Gemeenteblad van Krimpen aan den IJssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Krimpen aan den IJssel | Gemeenteblad 2024, 298710 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Krimpen aan den IJssel | Gemeenteblad 2024, 298710 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Ingenieursbureau Krimpenerwaard
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel en de gemeente Krimpenerwaard,
deze gemeenschappelijke samenwerking als Technisch Bureau in de Krimpenerwaard in 1943 is opgericht door de toenmalige gemeenten Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan de Lek, Lekkerkerk, Bergambacht, Ammerstol, Ouderkerk aan den IJssel en Gouderak. Na de gemeentelijke herindelingen van 1985 en 2015 zijn dit nu de gemeenten Krimpen aan den IJssel en Krimpenerwaard;
de “Gemeenschappelijke regeling Technisch Bureau in de Krimpenerwaard” per 1 januari 2018 gewijzigd is in de “Gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Ingenieursbureau Krimpenerwaard”;
in verband met de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen d.d. 1 juli 2022 het noodzakelijk is de huidige gemeenschappelijke regeling te wijzigen;
de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de Gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Ingenieursbureau Krimpenerwaard, zoals laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2018, te wijzigen, waarvan de tekst als volgt komt te luiden:
HOOFDSTUK 2 RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTENDE BEDIJFSVOERINGSORGANISATIE
HOOFDSTUK 3 DOEL, TE BEHARTIGEN BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Ingenieursbureau Krimpenerwaard voert, overeenkomstig het bepaalde in de leden twee en drie, voor de deelnemers taken uit op het gebied van sturing en beheersing van ondersteunende administratieve taken (bedrijfsvoering) en uitvoering, waartoe in elk geval behoort de engineering, advisering, directievoering en toezicht voor technische werken op het gebied van weg- en waterbouw en rioleringen, waarbij het kan gaan om vernieuwing, vervanging en nieuwe aanleg.
Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in dit artikel vermelde taken, is Ingenieursbureau Krimpenerwaard tot een maximum van 20% van haar werktijd bevoegd tot het verrichten van diensten voor andere publiekrechtelijke of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen. Met deze rechtspersonen en organisaties kunnen dienstverleningsovereenkomsten afgesloten worden. Het bestuur dient in te stemmen met een dergelijke dienstverleningsovereenkomst.
Artikel 6 Algemene bevoegdheidstoedeling
De deelnemers dragen de bevoegdheden die hen bij of krachtens de wet zijn toegekend in mandaat op aan het bestuur, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van taken, bedoeld in artikel 5. Het bestuur kan daartoe een of meer modellen vaststellen voor de mandaatbesluiten.
De colleges beslissen uiterlijk binnen zes weken na de eerste vergadering van de nieuw benoemde colleges na aanvang van elke zittingsperiode van de raad over de aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden. Aftredende (plaatsvervangende) leden kunnen opnieuw als (plaatsvervangend) lid worden aangewezen.
HOOFDSTUK 6 Zienswijzen bij besluiten
Artikel 16 Zienswijze bij besluiten
Voordat besluiten aangaande wijziging van het doel van deze regeling, het toetreden van een potentiële nieuwe deelnemer of aangaande een ingrijpende organisatorische wijziging worden vastgesteld door het bestuur, zendt het bestuur dit besluit voor zienswijzen aan de raden van de deelnemende gemeenten.
HOOFDSTUK 10 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 23 Verdeling van de kosten
De kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van het hele takenpakket en de instandhouding van Ingenieursbureau Krimpenerwaard, worden via de afgesloten dienstverleningsovereenkomsten op basis van afname van producten en diensten in rekening gebracht bij de deelnemers en andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 5, lid 3 hiervoor.
De deelnemers zorgen ervoor dat Ingenieursbureau Krimpenerwaard te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen te kunnen voldoen.
Artikel 26 Financieel toezicht
Indien aan het bestuur van Ingenieursbureau Krimpenerwaard blijkt dat een gemeente weigert de uitgaven, bedoeld in artikel 24, 25, 26 en 27 op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Artikel 27 Kadernota en begroting
Het bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De begroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten verband houden met de uitvoering van het basistakenpakket en de instandhouding van Ingenieursbureau Krimpenerwaard.
Het bestuur zendt ontwerp begrotingswijzigingen acht weken voordat deze door het bestuur worden vastgesteld, toe aan de raden en de colleges van de gemeenten. De raden van de gemeenten kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegrotingswijziging het bestuur hun zienswijzen schriftelijk doen blijken. Het bestuur zendt begrotingswijzigingen binnen twee weken na vaststelling aan de raden en de colleges van de gemeenten en aan gedeputeerde staten.
Artikel 38 Uittreding bij twee deelnemers
Indien deze regeling enkel twee deelnemende gemeenten kent, wordt een verzoek tot uittreding van één van beiden opgevat als een verzoek tot opheffing van deze regeling. Het bepaalde in artikel 36 is dan van toepassing.
Artikel 39 Concept uittredingsplan
Met het oog op het regelen van de inhoud van het concept uittredingsplan, kan het bestuur zelf aan een onafhankelijke externe deskundige om advies vragen of om ondersteuning van de projectgroep door deze onafhankelijke externe deskundige. Het bestuur wijst een onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht dan wijst het bestuur deze aan op basis van een bindende opdracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden, onder voorzitterschap van de directeur-secretaris van het IBKW, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer. De kosten voor het inschakelen van een externe deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
Het bestuur geeft, na oplevering van het concept uittredingsplan door de projectgroep, de accountant van het IBKW opdracht om het door de projectgroep voorbereide concept-uittredingsplan en het voorstel tot een voorlopige uittreedsom te toetsen. De kosten voor het toetsen zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
Het concept uittredingsplan met de voorlopige uittreedsom, wordt op voorstel van de projectgroep vastgesteld door het bestuur. Alvorens het bestuur het concept uittredingsplan vast stelt, stelt het een aanwezige ondernemingsraad van het IBKW of een vertegenwoordiging van het personeel in de gelegenheid om advies uit te brengen over de personele en organisatorische gevolgen die voortvloeien uit het concept uittredingsplan.
Het bestuur zendt het concept uittredingsplan met de voorlopige uittreedsom als voorstel voor het uittredingsplan toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het voorstel voor het uittredingsplan bij het bestuur indienen.
Het uittredingsplan wordt, met in achtneming van het concept uittredingsplan en de ingediende zienswijzen, vastgesteld door het bestuur. In het uittredingsplan worden de specifieke condities, waaronder de financiële gevolgen van uittreding geregeld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op evenwichtige wijze worden afgewogen.
Het bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Tot deze financiële voorwaarden behoort de bepaling, dat een uittredende deelnemer nog twee jaar, vanaf het jaar van uittreding aan het IBKW , een bijdrage in de jaarlijkse (vaste) exploitatielasten betaalt, waaronder de personele kosten van het IBKW. De bijdrage kan worden omgezet in een éénmalige uittredingssom.
Een uittredende deelnemer kan géén recht doen gelden op de overdracht van enig eigendom van het IBKW. Wel kan de uittreding tot gevolg hebben dat deelnemende partijen nader onderhandelen over de eigendomspositie, zakelijke rechten of gezamenlijk aangehouden reserveposities, indien aanwezig, van het IBKW.
De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van directe kosten van uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemer in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van de gemeenschappelijke regeling op de datum van uittreding.
Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. Onder desintegratiekosten wordt mede verstaan alle kosten uit overige verplichtingen, zoals de afbouw van risico’s alsmede de door deelnemers aangegane langlopende contractuele betalingsverplichtingen.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van de uittreding.
Het IBKW brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van het eigen vermogen van de uittredende deelnemer minus de bestemmingsreserves van de gemeenschappelijke regeling zoals genoemd in lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, op de wijze zoals genoemd in artikel 42 van deze gemeenschappelijke regeling.
Artikel 42 Raming en berekening van de uittreedsom
De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de definitieve uittreedsom.
Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer dan wel het algemeen bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:
De tussen de deelnemers bestaande verhoudingen en afspraken met betrekking tot niet definitief afgehandelde of later alsnog ingediende schadeclaims op grond van schade ontstaan binnen de periode van deelneming, zullen gedurende een periode van 30 jaren ongewijzigd gecontinueerd worden, als waren zij nog gezamenlijk deelnemers aan het IBKW. Het vorenstaande geldt voor wat betreft besluitvorming ten aanzien van vraagstukken betreffende schadeclaims, als ook financiële inbreng van de deelnemers met betrekking tot de aan dit onderwerp verbonden kosten, voor zover die voor rekening en risico van het IBKW komen en voor zover de bestemmings- en algemene reserves bezien vanuit de reservepositie van het IBKW, niet toereikend zijn om die schade (geheel of gedeeltelijk) te dekken.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom biedt het bestuur de uitredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het uittredingsplan bepaalt het bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een aantal termijnen (het aantal termijnen zal naar redelijkheid door het bestuur bepaald worden) of in één keer dient te betalen. In geval van betaling in één termijn, dient die betaling binnen 6 maanden na uittreding plaats te vinden.
Het IBKW en haar bestuur zijn gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer in het algemeen bestuur, houdt gedurende de periode vanaf het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding, bij de beraadslaging en besluitvorming door het algemeen bestuur rekening met de belangen van de gemeenschappelijke regeling zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming.
De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het IBKW die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het IBKW wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
Artikel 46 Continuering samenwerking
Indien het bestuur constateert dat het besluit tot uittreding de vraag oproept of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling IBKW redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de colleges en raden van de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling.
Het college van burgemeester en wethouders
van de gemeente Krimpen aan den IJssel,
wg (b.a.)
mr. A. Boele
Secretaris
wg
J.J. Luteijn
Burgemeester
Het college van burgemeester en wethouders
van de gemeente Krimpenerwaard,
wg
J. Hennip
Secretaris
wg
J. Beenakker
Burgemeester
Toelichting op de Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Ingenieursbureau Krimpenerwaard (IBKW)
Per 1 juli 2022 is een wijziging in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) doorgevoerd. De bedoeling van deze wetswijzing is dat gemeenteraden meer invloed hebben op de gemeenschappelijke regelingen. De huidige gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Ingenieursbureau Krimpenerwaard (IBKW) behoeft daarom wijziging.
Een deel van de wijzigingen door deze wetswijziging is verplicht. Bij een ander deel van de wijzigingen is het aan de gemeenteraden hierover te beslissen. Deze overige wijzigingen bieden ruimte voor een keuzevrijheid. De gewijzigde tekst van de gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Ingenieursbureau Krimpenerwaard maaktt de eigen invulling van de implementatie van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) concreet, zoals gemaakt voor het IBKW.
Per 1 januari 2018 is gekozen de gemeenschappelijke samenwerking vorm te geven via een bedrijfsvoeringsorganisatie (BVO). De BVO is bedoeld voor samenwerking op het terrein van bedrijfsvoering en voor uitvoerende taken met een geringe beleidsmatige component. De BVO kenmerkt zich door een eenvoudige bestuurlijke structuur en het hebben van rechtspersoonlijkheid. Beleidsrijke taken kunnen niet worden overgedragen aan een BVO. De betrokkenheid van de gemeenteraden is gewaarborgd door de zienswijzeprocedures rond begroting en rekening. Gekozen is voor de statutaire vestiging in de gemeente Krimpen aan den IJssel, waardoor het ook mogelijk wordt dat in de toekomst het IBKW feitelijk gevestigd wordt in de gemeente Krimpenerwaard.
De gemeenten Krimpen aan den IJssel en Krimpenerwaard vormen samen de BVO, hetgeen onverlet laat dat andere gemeenten kunnen toetreden (zie art 32). Mocht een dergelijke situatie zich ooit voordoen dan is wijziging van deze regeling noodzakelijk.
Het derde lid van dit artikel voorziet in de mogelijkheid om voor een deel van de werktijd werkzaamheden te verrichten voor andere overheden (of overheidsgedomineerde organisaties). Bewust is daarbij gekozen om deze bevoegdheid niet op te nemen als het gaat om de marktsector. Inzet van medewerkers in het overheidsdomein kan gunstige effecten hebben op het verkrijgen van kennis en ervaring, investeren in collegiale samenwerking in een breder gebied van de Krimpenerwaard, (betaalde) inzet van menskracht in periodes dat die inzet wenselijk is. Steeds worden daarbij de beginselen van good governance (dwz zakelijke dienstverleningsovereenkomsten met concrete prestatieafspraken, marktconforme tarieven en maximale transparantie) in acht genomen.
Het genoemde percentage van 20% vloeit voort uit de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de Aanbestedingswet 2012. De deelnemende gemeente(besture)n mogen aanbestedingsvrij diensten afnemen van het gemeenschappelijk openbaar lichaam omdat daarbij in beginsel sprake is van een zogenoemde inbesteding. Om daar aan te kunnen (blijven) voldoen is het van belang dat de deelnemende partijen invloed hebben op het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie (hetgeen blijkens art. 12, derde lid, Richtlijn 2014/24/EU mogelijk is nu iedere deelnemer in het bestuur zit) en de bedrijfsvoeringsorganisatie ten minste 80% van zijn werkzaamheden verricht voor de deelnemende partijen. Wordt niet of niet langer aan deze eisen voldaan, dan kan niet langer aanbestedingsvrij gebruik worden gemaakt van de diensten van de gemeenschappelijk bedrijfsvoeringsorganisatie.
De bevoegdheden van het bestuur, zoals in dit artikel beschreven, laten onverlet dat meerdere bevoegdheden gemandateerd kunnen worden aan de directeur-secretaris. De basis daarvoor is het in art 18, derde lid, bedoelde Directiestatuut. Zo zal het voor de hand liggen dat de bevoegdheid om medewerkers te benoemen en te ontslaan gemandateerd zal worden aan de directeur-secretaris. Dat geldt ook voor meerdere, nader te omschrijven, privaatrechtelijke handelingen (bv koop, huur, inlenen van personeel enz.).
Het bestuur bestaat thans uit twee leden, die elk één stem hebben. Op basis van dat gegeven kan de besluitvorming vanzelfsprekend slechts op basis van unanimiteit plaatsvinden. Indien het bestuur uit meer dan twee leden bestaat, dan zal de besluitvorming nog steeds op basis van unanimiteit plaatsvinden, gelet op het bepaalde in het derde lid.
Artikel 14 bepaalt dat een deelnemende gemeente het bestuur kan verzoeken de regeling te evalueren. Het bestuur kan ook zelf besluiten de regeling te evalueren.
Dit artikel regelt, in aanvulling op artikel 13 waarin het verstrekken van gevraagde inlichtingen is geregeld, op welke wijze ook ongevraagde inlichtingen worden verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten conform artikel 17, tweede lid, van de Wgr. De inlichtingen dienen bij te dragen aan de juiste uitoefening van de taken van de raden van de deelnemende gemeenten.
Conform artikel 10, vijfde en zesde lid, van de Wgr, regelt artikel 16 welke besluiten voor zienswijzen voorgelegd worden aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Per 1 januari 2018 is de gemeenschappelijke samenwerking bewust omgezet naar een gemeenschappelijke regeling voor een bedrijfsvoeringsorganisatie, met alleen een ongeleed en enkelvoudig bestuur en zonder een bestuurlijke structuur van een dagelijks bestuur met een algemeen bestuur. Door het hebben van de structuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie en gelet op de taken van het IBKW wordt daarom niet gekozen voor het bieden van mogelijkheden tot burgerparticipatie binnen de regeling. Het inspreekrecht voor burgers bij raadsvergaderingen van de deelnemende gemeenten wordt daarvoor voldoende mogelijkheid geacht, als daar al aanleiding voor mocht bestaan.
Indien in het IBKW een Ondernemingsraad of een Personeelsvertegenwoordiging, als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden, wordt ingesteld, treedt de directeur op als bestuurder in de zin van de WOR.
In dit artikel wordt de huidige werkwijze gecontinueerd. Medewerkers van IBKW volgen de rechtspositionele regelingen van de gemeente Krimpen aan den IJssel. Dat geldt voor nadere invulling van de arbeidsvoorwaarden, voor sociale plannen en andere personele regelingen van genoemde gemeente. Met dien verstande dat voor de medewerkers van IBKW de Cao SGO van toepassing is en niet de Cao Gemeenten. De Cao Gemeenten geldt voor werknemers in dienst bij gemeenten en de Cao SGO geldt voor werknemers in dienst bij (aangesloten) gemeentelijke organisaties. Per 1 januari 2020 is de eerder gezamenlijke rechtspositieregeling CAR-UWO vervallen.
Slechts in die gevallen dat de aard van de werkzaamheden binnen IBKW dat gewenst maakt zal het bestuur aanvullende regelingen kunnen vaststellen.
De praktijk heeft geleerd dat het wenselijk is een ambtelijk overleg te introduceren over de algemene gang van zaken binnen het IBKW. Dit overleg is geen bestuurlijk adviesorgaan, het beoogt in samenspraak met de directeur-secretaris vraagstukken over de strategische en/of tactische positie van het IBKW af te stemmen en eventuele knelpunten in de samenwerking te onderkennen en op te lossen. De deelnemers zijn de gemeentesecretarissen van beide gemeenten of door hen aan te wijzen functionarissen.
De deelnemende gemeenten betalen voorschotten op de geraamde bijdrage aan het IBKW. In de in art 5, tweede lid, bedoelde Dienstverleningovereenkomst zal geregeld worden op welke wijze en op welke tijdstippen in het jaar dat gebeurt, zodanig dat de liquiditeitspositie van IBKW gewaarborgd is.
Per 1 januari 2018 is het bestaande TBK-archief gesaneerd. Alle bouwdossiers zijn overgedragen aan de beide gemeenten resp. aan het Streekarchief Midden-Holland. De dossiers inzake weg- en waterbouw zijn in beginsel werkdossiers (dossiers zonder cultuur-historische betekenis) en kunnen na een korte bewaartermijn worden vernietigd. Dit archiefdeel is in beheer bij het IBKW. Voor het beheer worden nadere regels vastgelegd in de Regeling archiefbeheer IBKW.
Gekozen is om als bevoegd Ombudsman aan te wijzen degene die door de deelnemende gemeente voor haar grondgebied als zodanig is aangewezen. Voor inwoners van de gemeente Krimpen aan den IJssel is dat de Gemeentelijke Ombudsman van Rotterdam. Voor inwoners van de gemeente Krimpenerwaard is dat de Nationale Ombudsman te Den Haag.
Het artikel bepaalt dat zowel het bestuur alsook een deelnemende gemeente een voorstel kunnen doen voor wijziging van de regeling en de procedure die daarbij in acht moet worden genomen.
Dit artikel regelt dat het bestuur het liquidatieplan vaststelt. Het bestuur hanteert daarbij redelijke termijnen, zodat de werkzaamheden planmatig kunnen worden afgebouwd resp. kunnen worden overgedragen. Een eventueel besluit tot liquidatie is niet onderworpen aan het adviesrecht ingevolge art 25 WOR, omdat het aangemerkt zal worden als een besluit voortvloeiend uit het primaat van de politiek. De wijze waarop de liquidatie wordt uitgevoerd is vanzelfsprekend wel adviesplichtig. Het bestuur waarborgt dan ook dat de Ondernemingsraad resp. de Personeelsvertegenwoordiging in de gelegenheid gesteld wordt haar advies uit te brengen.
Het elfde lid van dit artikel waarborgt de positie van de medewerkers van IBKW ingeval van liquidatie van de gemeenschappelijke regeling. In die situatie zal het personeel aan de deelnemers worden ‘toegewezen’. De bepaling is redelijk omdat de gemeentelijke taak blijft bestaan ingeval van liquidatie. In juridische zin wordt ‘slechts’ het mandaat aan IBKW ingetrokken en zal de gemeente dientengevolge nadien de taken zelf moeten uitvoeren (of deze elders onderbrengen). Het principe mens-volgt-werk wordt hierbij in de GR vastgelegd. De huidige regeling kent een vergelijkbaar artikel.
Artikel 37 tot en met artikel 46
Conform artikel 9 van de Wgr zijn bepalingen aan de regeling, aangegaan voor onbepaalde tijd, toegevoegd omtrent uittreding. Daarin is met de artikeln 37 tot en met 46 voorzien. De gevolgen van uittreding zijn vastgelegd en de voorwaarden waaronder een deelnemer kan uittreden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-298710.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.