Gemeenschappelijke regeling Regeling Regio Rivierenland

De gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Buren, Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel,

 

gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

hebben besloten:

 

HOOFDSTUK I. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Regio Rivierenland, genoemd in artikel 3;

    • b.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Regio Rivierenland, genoemd in artikel 3;

    • c.

      desintegratiekosten: alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door Regio Rivierenland, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de vermindering van taakuitvoering;

    • d.

      frictiekosten: alle incidentele kosten te maken door Regio Rivierenland die het directe gevolg zijn van de beslissing tot vermindering van taakuitvoering van een gemeente.

    • e.

      de gemeenten: de gemeenten die aan de regeling deelnemen;

    • f.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Gelderland;

    • g.

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • h.

      Regio Rivierenland: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 2;

    • i.

      een portefeuillehouder: een lid van het algemeen bestuur met een bijzonder aandachtsgebied;

    • j.

      de regeling: deze gemeenschappelijke regeling,

    • k.

      de secretaris: de secretaris-directeur bedoeld in artikel 20;

    • l.

      de voorzitter: de voorzitter van Regio Rivierenland bedoeld in artikel 3, en

    • m.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet, van enige andere wet of enig ander wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn, wordt gelezen in plaats van:

    • a.

      de gemeente: Regio Rivierenland;

    • b.

      de raad: het algemeen bestuur;

    • c.

      het college het dagelijks bestuur;

    • d.

      de burgemeester: de voorzitter;

    • e.

      de secretaris: de secretaris-directeur.

HOOFDSTUK II. HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2 Naam en vestigingsplaats

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Regio Rivierenland.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde openbaar lichaam is gevestigd te Tiel.

Artikel 3 Bestuur

  • 1.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

    • a.

      het algemeen Bestuur;

    • b.

      het dagelijks Bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd commissies als bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, en 25, eerste lid, van de wet in te stellen.

  • 3.

    Er is een regionale agendacommissie bestaande uit leden van de raden van de gemeenten. De regionale agendacommissie wordt voorgezeten door de voorzitter. De regionale agendacommissie adviseert over de procesgang richting de raden aangaande de vaststelling van documenten daar waar het raadsbevoegdheden betreft. De regionale agendacommissie bevordert waar nodig de totstandkoming van een startnotitie bedoeld in artikel 5, vierde lid.

  • 4.

    Op voorstel van de raden van de gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 24a van de Wgr een gemeenschappelijke adviescommissie in.

HOOFDSTUK III. BELANGEN TEN BEHOEVE WAARVAN DE REGELING IS AANGEGAAN EN DE TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 4 Belangen

  • 1.

    In het kader van deze gemeenschappelijke regeling kunnen de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten worden behartigd op de volgende gebieden:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • c.

      economische zaken;

    • d.

      onderwijs;

    • e.

      cultuur en recreatie;

    • f.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • g.

      volksgezondheid en milieu;

    • h.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • i.

      klimaat en energietransitie;

    • j.

      financiering en algemene dekkingsmiddelen;

    • k.

      staf en ondersteuning.

  • 2.

    De behartiging van de belangen, bedoeld in het eerste lid vindt in ieder geval, plaats door:

    • a.

      de bevordering van overleg tussen de gemeenten onderling en met andere organisaties ter afstemming van beleidsmaatregelen van de gemeenten;

    • b.

      de bevordering van gezamenlijke standpunten van de gemeenten ten behoeve van overleg met andere organisaties en de vertegenwoordiging van de gemeenten, voor zover deze daarom verzoeken dan wel instemmen, en

    • c.

      de samenwerking en het overleg met overheden en organisaties buiten het grondgebied van de gemeenten.

Artikel 5 Taken

  • 1.

    Het openbaar lichaam is ter behartiging van de belangen genoemd in artikel 4 belast met de uitvoering van taken, onder te verdelen in

    • a.

      regionale samenwerkingstaken, uit te voeren voor alle gemeenten;

    • b.

      contract gestuurde dienstverlening, uit de voeren voor één, meerdere of alle gemeenten.

  • 2.

    Een overzicht van bestaande taken bedoeld in het vorige lid is als bijlage bij deze regeling gevoegd. Het overzicht wordt jaarlijks geactualiseerd bij de aanbieding van de conceptbegroting overeenkomstig artikel 22.

  • 3.

    Alle taken genoemd in het eerste lid worden kostendekkend uitgevoerd.

  • 4.

    Voor de taken, bedoeld in het eerste lid onder a, is elke gemeente een vaste bijdrage verschuldigd, te berekenen via een vaste kostenverdeelsleutel die periodiek wordt herzien op basis van actuele kengetallen.

  • 5.

    Voor de taken, bedoeld in het eerste lid onder b, treffen het openbaar lichaam en de betrokken gemeenten met elkaar dienstverleningsovereenkomsten en bepalen daarin de bekostiging.

  • 6.

    Voorafgaand aan nieuwe taken als bedoeld in het eerste lid onder a, wordt een startnotitie voorgesteld door het algemeen bestuur en ter besluitvorming aangeboden aan de raden van de gemeenten. Hiervoor geldt een termijn van acht weken. Het algemeen bestuur bekrachtigt alsdan de startnotitie.

  • 7.

    Het algemeen bestuur kan ten behoeve van inhoudelijk bestuurlijk overleg over taakuitvoering bedoeld in het eerste lid portefeuillehouder overleggen instellen, waaraan de portefeuillehouders binnen de colleges deelnemen.

  • 8.

    Het algemeen bestuur stelt randvoorwaarden en uitgangspunten op voor taakuitvoering als bedoeld in dit artikel en beslist inhoudelijk indien geen portefeuillehoudersoverleg is ingesteld.

  • 9.

    Leden van het algemeen bestuur houden bij inhoudelijke besluitvorming rekening ermee of de gemeente waarvan zij lid zijn van het college de betreffende taak heeft opgedragen aan het openbaar lichaam.

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1.

    Ten behoeve van de uitvoering van de bijzondere controle ten aanzien van de rechtmatigheid van uitkeringen krachtens sociale zekerheidswetgeving waarvan de uitvoering aan de gemeenten is opgedragen, zijnde een taak als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a komen aan het bestuur van het openbaar lichaam alle bevoegdheden tot regeling en bestuur toe als die daarvoor bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aan de gemeentebesturen zijn of worden toegekend, met dien verstande dat aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid wordt overgedragen belastingen of rechten te heffen. De colleges van de gemeenten oefenen hun bevoegdheden tot regeling en bestuur niet uit ten aanzien van die taken.

  • 2.

    Voor zover noodzakelijk draagt het college van de betreffende gemeente zorg voor benodigd mandaat, volmacht of machtiging voor de uitvoering van taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3.

    De Regio Rivierenland kan ten behoeve van de uitvoering van taken incidenteel of structureel als aankoopcentrale conform de Aanbestedingswet 2012 optreden voor gemeenten.

  • 4.

    De Regio Rivierenland verleent subsidies ter bevordering van taken op eigen titel.

HOOFDSTUK IV. HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 7 Aantal leden

De raad van iedere gemeente wijst een vertegenwoordiger en plaatsvervangende vertegenwoordiger aan. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 8 Zetelverdeling en stemrecht

  • 1.

    Het algemeen bestuur heeft per deelnemende gemeente één zetel.

  • 2.

    De leden hebben in de vergaderingen van het algemeen bestuur stemrecht in de omvang waarin het inwonertal van de gemeente die hem/haar heeft aangewezen zich verhoudt tot het inwonertal van alle deelnemende gemeenten, een en ander afgerond op honderdtallen inwoners

  • 3.

    Voor de bepaling van de inwonertallen wordt uitgegaan van de door het Centraal bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur plaatsvindt.

Artikel 9 Onverenigbare functies

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder ambtenaar mede verstaan degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van het openbaar lichaam werkzaam is.

Artikel 10 Einde en aanvang lidmaatschap algemeen bestuur

  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen dan wel ophoudt wethouder van de desbetreffende deelnemende gemeente te zijn.

  • 2.

    Afgetreden leden kunnen terstond weer opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3.

    Indien tussentijds een zetel in het algemeen bestuur vacant is geworden, wijst de raad van de gemeente die dit aangaat in zijn eerstvolgende vergadering een ander lid aan ter voorziening in de vacature.

Artikel 11 Kennisgeving aanvang en einde lidmaatschap algemeen bestuur

  • 1.

    Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur geeft het college van de betreffende gemeente binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Indien een lidmaatschap van het algemeen bestuur op grond van artikel 13, tweede lid, van de wet eindigt geeft het college van de gemeente die zulks aangaat daarvan kennis aan de voorzitter van het openbaar lichaam binnen acht dagen nadat het voorzitterschap of het lidmaatschap van de gemeenteraad danwel het wethouderschap is geëindigd.

HOOFDSTUK V HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1.

    Het aantal leden van het dagelijks bestuur bedraagt ten minste drie, onverminderd het bepaalde in artikel 14, derde lid, van de wet.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur geschiedt in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling.

  • 3.

    Beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt van rechtswege het einde van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich.

  • 4.

    De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan. Indien een vacature in het dagelijks bestuur gepaard gaat met een vacature in het algemeen bestuur dan vindt de aanwijzing van een nieuw lid van het dagelijks bestuur plaats binnen twee maanden nadat door de gemeenteraad die zulks aangaat is voorzien in de vacature in het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK VI DE VOORZITTER

Artikel 13 Benoemingsprocedure

  • 1.

    In de eerste vergadering van het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling benoemt het algemeen bestuur de voorzitter.

  • 2.

    Door het algemeen bestuur wordt uit de overige leden van het dagelijks bestuur, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, een plaatsvervangend voorzitter benoemd.

HOOFDSTUK VII VERANTWOORDELIJKHEDEN

Artikel 14 Interne inlichtingen- en verantwoordingsverplichtingen

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. Het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter legt geen besluiten ter zienswijze voor aan de raden van de gemeenten.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven gezamenlijk of ieder afzonderlijk, uit eigen beweging dan wel op verzoek van het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De aflegging van verantwoording als bedoeld in het eerste lid, alsmede het na voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het tweede lid geschieden op de wijze zoals is aangegeven in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met het openbaar belang.

  • 5.

    Het algemeen bestuur is bevoegd in het reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop door het dagelijks bestuur dan wel de leden daarvan inlichtingen dienen te worden verschaft respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd.

  • 6.

    het bepaalde in het eerste tot en met vijfde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter en de bestuurscommissies als bedoel in artikel 3, tweede lid.

Artikel 15 Externe inlichtingen- en verantwoordingsverplichtingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten uit eigen beweging of op verzoek van de raden of één of meer leden daarvan alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door hun gevoerde beleid.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad of een of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur zijn aan de raden die hen hebben aangewezen verantwoording schuldig voor het door hen in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    Het op verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid alsmede het afleggen van verantwoording als bedoeld in het derde lid geschiedt op de wijze zoals die in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad is bepaald.

  • 5.

    De verstrekking van inlichtingen kan door het orgaan c.q. door degene die deze moet verschaffen uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met het openbaar belang.

  • 6.

    Het algemeen bestuur legt besluiten, die een aanzienlijk politiek of financieel belang hebben voor één of meer gemeenten ter zienswijze voor aan de raden van de gemeenten. Hiervoor geldt een termijn van acht weken. Met de kaders bedoeld in artikel 22, eerste lid, stuurt het algemeen bestuur aan de raden een lijst van beoogde besluitvorming en besluiten die het voornemens is ter zienswijze zoals hiervoor bedoeld, voor te leggen.

  • 7.

    Ten behoeve van de inbreng van leden van de raden van de gemeenten op voorbereiding van de besluitvorming van het bestuur, neemt Regio Rivierenland op verzoek deel aan regionale initiatieven en instrumenten zoals raadsavonden, platformbijeenkomsten en een informatieprotocol. De wijze waarop de actieve informatieplicht vorm krijgt (bij welke besluiten de raden worden betrokken en geïnformeerd), wordt vastgelegd in een addendum op het reeds bestaande informatieprotocol.

  • 8.

    Ingezetenen van de gemeentes en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering door Regio Rivierenland kunnen, indien gewenst via de bestaande mogelijkheden bij de bestuursorganen van de gemeenten inbreng hebben op voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. De participatie vindt plaats op de in de betreffende gemeente gebruikelijke wijze. In afwijking van het voorgaande kan het algemeen bestuur besluiten om incidenteel ten behoeve van een concreet vraagstuk ten behoeve van ingezetenen en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering middels geschikte wijze inbreng te laten plaatsvinden op voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Bij de inbreng hiervoor bedoeld kan een andere procedure dan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gevolgd.

  • 9.

    De raden van de gemeenten kunnen gezamenlijk op voorstel van een van hen een onderzoek instellen naar het gevoerde bestuur en voor dat doeleinde een onderzoekscommissie instellen. De artikelen 155g en 155h van de Gemeentewet zijn van toepassing. Een en ander onverminderd de bevoegdheid van de rekenkamers van gemeentes op grond van artikel 184 Gemeentewet.

Artikel 16 Tussentijds ontslag leden algemeen bestuur

De raad van de gemeente die dit aangaat is bevoegd het door hem in het algemeen bestuur benoemde lid tussentijds ontslag te verlenen indien diegene het vertrouwen van de raad die dit aangaat niet meer bezit. Het ontslagbesluit vermeldt de gronden waarop dit berust.

HOOFDSTUK VII INFORMATIE VAN DE GEMEENTEN AAN HET BESTUUR VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 17 (Verzoek om) bekendmaking standpunt

  • 1.

    De raden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten kunnen ten aanzien van de bij hen in voorbereiding zijnde besluiten de zienswijze vragen van de geëigende organen van het openbaar lichaam voor zover redelijkerwijs mag worden verondersteld dat deze besluiten van belang zijn voor het openbaar lichaam en/of de andere deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De organen van het openbaar lichaam kunnen in het kader van de uitvoering van de aan hen opgedragen taken ook ongevraagd hun zienswijze kenbaar maken ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde besluiten of voornemens tot vaststelling daarvan.

Artikel 18 Opschorting besluitvorming of uitvoering ten behoeve van overleg

  • 1.

    De raden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten zullen, daartoe door het competente orgaan van het openbaar lichaam verzocht, de in artikel 17, eerste lid bedoelde besluiten dan wel de uitvoering daarvan opschorten voor een periode van ten hoogste zes weken na verzending van het daartoe strekkende verzoek teneinde gedurende die periode overleg te voeren met het orgaan dat zich met het verzoek tot hen heeft gericht.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kunnen de raden, de colleges en de burgemeesters van de gemeenten het in het eerste lid bedoelde verzoek om opschorting van de besluitvorming dan wel de uitvoering daarvan terzijde leggen. Daarbij wordt aan het orgaan dat om opschorting heeft verzocht medegedeeld op welke gronden aan dat verzoek geen gevolg kan worden gegeven.

HOOFDSTUK IX VERGOEDINGEN

Artikel 19 Vergoedingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt krachtens het bepaalde in artikel 21, eerste lid van de wet de nodige regelen ten aanzien van de vergoedingen aan de leden van het bestuur van het openbaar lichaam voor hun werkzaamheden en ten aanzien van de tegemoetkoming die zij in de kosten kunnen ontvangen.

  • 2.

    Een regeling als in het voorgaande lid bedoeld wordt niet vastgesteld dan nadat de besturen van de gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze daaromtrent kenbaar te maken.

HOOFDSTUK X DE AMBTENAREN VAN HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 20 Secretaris- directeur en organisatie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris, tevens directeur van de ambtelijke organisatie. Deze wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen ambtenaar van het openbaar lichaam.

  • 2.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en, indien deze zijn ingesteld, de bestuurscommissies als bedoel in artikel 3, tweede lid, bij alles wat de hen opgedragen taak aangaat, terzijde.

  • 3.

    Door de secretaris worden alle stukken, die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan mede ondertekend.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan voor de secretaris een instructie vaststellen, gehoord hebbende het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur beslist over de benoeming, schorsing en ontslag van de overige ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur kan voor de uitvoering van bepaalde, daarvoor in aanmerking komende werkzaamheden, een verzoek aan één of meer van de deelnemende gemeenten richten teneinde de medewerking van ambtenaren van die gemeenten te verkrijgen voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen taken.

  • 7.

    De ambtenaren van de gemeenten die ingevolge het zesde lid met werkzaamheden ten behoeve van het openbaar lichaam zijn belast, zijn ten aanzien van de uitvoering van hun werkzaamheden verantwoording schuldig aan de secretaris; zij gedragen zich naar de aanwijzingen die terzake van de uitvoering van de werkzaamheden door de secretaris worden gegeven.

Artikel 21 Rechtspositie

Op de rechtspositie van het personeel in dienst van het openbaar lichaam is de collectieve arbeidsovereenkomst voor samenwerkende gemeentelijke organisaties van toepassing.

HOOFDSTUK XI. FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 22 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór uiterlijk 1 december van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, vóór 15 april maar in elk geval ten minste twaalf weken voor de in lid 6 bedoelde vaststelling, de raden een ontwerp aan voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar met toelichting van Regio Rivierenland en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. De terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt bij openbare kennisgeving.

  • 4.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vóór 15 september vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting is vastgesteld wanneer de leden van het algemeen bestuur unaniem voor het voorstel hebben gestemd.

  • 7.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten van Gelderland hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van Gelderland.

Artikel 23 Procedure bij wijziging begroting

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 35, eerste, derde en vierde lid, van de wet is niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerpwijzigingen voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt een voorstel tot af- of overschrijving of tot een andere wijziging bedoeld in het eerste lid uiterlijk drie weken voor de voorgenomen datum van vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

Artikel 24 Gemeentelijke Bijdragen

  • 1.

    In de begroting van inkomsten en uitgaven wordt de raming van de verschuldigde bijdrage van elke gemeente voor het jaar waarvoor de begroting dient opgenomen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt richtlijnen vast voor de kostenverdeelsleutel zoals deze jaarlijks in de begroting wordt opgenomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de gemeentes er steeds zorg voor zullen dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3.

    De grondslag voor het besluit, bedoeld in het tweede lid, is het inwonertal op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient en de taken die bij of krachtens artikel 5, eerste lid, voor een of meerdere gemeenten worden uitgevoerd. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4.

    Voor de uitvoering van de in artikel 5, eerste lid onder b, bedoelde taken worden de bijdragen in de kosten berekend op basis van het bepaalde in de in artikel 5, vijfde lid, bedoelde dienstverleningsovereenkomsten.

  • 5.

    Het besluit bedoeld in het tweede lid wordt met twee derde meerderheid van stemmen vastgesteld.

  • 6.

    De gemeenten betalen bij wijze van voorschot, op basis van kwartaalnota's telkens één vierde gedeelte van de voor dat jaar geraamde bijdrage.

  • 7.

    Bij het niet overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid tijdig voldoen van de voorschotten kan aan die gemeente rente in rekening worden gebracht. Het algemeen bestuur stelt hiertoe nadere regels vast in de verordening, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 25 Aanbieding rekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over het dienstjaar aan het algemeen bestuur verantwoording gedaan. Het dagelijks bestuur voegt daarbij het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de krachtens artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet aangewezen deskundigen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde stukken worden aan het algemeen bestuur en aan de raden van de gemeenten toegezonden voor 15 april van het jaar dat volgt op het dienstjaar waarop zij betrekking hebben.

  • 3.

    De raden van de gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de voorlopige jaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de jaarrekening, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 26 Vaststelling rekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 15 juli van het jaar volgende op dat waarop zij betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de rekening aan gedeputeerde staten van Gelderland.

  • 3.

    De vaststelling van de rekening strekt de ambtenaren, belast met het doen van ontvangsten en uitgaven en het dagelijks bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 4.

    In de rekening wordt de door elk der gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.

  • 5.

    Voor de berekening van de bijdrage als bedoeld in het voorgaande lid wordt, rekening houdend met inkomsten uit anderen hoofde, uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar waarop de rekening betrekking heeft. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 6.

    Het bepaalde in het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing indien en voor zover het bepaalde in artikel 28, derde lid toepassing heeft gevonden. Alsdan wordt als berekeningsbasis voor de werkelijke bijdrage genomen de feitelijk aan de gemeenten geleverde prestaties c.q. het nut dat de gemeenten hebben ondervonden van de taakuitoefening door het openbaar lichaam, in plaats van de aantallen inwoners.

  • 7.

    De verrekening van het verschil tussen betaalde voorschotten en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats binnen een maand na verzending van de in het tweede lid bedoelde mededeling.

  • 8.

    Bij de in het voorgaande lid bedoelde verrekening kan geen verrekening plaatsvinden als bedoeld in Boek 6, Titel I, afdeling 12 van het Burgerlijk Wetboek met andere vorderingen van of aan het openbaar lichaam.

HOOFDSTUK XII. ARCHIEFBEPALINGEN

Artikel 27 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de Regio Rivierenland.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels betreffende de wijze waarop in het eerste lid bedoelde zorg dient te worden verricht. Deze regels worden aan gedeputeerde staten van Gelderland medegedeeld.

  • 3.

    De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemende organen gemandateerde taken berust bij deze organen.

  • 4.

    Voor de bewaring van archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam is aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland te Tiel, of diens opvolger.

  • 5.

    De in het vierde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de streekarchivaris van het Regionaal Archief Rivierenland.

  • 6.

    De Streekarchivaris van het Regionaal Archief Rivierenland oefent toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    De secretaris is belast met het beheer van de in artikel 31, eerste lid bedoelde archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar het Regionaal Archief Rivierenland.

  • 8.

    Bij opheffing van de regeling worden alle onder beheer van de secretaris staande archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van het Regionaal Archief Rivierenland.

HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 28 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de regeling door een of meer bestuursorganen van een andere gemeente kan plaatsvinden op verzoek van en bij gelijkluidend besluit van die bestuursorganen, elk voor zover het hun bevoegdheden betreft.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de toetreding afhankelijk stellen van de voldoening aan bepaalde voorwaarden.

  • 3.

    Voor de totstandkoming van het besluit omtrent de voorwaarden waaronder toetreding kan plaatsvinden van het algemeen bestuur als bedoeld in het vorige lid is een meerderheid van twee-derde van het aantal uitgebrachte stemmen vereist.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het algemeen bestuur heeft bewilligd in het in het eerste lid bedoelde verzoek, tenzij door het algemeen bestuur in overeenstemming met de toetredende gemeente een andere datum van toetreding wordt vastgesteld.

Artikel 29 Uittreding

  • 1.

    Een gemeente kan uit de regeling treden bij een daartoe strekkend gelijkluidend besluit van de bestuursorganen van die gemeente.

  • 2.

    De uittreding gaat in met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op dat waarin het besluit tot uittreding als bedoeld in lid 1 is genomen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de verplichtingen van de uittredende gemeente vast. Ten behoeve hiervan wijst het dagelijks bestuur een onafhankelijke registeraccountant aan en verstrekt deze de opdracht om de gevolgen van de uittreding in kaart te brengen. Voorafgaand aan de opdrachtverstrekking krijgt de uitredende gemeente de gelegenheid te reageren op de concept opdracht. Het dagelijks bestuur beslist over de definitieve opdracht. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke registeraccountant worden rechtstreeks door Regio Rivierenland betaald, waarna deze kosten volledig voor rekening komen van de deelnemer die uit wil treden. Voorafgaand aan de opdrachtverstrekking krijgt de uitredende gemeente de gelegenheid te reageren op de voordracht van het dagelijks bestuur van een te benoemen onafhankelijke registeraccount en daarna op de concept opdracht. Het dagelijks bestuur beslist over de definitieve opdracht.

  • 4.

    Vaststelling van de verplichtingen, bedoeld in het derde lid, vindt plaats nadat alle gemeenten in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze te geven. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken voor vaststelling. Alsdan zijn de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen bindend. Vaststelling vindt plaats uiterlijk acht kalendermaanden nadat de gemeente zijn voornemen tot uittreding overeenkomstig het vorige lid bekend heeft gemaakt.

  • 5.

    Regio Rivierenland en de uittredende gemeente en de blijvende gemeentes spannen zich gezamenlijk in om frictiekosten en desintegratiekosten zo laag mogelijk te houden.

  • 6.

    Vaststelling van de verplichtingen bedoeld in het derde en vierde lid vermeldt de verdeling van desintegratiekosten en frictiekosten. Financieel uitgangspunt voor de bepaling van kosten en prijzen vormt de meest recente vastgestelde jaarrekening op dat moment. Daarbij komen in ieder geval, maar niet uitsluitend, de volgende aspecten aan de orde:

    • a.

      overname door gemeentes van geactiveerde goederen dan wel vergoeding wegens niet overnemen;

    • b.

      overname van contractuele verplichtingen jegens leveranciers en dienstverleners, dan wel vergoeding wegens niet overname;

    • c.

      overname door gemeentes van personeelsleden, dan wel vergoeding wegens niet overname;

    • d.

      eventuele nadelige financiële consequenties ten gevolge van de liquidatie;

    • e.

      eventuele fiscale consequenties in verband met omzetbelasting en/of vennootschapsbelasting.

  • 7.

    Nadat de verplichtingen ten gevolge van uittreding overeenkomstig het vierde lid zijn vastgesteld is de uittredende gemeente gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen aan Regio Rivierenland te voldoen. Regio Rivierenland stelt de uittredende gemeente desgewenst in de gelegenheid door de overname van personeel, materieel, activa en passiva de hoogte van de desintegratiekosten te verminderen.

  • 8.

    De gevolgen van de uittreding worden, op basis van het besluit van het algemeen bestuur bedoeld in het derde lid, bij gelijkluidend besluit vastgesteld door de colleges.

  • 9.

    Bij geschillen naar aanleiding van de vorige leden, is de geschillenregeling van artikel 32 van overeenkomstige toepassing.

  • 10.

    De bepalingen in het eerste tot en met zevende lid en het negende lid zijn van overeenkomstige toepassing op de beslissing taken bedoeld in artikel 5, eerste lid, niet meer af te nemen, tenzij bij twee-derde meerderheid van stemmen, de betreffende gemeente niet meegerekend, besloten wordt hiervan af te wijken.

Artikel 30 Wijziging

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam als de gezamenlijke bestuursorganen van een gemeente kunnen het algemeen bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur een wijziging van de regeling gewenst acht wordt het voorstel daartoe van het algemeen bestuur ter beslissing aan de colleges en de raden van de gemeenten voorgelegd. Voorafgaand hieraan kunnen de raden van de gemeenten een zienswijze uitbrengen op het tekstvoorstel. Een en ander geschiedt overeenkomstig de wet.

  • 3.

    Een wijziging is tot stand gekomen wanneer twee-derde van de gezamenlijke bestuursorganen van de gemeenten waarin tenminste twee-derde van het gezamenlijke aantal inwoners van alle gemeenten woont, zich daarvoor hebben verklaard. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 31 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven bij gelijkluidend besluit van de bestuursorganen van tenminste twee-derde van de gemeenten waarin tenminste twee-derde van het gezamenlijke aantal inwoners van alle gemeenten woont. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 2.

    De opheffing gaat in met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in eerste bedoelde besluit is genomen, tenzij het opheffingsbesluit een later tijdstip vermeldt.

  • 3.

    Bij het besluit tot opheffing van de regeling, stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan vast dat voorziet in de financiële en andere gevolgen van de opheffing. Hierbij wordt in beginsel de procedure van een uittredingsplan van artikel 29 gevolgd, tenzij bij twee-derde meerderheid is besloten die bepalingen af te wijken. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de gemeentes alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de gemeentes te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet zoveel mogelijk in de herplaatsing van het personeel en in de financiële gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5.

    Voordat het algemeen bestuur het liquidatieplan vaststelt worden de bestuursorganen van de gemeenten daarover gehoord.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan. De bestuursorganen van het openbaar lichaam blijven zo nodig ook na de opheffing in functie tot de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK XIV OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van gedeputeerde staten van Gelderland wordt ingeroepen, spant het algemeen bestuur zich sterk in om een en ander minnelijk met elkaar op te lossen.

  • 2.

    Indien een minnelijke oplossing niet wordt bereikt, wordt het geschil voorgelegd aan geschillencommissie die een niet-bindend advies uitbrengt.

  • 4.

    De geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, bestaat uit drie leden. Elke partij, betrokken bij het geschil, wijst een deskundige aan als lid van de geschillencommissie. De partijen wijzen gezamenlijk een onafhankelijke derde deskundige aan, die tevens voorzitter van de geschillencommissie is.

  • 5.

    Op basis van het advies van de geschillencommissie hervatten de partijen het overleg in een streven alsnog tot een oplossing in der minne te komen. In het geval niet binnen een jaar na het ontstaan van het geschil tot een oplossing in der minne wordt gekomen, wordt de beslissing van gedeputeerde staten, bedoeld in het eerste lid, ingeroepen.

  • 6.

    Elke gemeente draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedures betreffende dit artikel. Eventuele gezamenlijke kosten zullen gelijkelijk worden verdeeld.

Artikel 33 Inzending en bekendmaking regeling

De gemeente Tiel draagt zorg voor de toezending en bekendmaking van deze regeling als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, van de wet.

Artikel 34 Duur, inwerkingtreding en evaluatie van de regeling

  • 1.

    Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Deze gemeenschappelijke regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking ervan in de Staatscourant.

  • 3.

    Deze regeling wordt op verzoek van twee of meer van de gemeentes geëvalueerd, met dien verstande dat evaluatie niet vaker plaatsvindt dan eens in de drie jaar. Het algemeen bestuur beslist over de evaluatiecriteria en legt deze ter zienswijze voor aan de raden van de gemeenten. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken. Het algemeen bestuur beslist over inhoud, proces en werkwijze van een evaluatie.

Artikel 35 Citeertitel

Deze gewijzigde regeling kan worden aangehaald als "Regeling Regio Rivierenland".

Aldus vastgesteld door:

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Buren op respectievelijk 18 juni 2024 en 24 juni 2024;

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Culemborg op 27 juni 2024 respectievelijk 2 juli 2024;

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel op 13 juni 2024 respectievelijk 20 juni 2024;

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe op 13 juni 2024;

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van Tiel op 12 juni 2024 respectievelijk 24 juni 2024;

De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe op respectievelijk 18 juni 2024 en 24 juni 2024;

De gemeenteraad en het College van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal op 30 mei 2024;

De gemeenteraad en het College van burgemeester en wethouders van Zaltbommel op 13 juni 2024 respectievelijk 25 juni 2024.

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de regeling Regio Rivierenland

 

 

Naar boven