Gemeenteblad van Tiel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tiel | Gemeenteblad 2024, 301760 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tiel | Gemeenteblad 2024, 301760 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Breedbandnetwerk Rivierenland
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Culemborg, Maasdriel, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal en Zaltbommel,
gezien het besluit van de onderscheiden gemeenteraden waarbij toestemming is verleend voor het wijzigen van deze regeling;
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
desintegratiekosten alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de UBR, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingenrisico’s alsmede de afbouw ervan ontstaan als direct gevolg van de vermindering van taakuitvoering;
Deze regeling wordt getroffen teneinde de aanleg en het beheer van een breedbandnetwerk door de gemeenten in gezamenlijkheid te realiseren in de gemeenten. Voornoemd breedbandnetwerk staat open voor alle private aanbieders om diensten zoals internettoegang, televisie, telefonie, zorg en onderwijs op afstand aan te bieden aan de inwoners van de gemeenten. Dit om zoveel mogelijk inwoners van de gemeenten in staat te stellen om gebruik te kunnen maken van een hoogwaardig netwerk voor data-transport.
De UBR kan ook diensten verlenen aan andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan de gemeenten dan wel aan andere privaatrechtelijke overheidsorganisaties, met dien verstande dat de UBR ten minste tachtig procent van zijn werkzaamheden voor de gemeenten verricht. Het algemeen bestuur beslist met betrekking tot het al dan niet verlenen van diensten aan een derde als hiervoor bedoeld.
Hoofdstuk 2: Inrichting bestuur
Afdeling 2.1 Samenstelling bestuur
Ingezetenen van de deelnemers en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering door de UBR kunnen, indien gewenst via de bestaande mogelijkheden bij de bestuursorganen van de deelnemers inbreng hebben op inbreng hebben op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid In afwijking van het voorgaande kan het algemeen bestuur besluiten om incidenteel ten behoeve van een concreet vraagstuk ten behoeve van ingezetenen en andere belanghebbenden bij de taakuitvoering middels geschikte wijze inbreng te laten plaatsvinden op voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Bij de inbreng hiervoor bedoeld kan een andere procedure dan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gevolgd.
De raden kunnen gezamenlijk op voorstel van een van hen een onderzoek instellen naar het gevoerde bestuur en voor dat doeleinde een onderzoekscommissie instellen. De artikelen 155g en 155h van de Gemeentewet zijn van toepassing. Een en ander onverminderd de bevoegdheid van de rekenkamers van deelnemers op grond van artikel 184 Gemeentewet.
De colleges wijzen één plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.
Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als het daartoe heeft besloten. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23 van de wet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het vijfde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 9: Handhaving vergaderorde
De voorzitter kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
De leden van het bestuur van de UBR en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor, dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over wat zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overgelegd.
Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger van zijn gemeente in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.
Afdeling 2.3 Dagelijks bestuur
Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraadslaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur ten minste twee weken en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat de betrokken leden van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.
De oproeping tot de vergadering waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid.
Op de vergadering, bedoeld in het derde lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Hoofdstuk 3: Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van, en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.
Het dagelijks bestuur heeft in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden ten behoeve van het voeren van het dagelijks bestuur:
te besluiten namens UBR, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Artikel 23: Algemene financiële uitgangspunten
UBR draagt de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taken die UBR bij de regeling zijn opgedragen. Ten behoeve van de noodzakelijke investeringen voor de aanleg van het breedbandnetwerk in de gemeenten, sluit de UBR (een) lening(en) af. De gemeenten staan garant voor het te lenen bedrag.
De kosten voor de UBR worden per gemeente verdeeld naar rato van het gedeelte van de stemmen dat elke gemeente heeft ten opzichte van het totale aantal stemmen. Voorgaande in overeenstemming met de stemverdeling van artikel 12, eerste lid. Indien gewenst kan het algemeen bestuur, mede gelet op de werkelijke kosten en bijbehorende kostenverdeling, bij vaststelling van de bijdrageverordening bedoeld in het vierde lid, een andere kostenverdeelsleutel vaststellen. Indien een beroep wordt gedaan op de garantstelling verdelen de gemeenten het te betalen bedrag conform de kostenverdeelsleutel hiervoor bedoeld.
Het algemeen bestuur kan een bijdrageverordening vaststellen, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen voor instandhouding van UBR. Nadere financieringsafspraken worden opgenomen in de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, vijfde lid.
In het geval de UBR door de exploitatie van het door haar aangelegde netwerk positieve resultaten behaalt, worden deze resultaten verplicht gereserveerd ten behoeve van de rente en aflossing van de door de UBR aangegane lening(en) benodigd voor de aanleg, het beheer en onderhoud van het breedbandnetwerk.
Slechts in het geval dat de reservevorming de UBR in staat stelt alle gesloten leningen, bedoeld in het eerste lid, af te lossen vermeerderd met een percentage van 20%, kan het algemeen bestuur bij unaniem besluit vaststellen dat verdere reservevorming, bedoeld in het vijfde lid, niet meer noodzakelijk is en dat tegoeden kunnen worden uitgekeerd aan de gemeenten. Voornoemde uitkeringen geschieden naar rato van de verdeelsleutel bedoeld in het tweede lid, dan wel naar een rato vast te stellen door het algemeen bestuur bij besluit als bedoeld in de vorige zin.
Bij de vaststelling van de financiële verplichtingen van de gemeenten jegens de UBR, overeenkomstig het derde en vierde lid, kan onderscheid worden gemaakt tussen gemeenten waar het gaat om hun bijdrage aan de reservevorming gelet op de lengte van de periode waarin een gemeente deelnemer is. Hiermee kan worden geborgd dat alle deelnemers uiteindelijk evenredig hebben bijgedragen aan reservevorming.
De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat UBR te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen en staan daarmee garant voor de volledige nakoming van de financiële verplichtingen van de UBR. Hiervoor geldt de kostenverdeelsleutel, bedoeld in het tweede lid.
Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk op 1 december van elk jaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden voor het begrotingsjaar twee jaar later.
Artikel 26: Begrotingsprocedure
Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, vóór 15 april maar in elk geval ten minste twaalf weken voor de in artikel 27, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raden een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de UBR en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
Artikel 28: Begrotingswijzigingen
De artikelen 26 en 27, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de begrotingswijzigingen die geen verandering brengen in de hoogte van de bijdrage per gemeente ten opzichte van de begroting die wordt gewijzigd. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging binnen vier weken na de vaststelling aan gedeputeerde staten.
Artikel 30: Financiële verordening
Bij het dekken van kosten of tegenvallende bedrijfsresultaten uit reserves kan het algemeen bestuur besluiten dat een dergelijke dekking slechts ten gunste van sommige gemeenten wordt aangewend en dat andere gemeenten, gelet op de periode van deelname, hun aandeel in die kosten of tegenvallende bedrijfsresultaten door middel van een extra bijdrage dienen te betalen. Hiermee kan een proportionaliteit worden geborgd tussen bijdrage aan de opbouw van reserves en het kunnen profiteren daarvan.
Artikel 31: Financiële controleverordening
Het algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 29 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.
Hoofdstuk 5: Verantwoordingsrelaties
Artikel 32: Verantwoordelijkheid dagelijks bestuur
Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
Artikel 35: Verantwoordelijkheid leden algemeen bestuur
Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat dit lid heeft aangewezen, alsmede aan de betreffende raad de door een of meer leden van dat college of raad gevraagde inlichtingen tenzij het verstrekken ervan in strijd is met een wettelijke verplichting of het openbaar belang. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.
Het algemeen bestuur legt besluiten, die een aanzienlijk politiek of financieel belang hebben voor een van de deelnemers ter zienswijze voor aan de raden. Hiervoor geldt een termijn van acht weken. Met de kaders bedoeld in artikel 24, stuurt het algemeen bestuur aan de raden een lijst van beoogde besluitvorming en besluiten die het voornemens is ter zienswijze zoals hiervoor bedoeld, voor te leggen.
Artikel 36: Platformbijeenkomsten
Bij de oproeping tot de vergadering van het algemeen bestuur, bedoeld in artikel 8, derde lid, kan de voorzitter jaarlijks twee maal tevens alle raadsleden oproepen voor een platformbijeenkomst, die plaatsvindt niet eerder dan twee weken na de oproeping en niet later dan twee weken voor de betreffende vergadering van het algemeen bestuur.
De platformbijeenkomst staat open voor alle raadsleden van de gemeenten, alsmede voor eventuele leden van raadscommissies, bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Wethouders en burgemeesters van de gemeenten kunnen aan de beraadslagingen van de platformbijeenkomst deelnemen. Personen die wensen deel te nemen, melden zich hiertoe aan bij de voorzitter, of een hiertoe door de voorzitter gemachtigde.
De directeur staat als secretaris het algemeen bestuur en dagelijks bestuur ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur en kan aan de beraadslagingen deelnemen. Hij ondertekent de stukken mede, die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.
Deze regeling wordt op verzoek van één of meer van de deelnemers geëvalueerd, met dien verstande dat evaluatie niet vaker plaatsvindt dan eens in de drie jaar. Het algemeen bestuur beslist over de evaluatiecriteria en legt deze ter zienswijze voor aan de raden van de gemeenten. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken. Het algemeen bestuur beslist over inhoud, proces en werkwijze van een evaluatie.
Het algemeen bestuur kan een voorstel tot wijziging sturen naar de colleges. Een voorstel tot wijziging kan ook worden ingediend bij het bestuur door ten minste twee colleges of een college indien de regeling twee deelnemers kent. Het algemeen bestuur zendt het voorstel, bedoeld in de vorige volzin, onverwijld door aan de colleges.
In het geval sprake is van door de UBR opgebouwde reserves, bedoeld in artikel 23, vijfde lid, stelt het algemeen bestuur in overleg met de beoogd toetreder een regeling vast om – hetzij ineens, hetzij door een verhoging van de bijdrage voor de beoogd toetreder gedurende vijf jaren – ervoor te zorgen dat de beoogd toetreder in ieder geval vijf jaren na toetreding, naar rato heeft bijgedragen aan de tot het moment van toetreding reeds opgebouwde reserves. Als ijkdatum voor de bepaling van de hoogte van het door de beoogd toetreder extra te voldoen bedrag, wordt aangehouden de hoogte van de opgebouwde reserves op de datum van de daadwerkelijke toetreding. Artikel 23, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Het college dat voornemens is uit te treden, maakt dit schriftelijk kenbaar aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voornemen onverwijld door aan de overige colleges. De uittreding geschiedt per 1 januari van enig kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een vol kalenderjaar.
Het algemeen bestuur stelt een voorstel op voor de financiële, personele en overige gevolgen van de voorgenomen uittreding voor de UBR. Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het vierde lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet. De kosten voor het maken van het voorstel komen voor rekening van het college dat voornemens is uit te treden.
Ten behoeve van het voorstel voor de financiële, personele en overige gevolgen, bedoeld in het vorige lid wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verstrekt om de genoemde gevolgen in kaart te brengen. De opdracht wordt verstrekt door het dagelijks bestuur. Voorafgaand aan de opdrachtverstrekking wordt de uitredende deelnemer in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de opdracht.
Het voorstel bedoeld in het vierde lid wordt definitief vastgesteld door het algemeen bestuur nadat de uittredende deelnemer in de gelegenheid is gesteld een zienswijze te geven. Voor de zienswijze geldt een termijn van acht weken voor vaststelling. Na vaststelling zijn de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen bindend. Het definitieve voorstel wordt vastgesteld uiterlijk acht kalendermaanden nadat de deelnemer zijn voornemen tot uittreding overeenkomstig het derde lid bekend heeft gemaakt.
Tot het voorstel bedoeld in het vierde en het zesde lid behoort in ieder geval de verplichting dat de beoogd uittreder het bedrag waarvoor die garant staat, bedoeld in artikel 23, tweede lid, volledig zal voldoen aan de UBR. Eventuele gunstige financiële vooruitzichten voor de UBR doen niets af aan de verplichting bedoeld in de eerste volzin.
Het voorstel bedoeld in het vierde en zesde lid vermeldt de verdeling van desintegratiekosten en frictiekosten. Financieel uitgangspunt voor de bepaling van kosten en prijzen vormt de meest recente vastgestelde jaarrekening op dat moment. Bij de verdeling komen in ieder geval, maar niet uitsluitend, de volgende aspecten aan de orde:
Nadat het voorstel overeenkomstig het zesde lid is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan UBR te voldoen. De UBR stelt de uittredende deelnemer desgewenst in de gelegenheid door de overname van personeel, materieel, activa, passiva de hoogte van de desintegratiekosten te verminderen.
De geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, bestaat uit drie leden. Elke partij, betrokken bij het geschil, wijst een deskundige aan als lid van de geschillencommissie. De partijen wijzen gezamenlijk een onafhankelijke derde deskundige aan, die tevens voorzitter van de geschillencommissie is.
Op basis van het advies van de geschillencommissie hervatten de partijen het overleg in een streven alsnog tot een oplossing in der minne te komen. In het geval niet binnen een jaar na het ontstaan van het geschil tot een oplossing in der minne wordt gekomen, wordt de beslissing van Gedeputeerde Staten, bedoeld in het eerste lid, ingeroepen.
Aldus vastgesteld door:
Het college van burgemeester en wethouders van Culemborg 2 juli 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel op 20 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe op 13 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van Tiel op 24 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe op 24 juni 2024;
Het College van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal op 30 mei 2024;
Het College van burgemeester en wethouders van Zaltbommel op 25 juni 2024.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-301760.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.