Gemeenteblad van Schouwen-Duiveland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Schouwen-Duiveland | Gemeenteblad 2024, 303021 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Schouwen-Duiveland | Gemeenteblad 2024, 303021 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening tot 12e wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Schouwen-Duiveland 2015
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 30 april 2024;
overwegende dat het wenselijk is de Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015 op enkele punten aan te passen;
gelet op artikel 149 Gemeentewet;
vast te stellen: de Verordening tot 12e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2015.
Artikel I Wijziging Verordening
De Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015 wordt als volgt gewijzigd:
In hoofdstuk 2, afdeling 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2:48b Messen en andere voorwerpen als steekwapen
1. Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.
2. Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.
3. Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn. De burgemeester kan rekening houden met de ernst van de strafbare feiten of de openbare orde verstorende handelingen.
2. Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid of met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen, kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnenzes maanden opnieuw een of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat of strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om zich ten hoogste twee weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.
4. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.
5. De burgemeester kan beleidsregels vaststellen over gebiedsontzeggingen.
Na artikel 2:79 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2:80 Sluiting voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30 eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
3. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.
4. Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
5. Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.
6. De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
a. bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28 of 3:4;
b. beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;
c. exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
2. De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.
3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.
4. De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:
a. voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;
b. de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;
c. het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;
d. het nummer van inschrijving in het Handelsregister;
e. voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;
f. voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;
g. een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;
h. een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
a. als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
b. als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
c. als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
d. als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;
e. als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
f. als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.
6. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.
7. Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
8. De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.
9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:
a. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
b. de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
c. er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;
d. er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
e. de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of
f. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
10. Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester[, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80,] een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
11. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.
12. Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
13. Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.
14. De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
15. In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.
16. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Na artikel 4:18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4:19 Overnachten op een openbare plaats
Het is verboden op een openbare plaats in een voertuig – daaronder ook inbegrepen een kampeermiddel als vermeld in artikel 4:17 - te overnachten dan wel een dergelijk voertuig op een openbare plaats te parkeren met het kennelijk doel dit als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Het huidige artikel 4:19 wordt vernummerd naar artikel 4:20 en komt te luiden:
Artikel 4:20 Aanwijzing kampeerplaatsen
1. Het verbod van artikel 4:18, eerste lid en het verbod van artikel 4:19 is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
2. Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen, genoemd in artikel 4:18, derde lid.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 20 juni 2024.
De griffier, De waarnemend voorzitter
P.M.W. Goossens R.A. Punt
Het doel van het artikel is bescherming te bieden tegen mogelijke aantasting van de openbare orde en veiligheid door het bij zich hebben (dragen) van messen en andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt te verbieden. Het artikel is een aanvulling op de Wet wapens en munitie (Wwm) en verbiedt het bij zich hebben van andere dan in de Wwm aangeduide messen of van voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, maar waarbij noggeen sprake is van een situatie waarin, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze voorwerpen worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Hierdoor kan aantasting van de openbare orde preventief worden voorkomen en wordt de veiligheid bevorderd.
De Wwm verbiedt het dragen (= bij zich hebben) van wapens, waaronder nader aangeduide messen of voorwerpen die als wapen kunnen dienen als wel sprake is van bovengenoemdesituatie. Voor de toepassing van de Wwm bepaalt de context dus of een voorwerp een wapen is of niet. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1993, volgt dat het in het belang van de openbare orde en veiligheid mogelijk is om een bepaling in de APV op te nemen die ziet op een ‘messenverbod’. Zo’n bepaling is niet in strijd met de Wwm als de artikelen een ander belang dienen. In dit geval voorkomen van aantasting van de openbare orde alsook het bevorderen van de veiligheid. Het verbod geldt niet voor het dragen van messen of voorwerpen die als steekwapen gebruikt kunnen worden, dat onder het bereik van artikel 2 van de Wwm valt.
Met het opnemen van dit artikel wordt ook tegemoet gekomen aan de door de gemeenteraad ingediende motie op 23 maart 2023 (zaaknummer 853920). Daarbij doet de raad het verzoek aan de burgemeester en wethouders om te onderzoeken of het mogelijk is om in Schouwen-Duiveland een verbod op messen en slagwapens in te voeren en dit op te nemen in de APV.
De bepaling 2:78 is inhoudelijk gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- Vervanging van het ‘bevel om zich niet op een openbare plaats op te houden’ door ‘het opleggen van een tijdelijk verbod om op een openbare plaats aanwezig te zijn’. Juridisch gezien is een gebiedsontzegging namelijk niet een bevel waarvan het niet nakomen een misdrijf is (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht), maar een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarvan het niet nakomen een overtreding is. Op het besluit van de burgemeester zijn de waarborgen van de Awb van toepassing.
- Samenvoeging van het huidige tweede en derde lid.
- Toevoeging van een voorrangsbepaling als de officier van justitie een gebiedsontzegging oplegt op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering.
Twee nieuwe bepalingen worden toegevoegd die zien op het sluiten voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf (artikel 2:80) en het tegengaan van een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat (artikel 2:81).
Het nieuwe artikel 2:80 biedt de burgemeester de mogelijkheid voor het publiek openstaande gebouwen of daarbij behorende erven te sluiten als daarin of vandaaruit bijvoorbeeld strafbare feiten plaatsvinden waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat nadelig wordt beïnvloed, of als ondernemers van (dienstverlenende) bedrijven zoals garages, autoverhuurbedrijven, uitzendbureaus of winkels, overlast (blijven) veroorzaken of ter plaatse strafbare feiten plegen, deze faciliteren, gedogen of op andere wijze toestaan.
Ook geeft het artikel de burgemeester de mogelijkheid om op te treden als er in of vanuit een pand (niet zijnde een woning) wordt gegokt, waarvoor geen toestemming is gegeven op grond van de Wet op de Kansspelen. Als sprake is van een illegaal gokpand is zonder meer sprake van een aantasting van de openbare orde (in ruime zin te verstaan). Gokpanden die tevens als woning in gebruik zijn, kunnen niet op basis van dit artikel uit de APV worden gesloten, maar op grond van artikel 174a Gemeentewet.
Het nieuwe artikel 2:81 geeft de burgemeester de bevoegdheid om bedrijfsmatige activiteiten aan te wijzen waarvoor een verbod geldt om deze zonder vergunning uit te oefenen. Hij kan deze bevoegdheid inzetten als dat nodig is om verstoring van de openbare orde of nadelige beïnvloeding van de leefbaarheid tegen te gaan, als die wordt veroorzaakt door een onveilig en malafide ondernemersklimaat vanuit een gebouw, een branche of in een gebied. Daarom wordt het ook wel de ‘ondermijningsvergunning’ genoemd. Uit de jurisprudentie volgt dat het juridisch-technisch mogelijk is om de vergunningplicht bij een onveilig en malafide ondernemersklimaat in te zetten. Het is een vergaande bevoegdheid, waardoor hoge eisen worden gesteld aan de onderbouwing.
Op 8 maart 2022 heeft onze burgemeester J. Chr. van der Hoek samen met de andere Zeeuwse burgemeesters de intentieverklaring Zeeuwse norm weerbare overheid ondertekend. Hierin is de wens vastgelegd om samen te werken en te zorgen voor integere en weerbare Zeeuwse overheden. De Zeeuwse norm kan gezien worden als ondergrens voor een weerbare overheid in Zeeland. De Zeeuwse overheid kan haar weerbaarheid versterken door te zorgen voor een zorgvuldige, betrouwbare en transparante belangenafweging en besluitvorming, door een goede en veilige werkgever te zijn en door het voorkomen van misbruik of oneigenlijk gebruik van de Zeeuwse overheid. Daarmee bevorderen partijen het gezag van de Zeeuwse overheid en voorkomen en bestrijden tegelijkertijd de invloed van ondermijning. De wens die hieruit voortkomt is om als Zeeuwen één front te vormen tegen ondermijnende criminaliteit. Het is algemeen bekend dat criminelen zich niet aan gemeentegrenzen houden en met gebruikmaking van de bovenwereld zoeken naar zwakken plekken. Wanneer er (mogelijk) verschillen zijn in de aanpak van bijvoorbeeld ondermijning in de Zeeuwse gemeenten, bestaat de kans dat criminelen hun heil elders gaan zoeken, het zogenaamde waterbedeffect. Door gebruik te maken van alle bevoegdheden die er zijn, bijvoorbeeld deze twee nieuwe bepalingen in de APV, kunnen we alle mogelijke barrières opwerpen tegen ondermijnende criminaliteit.
(https://www.zeeland.nl/actueel/zeeuwse-norm-weerbare-overheid#:~:text=De%20Zeeuwse%20norm%20is%20een,als%20betrouwbare%20en%20integere%20overheid)
In onze APV hebben we in hoofdstuk 4, afdeling 5 een bepaling opgenomen over het kamperen buiten kampeerterreinen. In artikel 4:18 lid 1 is een verbod opgenomen op het zogenaamde wildkamperen. Het verbod luidt als volgt: Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.
In de praktijk wordt echter een toename gezien van personen die overnachten in een ‘normaal’ voertuig. Omdat in het verbod van artikel 4:18 expliciet wordt verwezen naar kampeermiddelen, is dit niet van toepassing op de situatie die nu in de praktijk wordt gezien, namelijk het overnachten in een normaal voertuig. Om deze reden is het gewenst dat er een artikel wordt toegevoegd waarmee in de praktijk kan worden gehandhaafd wanneer personen in een normaal voertuig overnachten op een openbare plaats, waar dit niet is toegestaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-303021.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.