt uit het onderzoek, als bedoeld in het derde lid, dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de jongere die tevens voldoet aan de criteria voor verwijzing naar Halt, dan kan leerplichtambtenaar besluiten tot een Halt-verwijzing voor een interventie schoolverzuim. Indien de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar besloten heeft over te gaan tot Halt-verwijzing, dan roept hij ouders en jongere vanaf 12 jaar op voor een gesprek, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders (voor de jongere tot 16 jaar) en jongere om door te verwijzen naar Halt. De leerplichtambtenaar stelt met behulp van een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De jongere ondertekent de Haltverwijzing en geeft daarmee zijn toestemming. Aan de jongere en ouders wordt een brief gestuurd met verwijzing naar Halt. In deze brief staan ook de consequenties bij het niet nakomen van de afspraken beschreven. De leerplichtambtenaar stuurt de Halt-verwijzing naar Halt en licht de school in over de verwijzing en over de afloop van de Halt-interventie.

  • 9.

    Bij een negatieve afdoening van de Halt-interventie maakt de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitgewoon opsporingsambtenaar een proces-verbaal op, nadat er overleg is geweest met het Openbaar Ministerie.

  • 10.

    Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van een vrijstelling en hulpverlening is niet voorliggend en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en komt deze jongere niet meer in aanmerking voor een verwijzing naar Halt, dan maakt de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een verhoor, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de SVB kan gelijktijdig, maar ook volgend op elkaar plaatsvinden.

  • 11.

    De leerplichtambtenaar is bevoegd, conform de MAS, het (laten) opmaken van proces verbaal achterwege te laten en de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing te geven indien sprake is van:

    • a.

      verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen van een overtreding; en,

    • b.

      een eerste overtreding waarbij sprake is van zorg; en,

    • c.

      verzuim van lichte aard (overig verzuim volgens DUO), namelijk korter dan 16 uur binnen 4 aaneengesloten weken.

  • 12.

    De leerplichtambtenaar zorgt voor terugkoppeling in het ZAT van de school of binnen het MDO van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere, voor zover deze bekend zijn bij hem en alleen wanneer de jongere al in het ZAT/MDO besproken is.

  • 13.

    De leerplichtambtenaar sluit de melding af via het verzuimloket van de DUO.

  • 14.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar, na overleg met zijn manager, een signaal afgeven bij de Inspectie van het Onderwijs.

  • 15.

    De leerplichtambtenaar kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van aanwezigheid en rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op het verminderen van verzuim.

Artikel 7. Verzuim 18 plus jongeren

(artikelen 8.20 WVO 2020, 47b Wec en 8.1.8a Web)

 

  • 1.

    Is een jongere zonder startkwalificatie tussen 18 en 23 jaar minstens 4 aaneengesloten schoolweken (28 kalenderdagen) continu afwezig , dan moet hij/zij door de opleiding/school aan DUO gemeld worden. Eerder melden mag, maar is geen wettelijke verplichting voor de opleiding/school. Team Leerplicht heeft met de mbo-instellingen afgesproken dat verzuim ook eerder kan worden gemeld als er sprake is van risico op voortijdig schoolverlaten. De school/instelling bepaalt in samenwerking met de leerplichtambtenaar of sprake is van risico op voortijdig schoolverlaten.

  • 2.

    De melding van de school moet te allen tijde zijn voorzien van voldoende informatie over de al ingezette acties en informatie over de bij de school/instelling bekende reden van afwezigheid.

  • 3.

    Indien de school/instelling eerder dan 4 weken een melding heeft gedaan van verzuim en die melding is niet voorzien van achtergrondinformatie, over de school gedane acties en de reden van de melding, dan kan de leerplichtambtenaar besluiten deze melding gecorrigeerd af te sluiten en daar geen actie op te ondernemen. In geval van wettelijke melding wordt een melding nooit gecorrigeerd afgesloten.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar nodigt de jongere uit voor een gesprek. In het gesprek probeert de leerplichtambtenaar duidelijk te krijgen wat de reden van het verzuim is en wat de jongere nodig heeft om het verzuim te doen eindigen.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar bespreekt met de jongere op welke wijze het verzuim geëindigd kan worden en maakt zo nodig samen met de school/opleiding en jongere een plan van aanpak.

Artikel 8. Absoluut verzuim van leerplichtigen en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2, lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet)

 

  • 1.

    Indien blijkt dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling op een school of onderwijsinstelling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoekt de leerplichtambtenaar onverwijld, doch ten hoogste binnen 10 kalenderdagen, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt (zie ook artikel 3 lid 7).

  • 2.

    Indien niet is gebleken dat er sprake is van een administratieve onvolkomenheid, zoekt de leerplichtambtenaar onverwijld, doch ten hoogste binnen 7 kalenderdagen, contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. Ouders kunnen worden uitgenodigd om op gesprek te komen. Indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt de leerplichtambtenaar tevens contact met de jongere zelf.

  • 3.

    Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om de jongere in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, wordt binnen 7 kalenderdagen gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het dossier. Is het advies niet opgevolgd dan volgt in principe een proces-verbaal (alleen bij 16+ SVB).

  • 4.

    Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

Artikel 9. Kennisgeving in- en uitschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)

(artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 8.21 tot en met 8.25 WVO 2020, artikel 47a en 147 WEC of artikel 8.1.8 en 8.3.2 WEB)

 

  • 1.

    De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling en de kennisgevingen van uitschrijving worden door de administratief medewerker ontvangen. Er wordt automatisch in ERISA een leerlingdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd aan het reeds aanwezige leerlingdossier. Artikel 6, leden 3 tot en met 13, van deze instructie zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Zodra de leerplichtambtenaar kennis neemt van verwijdering of van absoluut verzuim van een jongere die niet volgens de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan nodigt de leerplichtambtenaar, na overleg met zijn manager, de directeur uit voor een gesprek en maakt hij een dossier van bevindingen op en een gespreksverslag. Het gespreksverslag wordt gedeeld met de directeur. De leerplichtambtenaar beslist na overleg met de manager of het dossier ter signalering aan de Inspectie van het onderwijs wordt gestuurd (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet), dan wel een bericht van zijn bevindingen wordt gestuurd aan de inspecteur van de desbetreffende school of instelling (bij het niet nakomen van de verplichtingen in artikel 8.21 WVO 2020, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB).

  • 3.

    De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de leerplichtambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat.

Artikel 9a. Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het volgen van jongeren in een kwetsbare positie

(artikel 8.22 WVO 2020, artikel 147 WEC, artikel 8.3.2, tweede lid, WEB)

Sinds 1 januari 2017 heeft het college de taak om de doelgroep jongeren in een kwetsbare positie te volgen. Deze taak is bij het RMC belegd. Per 1 januari 2019 is deze taak wettelijk verankerd.

De RMC regio’s hebben samen met partners de verantwoordelijkheid om een sluitend vangnet te bieden voor jongeren in een kwetsbare positie met als doel maatschappelijke uitval te voorkomen. De rol is het monitoren (in beeld hebben en houden) van deze jongeren en de juiste partijen betrekken bij het begeleiden van deze jongeren naar school, arbeid of (tijdelijke) zorg. Om dit te doen wordt jaarlijks van DUO een gegevens set ontvangen van jongeren die een kwetsbare overstap maken (pro-vso naar vervolgonderwijs en/of arbeid, vmbo-b jongeren die overstap maken naar het mbo, overstappers mbo entree naar niveau 2 en/of arbeid).

 

Proces Jongeren in een Kwetsbare Positie (JIKP)

  • 1.

    De functioneel beheerder van ERISA haalt bij DUO de startset op van jongeren in een kwetsbare positie.

  • 2.

    Dit bestand wordt verwerkt in Rapportage Portaal Sociaal wordt toegevoegd aan het rapport JIKP. Dit rapport wordt gebruikt voor rapportage-doeleinden.

  • 3.

    JIKP’ers (zowel 18- als 18+) worden conform het reguliere absoluut verzuim en relatief verzuim proces gemonitord en begeleid (zie ook artikelen 6, 7 en 8 van deze ambtsinstructie) . Daarnaast worden via het overstapdashboard de pro/vso/vmbo-b jongeren gemonitord in hun overstap naar het mbo en komt de leerplichtambtenaar proactief in actie wanneer nodig.

 

Proces (Regionale) Gegevensleveringen VSV en verrijking Inlichtingenbureau

  • 1.

    Vanuit ERISA wordt maandelijks een overzicht van alle voortijdig schoolverlaters van de RMC regio naar het Inlichtingenbureau gestuurd. Deze lijst met voortijdig schoolverlaters wordt verrijkt met inkomensgegevens (SUWI) van de jongeren om jongeren zonder schoolinschrijving te kunnen begeleiden richting onderwijs en/of werk.

  • 2.

    De verrijkte lijsten worden digitaal op een veilige wijze gestuurd aan de regiogemeenten (Purmerend, Amstelveen, Haarlemmermeer, Diemen en Zaanstad) zodat zij de jongeren woonachtig in hun gemeenten kunnen begeleiden.

  • 3.

    De informatie wordt tevens verwerkt in ERISA.

  • 4.

    De data in de RMC-gegevensbestanden worden verwerkt in ERISA om de status van een jongere te kunnen bepalen zoals in- en uitschrijvingen, behaalde startkwalificatie, wel/geen schoolloopbaan.

  • 5.

    De informatie van de RMC regio wordt alleen gebruikt voor (wettelijke) rapportagedoeleinden.

  • 6.

    Informatie over JIKP’ers wordt ingelezen in het Rapportage Portaal Sociaal.

Werkproces bij voortijdig schoolverlaten (ook JIKP)- bovenleerplichtigen

  • 1.

    Zodra een jongere (JIKP of VSV) is uitgeschreven van een school of instelling en geen startkwalificatie heeft, komt de jongere als voortijdig schoolverlater in ERISA.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar doet vervolgens onderzoek naar de reden van het voortijdig schoolverlaten en raadpleegt informatie in ERISA en ontvangt informatie van school en/of Jongerenpunt, indien de jongere daar bekend is.

  • 3.

    Is er geen sprake van een inkomen van de jongere, dan controleert de leerplichtambtenaar of de jongere een dagbesteding (WMO) heeft. Het wel of niet hebben van een dagbesteding wordt vastgelegd in het ERISA .

  • 4.

    Is er sprake van inkomen uit werk en/of uitkering, dan worden deze gegevens vastgelegd in ERISA.

  • 5.

    Indien na onderzoek blijkt dat de jongere wacht op instroom van een nieuwe opleiding, dan blijft het dossier bij de leerplichtambtenaar in behandeling en monitort de leerplichtambtenaar de toekomstige inschrijving. Indien naar inschatting van de leerplichtambtenaar de jongere geholpen kan worden door het Jongerenpunt (voortijdig schoolverlater heeft geen (zicht op) vervolgonderwijs, inkomen en geen dagbesteding) draagt de leerplichtambtenaar het dossier over aan het Jongerenpunt met als doel om de jongere weer terug naar onderwijs dan wel werk te begeleiden.

  • 6.

    Indien een jongere actief door de leerplichtambtenaar wordt begeleid, kunnen de volgende acties worden ingezet:

    • A.

      Deurbezoek door de leerplichtassistent met het verzoek aan de jongere om contact met de leerplichtambtenaar op te nemen;

    • B.

      Telefonisch contact met de leerplichtambtenaar/jongerenadviseur;

    • C.

      Via ketenpartner jongere benaderen;

    • D.

      Bericht aan jongere.

Artikel 10. Vervangende leerplicht

(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet)

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet.

  • 2.

    Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs (artikel 3b) binnen 10 werkdagen worden gevoerd.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar ziet er op toe dat de onderwijsinstelling het onderwijs- en begeleidingsprogramma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere uitlegt en er voor zorgt voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar zorgt voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 11. Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

(artikel 4a en 15 Leerplichtwet)

 

  • 1.

    De leerplichtambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat leerplichtambtenaar acht op de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en op de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs;

  • Indien nodig neemt de leerplichtambtenaar voorwaarden op bij zijn besluit.

  • 3.

    Indien een 17-jarige in dienst wil treden bij defensie, levert hij/zij aan de leerplichtambtenaar een kopie van de aanstellingsbrief bij defensie, waarin defensie verklaart dat de 17- jarige bij Defensie in dienst is en voor welke functie hij/zij is bestemd. De ouders dienen schriftelijk te hebben ingestemd met de aanstelling van de minderjarige. In de aanstellingsbrief wordt de 17-jarige opgedragen een kopie van de aanstellingsbrief bij de afdeling leerplicht van zijn/haar woongemeente in te leveren.

  • 4.

    Na een marginale toetsing van de kopie aanstellingsbrief verleent de leerplichtambtenaar aan de betrokkene en zijn/haar ouders vrijstelling van leerplicht op grond van artikel 15 van de wet.

  • 5.

    De leerplichtambtenaar vermeldt in de vrijstellingsbrief het defensiepersoneelnummer van de jongere. Het defensiepersoneelnummer staat vermeld in de aanstellingsbrief.

  • 6.

    De leerplichtambtenaar stuurt de vrijstellingsbrief aan de betrokkene en zijn/haar ouders en een kopie aan het Dienstencentrum Human Resources van Defensie.

  • 7.

    Indien de aanstelling bij Defensie van de jongere voor zijn/haar 18de jaar wordt beëindigd, vermeldt Defensie in de ontslagbrief dat met dit ontslag de grond voor vrijstelling van de leerplicht vervalt, dat de betrokkene zich bij een onderwijsinstelling moet melden voor het behalen van een startkwalificatie en dat Defensie melding doet van dit ontslag aan de afdeling Leerplicht van de woongemeente.

  • 8.

    Het Dienstencentrum Human Resources van Defensie meldt aan de leerplichtambtenaar van de woongemeente in geval de jongere voor zijn/haar 18e jaar wordt ontslagen.

  • 9.

    Nadat de 17-jarige is gemeld als uitgeschreven, controleert de leerplichtambtenaar of de kwalificatieplicht voldoende wordt nageleefd.

Artikel 12. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet)

 

  • 1.

    De leerplichtambtenaar neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst.

  • 2.

    Als ouders een schriftelijk beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, stuurt de leerplichtambtenaar de kennisgeving door naar de adviseur kwaliteit van de afdeling Onderwijs, team Kwaliteit en Informatie die hier verantwoordelijk voor is.

  • 3.

    Indien de ouders een schriftelijk beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, geven zij toestemming door middel van ondertekening van de toestemmingsverklaring voor onafhankelijke arts aan de door de gemeente aangewezen deskundige voor inzage in het jeugdgezondheidsdossier. Daarnaast geven zij toestemming aan de deskundige om het Samenwerkingsverband PO/VO een advies te verstrekken op het onderwijsperspectief van de desbetreffende jongere.

  • 4.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen 10 werkdagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige.

  • 5.

    Indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen wanneer zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling gemeld in het register onderwijsdeelnemers.

  • 6.

    Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste 20 werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen 20 werkdagen aan de ouders mee.

  • 7.

    Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 8.

    In het bericht aan de ouders, bedoeld in het eerste lid, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. Hij deelt tevens de gevolgen mee die verbonden zijn aan het niet voldoen aan de eisen van de wet.

  • 9.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 10.

    Indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen wanneer zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling gemeld in het register onderwijsdeelnemers.

  • 11.

    Indien de kennisgeving betrekking heeft op artikel 5 onder c van de wet, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet.

  • 12.

    Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 13.

    Indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen wanneer zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Tevens wordt de vrijstelling gemeld in het register onderwijsdeelnemers. De leerplichtambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de vrijstelling van de inschrijvingsplicht als deze betrekking heeft op jongeren tussen de 16 en 18 jaar.

Artikel 13. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet

(artikel 1a, 1 lid 2, 1A1 en 22, lid 4 Leerplichtwet)

 

  • 1.

    Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de wet doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de wet.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie.

  • 3.

    Indien een school niet voldoet aan de criteria van de wet en niet langer een school in de zin van de wet is, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen 7 dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de wet, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Artikel 14. Aanwijzing deskundige

(artikel 7 Leerplichtwet)

 

Er zijn structureel afspraken gemaakt met de GGD over de wijze waarop de door het college daartoe aangewezen jeugdarts een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling betreffende een jongere geeft. Indien er toestemming is van de ouders (en jongere zelf vanaf 12 jaar) dan wordt er contact opgenomen met het samenwerkingsverband over de onderwijsmogelijkheden van de jongere.

Artikel 15. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming

(artikel 22, lid 5 Leerplichtwet)

Voordat een proces-verbaal wordt opgemaakt, kan de leerplichtambtenaar door het Adviesteam van de Raad voor de Kinderbescherming worden geconsulteerd over de voor deze jongere en zijn gezin gewenste route: vrijwillige hulp of een civiel en/of strafrechtelijke route.

Artikel 16. Melding aan Veilig Thuis

Indien de leerplichtambtenaar bij een onderzoek in verband met melding verzuim komt tot het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling kan de leerplichtambtenaar de school verzoeken om een melding te doen bij Veilig Thuis of in overleg met de school/betrokken ketenpartners zelf een melding doen bij Veilig Thuis.

Artikel 17. Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling

(artikel 16 lid 4 sub e Leerplichtwet)

 

De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen.

 

Stap 1: In kaart brengen van signalen.

De leerplichtambtenaar brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en legt deze vast in het leerlingdossier. Ook legt de leerplichtambtenaar de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, daarbij wordt uitdrukkelijk opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De leerplichtambtenaar maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De leerplichtambtenaar vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht. De leerplichtambtenaar doet een kindcheck. De kindcheck valt onder stap 1 van de meldcode en is aan de orde wanneer een volwassene of adolescent in een situatie verkeert die minderjarige kinderen (ernstige) schade kan berokkenen. Er moet onderzocht worden in dat geval in een gesprek met ouders/verzorgers of er (nog meer) kinderen bij ouders/verzorgers wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie wordt besloten of er verdere actie ondernomen moet worden door de verdere stappen van de meldcode te zetten.

Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

 

Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis.

De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega en vraagt zo nodig ook advies aan de aandacht functionaris Huiselijk geweld en Kindermishandeling en eventueel aan Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.

 

Stap 3: Gesprek met de leerling (ouder dan 12 jaar) en ouders.

De leerplichtambtenaar nodigt de leerling en ouders uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur samen met de aandacht functionaris gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders wordt gevraagd hierop te reageren.

De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen hij heeft gezien, gehoord en waargenomen. De leerplichtambtenaar vertelt de ouders wat de vervolgacties (kunnen) zijn en legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingdossier. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de leerling en ouders, is alleen mogelijk als de veiligheid van de leerling, ouders, de leerplichtambtenaar of die van een ander in het geding is, of als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de leerling of ouders door dit gesprek het contact zullen verbreken.

 

Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling.

De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders, en na consultatie van een aandacht functionaris het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling en legt zijn afwegingen vast in het leerlingdossier.

 

Stap 5: Beslissen aan de hand van afwegingskader

Afweging 1: Is melden noodzakelijk, afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk; zelf hulp organiseren of melden. De afwegingen dienen in deze volgorde genomen te worden. De leerplichtambtenaar registreert de leerling in Multisignaal.

De leerplichtambtenaar doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint. Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling (ouder dan 12 jaar) en ouders. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders te beschermen. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingdossier.

De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij hiertoe besloten heeft. Ook meldt hij of er informatie van anderen afkomstig is en legt de melding vast in het leerlingdossier.

Artikel 18. Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(artikel 23 Leerplichtwet, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

 

De leerplichtambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:

  • a)

    Jongeren voor wie vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet;

  • b)

    Jongeren voor wie vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn;

  • c)

    Jongeren ten aanzien van wie hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

Artikel 19. Melding aan de Sociale Verzekeringsbank

(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

 

  • 1.

    De leerplichtambtenaar kan een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank als er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan: verzuim van 16 uur of meer in een periode van 4 weken, of niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2.

    De leerplichtambtenaar kan besluiten, na overleg met zijn manager, om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3.

    Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bij de SVB, roept hij ouders en jongere op om hen van de voorgenomen melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn en onder welke voorwaarden de ouders en jongere de melding kunnen voorkomen. Bij het niet verschijnen op de oproep verzendt de leerplichtambtenaar de voorgenomen melding schriftelijk toe aan ouders en jongere.

  • 4.

    De leerplichtambtenaar zet de volgende afspraken op papier, die naar ouders en jongere verstuurd worden:

    • -

      het geconstateerde verzuim: minimaal 16 uur per 4 weken of niet ingeschreven staan op een school;

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, die niet hebben geleid tot het resultaat (acties van de leerplichtambtenaar, gesprek, waarschuwing, melding ZAT enz.);

    • -

      datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

    • -

      datum waarop de kinderbijslag stopgezet zal worden;

    • -

      voorwaarden waar ouders en/of jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen ouders en/of jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden om de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Artikel 20. Melding aan de Inspectie van het onderwijs

(artikel 16a Leerplichtwet, toezicht op de directeur /Inspectie van het onderwijs)

 

  • 1.

    Wanneer een leerplichtambtenaar bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de Leerplichtwet, informeert en adviseert de leerplichtambtenaar de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen, in verband met de diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.

  • 2.

    Wanneer een leerplichtambtenaar bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan verzoekt de leerplichtambtenaar de school om hier alsnog aan te voldoen en zal de leerplichtambtenaar een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.

  • 3.

    Het schriftelijk signaal wordt afgegeven via het contactformulier van de Inspectie van het Onderwijs. De school of onderwijsinstelling wordt hiervan op de hoogte gesteld.

  • 4.

    Het schriftelijk signaal omvat een omschrijving van de waargenomen feiten door de leerplichtambtenaar. Ook omschrijft de leerplichtambtenaar op welke wijze hij/zij heeft gehandeld in relatie tot de signalering.

  • 5.

    Als de leerplichtambtenaar in het kader van toezicht op leerling en ouders, nadat hij/zij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de Leerplichtwet handelt, doet hij/zij een melding aan de onderwijsinspectie conform de wijze waarop een schriftelijk signaal wordt gegeven zoals omschreven in lid 3 en 4 van dit artikel.

Artikel 21. Jaarverslag leerplicht

(artikel 25 Leerplichtwet)

 

  • 1.

    Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de gemeenteraad over het in Amsterdam gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan. In het jaarverslag worden de resultaten en trends van het schoolverzuim en behaalde startkwalificaties weergegeven en acties naar aanleiding van de verzuimcijfers.

  • 2.

    Tevens zorgt het college ervoor dat jaarlijks de gegevens aan de minister inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim voor 1 oktober respectievelijk 1 december, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn.

  • 3.

    Jaarlijks zendt de regionale coördinator van het RMC namens de volledige RMC-regio een effectrapportage over de bestrijding van voortijdig schoolverlaten naar de minister.

Artikel 22. Samenwerking in de regio inzake Leerplicht en RMC

(artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet)

 

  • 1.

    De RMC-coördinator voert periodiek (ten minste driemaal per jaar) overleg met van de andere RMC coördinatoren van de regiogemeenten (Haarlemmermeer, Purmerend, Zaanstad, Diemen en Amstelveen) over de uitvoering van de taken.

  • 2.

    Team Leerplicht neemt namens de leerplichtambtenaar deel aan de G4-overleggen met de steden Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

  • 3.

    De RMC coördinator draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de RMC-wetgeving door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.

Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval:

  • afspraken over het onderhouden van contacten met scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

  • afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

  • afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die medewerkers RMC uit de regio geven aan de scholen in de regio;

  • afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

  • 4.

    De RMC coördinator heeft contact met de RMC coördinatoren van de regiogemeenten van de woongemeente van een jongere indien hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente.

Artikel 23. Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet; artikel 8.23 WVO 2020, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

 

De leerplichtambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. Hij controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren waarheen zijn doorverwezen zolang hierbij geen bijzondere persoonsgegevens worden vastgelegd en het gerelateerd is aan ongeoorloofd schoolverzuim

Artikel 24. Slotbepalingen

  • 1.

    De instructie wordt aangehaald als: Ambtsinstructie Leerplicht en Regionale Meld- en coördinatiefunctie van de gemeente Amsterdam 2024’’.

  • 2.

    Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 juli 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting op de instructie

Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan het college opgedragen een instructie vast te stellen voor leerplicht/RMC. Hierin wordt vermeld hoe de wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd.

 

De instructie voor Leerplicht/RMC is opgesteld om de gewenste werkwijze met betrekking tot het toezicht op de naleving van de leerplicht en het beleid op het gebied van voortijdig schoolverlaten zo duidelijk mogelijk, en toegesneden op de situatie in de regio, vast te leggen.

 

In de instructie zijn weinig bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet politiegegevens (Wpg). Ook de Methodische Aanpak Schoolverzuim is naast de instructie een document dat in samenhang met elkaar gelezen en toegepast dient te worden.

 

In de instructie wordt de aanduiding ‘leerplichtambtenaar’ gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd.

 

De instructie gaat ervan uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als BOA beschikt.

 

De artikelen die gebruikt zijn in de instructie komen niet overeen met de artikelen uit de Leerplichtwet. Bij ieder artikel staat wel genoemd met welke wettelijke artikelen er een relatie is.

 

Taakverdeling team Leerplicht

In het totale takenpakket van leerplicht zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: (senior) adviseur kwaliteit, (senior) adviseur kennis en informatie, (senior) leerplichtambtenaar, administratief medewerker, medewerker ondersteuning en leerplichtassistent.

 

Mandaatverdeling

Mandaat betekent letterlijk volmacht. Burgemeester en wethouders kunnen rechtstreeks de leerplichtambtenaar mandateren. De gemandateerde leerplichtambtenaar neemt dus namens burgemeester en wethouders een beslissing. Anders zou hij dit doen als vertegenwoordiger en dan is er sprake van delegeren.

 

De leerplichtambtenaar is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:

  • 3a Leerplichtwet, vervangende leerplicht;

  • 3b Leerplichtwet, vervangende leerplicht laatste schooljaar, en

  • 15 Leerplichtwet, vrijstelling voor het volgen van ander onderwijs.

Toezichthouder

Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet anders dan door de hoofden is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen. De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de leerplichtambtenaar toezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

 

De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de leerplichtambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:

  • artikel 5:12: legitimatie tonen;

  • artikel 5:13: redelijk gebruikmaken van bevoegdheden;

  • artikel 5:14: mogelijkheid tot beperking van bevoegdheden bij wet of bij besluit van het bestuursorgaan;

  • artikel 5:15: bevoegdheid tot betreden van elke plaats met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, zo nodig met behulp van de sterke arm, en vergezeld van personen die de toezichthouder aanwijst;

  • artikel 5:16: bevoegdheid tot het vorderen van inlichtingen;

  • artikel 5:16a: bevoegdheid tot vorderen inzage identiteitsbewijs;

  • artikel 5:17: bevoegdheid tot het inzien van zakelijke gegevens en tot het maken van kopie daarvan (ter plekke of na medeneming voor korte tijd);

  • artikel 5:20: eenieder is verplicht aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen die de toezichthouder redelijkerwijs kan vorderen.

Termijnen

In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden. Als dat het geval is, is dat in de artikelsgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en gelden als termijn van orde.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Toelichting artikel 1

In de begripsbepalingen zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: team Leerplicht, administratief medewerker en leerplichtassistent.

 

Toelichting artikel 2

Artikel 2, preventie: Voorkomen is beter dan genezen. Daarom zijn in dit artikel een aantal proactieve informatie-instrumenten genoemd. In lid 3 en lid 4 wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol.

 

In lid 5 wordt specifiek ingegaan op de samenwerking met het AcVZ. Leerplicht werkt met het AcVZ samen rond de Top1000-aanpak. De Top1000 is onderverdeeld in de Top600 en Veilig Alternatief (voorheen Top400). Aan de hand van objectief vastgestelde selectiecriteria wordt bepaald of iemand bij de Top600 of bij Veilig Alternatief geplaatst wordt. Er is jaarlijks een aantal instroommomenten voor de Top1000-aanpak.

 

Met invoering van de Methodische aanpak Schoolverzuim is opgenomen dat de leerplichtambtenaar zoveel mogelijk conform deze methode handelt. Pas toe of leg uit is het motto van de MAS.

 

Toelichting artikel 3

Artikel 3, lid 2, leeftijdsgroep in administratie: gekozen is voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee team Leerplicht in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen. Het is uiteraard ook mogelijk om de gegevens vanaf de geboorte op te nemen, in samenhang met monitoren van onderwijsachterstanden. Aangezien er sprake is van een gecombineerde leerplicht- en RMC-administratie, worden de jongeren tot de leeftijd van 23 jaar opgenomen in de leerlingenadministratie. Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald, wordt een passende aantekening opgenomen.

 

Artikel 3, lid 3, tussentijdse mutaties in BRP: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben. De aangifte van verhuizing behoort bij de beheerder van de Basisregistratie Personen (Brp) binnen te komen. Mutaties van in- en uitschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en uitschrijvingen binnen zeven dagen door de school of instelling worden gemeld.

 

In artikel 3, lid 7, controle op inschrijving: onder ‘scholen en instellingen’ wordt begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven, binnen en buiten de gemeente. Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of instelling, dient daartegen vlot te worden opgetreden. De leerplichtambtenaar spreekt de directeur aan wanneer er sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven. Van dit proces wordt een dossier gevormd. Blijft de directeur in gebreke dan kan de leerplichtambtenaar dit signaleren bij de Inspectie voor het Onderwijs. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 20 van de instructie.

 

Artikel 3, lid 8, wijziging van school: de procedures bij in- en uitschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van uitschrijving van de oude school. Vanuit leerplichtaspecten (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe school gevonden is.

 

Artikel 3, lid 9 verhuizing: de Leerplichtregeling 1995 schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling 1995. Er wordt niet automatisch het gehele leerlingdossier doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen de leerplichtambtenaren van beide gemeenten wenselijk (zogenaamde warme overdracht). Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn onder andere veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).

 

Toelichting artikel 4

Artikel 4, leerlingdossier: Het dossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Wet politiegegevens.

De Wpg is specifieker dan de AVG, vanwege de politiegegevens. Voor deze gegevens gelden andere termijnen, je mag ze voor andere doelen gebruiken en je mag ze verzamelen zonder dat de betrokkene toestemming hoeft te geven. De organisaties moeten voorzieningen treffen om deze gegevens goed te beschermen, bijvoorbeeld door ze te labelen. Ook moeten alle strafrechtelijke politiegegevens een label krijgen, zodat alleen mensen met een opsporingsbevoegdheid erbij kunnen komen.

 

Grofweg kan er gesteld worden dat de sfeerovergang van AVG naar Wpg voor absoluut verzuim en relatief verzuim plaatsvindt ná validatie in de AVG, op het moment dat blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van een overtreding van de Leerplichtwet.

 

Toelichting artikel 5

Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen. De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De leerplichtambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb.

 

Artikel 5, lid 1, ontvangst en termijn voor beslissing: een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer grote spoed zich niet voordoet, moet de leerplichtambtenaar ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Volgens de Awb is een redelijke termijn 8 weken. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders/verzorgers duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.

 

Artikel 5, lid 2, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb.

 

Artikel 5, lid 5, zienswijze jongere: met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.

 

Artikel 5, lid 6, plaats van gesprek: om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor en school. Ouders kunnen teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de leerplichtambtenaar zijn eigen veiligheid garandeert.

 

Artikel 5, lid 8, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: artikel 11 onder g van de Leerplichtwet kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is nader uitgewerkt in artikel 14 van de Leerplichtwet. De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale instantie noodzakelijk.

 

Artikel 5, lid 9, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen of minder per schooljaar) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.

 

In voorkomende gevallen kan extra verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode:

  • a)

    voor het voldoen aan wettelijke verplichtingen, voor zover dit niet buiten de lesuren kan geschieden: geen maximale termijn;

  • b)

    voor verhuizing: maximaal 1 schooldag;

  • c)

    voor het bijwonen van het huwelijk van bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad: in Nederland maximaal 1-2 schooldagen; in het buitenland maximaal 5 schooldagen; Soort bewijs: trouwkaart (indien twijfelachtig kopie trouwakte);

  • d)

    bij ernstige levensbedreigende ziekte zonder uitzicht op herstel van bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad: geen maximale termijn;

  • Soort bewijs: doktersverklaring (waar ernstige ziekte uit blijkt)

  • e)

    bij overlijden van bloed- of aanverwant: In het buitenland: 1e t/m 4e graad maximaal 5 schooldagen; In de 1e graad maximaal 5 schooldagen; In de 2e graad maximaal 2 schooldagen; In de 3e en 4e graad maximaal 1 schooldag; Soort bewijs: rouwkaart (indien twijfelachtig akte van overlijden);

  • f)

    bij 25, 40 of 50-jarig ambtsjubileum en het 12 ½ , 25, 40, 50 en 60-jarig huwelijksjubileum van ouder(s)/verzorger(s) of grootouders: maximaal 1 schooldag;

  • g)

    voor andere naar het oordeel van de directeuren/leerplichtambtenaren gewichtige omstandigheden: geen maximale termijn vastgesteld.

De volgende gevallen vallen niet onder de uitzonderlijke omstandigheden op basis waarvan extra verlof kan worden gegeven:

  • a)

    goedkope vliegtickets;

  • b)

    omdat de tickets al gekocht zijn of omdat er geen tickets meer zijn in de vakantieperiode;

  • c)

    eerder vertrek of latere terugkomst in verband met verkeersdrukte;

  • d)

    vakantiespreiding in den lande;

  • e)

    dienstrooster van werknemer.

Artikel 5, lid 10, advies over beleid: het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders/verzorgers is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de Leerplichtwet. Zie ook toelichting op het vorige lid.

 

Toelichting artikel 6

Artikel 6, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet). Een jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving de school niet geregeld (artikel 2, lid 3 Leerplichtwet).

 

Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven, volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet).

 

Voor de behandeling wordt er conform stap 4 uit route A MAS en stap 6 RV werkinstructie 18- gewerkt.

 

Toelichting artikel 7

Artikel 7; meldingen van verzuim 18 plus moeten volgens de wet door de school of onderwijsinstelling worden gedaan na een periode van 4 aaneengesloten weken. Landelijk is er de afspraak gemaakt om scholen en instellingen verzuim van 18 plus ook te laten melden bij 16 uur en een periode van 4 weken. In deze instructie wordt er van uitgegaan dat bij een melding verzuim 18 plus altijd een gesprek met de jongere plaatsvindt op school/onderwijsinstelling of op kantoor van de leerplichtambtenaar.

 

Toelichting artikel 8

Artikel 8, absoluut verzuim; bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven bij een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet.

 

Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet.

 

Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 6 is beschreven. In artikel 3 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke gevallen van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties.

 

In lid 2 van artikel 8 wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.

 

Toelichting artikel 9

Artikel 9, kennisgeving in- en uitschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.

Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de leerplichtambtenaar in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).

De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling 4 weken aaneengesloten geen onderwijs meer volgt. Het is goed mogelijk om tot afspraken te komen waarbij de school (het bevoegd gezag) sneller melding maakt van voortijdig schoolverlaten.

 

Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, primair onderwijs en speciaal onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders, voogden of verzorgers. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Voor het MBO geldt hiervoor een inspanningsverplichting van 8 weken, zo ook voor het speciaal onderwijs cluster 1 en 2. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan één dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen.

 

Toelichting artikel 9a

Artikel 9a; Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het volgen van jongeren in een kwetsbare positie. Definitie jongere in een kwetsbare positie: een jongere die al dan niet met een getuigschrift of een diploma doorstroomt naar de entreeopleiding, basisberoepsopleiding (MBO 2) of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit:

  • 1.

    het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • 2.

    het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 5,onder d, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 3.

    de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 4.

    het leerwerktraject van het vmbo, bedoeld in artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs,

  • 5.

    de entreeopleiding;

  • 6.

    jongere die niet vanuit één van de onderwijssoorten, genoemd onder 1 tot en met 5 instroomt in een entreeopleiding;

*jongeren die van opleiding wisselen in mbo1 worden ook tot doorstroom in het onderwijs gerekend.

Maandelijks wordt de lijst met jongeren in een kwetsbare positie aangeleverd vanuit DUO.

 

Toelichting artikel 10

Artikel 10, vervangende leerplicht: besluiten krachtens dit artikel kunnen aan de leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan. De vervangende leerplicht geldt voor 14- en 15-jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen.

 

De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de leerplichtambtenaar en bijvoorbeeld het zorg advies team (ZAT). In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.

 

De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten.

 

Toelichting artikel 11

Artikel 11 vrijstelling leerplicht: ook hier betreft het een bevoegdheid die door burgemeester en wethouders aan de leerplichtambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de leerplichtambtenaar er acht op of er wordt toegeleid dan wel kan worden toegeleid tot een startkwalificatie.

 

Een startkwalificatie houdt in:

  • het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (dat wil zeggen MBO niveau 2 of hoger).

De procedure voor leerplichtigen in dienst bij defensie staat beschreven in artikel 11 vanaf lid 3. Een deel van het bij Defensie werkzame personeel bestaat uit 17-jarige jongeren, waarvan het merendeel de school heeft verlaten zonder startkwalificatie. Om deze jongeren wel in beeld te houden, om te volgen of zij een startkwalificatie behalen of uitvallen voordat ze de 18-jarige leeftijd hebben bereikt, is er in samenspraak tussen ministerie van OCW, Ministerie van Defensie en Ingrado een procedure ontwikkeld om deze jongeren in beeld te houden.

 

Toelichting artikel 12

Artikel 12, lid 3, aangewezen deskundige: zie hierover artikel 14.

 

Artikel 12, lid 6, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.

 

Artikel 12, lid 8, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet. Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.

 

Artikel 12, lid 11, vrijstelling wegens onderwijs in het buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de leerplichtambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.

Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 4 maanden van een kalenderjaar verblijft in Nederland.

 

Toelichting artikel 13

Artikel 13 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de leerplichtambtenaar te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.

 

Toelichting artikel 14

Artikel 14, aanwijzing deskundige: hier wordt uitgegaan dat structureel afspraken worden gemaakt met bijvoorbeeld een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog omtrent een verklaring of een jongere in staat is om op een school of onderwijsvoorziening te worden ingeschreven. Met toestemming kan er in samenspraak met het Samenwerkingsverband PO/VO gekeken worden of er alsnog mogelijkheden zijn om passend onderwijs te bieden.

 

Toelichting artikel 15

Voordat een proces-verbaal wordt opgemaakt, kan de leerplichtambtenaar door het Adviesteam van de Raad voor de Kinderbescherming worden geconsulteerd over de voor deze jongere en zijn gezin gewenste route: vrijwillige hulp, een civiel en/of strafrechtelijke route.

 

Toelichting artikel 16

Artikel 16, melding aan Veilig Thuis: de bepaling biedt de leerplichtambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met Veilig Thuis. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.

 

Toelichting artikel 17

Artikel 17 meldcode: Deze meldcode geldt ook voor de leerplichtambtenaren. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht. In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de leerplichtambtenaar met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

 

Afwegingskader: onderdeel van de meldcode

Onderstaand worden de vijf stappen uit de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling uitgewerkt. Ter ondersteuning van de beslissingen in stap 5 is in stappen 4 en 5 een afwegingskader toegevoegd.

Er is een basisdocument Afwegingskader beschikbaar voor alle beroepsgroepen. Het onderliggende Afwegingskader is de uitwerking voor het Onderwijs, inclusief leerplicht en RMC.

 

Stap 1 -> In kaart brengen signalen

Stap 2 -> Overleggen met een (deskundige) collega en/of evt. (anoniem) Veilig Thuis

Stap 3 -> Gesprek met ouders/verzorgers/kind

Stap 4 -> Wegen: 5 vragen (vermoeden) geweld of kindermishandeling

Stap 5 -> Beslissen: I. melden bij Veilig Thuis II. én hulpverlenen?

 

Beslissing 1: Melden bij Veilig Thuis ?

Beslissing 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk?

 

In stap 5 worden twee beslissingen genomen:

het beslissen of een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk is en, vervolgens het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is.

Het is van belang dat in stap 5 beide beslissingen in de genoemde volgorde worden genomen. De leerplichtambtenaar vraagt zich op basis van signalen en het gesprek met ouders af of melden noodzakelijk is aan de hand van vijf afwegingsvragen. Vervolgens besluit deze of het bieden of organiseren van hulp tot de mogelijkheden behoort. Als melden volgens het afwegingskader noodzakelijk is, moet de tweede beslissingsvraag over eventuele hulp in overleg met betrokkenen en Veilig Thuis beantwoord worden. Melden is niet verplicht en kan ook anoniem.

 

Privacy en de meldcode

Op 25 mei 2018 is de nieuwe privacywetgeving (AVG) van kracht geworden. De AVG is Europese wetgeving. De Nederlandse wetgeving, zoals de Leerplichtwet of de wet meldcode, mag daarmee niet in strijd zijn, aangezien de AVG hogere wetgeving is. Het recht om een dossier aan te maken en te melden bij Veilig Thuis is niet in strijd met de AVG, dus mag uitgevoerd worden.

 

Toelichting artikel 18

Artikel 18, melding aan Arbeidsinspectie: het is aanbevolen om af en toe contact te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).

 

Toelichting artikel 19

Artikel 19 melding aan de sociale verzekeringsbank: Indien sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar ook de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW (Algemene Kinderbijslag Wet), aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. Immers de AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar. Dezelfde regels gelden voor wezen van 16 en 17 jaar.

 

Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de leerplichtambtenaar om het verzuim van een 16- of 17-jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden alvorens er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.

 

Dit instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal eraan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.

 

Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.

 

Schoolverzuim door een 16/17 jarige

De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.

De school meldt het schoolverzuim bij het Register Onderwijsdeelnemers van de DUO. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de leerplichtambtenaar onmiddellijk vereist is. Inzet van de leerplichtambtenaar kan al plaatsvinden als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt. Hiervoor kan de school een melding van ‘overig verzuim doen via DUO.

 

Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim

Team Leerplicht ontvangt van het Register Onderwijsdeelnemers DUO een verzuimmelding. De leerplichtambtenaar neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt, dan wordt geen actie ondernomen. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school voort, dan wordt actie ondernomen.

 

Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht

De leerplichtambtenaar roept de ouder(s) en de leerplichtige ouder dan 16 jaar op voor een gesprek. De leerplichtambtenaar onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn er 3 mogelijkheden:

  • a)

    De ouder(s) en/of jongere werken volledig mee. De leerplichtambtenaar geeft ouder(s) en jongere de kans om alsnog het verzuim op te heffen.

  • B)

    De ouder(s) en/of jongere werken weliswaar mee aan de afspraken, maar de leerplichtambtenaar acht het raadzaam de vinger aan de pols te houden bij het nakomen van de afspraken.

  • C)

    De ouder(s) en/of jongere werken niet mee aan afspraken om het verzuim te beëindigen.

Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de Leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De leerplichtambtenaar benadrukt dit in zijn gesprek met ouder(s) en jongere. De leerplichtambtenaar onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid gemaakt worden tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.

 

  • Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is, neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar. De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.

  • Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om er voor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of leerplichtambtenaar met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.

Melding aan de SVB

Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die verleend wordt bij het stoppen van het verzuim.

 

Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:

  • Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.

  • Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan en het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere willen niet meewerken aan afspraken om het verzuim te eindigen.

  • Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het ontstaan of voortbestaan van het schoolverzuim, maar de jongere wel. Ouders willen meewerken aan afspraken, maar de jongere niet. In eerste instantie zal er zorg worden ingezet om het verzuim alsnog te doen eindigen. Heeft deze inzet geen effect dan kan alsnog een melding bij de SVB worden gedaan (reden om de melding te doen is om de via de ouders druk op de jongere uit te oefenen).

Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Denk hierbij aan een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.

 

Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval.

 

Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht. De brief hoeft dus niet voorzien te worden van een bezwaar- en beroepsprocedure.

 

Handelwijze SVB

De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de leerplichtambtenaar. Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan kan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding heeft gedaan dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan kan in de bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de leerplichtambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.

 

Melding ongedaan maken

De leerplichtambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.

 

Toelichting artikel 20

Artikel 20, melden Inspectie van het onderwijs: De minister van Onderwijs heeft de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen aan de directeur van een school of instelling. De bestuurlijke boete is een sanctiemaatregel en kan worden opgelegd in gevallen waar een school volhardend bepalingen overtreedt. De minister heeft de uitvoering bij de Inspectie van het Onderwijs neergelegd. Deze overtredingen kunnen gaan over:

 

  • a.

    het in strijd handelen met de Leerplichtwet met betrekking tot

    • -

      het verlenen van verlof voor vakantie dat slechts eenmaal voor ten hoogste tien dagen per schooljaar kan worden verleend en geen betrekking mag hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar;

    • -

      het verlenen van verlof voor andere gewichtige omstandigheden dat voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verleend kan worden door de directeur.

  • b.

    niet voldoen aan

    • -

      het tijdig melden van een in- of uitschrijving van een leerling op een school bij de leerplichtambtenaar;

    • -

      het terstond melden van een verwijdering van een leerling bij de leerplichtambtenaar;

    • -

      het berichten van het programma van de combinatie leren en werken dat door de jongere wordt gevolgd indien de jongere geen volledig onderwijsprogramma volgt aan de leerplichtambtenaar;

    • -

      het melden van het verzuim van 16 uur in de 4 weken van een leerling op school bij de leerplichtambtenaar en waar mogelijk bij het Register Onderwijsdeelnemers van DUO.

  • c.

    Het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen.

  • Alle inlichtingen die in verband met de uitvoering van deze wet worden verlangd moeten aan de leerplichtambtenaar verstrekt worden. Doet een school dit niet of onvoldoende, dan meldt de leerplichtambtenaar dit bij de inspectie. Vervolgens neemt de inspectie dit signaal mee in haar regulier toezicht op de school. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school. De inspectie kan de directeur van de school of instelling een bestuurlijke boete opleggen.

Wat betekent dit voor een gemeente?

Voor ouders en leerlingen blijven de bevoegdheden van de leerplichtambtenaar als toezichthouder onveranderd. De werkwijze van de inspectie is risicogericht en afgestemd op de gemeente. Voorheen had de leerplichtambtenaar de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken wanneer de directeur van de school of instelling de leerplichtwet overtrad. De keus om de signalering naar de Inspectie bij de leerplichtambtenaar neer te leggen is hierdoor voor de hand liggend. Voor een eventuele signalering aan de Inspectie dienen eerst gesprekken ter verbetering van de situatie aangegaan te worden. Deze stappen worden in een dossier vastgelegd. Dossiervorming is noodzakelijk voor een goede procesbegeleiding en de inhoud wordt bij signalering aan de Inspectie overgedragen.

 

De leerplichtambtenaar mag enkel de administratie van de school op aan/afwezigheid van leerlingen inzien indien hij een vermoeden heeft van een strafbaar feit. Indien de leerplichtambtenaar waarneemt dat de school of onderwijsinstelling de Leerplichtwet niet naleeft, dan kan dit een reden zijn tot het geven van informatie en advies aan de school of onderwijsinstelling betreffende een goede uitvoering dan wel een verbetering van het verzuimbeleid van de school. Indien de school of onderwijsinstelling ondanks het advies van de leerplichtambtenaar de Leerplichtwet blijft overtreden dan is dat aanleiding voor een signaal naar de Inspectie van het Onderwijs. De wijze waarop de signalen aan de Inspectie van het Onderwijs worden gegeven zijn opgenomen in dit artikel van de instructie.

 

Elk van de twee toezichthouders (de leerplichtambtenaar en Inspectie van het Onderwijs) heeft de bevoegdheden die titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent aan degenen die als toezichthouder zijn aangewezen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is (5:13 Awb). Daartoe behoren het betreden van plaatsen en de inzage van gegevens en bescheiden. Uit dit systeem volgt dat de leerplichtambtenaar toegang heeft tot de school en inzage heeft in de administratie voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn eigen toezichttaak (dus jegens ouders en leerlingen) nodig is. De toezichttaak gericht tot scholen met bijbehorende bevoegdheden is bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. De leerplichtambtenaar heeft wel een signaleringsrol waar het gaat om het handelen van scholen in het kader van de Leerplichtwet.

 

Toelichting artikel 21

Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks vóór 1 oktober verslag uit aan de raad over het in het laatst afgesloten school- of cursusjaar in de gemeente gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan. Dit is een wettelijke verplichting volgens artikel 25 van de Leerplichtwet. In het jaarverslag worden de resultaten en trends van het schoolverzuim en behaalde startkwalificaties weergegeven, naast acties naar aanleiding van de verzuimcijfers.

 

Toelichting artikel 22

Artikel 22, samenwerking in de regio inzake RMC: in het artikel is een “gematigd actieve” rol voor de RMC-coördinator aangegeven: De RMC-coördinator van Amsterdam voert periodiek (ten minste driemaal per jaar) overleg met van de andere RMC coördinatoren van de subregio gemeenten (Haarlemmermeer, Purmerend, Zaanstad en Amstelveen) over de uitvoering van de taken krachtens de RMC-wetgeving. Een intensievere samenwerking zal in veel regio’s van groot belang zijn, omdat de leerling stromen gemeentegrens-overschrijdend zijn.

In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg zijn.

 

Er zijn ook coördinerende taken, zoals:

  • afspraken over het onderhouden van contacten met scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

  • afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen en onderwijsinstellingen in de regio;

  • afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die medewerkers RMC uit de regio geven aan de scholen in de regio;

  • afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van algemeen maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid;

Toelichting artikel 23

De contactgemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de coördinatie van het regionaal bestuurlijk overleg. Intern zullen zij moeten afspreken wie daar aan deelneemt.

 

Toelichting artikel 24

Artikel 24, slotbepalingen: het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding.

Bijlage 1 Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt

 

De leerplichtambtenaar voert zo vaak als hij dit voor het uitoefenen van zijn taak nodig acht overleg met:

 

  • -

    Scholen voor primair onderwijs

  • -

    Scholen voor voortgezet onderwijs

  • -

    Scholen voor speciaal onderwijs

  • -

    Instellingen voor beroepsonderwijs (ROC, AOC en vakinstelling)

  • -

    Regionale Expertise Centra (so-vso)

  • -

    Arrondissement

  • -

    Rechtbank

  • -

    Stichting Halt

  • -

    Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

  • -

    Politie

  • -

    Raad voor de Kinderbescherming

  • -

    Veilig Thuis

  • -

    Jeugd- en Veiligheid

  • -

    Jeugdbescherming Regio Amsterdam

  • -

    Reclassering

  • -

    Regiogemeenten

  • -

    Provincie

  • -

    Ministerie Onderwijs, Cultuur & Wetenschap

  • -

    Ministerie van Justitie

  • -

    Ministerie van Binnenlandse Zaken

  • -

    Nietschoolse voorzieningen

  • -

    Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)

  • -

    Onderwijsinspectie

  • -

    Ouder- en Kindteams

  • -

    Instellingen voor jeugdhulpverlening (JZ, SMW)

  • -

    Instellingen voor jeugdgezondheidszorg (GGD)

  • -

    Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

  • -

    Lokale zorginstanties

  • -

    Arbeidsinspectie

  • -

    Sociale verzekeringsbank

  • -

    Samenwerkingsverband PO en VO

  • -

    Particuliere en Internationale scholen

  • -

    Centrum voor werk en inkomen

  • -

    Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen/ UWV Werkbedrijf

  • -

    Inburgering

  • -

    Jongerenloket

  • -

    Centrum voor Jeugd en Gezin

  • -

    Buurtteams

De leerplichtambtenaar raadpleegt zo nodig de sociale kaart van de gemeente.

Naar boven