Gemeenteblad van Vught
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vught | Gemeenteblad 2024, 298761 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vught | Gemeenteblad 2024, 298761 | beleidsregel |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Vught 2024
De wet kent een uitgebreide toegangsprocedure tot (maatwerk)voorzieningen die bestaat uit drie delen:
Bij verstrekking in natura bij begeleiding en hulp bij het huishouden maakt de aanbieder samen met de inwoner een ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan zijn minimaal de volgende zaken opgenomen: de resultaatsafspraken, waar de ondersteuning op is gericht, de gemiddelde omvang in minuten, dagdelen, dagen of etmalen. En de frequentie van de activiteiten.
HOOFDSTUK 3. Beoordeling van maatwerkvoorzieningen
Het beoordelingskader en de toegangscriteria voor aanspraken op maatwerkvoorzieningen worden bepaald door de wet (zoals de doelgroep en de eigen verantwoordelijkheid), de Verordening (criteria om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening), het Besluit en de onderhavige beleidsregels.
Daarnaast geldt dat sprake moet zijn van maatwerk. Bij de aanspraak op iedere maatwerkvoorziening wordt in ieder geval gekeken naar:
§ 3.1 Algemeen beoordelingskader
Een belangrijk uitgangspunt met betrekking tot het vaststellen van de doelgroep heeft te maken met het begrip ingezetene. Een gemeente is voor wat betreft zelfredzaamheid en participatie namelijk alleen verantwoordelijk indien een inwoner ingezetene is van de betreffende gemeente. In de Verordening is omschreven wat onder ingezetene wordt verstaan. Bij de verschillende producten van beschermd wonen en opvang geldt niet dat de inwoner ingezetene moet zijn, omdat daar sprake is van landelijke toegankelijkheid.
De eigen kracht van de inwoner is een belangrijke pijler van de wet. Het uitgangspunt van de wet is immers dat de inwoner eerst kijkt in hoeverre hij zelf, of samen met zijn directe omgeving een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. De inwoner wordt gestimuleerd om zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. Hiertoe behoort ook dat hij of zij een beroep doet op familie en vrienden – zijn eigen sociale netwerk – alvorens hij of zij bij de gemeente aanklopt voor hulp. Het is immers gebruikelijk dat mensen iets doen voor hun partner, familielid of goede vriend als deze persoon niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Het uitgangspunt is dat iedere inwoner eerst kijkt wat hij zelf kan doen, wat zijn sociale omgeving voor hem kan doen of wat hij zelf voor een ander kan doen. Oplossingen die een inwoner zelf redelijkerwijs kan realiseren, gaan voor op de verstrekking van een maatwerkvoorziening. Eigen verantwoordelijkheid betekent bijvoorbeeld de aanschaf en het gebruik van zoveel mogelijk strijkvrije kleding om beroep op hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden kunnen hierbij worden betrokken. Via algemene voorlichting kunnen inwoners worden geïnformeerd over hun eigen verantwoordelijkheid voor het tijdig nemen van maatregelen die leiden tot zelfredzaamheid en participatie, bijvoorbeeld bij het organiseren van zorg, het aanschaffen van kleding en het geschikt maken en houden van hun woningen. Ook komt de eigen verantwoordelijkheid tijdens het gesprek met de inwoner aan de orde.
Het sociale netwerk bestaat uit personen uit de huiselijke kring (familieleden, huisgenoten, de (voormalig) partner en mantelzorgers) en andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt.
Hieronder vallen alle personen met wie de inwoner regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld buren en medeleden van een vereniging.
Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de inwoner huisgenoten heeft die in staat zijn hulp te bieden bij bijvoorbeeld het voeren van een gestructureerd huishouden of het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Dit wordt gebruikelijke hulp genoemd (zie uitgebreider 4.1.2.1 en 4.5.2.1).
§ 3.1.4 Voorliggende voorzieningen
Voorliggende voorzieningen gaan voor op de verstrekking van een maatwerkvoorziening voor zover deze voorziening een passende en toereikende oplossing biedt en/of de maatwerkvoorziening als niet noodzakelijk heeft aangemerkt. Bij voorliggende voorzieningen kan onder andere gedacht worden aan:
Is de voorliggende voorziening niet of slechts deels toereikend en passend, dan moet alsnog een (aanvullende) maatwerkvoorziening worden beoordeeld. Indien de inwoner geen gebruik wenst te maken van een voorliggende voorziening, kan dat niet tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening leiden. Of de inwoner dan daadwerkelijk de betreffende voorliggende voorziening zal gaan gebruiken, behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.
§ 3.1.5 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de maatwerkvoorziening voor de inwoner algemeen gebruikelijk is. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:
Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn (dit betreft een niet-limitatieve lijst):
Deze opsomming laat onverlet dat in ieder individueel geval moet worden beoordeeld of de voorziening voor de betreffende inwoner algemeen gebruikelijk is.
In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd vanwege omstandigheden aan de kant van de inwoner toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Deze uitzondering kan zich voordoen indien:
§ 3.1.6 Algemene voorzieningen
De inwoner komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien er een algemene voorziening is. Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Bij algemene voorzieningen gaat het vaak om voorzieningen die op de een of andere laagdrempelige wijze via dienstverlening worden aangeboden. Voorbeelden van algemene voorzieningen kunnen zijn:
De inwoner komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien er een algemene voorziening is die:
§ 3.2 Algemene toegangscriteria
In de Verordening is aangegeven dat een maatwerkvoorziening slechts wordt verstrekt wanneer sprake is van een langdurige noodzaak. Deze bepaling geeft een tweetal begrenzingen aan met betrekking tot het verstrekken van voorzieningen, t.w. een begrenzing in tijd en de noodzakelijkheid. Voor het criterium
‘langdurig noodzakelijk’ is ook gekozen vanwege het nadrukkelijkere beroep op de inwoner om problemen zelf of met het netwerk op te lossen, zeker als die problemen kortdurend zijn.
Wat langdurig noodzakelijk is, is afhankelijk van de concrete situatie. De grens wordt bepaald door de vraag of het probleem blijvend is. Dat betekent dat er redelijkerwijs geen verbetering te verwachten is in de situatie van de inwoner. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat de inwoner na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men van een kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij periodes van verbetering en terugval elkaar opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijke beperkingen heeft, niet voor een voorziening in aanmerking komt.
Een uitzondering op de regel dat de aangevraagde voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn, kan worden gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is, bijvoorbeeld bij een ontregeld huishouden. Bij ontslag na een ziekenhuisopname behoort het regelen van hulp bij de huishoudelijke taken tot de eigen verantwoordelijkheid. Van de inwoner mag worden verwacht dat hij zelf een oplossing vindt voor deze tijdelijke situatie.
Als een voorziening al is aangeschaft, is er geen noodzaak meer om de voorziening te verstrekken.
Een voorziening wordt alleen verstrekt of vergoed wanneer deze noodzakelijk is en niet indien er sprake is van een gewenste voorziening.
§ 3.2.2 Goedkoopst passende voorziening
Maatwerkvoorzieningen die worden verstrekt, dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend als de meest goedkope maatwerkvoorziening te zijn. Zijn er twee of meer maatwerkvoorzieningen passend, dan zal gekozen worden voor de goedkoopste maatwerkvoorziening. Indien de inwoner een duurdere voorziening wil (die eveneens passend is), komen de meerkosten van die duurdere voorziening voor rekening van de inwoner.
§ 3.2.3 Vermijdbaarheid en voorzienbaarheid
De inwoner kan alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was of niet voorzienbaar was. Achtergrond is dat van iedereen verwacht mag worden tijdig te anticiperen op ondersteuningsvragen die te voorzien zijn, door rekening te houden met zijn of haar beperkingen. Als een inwoner een diagnose heeft gekregen waaruit volgt dat traplopen onmogelijk gaat worden in de toekomst, dient een inwoner zelf hier rekening mee te houden in beslissingen die hij neemt over zijn huis of te zoeken naar mogelijkheden om de gevolgen van deze beperking op te heffen. Er dient altijd een individuele beoordeling plaats te vinden.
Het verhuizen van een geschikte woning voor de inwoner en/of zijn huisgenoten naar een ongeschikte woning betekent ook dat er geen aanspraak bestaat op woonvoorzieningen. Indien er een voorziening in de woning is aangebracht, zoals een douchescherm of een bad, en het was op dat moment te voorzien dat deze voorziening in de toekomst niet meer adequaat zou zijn, bestaat geen aanspraak op compensatie in het kader van de wet.
§ 3.2.4 Eerder verstrekte voorziening
Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening als de aanvraag betrekking heeft op een reeds eerder verstrekte voorziening in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling én de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken. Een uitzondering kan worden gemaakt als de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen. Het is eveneens redelijk te achten dat de inwoner – indien een ander dan hijzelf schade heeft veroorzaakt – diegene aansprakelijk stelt.
Het college verstaat onder de normale afschrijvingsduur de technische afschrijvingsduur. Dit houdt in dat het college niet gehouden is een economisch afgeschreven voorziening, die nog in goede staat is en passend voor de inwoner, in te nemen en een nieuwe maatwerkvoorziening te verstrekken.
§ 3.2.5 Geen aanleiding voor verhuizen, tenzij belangrijke reden
Maatwerkvoorzieningen die het gevolg zijn van een verhuizing vanuit een geschikte woning naar een ongeschikte woning, leiden tot afwijzing van een maatwerkvoorziening. Dat is anders indien er een belangrijke reden voor de verhuizing bestaat.
Onder belangrijke reden kan bijvoorbeeld worden verstaan: het samen op één adres gaan wonen, echtscheiding en het aanvaarden van werk op een zodanige afstand dat verhuizen noodzakelijk is. De beoordeling of er sprake is van een belangrijke reden, is afhankelijk van een weging van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden. Er is alleen sprake van een belangrijke reden die aanleiding vormt voor toewijzing van de maatwerkvoorziening als de inwoner geen in redelijkheid van hem te vergen eigen mogelijkheden heeft om zelf voor een passende oplossing te zorgen. In deze uitzonderingssituaties dient de inwoner vooraf contact op te nemen met de gemeente, zodat de gemeente mee kan bepalen wat de goedkoopst passende oplossing is.
HOOFDSTUK 4. Maatwerkvoorzieningen en resultaten
§ 4.1 Het voeren van een huishouden
§ 4.1.1 Omschrijving resultaat
Hulp bij het huishouden is een vorm van ondersteuning die ervoor zorgt dat inwoners een huishouden kunnen voeren. Het voeren van een huishouden omvat in ieder geval de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden, het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, het beschikken over schone en draagbare kleding en het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.
Onder het voeren van een huishouden kan een aantal (sub)resultaten worden benoemd, zoals:
Beschikken over een schoon en leefbaar huis
Het uitgangspunt bij een schoon en leefbaar huis is dat de (primaire) leefruimten die dagelijks worden gebruikt, zoals woonkamer, slaapkamer, badkamer, toilet, keuken, hal en trap, schoon en leefbaar zijn. Andere ruimten, waaronder niet in gebruik zijnde ruimten, hoeven niet structureel schoongemaakt te worden. Het schoonhouden van een huis betekent niet dat alle ruimten wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek wordt schoongemaakt om zo een aanvaardbaar niveau van schoon te realiseren.
Het begrip ‘algemeen aanvaardbaar niveau van schoon’ is gedurende de jaren veranderd. Mede als gevolg van nieuwe technologieën (droger, afwasmachine etc.), maar ook door andere tijdsbesteding gaan mensen tegenwoordig anders om met het huishouden dan dertig jaar geleden. Het kan daarom zijn dat een inwoner op basis van zijn persoonlijke normen andere verwachtingen heeft ten aanzien van de ondersteuning in het huishouden dan dat hij daadwerkelijk aan ondersteuning krijgt. Wanneer als gevolg van de medische situatie en de daaruit voortkomende beperkingen meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is of de beperkingen leiden tot een snellere vervuiling, dan moet hiermee rekening worden gehouden.
Er zijn diverse activiteiten die kunnen bijdragen aan een schoon en leefbaar huis:
Beschikken over gewassen (en gestreken) kleding
De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat worden schoongemaakt. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van bovenkleding. Het gaat hierbij uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding moet hiermee rekening worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te kunnen maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger. Onder dit resultaatgebied valt niet het doen van kledinginkopen. Het strijken van lakens, theedoeken en zakdoeken valt niet onder het beschikken over gewassen (en gestreken) kleding.
Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren, is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders ervoor zorgdragen dat er op tijden dat zij beiden werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (o.a. informele opvang, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken.
De gemeente heeft in het kader van de wet vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
Als het om kinderen gaat dan ligt de grondslag bij de ouder, die tijdelijk niet in staat is om de ouderrol te vervullen. Hieronder wordt verstaan het uit bed halen/naar bed brengen, wassen/aankleden, verschonen, hulp bij eten en drinken, maaltijden voorbereiden, het naar school brengen/ophalen, spelen en opvoedingsactiviteiten.
Advies, instructie en voorlichting gericht op het huishouden
Hieronder wordt verstaan instructie/aanleren om te gaan met huishoudelijke hulpmiddelen, instructie/aanleren licht en zwaar huishoudelijk werk, instructie/aanleren verzorging van kleding en linnengoed en instructie/aanleren van het doen van boodschappen en koken.
§ 4.1.2 Aanspraak op hulp bij het huishouden
Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot:
Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen voeren. Alleen bij daadwerkelijke aantoonbare langdurige afwezigheid van de huisgenoot kunnen de niet-uitstelbare taken in aanmerking komen voor compensatie. Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is niet-uitstelbare hulp. Afhankelijk van de situatie kan compensatie voor het bereiden van maaltijden worden ingezet. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als het schoonmaken niet kan wachten, (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd kunnen worden.
§ 4.1.3 Omvang en normering hulp bij het huishouden
De omvang en normering zijn afhankelijk van de verstrekkingsvorm:
De gemeente formuleert het concrete resultaat dat met hulp bij het huishouden moet worden bereikt én neemt dat resultaat op in de beschikking. De inwoner stelt een motivatieplan op waarin is beschreven op welke wijze het betreffende resultaat wordt bereikt. Tevens wordt bij het bepalen van de omvang een normering gehanteerd (zie bijlage 1).
§ 4.1.4 Extra inzet huishoudelijke hulp
Jaarlijks kunnen aanbieders, indien noodzakelijk en in overleg met de inwoner, extra inzet uitvoeren. Deze extra inzet is mogelijk tot maximaal 8 uur per jaar. Dit is enkel mogelijk wanneer de personeelstekorten niet meer bestaan. Zolang er personeelstekorten zijn, dan mag extra inzet van 8 uur in principe niet worden ingezet.
De extra inzet is bestemd voor huishoudelijke activiteiten binnenshuis. Het gaat om incidentele taken die bijdragen aan een schoon en leefbaar huis, waar de hulp ‘door het jaar heen’ niet aan toe komt. Het gaat dan bijvoorbeeld om: gordijnen en vitrage wassen, reinigen van lamellen en radiatoren, vriezer en afzuigkap reinigen.
De extra inzet kan ook ingezet worden voor reiniging van een huis als start bij de inzet HH-maatwerkvoorziening (achterstallig onderhoud).
§ 4.2 Normale gebruik van de woning
§ 4.2.1 Omschrijving resultaat
Het gaat om het compenseren van de beperkingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woning ondervindt. Het normale gebruik van de woning omvat in ieder geval het kunnen bereiken en gebruiken van de woning en het zich kunnen verplaatsen in en om de woning. De inwoner moet de elementaire woonfuncties kunnen verrichten. Het gaat daarbij onder andere om slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel, het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woonruimte.
De aanspraak ten behoeve van het normale gebruik van de woning kan bestaan uit een woonvoorziening of een rolstoel. Woonvoorzieningen zijn voorzieningen die tot doel hebben beperkingen te compenseren, die het normale gebruik van de woonruimte door de bewoner in de weg staan, zodat de woonruimte bereikbaar, toe- en doorgankelijk en bruikbaar is. Woonvoorzieningen kunnen bouwkundig, woontechnisch en overig van aard zijn. Uitzondering op normaal gebruik van de woonruimte is de inrichting van een uitraaskamer waarin een inwoner met beperkingen die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
4.2.2.1 Verhuizen of aanpassen
Het primaat van verhuizen is van toepassing als een woningaanpassing noodzakelijk wordt geacht, maar verhuizen goedkoper is. De gemeente geeft dan een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten, in plaats van een vergoeding voor aanpassing van de huidige woning. Deze vergoeding hoeft niet gebruikt te worden voor een verhuizing, maar kan ook ingezet worden voor aanpassing van de huidige woning. De vergoeding kan vooraf betaald worden, maar er zal achteraf gecontroleerd moeten worden of deze juist is besteed.
Of het primaat van verhuizen toegepast kan worden, is afhankelijk van diverse factoren. Daarom moet er altijd een onderzoek plaatsvinden. Hieronder wordt, niet limitatief, een overzicht gegeven van een aantal factoren die, afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.
§ 4.2.3 Het bereiken en gebruiken van de woning
Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen. Het aanpassen van doelgroepwoningen zal gebeuren conform de afspraken zoals die door het college gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen.
Als het voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt, besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als van tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen, als het maar enigszins kan, voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de RO-vergunning.
Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.
Bij aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zal het college ook beoordelen of het verantwoord is voorzieningen als trapliften op een voor eenieder bereikbare en doorgankelijke plaats te zetten. Ook kijkt het college naar zaken als slijtage door weer en wind.
4.2.3.2 Woonvoorzieningen (niet bouwkundig of woontechnisch)
Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.
Het college kan, indien de inwoner in een Wlz-instelling verblijft, bijdragen aan het bezoekbaar maken van één woning in de gemeente. Het betreft hier een buitenwettelijke voorziening, omdat de inwoner ofwel geen ingezetene is van de gemeente ofwel niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning die bezoekbaar wordt gemaakt. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de inwoner de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.
4.2.3.4 Verhuiskostenvergoeding
Een verhuizing en de kosten daarvan worden in beginsel algemeen gebruikelijk geacht. Volgens gegevens van het Planbureau voor de Leefomgeving verhuizen Nederlanders gemiddeld zeven keer in hun leven. Dat is gemiddeld (afgerond) één keer in de tien jaar. Het verhuizen behoort voor eenieder dus tot het normale leven en eenieder heeft dus enkele malen in het leven te maken met verhuiskosten. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij een plotseling noodzakelijke verhuizing, kan wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt en bij toepassing van het primaat van verhuizen.
De helft van het bedrag is bedoeld voor de daadwerkelijke verhuizing (verhuizers/bus) en de helft van het bedrag bestaat uit stoffering (gordijnen / vloeren / behang). Hierbij is aangesloten bij de NIBUD prijzengids. Indien er iemand uit het sociale netwerk de verhuizing kan verzorgen, hoeft slechts de helft van het bedrag te worden verstrekt. Indien iemand niet in staat is om de verhuizing zelf uit te (laten) voeren, kan het maximale bedrag worden verstrekt.
Het verstrekken van een mantelzorgwoning valt onder de Wmo 2015 als dit de goedkoopst compenserende voorziening is. Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college in eerste instantie uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een geschikte woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde voorheen had, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen.
§ 4.2.4 Verplaatsen in en om de woning
Het verplaatsen in en om de woning kan op verschillende wijzen plaatsvinden: met een rollator, lopend met krukken, met een trippelstoel, of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt uitsluitend de rolstoel onder de Wmo. Een rolstoel is een voorziening om het bestaande verplaatsingsprobleem in en om de woning te compenseren. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden, van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters. Wie op grond van beperkingen geen andere mogelijkheid heeft dan zich te verplaatsen met een rolstoel kan een rolstoel toegekend krijgen. De resultaatverplichting daarbij bestaat uit het zich kunnen verplaatsen, al dan niet met hulp van anderen. Het gaat om verplaatsingen die in of direct vanuit de woning worden gedaan.
Voor een individuele maatwerkrolstoel geldt nog als eis dat “dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning” noodzakelijk is.
4.2.4.1 Algemene voorzieningen
De algemene rolstoelvoorziening (rolstoelpool) biedt mogelijkheden voor die inwoners die een rolstoel niet dagelijks maar incidenteel nodig hebben. Te denken valt aan inwoners die in en om de woning geen hulpmiddelen nodig hebben of met andere loophulpmiddelen zich kunnen verplaatsen, terwijl uitsluitend tijdens een dagje uit, of een middagje winkelen de afstanden die worden afgelegd te groot worden zodat een rolstoel noodzakelijk is.
Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking.
Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming wordt de rolstoel die de inwoner zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen.
Een woonvoorziening wordt verstrekt in de vorm van natura, middels een financiële tegemoetkoming of pgb.
§ 4.3 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
§ 4.3.1 Omschrijving resultaat
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving. De directe woon- en leefomgeving kan het beste beschreven worden in te bereiken bestemmingen. De inwoner moet 1500 tot 2000 kilometer per jaar kunnen afleggen. Daarbij mag rekening gehouden worden met een combinatie van de beschikbare voorzieningen, zoals een rolstoel, een scootmobiel of collectief vervoer.
§ 4.3.2 Aanspraak op een vervoersvoorziening
De inwoner komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening indien hij het openbaar vervoer niet kan bereiken of gebruiken. Het criterium ‘bereiken van het openbaar vervoer’ is door de CRvB uitgewerkt in het loopafstandscriterium “maximale” loopafstand van 800 meter. Kan de inwoner 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen, en in een redelijk tempo lopen, dan wordt de inwoner in staat geacht het openbaar vervoer te kunnen bereiken. Kan de inwoner het openbaar vervoer bereiken, maar is het onmogelijk het openbaar vervoer te gebruiken, bijvoorbeeld omdat de inwoner niet in het openbaar vervoer kan komen, dan kan er aanleiding zijn wel een vervoersvoorziening te treffen.
Er vindt altijd een individuele beoordeling plaats, waarbij wordt gekeken naar de vervoersbehoefte, de daadwerkelijke afstand tot de bushalte etc.
Bij het maken van de keuze gericht op het compenseren van beperkingen bij het verplaatsen per vervoermiddel moet ermee rekening gehouden worden dat deze in beginsel gericht is op het sociale
vervoer, ook wel “vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving”. Bij het opstellen van een programma van eisen en de selectie moet rekening gehouden worden met de vervoersbehoefte, frequentie, de sociale en de medische omstandigheden.
Bij alle vervoersvoorzieningen gelden een aantal algemene uitgangspunten:
4.3.3.1 Primaat collectief vervoer
De maatwerkvoorziening collectief vervoer is bedoeld voor inwoners die hun eigen vervoer niet meer zelfstandig of met hulp van familie of vrienden kunnen organiseren. Daar is bijvoorbeeld sprake van als iemand vanwege een handicap, beperking of psychische aandoening niet meer kan reizen met het openbaar vervoer. Een inwoner die, volgens het college, bij het vervoer met het collectief vervoer (medische) ondersteuning nodig heeft of 24 uurs zorg/toezicht heeft, is verplicht een begeleider mee te nemen. Deze begeleider kan gratis meereizen.
Bij vervoersvoorzieningen geldt het primaat van het collectief vervoer. Dat betekent dat eerst wordt bekeken of de inwoner in staat is gebruik te maken van het collectief vervoer. Pas indien de inwoner geen gebruik daarvan kan maken of wanneer collectief vervoer geen passende voorziening is, wordt een andere maatwerkvoorziening verstrekt. De vraag of het collectief vervoer als voorziening voldoet aan de compensatieplicht, kan slechts beantwoord worden op grond van een onderzoek naar de (inventarisatie van) beperkingen, maar ook de persoonskenmerken en vervoersbehoeften van de inwoner. Er moet een afweging worden gemaakt tussen de vervoersmogelijkheden van het collectief vervoer en de kenmerken van de inwoner alsmede zijn beperkingen en vervoersbehoeften, rekening houdend met de vraag op welke wijze het behoud of het bevorderen van zelfredzaamheid of de deelname aan het maatschappelijk verkeer bereikt wordt.
4.3.3.2 Aanvullende vervoersvoorziening
Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand. Ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, zal het college beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is.
De vervoersbehoefte is medebepalend of aanspraak bestaat op een (maatwerk)voorziening en in geval van een maatwerkvoorziening, waaruit deze moet bestaan.
Kinderen tot 12 jaar hebben in het algemeen geen zelfstandige vervoersbehoefte. Zij kunnen met de ouders mee, al dan niet met het openbaar vervoer, zonder dat een voorziening wordt getroffen. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als een kind gebruik moet maken van een speciale wandelwagen of rolstoel. Dan kan het zijn dat normaal openbaar vervoer niet gebruikt kan worden. Mogelijk kan wel een aangepaste fiets (drie- of vierwieler of tandem) worden verstrekt.
§ 4.3.4 Vorm van de voorziening
Bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen kan onderscheid gemaakt worden tussen twee vormen:
Collectief vervoer wordt in natura verstrekt. De inwoner met een Wmo-indicatie betaalt een instaptarief. Actuele tarieven zijn te vinden op www.regiotaxi-shertogenbosch.nl. Daarnaast is de bijdrage afhankelijk van hoeveel kilometer de inwoner reist. Er zijn twee kilometertarieven: 1) een tarief tot en met 25 kilometer en 2) een (commercieel) tarief vanaf 25 kilometer. Het maximum per jaar is 2500 kilometer.
Een medisch begeleider (indicatie wordt door de gemeente verstrekt) reist gratis mee. Een sociaal begeleider betaalt hetzelfde tarief als van toepassing is voor de Wmo-reiziger. De betaling van de Wmo-reiziger wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente. Een rit heeft een maximum lengte. De voorwaarden en tarieven zijn te vinden op www.regiotaxi-shertogenbosch.nl.
§ 4.4 Ontmoeten van medemensen en aangaan sociale verbanden
§ 4.4.1 Omschrijving resultaat
Het resultaat “ontmoeten van medemensen en aangaan van sociale verbanden” is een heel algemeen resultaat. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Vaak zal het inzetten van een maatwerkvoorziening zoals individuele begeleiding of vervoersvoorziening ertoe leiden dat de inwoner in voldoende mate medemensen kan ontmoeten en sociale verbanden kan aangaan. Dan is de inwoner met de reeds verstrekte maatwerkvoorzieningen, wellicht in combinatie met andere oplossingen, zoals algemene voorzieningen, in voldoende mate gecompenseerd.
De inwoner komt voor een sportvoorziening in aanmerking als sportbeoefening zonder sportvoorziening onmogelijk is door beperkingen. Een andere voorwaarde is dat de inwoner actief lid is van een gehandicaptensportvereniging. Er moet op gewezen worden dat bij veel gehandicaptensportverenigingen de mogelijkheid bestaat een sportvoorziening te lenen om uit te proberen of een bepaalde sport bij iemand past. Dit om te voorkomen dat een aangeschafte sportvoorziening uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt.
Topsport zal net als bij niet-gehandicapten, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.
Sporten is een algemeen gebruikelijke bezigheid en de daarmee samenhangende kosten ook. Iedereen die een sport beoefent, heeft immers kosten voor uitrusting, materiaal e.d. Deze kosten zijn algemeen gebruikelijk en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
4.4.2.2 Vorm van de toekenning
De sportvoorziening wordt toegekend in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Dit is een bedrag waarmee voor een periode van 3 jaar een sportvoorziening aangeschaft en onderhouden kan worden. Na afloop van de periode van 3 jaar, volgt geen automatische vervanging van de sportvoorziening, maar zal, bij het verzoek tot vervanging, een beoordeling plaatsvinden van de technische staat van de sportvoorziening. Afhankelijk daarvan wordt al dan niet overgegaan tot verstrekking van een nieuwe vergoeding.
§ 4.5 Het zelf voeren van regie over het dagelijkse leven, het hebben van een dag-structuur en het ontlasten van mantelzorgers
§ 4.5.1 Omschrijving resultaat
Bij dit resultaat gaat het ten eerste om het bevorderen, behoud of het compenseren van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner, teneinde opname in een instelling, verwaarlozing en/of escalatie te voorkomen. Bij zelfredzaamheid en participatie gaat het erom dat iemand:
Het ontlasten van mantelzorgers heeft als beoogd resultaat dat de mantelzorger de ondersteuning thuis kan volhouden en (veel duurdere) opname in een intramurale instelling wordt voorkomen, of op zijn minst uitgesteld. Het ontlasten kan middels kortdurend verblijf, maar ook door individuele begeleiding in de thuissituatie of groepsbegeleiding.
De maatwerkvoorzieningen die kunnen worden verstrekt om het hiervoor omschreven resultaat te bereiken, worden aangeduid als ‘specialistische hulp’. Onder specialistische hulp zijn diverse voorzieningen te scharen zoals individuele begeleiding, groepsbegeleiding en kortdurend verblijf.
§ 4.5.2 Aanspraak op specialistische hulp
Gebruikelijke hulp is van toepassing indien er meerderjarige huisgenoten aanwezig zijn die in staat zijn de specialistische hulp te bieden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.
Alle begeleiding van de inwoner door huisgenoten is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende situatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de inwoner, dat Wmo-ondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen inwoner gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door huisgenoten onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van individuele begeleiding aan een inwoner:
Wanneer kan een uitzondering worden gemaakt voor gebruikelijke hulp:
In bepaalde situaties is gebruikelijke hulp niet van toepassing of dient er soepeler mee omgegaan te worden. Die situaties zijn:
Voor zover een huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:
Wanneer voor de volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden of andere oplossingen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van ondersteuning, dient men die overbelasting op te heffen door deze ondersteuning door een ander, zoals een aanbieder, uit te laten voeren.
4.5.3.1 Samenhang individuele begeleiding en groepsbegeleiding
Of iemand is aangewezen op individuele begeleiding of groepsbegeleiding, wordt bepaald door wat inhoudelijk het meest doelmatig is. Groepsbegeleiding is in groepsverband en is voorliggend op individuele begeleiding als hetzelfde resultaat wordt beoogd. Wanneer de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dagstructuur, is groepsbegeleiding de aangewezen vorm van ondersteuning. Maar wanneer de hulpvraag gelegen is in het bijvoorbeeld een of meerdere keren per week bieden van individuele hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en de behoefte is niet gelegen in het daadwerkelijk bieden van die dagstructuur, dan is individuele begeleiding de aangewezen vorm. Ook als er contra-indicaties zijn voor groepsbegeleiding, kan individuele begeleiding worden verstrekt.
Begeleiding en groepsbegeleiding kennen ieder twee vormen: basis en extra. In onderstaande tabel zijn de verschillende doelen weergegeven.
Afhankelijk van de persoonskenmerken en ondersteuningsbehoefte uit onderstaande tabel wordt basis of extra toegekend.
4.5.3.2 Individuele begeleiding
Begeleiding kan worden ingezet om te ondersteunen bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie. Individuele begeleiding kan ook verstrekt worden ten behoeve van het oefenen van vaardigheden of handelingen of ten behoeve van het houden van toezicht op een inwoner.
Indien de inwoner tijdens de individuele begeleiding ondersteuning nodig heeft bij de persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld hulp bij toiletbezoek), dan dient dit door de begeleider geboden te worden.
Individuele begeleiding basis wordt op geplande momenten ingezet en extra op geplande én ongeplande momenten (niet zijnde 24 uurs oproepbaarheid).
De toegang bepaalt welke categorie van toepassing is. De aanbieder neemt de exacte inzet en frequentie op in het ondersteuningsplan.
In zeer uitzonderlijke situaties als categorie hoog niet volstaat, kan de toegang een hoger aantal uren toekennen.
De toegang bepaalt hoeveel uren per week van toepassing zijn.
Groepsbegeleiding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven beoogd resultaat waarbij de inwoner actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent en structuur geeft aan de dag en maatschappelijke deelname. Groepsbegeleiding vindt plaats in groepsverband, overdag en op een specifiek daarop ingerichte locatie buiten de woonsituatie. Indien de inwoner tijdens de groepsbegeleiding ondersteuning nodig heeft bij de persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld hulp bij toiletbezoek), dan dient dit door de begeleider geboden te worden. De kosten van een maaltijd tijdens de groepsbegeleiding zijn voor rekening van de inwoner.
Indien de inwoner tijdens de groepsbegeleiding ondersteuning nodig heeft bij de persoonlijke verzorging (bijvoorbeeld hulp bij toiletbezoek), dan dient dit door de begeleider geboden te worden. Het vervoer van en naar de groepsbegeleiding moet door de aanbieder worden geboden.
De groepsgrootte voor groepsbegeleiding basis is 7 tot 11 personen en bij extra 4 tot 6 personen.
De toegang bepaalt welke categorie van toepassing is. De aanbieder neemt de exacte inzet en frequentie op in het ondersteuningsplan.
Accent ligt op stabiliseren en bevorderen van het zo zelfstandig mogelijk functioneren. |
||
Er bestaat een kans op terugval. Of uitval van mantelzorger. |
||
In zeer uitzonderlijke situaties als categorie hoog niet volstaat, kan de toegang een hoger aantal dagdelen toekennen.
De toegang bepaalt hoeveel dagdelen per week van toepassing zijn. Inzet uit het informele netwerk is niet toegestaan bij groepsbegeleiding.
Kortdurend verblijf is bedoeld ter ontlasting van de mantelzorger (en ook van huisgenoten die gebruikelijke hulp leveren). Het zwaartepunt ligt bij kortdurend verblijf vooral op het logeren elders in een intramurale verblijfssetting met als beoogd resultaat het overnemen van het permanent toezicht op de inwoner ter ontlasting van de gebruikelijke hulp of mantelzorg. Het kortdurend verblijf is dus te karakteriseren als logeren ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie. De inwoner verblijft even elders, wordt daar (gepland en ongepland) verzorgd met intensief toezicht en doet mee aan groepsgerichte activiteiten.
Kortdurend verblijf is uitdrukkelijk preventief bedoeld: het kortdurend verblijf heeft als beoogd resultaat om overbelasting bij mantelzorgers te voorkomen, zodat zij de zorg thuis vol kunnen houden en (veel duurdere) opname in een intramurale instelling wordt voorkomen, of op zijn minst uitgesteld.
De zorg in de verblijfssetting wordt ten opzichte van de thuissituatie niet verhoogd. Indicaties worden voor maximaal 1 jaar afgegeven.
Inzet uit het informele netwerk is niet toegestaan.
4.5.3.5 Vervoer naar de groepsbegeleiding of kortdurend verblijf
Uitgangspunt is dat de inwoner zelf of met hulp van het eigen netwerk het vervoer van de eigen woning naar de locatie voor groepsbegeleiding en/of kortdurend verblijf organiseert. De gemeente onderzoekt of er voorliggende vervoersmogelijkheden zijn. De regiotaxi is met de Wmo-pas niet bedoeld om van en naar de groepsbegeleiding of verblijfslocatie te reizen. Wel kan de inwoner als vrije reiziger reizen en het openbaar vervoer tarief betalen.
4.5.4.1 Omschrijving resultaat
Het realiseren van een situatie waarin inwoners die door hun beperking niet in staat zijn zelfstandig te leven en mogelijk een gevaar vormen voor zichzelf en anderen, in staat worden gesteld zich zo snel en zo veel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven.
Intramuraal beschermd wonen intensief
Het gaat om intramuraal verblijf voor inwoners met complexe problemen door psychische aandoening(en), die niet in staat zijn om zelfstandig te wonen en waarbij (zeer) intensieve zorg en begeleiding nodig is. De aanbieder voorziet in 24-uurs aanwezigheid in de accommodatie. Er is een wakende begeleider in de nacht.
Het begeleidingsdoel is gericht op het zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren binnen een beschermde setting. Het behouden en aanleren van vaardigheden is gericht op meedoen in de samenleving. Verder richt de begeleiding zich op het bijsturen en corrigeren van gedragsproblemen en het (verder) ontwikkelen van strategieën om hiermee om te gaan.
Waar nodig ondersteunt de begeleiding de inwoner bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en houdt deze toezicht op inname medicatie. Het gaat bijvoorbeeld om aansporen/motiveren van de inwoner om zich te gaan wassen, douchen en aankleden (niet daadwerkelijk fysieke hulp bij douchen, wassen etc.). Ook kan het beheer van medicatie onderdeel uitmaken van de begeleiding.
Intramuraal beschermd wonen basis
Het gaat om intramuraal verblijf voor inwoners met complexe problemen door psychische aandoening(en), die niet in staat zijn om zelfstandig te wonen en waarbij intensieve zorg en begeleiding nodig is. Aanbieder voorziet in 24-uurs aanwezigheid in de accommodatie. Er is een slapende begeleider in de nacht.
Inwoners hebben minder begeleiding nodig dan bij product 1 (intramuraal intensief), maar hebben wel een omgeving nodig die gericht is op veiligheid. De nadruk ligt op het signaleren van situaties die voor inwoners en/of omgeving tot onveiligheid of escalaties kunnen leiden, bijvoorbeeld in relatie tot middelengebruik. De nadruk ligt op het behouden van vaardigheden in de vorm van bijvoorbeeld daginvulling en het uitvoeren van taken in het dagelijks leven.
Waar nodig ondersteunt de begeleiding de inwoner bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en houdt deze toezicht op inname medicatie. Het gaat bijvoorbeeld om aansporen/motiveren van de inwoner om zich te gaan wassen, douchen en aankleden (niet daadwerkelijk fysieke hulp bij douchen, wassen etc.). Ook kan het beheer van medicatie onderdeel uitmaken van de begeleiding.
De inwoner ervaart meerwaarde van het kleinschalig wonen door het contact met medebewoners en de gedeeltelijke groepsgewijze begeleiding. De kleinschalige woonvorm kan in diverse vormen tot uiting komen. De inwoner huurt of bezit zelf een woning/kamer. Kenmerkend voor dit product is dat er sprake is van een aantal personen die bij elkaar in de buurt wonen, bijvoorbeeld in een woning met een gezamenlijke ruimte, of aparte zelfstandige woningen met een gezamenlijke ruimte voor koffie etc.
Het gaat om kwetsbare inwoners die te maken hebben met een ernstige psychosociale problematiek en die problemen hebben op meerdere levensgebieden van de ZRM. Deze inwoners hebben intensieve ondersteuning nodig, zowel gepland als ongepland, waarbij de intensiteit van de begeleiding kan verschillen (onderscheid in intensief en basis). Zij hebben behoefte aan een vorm van kleinschalig wonen (kleinschalig) door hun problemen bij het organiseren van dagstructuur.
Het begeleidingsdoel is gericht op het aanleren en/of versterken van vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en te participeren. Indien een netwerk van de inwoner in beeld is, wordt deze betrokken bij de hulpverlening. Als er geen netwerk in beeld is of het is afwezig, dan werkt de aanbieder aan het ontwikkelen van een netwerk.
De begeleiding is gericht op het versterken en behouden van de zelfredzaamheidsvermogen van de inwoner op de verschillende terreinen van de ZRM, zoals werk of school, gezins- of familierelaties, beoordelingsvermogen, denkvermogen of stemming. Waar mogelijk wordt de inwoner toe geleid naar een zinvolle dagbesteding buiten de woonvorm.
De ondersteuning is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar (binnen 5 minuten) en zo nodig beschikbaar (binnen 2 uur). Dit geldt ook gedurende de nacht. De ondersteuning wordt individueel geleverd. Dit is afhankelijk van de behoefte van de inwoner. Er is dagelijks een individueel contactmoment tussen inwoner en begeleider. We gaan ervan uit dat het merendeel van deze contacten fysiek plaatsvindt.
Naast de zorg op afspraak en afroep heeft de aanbieder een belangrijke signalerende rol. Deze signalerende rol vervangt het toezicht dat inwoners binnen een intramurale setting ontvangen. De aanbieder signaleert terugval en zet adequaat zorg in. De aanbieder maakt hierover afspraken met de inwoner (bijvoorbeeld hoe te handelen als de inwoner afspraken niet nakomt/de deur niet opent).
Er zijn twee varianten: Kleinschalig thuis intensief en Kleinschalig thuis basis. Het onderscheid tussen deze twee varianten is de mate van begeleiding. De ondersteuning wordt in groepsverband en individueel geleverd. Het aantal begeleidingsuren is bij Kleinschalig thuis intensief gemiddeld 10 uur per week en bij Kleinschalig thuis basis gemiddeld 6 uur per week.
Het gaat om kwetsbare inwoners die te maken hebben met ernstige psychosociale problemen. Zij ervaren problemen op meerdere levensgebieden van de ZRM. De doelgroep die gebruik maakt van zelfstandig wonen is psychisch kwetsbaar en moet beter leren omgaan met zijn problematiek. Ze zijn in staat om met geplande begeleiding zelfstandig te wonen, waarbij de intensiteit van de begeleiding kan verschillen.
Het verschil met de doelgroep ‘Individuele begeleiding specialistische Wmo’ is dat bij díe doelgroep de begeleiding alleen op geplande momenten plaatsvindt. Bij het product zelfstandig beschermd wonen vindt de begeleiding op geplande momenten plaats én is er de mogelijkheid voor ongeplande zorg binnen een bepaalde tijd.
Het begeleidingsdoel is gericht op het behouden, aanleren en/of versterken van vaardigheden die nodig zijn om zo zelfstandig mogelijk te functioneren en te participeren. Indien een netwerk van de inwoner in beeld is, wordt deze betrokken bij de hulpverlening. Als er geen netwerk in beeld is of het is afwezig, dan werkt de aanbieder aan het ontwikkelen van een netwerk.
De ondersteuning is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar (binnen 5 minuten) en zo nodig beschikbaar (binnen 4 uur). Dit geldt ook gedurende de nacht. De ondersteuning wordt individueel geleverd. Dit is afhankelijk van de behoefte van de inwoner. Er is dagelijks een individueel contactmoment tussen inwoner en begeleider. We gaan ervan uit dat het merendeel van deze contacten fysiek plaatsvindt.
Naast de zorg op afspraak en afroep heeft de aanbieder een belangrijke signalerende rol. De signalerende rol vervangt het 'toezicht' dat inwoners binnen een kleinschalige of intramurale setting ontvangen. De aanbieder signaleert terugval en zet adequaat zorg in. Aanbieder maakt hierover afspraken met de inwoner (bijv. hoe te handelen als de inwoner afspraken niet nakomt/de deur niet opent).
Criteria Dagbesteding beschermd wonen
Bij het beoordelen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening beschermd wonen wordt gekeken:
In de regio de Meierij en Bommelerwaard wordt gewerkt in het kader van een Netwerk Opvang en Wonen een expertteam voor beschermd wonen dat klantmanagers ondersteunt bij het verlenen van deze toegang. In gezamenlijkheid wordt het besluit genomen. Bij verschil van mening is de stem van de voorzitters van het Netwerk bindend.
4.5.4.4 Omvang Natura en persoonsgebonden budget
De gemeente besluit welke vorm van beschermd wonen wordt toegekend.
4.5.4.5 Verhuizing binnen samenwerkende regio (Meierij en Bommelerwaard)
Wanneer sprake is van verhuizing van een inwoner binnen de regio Meierij en Bommelerwaard, dan wordt de lopende beschikking automatisch door de ontvangende gemeente overgenomen en door de vertrekkende gemeente tegelijkertijd beëindigd.
4.5.5.1 Werkwijze aanmeldingsprocedure maatschappelijke opvang
Indien de belanghebbende op basis van de toelatingscriteria en weigeringsgronden kan worden toegelaten tot de opvangvoorziening, maar er geen beschikbare plaatsen binnen de instelling beschikbaar zijn, zal de belanghebbende op de wachtlijst voor de opvangvoorziening worden geplaatst. Indien de centrale toegang maatschappelijke opvang en de instelling van mening zijn dat de wachttijd leidt tot onwenselijke situaties, hebben zij de inspanningsverplichting om andere passende opvang te zoeken en te zorgen voor een warme overdracht.
4.5.5.2 Werkwijze aanmeldingsprocedure vrouwenopvang
De instelling beoordeelt, zo spoedig mogelijk na het ontvangen van de aanvraag, binnen de kaders van de toelatingscriteria en weigeringsgronden, zoals opgenomen in deze beleidsregels, of de belanghebbende toegelaten kan worden tot de vrouwenopvang, zoals is bedoeld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2022;
Indien de belanghebbende op basis van de toelatingscriteria en weigeringsgronden kan worden toegelaten tot de opvangvoorziening, maar er geen beschikbare plaatsen binnen de instelling beschikbaar zijn, zal de belanghebbende op de wachtlijst voor de opvangvoorziening worden geplaatst. Indien de instelling van mening is dat de wachttijd leidt tot onwenselijke situaties, heeft zij de inspanningsverplichting om andere passende opvang te zoeken en te zorgen voor een warme overdracht.
4.5.5.3 Algemene aanvullende toelatingscriteria en weigeringsgronden
Voor de toelating tot de maatschappelijke opvang of vrouwenopvang worden de volgende algemene toelatingscriteria gehanteerd:
De belanghebbende is niet in staat, zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van de algemene voorzieningen zich te handhaven in de samenleving of als het om vrouwenopvang gaat geen mogelijkheid heeft om zelf een veilige situatie te creëren of in alternatieve huisvesting te voorzien.
4.5.5.4 Productomschrijving en specifieke aanvullende toelatingscriteria per voorziening
4.5.5.5 Vaststelling en innen eigen bijdrage en registratie
De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd conform de Verordening.
De centrale toegang maatschappelijke opvang geeft toelatings- of afwijzingsbeschikkingen af aan de belanghebbende voor alle opvangvoorzieningen. Uitzondering hierop is de algemene voorziening dag- en nachtopvang. De afgegeven beschikkingen worden door de centrale toegang maatschappelijke opvang geregistreerd. De centrale toegang maatschappelijke opvang registreert het aantal aanvragen, het aantal afgegeven toelatingsbeschikkingen en het aantal afwijzingsbeschikkingen alsmede de motivatie voor afwijzingen. In de toelatingsbeschikking is opgenomen voor hoeveel maanden iemand toegang krijgt tot de opvangvoorziening. Twee weken voor het aflopen van de beschikking wordt de belanghebbende opnieuw besproken als verlenging wenselijk is.
4.5.5.6 Landelijke toegankelijkheid
Indien de inwoner, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de regio Meierij en Bommelerwaard en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan de regio Meierij en Bommelerwaard de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio.
Indien de regio Meierij en Bommelerwaard de woonplaats van de inwoner voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert de regio Meierij en Bommelerwaard het onderzoek uit. Dit geldt ook indien de regio Meierij en Bommelerwaard niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.
De regio Meierij en Bommelerwaard betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de inwoner. Verder dient de regio Meierij en Bommelerwaard ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:
Of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner, en/of bestaand werk en/of groepsbegeleiding en/of onderwijs van de inwoner en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.
Of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner en/of actuele criminele activiteiten van de inwoner en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de inwoner. Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt de regio Meierij en Bommelerwaard deze gemeente bij het onderzoek.
Overdracht van inwoner en inwonergegevens
Indien de regio Meierij en Bommelerwaard, op grond van het in artikel 4.5.5.6.1 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt de regio Meierij en Bommelerwaard- in overleg met de inwoner - contact op met die andere gemeente of regio.
Deelt de andere gemeente of regio het oordeel, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de inwoner onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.
Verschil van mening tussen regio’s
Bij verschil van mening tussen de regio Meierij en Bommelerwaard en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de inwoner spant de regio Meierij en Bommelerwaard zich maximaal in om tot een oplossing te komen.
De vrouwenopvang maakt onderdeel uit van een landelijk opvangstelsel. Dat wil zeggen dat inwoners en kinderen, die wegens veiligheidsredenen niet in hun eigen regio kunnen worden opgevangen, in een andere regio moeten worden opgevangen. Hiervoor moet voldoende capaciteit aan opvangplekken beschikbaar zijn. Gemeente ’s-Hertogenbosch is centrumgemeente voor de vrouwenopvang-regio Noordoost Brabant. In het landelijk beleidskader in-, door- en uitstroom crisesopvang & opvang in acute crisessituaties van slachtoffers huiselijk geweld in de vrouwenopvang (2016) is afgesproken dat iedere centrumgemeente minimaal 2 opvangplaatsen beschikbaar heeft voor acute crisessituaties.
Centrumgemeenten zijn verantwoordelijk voor de bekostiging van de benodigde capaciteit die nodig is voor een goede werking van het landelijke stelsel.
HOOFDSTUK 5. Natura en persoonsgebonden budget
Op grond van de Wmo 2015 kunnen volwassenen voor de invulling van de noodzakelijke ondersteuning onder voorwaarden kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De wetgever heeft het pgb bedoeld als een gelijkwaardig alternatief voor Zorg in Natura (dat is de zorg en ondersteuning die de inwoner ontvangt van een door de gemeente contracteerde zorgverlener). De inwoner kan onder voorwaarden kiezen voor een pgb. Een pgb is een budget waarmee de inwoner zelf de zorg, hulp, ondersteuning of hulpmiddelen inkoopt. Met een pgb kan de inwoner zelf beslissen wat hij (binnen de gemaakte afspraken met de gemeente) precies aan zorg of ondersteuning wil afnemen, wanneer, bij wie en tegen welk tarief. De inwoner, of diens vertegenwoordiger, moet wel voldoen aan voorwaarden en dat geldt ook voor de kwaliteit van de zorg/ondersteuning die de inwoner wil inkopen. De inwoner kan ervoor kiezen iemand uit het sociaal netwerk in te zetten als zorgverlener. Hier zijn voorwaarden aan verbonden. De inwoner maakt zelf de afspraken met de zorgverlener(s) en legt deze vast in een zorgovereenkomst (op basis van de formats van de sociale verzekeringsbank). De inwoner krijgt niet het budget zelf overgemaakt naar zijn of haar bankrekening, maar ontvangt een budget bij de Sociale verzekeringsbank. Dat noemen we trekkingsrecht.
Een uitzondering geldt voor eenmalige pgb’s, die kan de gemeente zelf uitbetalen. Uit deze twee verstrekkingsvormen vloeit voort een derde mogelijkheid, namelijk die in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van de voorziening. De vraag of een voorziening in natura moet worden geleverd, dan wel in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor kosten van de voorziening, zal van een aantal factoren afhankelijk zijn.
Met gemaximeerde vergoedingen worden vergoedingen bedoeld die voor bepaalde kosten tot een norm- of maximumbedrag worden gegeven. Het spreekt voor zich dat de hoogte van de vergoeding in algemene zin toereikend moet zijn voor het doel waarvoor de vergoeding wordt verstrekt.
§ 5.2.1 De voorziening in natura
Een voorziening in natura wordt door het college bij beschikking verstrekt. In de beschikking worden de voorwaarden opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt.
§ 5.2.2 Het persoonsgebonden budget
Een persoonsgebonden budget kan een geschikt instrument zijn voor de inwoner om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor de inwoner die zelf de regie over zijn leven kan voeren. De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een persoonsgebonden budget kunnen inzetten. De gemeente zet daarom in op de keuzevrijheid voor een persoonsgebonden budget met een stevige voor fase (intake/voorlichting) waarbij controle achteraf een lichte en goedkope alternatief kan zijn.
Als er geen passende zorgaanbieder is in het gecontracteerde aanbod, en de inwoner wil geen pgb of kan geen pgb beheren (ook niet met hulp van een vertegenwoordiger), dan kan de gemeente een uitzondering maken door een niet gecontracteerde aanbieder opdracht te geven een maatwerkvoorziening te leveren. Hiervoor gelden de pgb-tarieven uit het Besluit nadere regels.
5.2.2.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
De wet en, ter uitwerking hiervan, de Verordening bevatten een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen.
Bekwaamheid inwoner of zijn vertegenwoordiger
Een van de voorwaarden is dat de inwoner bekwaam is, dat wil zeggen of deze op eigen kracht, of met hulp van iemand uit zijn sociaal netwerk of een vertegenwoordiger, op een verantwoorde wijze kan omgaan met een PGB. Deze bekwaamheid wordt vooraf beoordeeld door de gemeente. De beoordelingscriteria zijn:
Indien er een ernstig vermoeden is dat de inwoner, ook met hulp uit zijn sociaal netwerk of zijn vertegenwoordiger, problemen zal hebben met het omgaan met persoonsgebonden budget, vindt geen verstrekking van een persoonsgebonden budget plaats. Hierbij valt te denken aan de volgende situaties:
Er is sprake van verslavingsproblematiek. Bij verslavingsproblematiek is er vaak sprake van ongecontroleerde uitgaven en verwaarlozing van de financiële situatie waarbij het verstrekken van een pgb een risico kan vormen en dus een inadequate verstrekking is. Ook hier is het belangrijk of er sprake is van een financiële bewindvoerder, is er een financiële bewindvoerder aanwezig dan kan een persoonsgebonden budget toch een optie zijn.
Beoordeeld moet worden of een inwoner dusdanig in de financiële problemen zit dat bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget de verwachting bestaat dat deze verkeerd gebruikt kan worden al dan niet met opzet. Immers zal verstrekking van een pgb in dergelijke situaties tot vergroting van de problematiek leiden. Een belangrijk aspect bij deze problematiek is de aanwezigheid van een financiële bewindvoerder. Is er een financiële bewindvoerder aanwezig dan kan een persoonsgebonden budget toch een optie zijn.
Deze opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is. Ook kan het zo zijn dat een inwoner zelf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een persoonsgebonden budget verstrekt kan worden. Wel gelden er eisen aan degene die het persoonsgebonden budget beheert
Kwaliteit van de dienstverlening
Afhankelijk van het type hulp en ondersteuning worden meer of minder eisen gesteld over de kwaliteit van hulp en ondersteuning die wordt geboden met een PGB (met uitzondering hulp die wordt aangeboden door het sociale netwerk). In alle gevallen zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:
Degene die ondersteuning verleent, neemt bij zijn werkzaamheden de zorg voor een goede hulpverlening in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard, uiteraard voor zover de hulpverlener een professional is.
§ 5.2.3 Financiële tegemoetkoming
Een financiële tegemoetkoming kan een geschikt alternatief zijn voor een persoonsgebonden budget als bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening.
5.2.3.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming
Een financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt indien een persoonsgebonden budget niet in voldoende mate compenserend werkt en er sprake is van aannemelijke meerkosten die voortkomen uit de belemmeringen. De wijze van verantwoording moet passend zijn bij de aard en omvang van de voorziening. Denk daarbij van het aannemelijk maken van plaatsvinden waar een vergoeding voor wordt verstrekt. Dit kan zijn op declaratiebasis.
HOOFDSTUK 6. Beëindigen, intrekken, herzien en terugvorderen
De wet maakt geen duidelijk onderscheid tussen enerzijds beëindiging en anderzijds intrekking en herziening. Van beëindiging is sprake indien de aanspraak op een maatwerkvoorziening wordt aangetast met ingang van het heden of naar de toekomst toe. Intrekken is het ongedaan maken van de aanspraak op een maatwerkvoorziening over een periode in het verleden. Herzien is het over een periode in het verleden afwijkend vaststellen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.
In tegenstelling tot intrekking en herziening heeft beëindiging geen terugwerkende kracht. Het college moet, voordat het besluit tot intrekking van een voorziening wordt genomen, een afweging maken tussen alle bij het te nemen besluit betrokken belangen, waarbij het belang van de inwoner om te participeren zwaar dient te wegen.
§ 6.2.1 Bevoegdheid tot terugvordering
Er bestaat voor het college geen verplichting tot terugvordering (discretionaire bevoegdheid). Het besluit al dan niet daadwerkelijk terug te vorderen is aan het college. Zo'n beslissing vereist een belangenafweging (artikel 3:4 Awb). Welke belangen precies een rol spelen en hoe die dienen te worden afgewogen tegen het algemene belang van een rechtmatige besteding van gemeenschapsgelden is sterk afhankelijk van de casus.
Het besluit tot herziening van het recht op de voorziening en de daaraan gekoppelde terugvordering biedt geen executoriale titel, met uitzondering van de terugvordering op grond van de wet (de inwoner heeft opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt). Er is dan sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldigde betaling waarvoor het Burgerlijk Wetboek, boek 6 artikel 203 e.v. de wettelijke basis biedt.
§ 6.2.2 Terugvordering voorziening in natura
Op grond van de Verordening kan het college besluiten de geldwaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura terug te vorderen. Voor de vaststelling van de geldwaarde van de maatwerkvoorziening gaat het college uit van de dagwaarde. Hierbij wordt de beginwaarde van de maatwerkvoorziening gerelateerd aan een reële afschrijvingsduur.
HOOFDSTUK 7. Controle klachtafhandeling aanbieders
Het college ziet toe op de naleving van de klachtenregeling van aanbieders. Het college controleert in ieder geval of de aanbieders een klachtenregeling hebben. Daarnaast controleert het college steekproefsgewijs of klachten zorgvuldig worden afgehandeld. Tot slot moeten de aanbieders periodiek een managementrapportage inzake de klachten overleggen.
BIJLAGE 1 Normeringskader hulp bij het huishouden
Mogelijkheid tot meer tijd toekennen bij extra bevuiling tengevolge van ernstige beperkingen |
|
Mogelijkheid tot meer tijd toekennen bij extra bevuiling tengevolge van ernstige beperkingen |
Brood klaarmaken, afwassen, opruimen, 1x in trommeltje klaarzetten |
|
Mogelijkheid tot meer tijd toekennen bij extra bevuiling tengevolge van ernstige beperkingen |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-298761.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.