Gemeenteblad van Leusden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leusden | Gemeenteblad 2024, 298860 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leusden | Gemeenteblad 2024, 298860 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Re-integratieverordening Participatiewet Leusden 2024
De raad van de gemeente Leusden;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2024, nummer 133692;
gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e en tweede lid en 10b, zevende lid, van de Participatiewet;
vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet Leusden 2024.
Hoofdstuk 2 Beleid en evaluatie
Artikel 2. Evenwichtige verdeling en evaluatie
Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:
Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen
Het college kan een voorziening beëindigen als:
de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;
Het college biedt het beste instrument tegen de laagste kosten, houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon. Het college houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en stemt dit af in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de wet.
Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk
Het college kan aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast o.a de volgende voorzieningen aanbieden:
Artikel 12. Loonkostensubsidie kwetsbare werknemers
De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer of als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder loonkostensubsidie kan worden aangenomen voor dat werk.
Het college kan, als dit door hen noodzakelijk wordt geacht, een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet die algemene bijstand ontvangt, toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal vier maanden, onbeloonde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering.
Hoofdstuk 3A Specifieke bepalingen doelgroep Breed offensief
Paragraaf 3A.1 Administratief proces loonkostensubsidie
Artikel 14b. Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie
Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.
Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet. Als deze aanvraag is gedaan na het begin van de dienstbetrekking voor een persoon als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de wet, wordt de vaststelling of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie bepaald door middel van de Praktijkroute.
Paragraaf 3A.2 Procedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Artikel 14d. Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet.
Paragraaf 3A.3 Specifieke bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk
Artikel 14k. Interne werkbegeleiding
Als een persoon uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college een subsidie verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne werkbegeleiding.
Paragraaf 3A.4 Specifieke bepalingen overige voorzieningen
Artikel 14m. Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij motorische beperking
Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende motorische lichaamsfunctie.
Artikel 14o. Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen
Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 16. Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht
Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Verordening re-integratie Participatiewet Leusden, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Verordening re-integratie Participatiewet Leusden voor de duur:
Bijlage behorende bij artikel 14b, vijfde lid Re-integratieverordening Participatiewet Leusden 2024
Behorende bij raadsbesluit van 27 juni 2024
Bijlage behorende bij artikel 14h, eerste lid Re-integratieverordening Participatiewet Leusden 2024
Behorende bij raadsbesluit van 27 juni 2024
Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken.
Artikel 10 van de Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorzieningen. Het is daarbij van belang dat kenbaar is welke voorzieningen en ondersteuningsmogelijkheden er zijn. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college aanbiedt.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Artikel 2. Evenwichtige verdeling en evaluatie
Voor de voorzieningen die niet genoemd worden in dit artikel volgt de doelgroepomschrijving al uit het artikel van de voorziening zelf.
Artikel 3. Budget- en subsidieplafonds
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen
De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd (Rechtbank Arnhem 14-09-2006, nr. AWB 06/999, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3540). Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek.
Onder 'sociale activering' wordt verstaan: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie (artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet). Bij activiteiten in het kader van sociale activering kan worden gedacht aan het zelfstandig, zonder externe begeleiding, verrichten van vrijwilligerswerk of deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt (Kamerstukken II 2002/03, 28 870, nr. 3, p. 35).
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Op een participatieplaats worden additionele werkzaamheden verricht. De participatieplaats wordt ingezet voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt
Niet de te verrichten werkzaamheden staan centraal maar het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega’s zijn allemaal zaken waaraan in een participatieplaats gewerkt kan worden. Ook kan hiermee worden beoordeeld of het werkterrein past bij de capaciteiten van de uitkeringsgerechtigde, zodat een persoon bijvoorbeeld een opleiding op het betreffende terrein kan gaan volgen en daarmee voor zichzelf een duurzaam perspectief op arbeid kan realiseren. De duur van de participatieplaats is wettelijk beperkt tot maximaal vier jaar (artikel 10a van de Participatiewet). Na negen maanden wordt beoordeeld door het college of de participatieplaats de kans op arbeidsinschakeling heeft vergroot (artikel 10a, achtste lid, van de Participatiewet). Zo niet dan wordt de participatieplaats beëindigd. Uiterlijk 24 maanden na aanvang van de participatieplaats wordt opnieuw beoordeeld of de participatieplaats wordt voorgezet. Als de gemeente concludeert dat voortzetting van de participatieplaats met het oog op in de persoon gelegen factoren aanmerkelijk bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan kan de participatieplaats nog één jaar verlengd worden. Echter in dat geval dient een andere werkomgeving geboden te worden (artikel 10a, negende lid, van de Participatiewet). Na 36 maanden vindt opnieuw een dergelijke beoordeling plaats (artikel 10a, tiende lid, van de Participatiewet).
De premie bedoelt in lid 3 wordt vrijgelaten op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Participatiewet. In verband hiermee is de hoogte van de premie begrensd door het in de vrijlatingsbepaling genoemde bedrag.
Scholing in combinatie met participatieplaats
Wanneer een persoon die in aanmerking is gebracht voor een participatieplaats niet over een startkwalificatie beschikt, dient het college aan deze persoon scholing of opleiding aan te bieden. Dit geldt vanaf zes maanden na aanvang van de werkzaamheden op de participatieplaats. De scholing of opleiding moet zijn gericht op vergroting van de kansen op de arbeidsmarkt. Het college hoeft aan een persoon alleen geen scholing of opleiding aan te bieden als dergelijke scholing of opleiding naar zijn oordeel de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaan of als naar zijn oordeel scholing of opleiding niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling van de persoon in het arbeidsproces . Dit volgt uit artikel 10a, vijfde lid, van de Participatiewet.
Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 10. Persoonlijke ondersteuning bij werk
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 11. Werkgeverssubsidie
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 12. Loonkostensubsidie kwetsbare werknemers
De in artikel 12 geregelde loonkostensubsidie betreft een gemeentelijke regeling die moet worden onderscheiden van de loonkostensubsidie zoals bedoeld in de artikelen 10c en 10d van de Participatiewet en artikel 14b. De in artikel 12 opgenomen loonkostensubsidie is niet noodzakelijk gericht op personen met een arbeidsbeperking, maar ondersteunt personen die kwetsbaar zijn. Het gaat hier dus niet om de loonkostensubsidie die verstrekt wordt aan personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van een wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet) en die is geregeld in hoofdstuk 3A. Het betreft daarom ook een in tijd gemaximeerde subsidieregeling.
Het doel van deze loonkostensubsidie is het bieden van compensatie voor het feit dat voor een persoon ten minste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, terwijl de werkgever een persoon (nog) niet ten volle kan inzetten. Zo kan het college een loonkostensubsidie aan de werkgever verstrekken om tijdelijk het verschil in arbeidsproductiviteit te compenseren en zo de re-integratie van de bijstandsgerechtigde te bewerkstelligen (Kamerstukken II 2004/05, 28 870, nr. 125).
Het is aan het college om te bepalen of er een noodzaak tot subsidieverlening aanwezig is met het oog op de arbeidsinschakeling van de kwetsbare werknemer.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14b. Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14c. Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14d. Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Dit artikel regelt de aanvraagprocedure voor persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen. Uiteraard is de aanvraagmogelijkheid geen verplichting; het college kan ook zelf ambtshalve – dat wil zeggen zonder aanvraag – beoordelen wat nodig is. In de praktijk zal veelal ook sprake zijn van een ambtshalve beoordeling. Het college zorgt dan zelf voor een goede match met een werkgever, met passende ondersteuning. Het hoeft meestal niet tot een aanvraag te komen (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 3, p. 11).
Artikel 14e. Inhoud beschikking persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14f. Persoonlijke ondersteuning bij werk
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14g. Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk
Persoonlijke ondersteuning bij werk is een voorziening die wordt verstrekt als deze noodzakelijk is voor de persoon om de aan hem opgedragen taken uit te voeren. Bij een aanvraag die pas na het verstrijken van een ruime periode na indiensttreding wordt ingediend, kan de vraag worden gesteld in hoeverre het verstrekken van deze voorziening nog noodzakelijk is, nu men kennelijk al geruime tijd zonder deze persoonlijke ondersteuning de werkzaamheden al heeft verricht. In die situatie rechtvaardigt dat de conclusie dat, tenzij er sprake is van een bijzondere situatie, het verstrekken van persoonlijke ondersteuning op aanvraag in beginsel niet noodzakelijk is.
Het bepalen van de duur en de intensiteit van de jobcoaching is maatwerk. Het derde lid bevat daarom een mogelijkheid om in bijzondere situaties af te wijken van het in het tweede lid gegeven beoordelingskader. Hiermee wordt het recht op passende ondersteuning te allen tijde gewaarborgd.
Artikel 14i. Jobcoaching in natura
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14j. Subsidie voor het organiseren van jobcoaching
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 14k. Interne werkbegeleiding
In het tweede lid wordt geregeld dat het aanbod van het college tevens een training voor de collega van de persoon kan bevatten, zodat deze de begeleiding op een verantwoorde wijze kan bieden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een “Harrie-training” (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 3, p. 20).
Artikel 14l. Specifieke voorwaarden toekenning vervoersvoorziening
Bij de bepaling van de vergoeding in geld wordt uitgegaan van het reguliere tarief in de markt, waarbij, in lijn met artikel 4, derde lid, het beste instrument tegen de laagste kosten het uitgangspunt vormt. Het bedrag dat de werknemer voor vervoer ontvangt van zijn werkgever, bijvoorbeeld een reiskostenvergoeding op grond van de arbeidsovereenkomst, wordt door het college in mindering gebracht op de te verstrekken vervoersvoorziening.
Artikel 14m. Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij motorische beperking
De specifieke aard van de voorziening is niet opgenomen, omdat dit sterk afhankelijk is van de behoefte van de persoon. Wel gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 4 en 14c.
Artikel 14n. Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen
Wat een passende voorziening is, is sterk afhankelijk van de individuele behoefte van de persoon. Dit vraagt om maatwerk. Gedacht kan worden aan een aangepaste bureaustoel, toetsenbord, koptelefoon, enzovoort. Wel gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 4 en 14c.
Artikel 14o. Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen
In sommige gevallen zijn er andere voorzieningen nodig op de werkplek om ervoor te zorgen dat de persoon hier kan werken. Hierbij kan gedacht worden aan een aangepast toilet, een entree met automatische deuropener of een traplift. Dit artikel regelt de mogelijkheid om ook in deze behoefte te voorzien door het toekennen van een werkplekaanpassing.
Artikel 14p. Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele beperking
De specifieke aard van de voorziening is niet opgenomen, omdat dit sterk afhankelijk is van de behoefte van de persoon. Wel gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 4 en 14c.
Artikel 15. Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht
Onder lid 5 wordt geregeld dat artikel 14p wordt ingetrokken. Er is in juni 2023 een wetsvoorstel aangenomen waarmee werkvoorzieningen voor visueel beperkten centraal geregeld wordt. Deze taak komt te liggen bij het UWV per 1 januari 2024. Daarmee komt dit artikel te vervallen.
Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel
Bijlage behorende bij artikel 14b, vijfde lid Re-integratieverordening Participatiewet Leusden 2024
Bijlage behorende bij artikel 14h, eerste lid Re-integratieverordening Participatiewet Leusden 2024
erkenningseis 1: Op basis van voornemens, handelingen, antecedenten is er voor de gemeente geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van een aanbieder die een aanvraag tot erkenning als Jobcoachorganisatie doet, te twijfelen.
is er sprake van een onherroepelijk vonnis of arrest of enig ander onherroepelijk rechterlijk oordeel dan wel een strafbeschikking van het Openbaar Ministerie jegens aanbieder volgens de op hem van toepassing zijnde wet- of regelgeving van een lidstaat van de Europese Unie gedaan, waarbij een delict is vastgesteld dat in strijd is met zijn beroepsgedragsregels of waarbij enige veroordeling is uitgesproken die relevant is voor de uitvoering van Jobcoaching;
heeft aanbieder zich op enig moment op enigerlei wijze schuldig gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van inlichtingen die in verband met het doen van een aanvraag tot erkenning als Jobcoachorganisatie kunnen worden verlangd of heeft aanbieder de betreffende inlichtingen niet verstrekt c.q. geweigerd deze te verstrekken.
erkenningseis 4: Aanbieder borgt de kwaliteit van de Jobcoaching.
Vakbekwaamheid personeel Aanbieder beschikt over vakbekwaam personeel dat de Jobcoaching uitvoert. Aanbieder maakt daarbij gebruik van personeel met welke een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten of van zelfstandige personen waarmee een overeenkomst tot opdracht is gesloten. Jobcoach is (nog) geen erkend beroep en voor het vak van Jobcoach bestaat (nog) geen reguliere vakopleiding.
Eisen aan de vakbekwaamheid van het personeel: – de Jobcoach heeft een hbo-opleiding of hbo werk- en denkniveau; – de Jobcoach heeft een opleidingsmodule voor Jobcoach gevolgd of is in de praktijk binnen de organisatie opgeleid tot Jobcoach (in company training). Dit volgt uit de richtlijn vanuit de Beroepsvereniging Jobcoaches Nederland.
erkenningseis 5: Aanbieder neemt de normen met betrekking tot privacy in acht.
De gemeenteambtenaar die jobcoaching doet krijgt – om de Jobcoaching te kunnen uitvoeren – toegang tot vertrouwelijke informatie over zowel de klant als de werkgever. De ambtenaar heeft bij de uitvoering van de Jobcoaching een geheimhoudingsplicht, die zijn grondslag vindt in artikel 65 van de Wet Suwi. Daarnaast is op de verwerking van de persoonsgegevens door gemeenteambtenaren in hun hoedanigheid van werknemers voor een bestuursorgaan dat verwerkingsverantwoordelijke is, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. De gemeenteambtenaar dient de geheimhoudingsplicht van artikel 65 Participatiewet, de bepalingen uit de AVG, alsmede de andere relevante wetgeving in het kader van de privacybescherming, strikt na te leven.
De aanbieder krijgt – om de Jobcoaching te kunnen uitvoeren – toegang tot vertrouwelijke informatie over zowel de klant als de werkgever. Aanbieder heeft daarom bij de uitvoering van de Jobcoaching een geheimhoudingsplicht, die zijn grondslag vindt in artikel 74 van de Wet Suwi. Daarnaast is op de verwerking van de persoonsgegevens door aanbieder in zijn hoedanigheid van verwerkingsverantwoordelijke, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Aanbieder dient de geheimhoudingsplicht van artikel 74 van de wet Suwi, de bepalingen uit de AVG, alsmede de andere relevante wetgeving in het kader van de privacybescherming, strikt na te leven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-298860.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.