Nadere regels uitstallingen

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

 

In het algemeen bestaat er bij ondernemers in de detailhandel en bij overige commerciële ondernemingen de behoefte om goederen of reclameobjecten voor hun pand uit te stallen.  Artikel 3.40 Verordening Fysieke Leefomgeving Hulst 2023 (hierna: VFL) regelt het plaatsen van voorwerpen op een openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan. Met het opstellen van dit beleid en de ernaast geldende beleidsnota Beeld van de binnenstad wordt vastgesteld onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden iemand de openbare plaats (hierna: ook wel openbare ruimte of openbare weg) voor uitstallingen mag gebruiken. De intentie is niet om andere activiteiten dan verkeersactiviteiten in de openbare ruimte te verbieden; dat zou namelijk de levendigheid van het straatbeeld te veel aantasten en te kort doen aan een bredere functie die voornamelijk de winkelgebieden hebben. Het doel van dit beleidsstuk is:

  • 1.

    Om te komen tot een zekere ordening van uitstallingen in de openbare ruimte, zodat de weg aan zijn oorspronkelijke bestemming kan blijven voldoen en de openbare ruimte de kwaliteit bezit die de gemeente nastreeft;

  • 2.

    Het verminderen van administratieve handelingen door het invoeren van een meldingssysteem.

Dit beleidsstuk ziet toe op het reguleren van uitstallingen in de openbare ruimte, niet zijnde terrassen. Het reguleren van terrassen vindt plaats in Beeld van de binnenstad. Ook gelden deze regels niet voor werktuigen, steigers, opslag bouwmateriaal etc. op de openbare weg.

1.1 Begripsbepalingen

Een uitstalling is alles wat direct voor de gevel van een bedrijfs- of winkelpand op straat wordt geplaatst. Terrassen, uithangborden, of reclame hangend aan een gevel vallen hier niet onder.

Willekeurige voorbeelden van een uitstalling zijn bijvoorbeeld kledingrekken, een krantenrek, een stoepbord met aanbiedingen of een bak met koopwaar. Ook speeltoestellen voor kinderen vallen onder de noemer ‘uitstalling’ De buiten de winkel uitgestalde koopwaar of stoepborden waarop koopwaar wordt aangeprezen, is bedoeld voor de voorbijganger die zich (nog) buiten de winkel bevindt. De uitstalling, eigenlijk een etalage buiten de winkel, heeft ook de functie te laten zien wat de aard is van de winkel: welke goederen er worden verkocht, op welke doelgroep de onderneming zich richt. Winkelwagens op het terrein van een supermarkt vallen buiten de noemer “uitstalling”.

Daarnaast vallen ook vlaggen (die niet aan de gevel bevestigd zijn), spandoeken, driehoeks (of sandwich)borden hieronder. Ook voor deze voorwerpen stelt dit beleidsstuk regels.

1.2 De reden voor de opgestelde regels

Waarom stellen we als gemeente deze regels vast.

  • 1.

    Het voorkomen van overlast

  • 2.

    Het streven van de gemeente om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren

  • 3.

    Het plaatsen van uitstallingen makkelijker maken voor de ondernemers.

  • 4.

    Om de eisen te bepalen waaraan de uitstallingen moeten voldoen.

In veel gevallen is het beleid van toepassing en kan met een melding worden volstaan, via het hiervoor bestemde meldingsformulier uitstallingen. In specifieke gevallen zal door de gemeente maatwerk moeten worden geleverd. Dit maatwerk zal geschieden in een door het college verleende ontheffing. Aan de ontheffing zijn voorwaarden verbonden en deze voorwaarden kunnen per verleende ontheffing verschillen.

 

Hoofdstuk 2: Uitstallingen bij winkels en dienstverlenende bedrijven

 

De openbare publieke ruimte wordt intensief gebruikt. Belangrijk uitgangspunt is dat deze ruimte voor iedereen toegankelijk is en moet blijven. Dat betekent dat met name de voetgangers zich veilig, en niet gehinderd door objecten, door de openbare ruimte moeten kunnen voortbewegen. Maar ook hulpdiensten moeten ongehinderd op alle plekken kunnen komen. Er zijn dan ook plekken die zich minder lenen voor het plaatsen van voorwerpen vanwege de beperkte breedte van sommige straten die bij het plaatsen van deze voorwerpen niet toegankelijk zijn voor hulpdiensten of de doorgang van weggebruikers blokkeren.

Voorwerpen op de weg bepalen voor een groot gedeelte van het jaar de kwaliteit van de openbare ruimte, vervullen een belangrijke rol voor de sfeer en uitstraling van de kern en fungeren als ontmoetingsplaats voor bezoekers en bewoners. Daarnaast hebben sommige voorwerpen voor ondernemers naast een “lokfunctie” ook een economische functie omdat ze bijdragen aan een toename van de bestedingen in de aangrenzende winkel.

In zijn algemeenheid geldt dat voorwerpen in de openbare ruimte alleen maar mogelijk zijn op plekken die daarvoor geschikt zijn. Het wel of niet toestaan van voorwerpen is afhankelijk van de ruimte, het gebruik of de functie van een gebied. Dit wordt aan diverse aspecten getoetst zoals:

  • 1.

    veiligheid, geen belemmering van (nood)uitgangen en goede doorgang voor calamiteiten- en hulpvoertuigen;

  • 2.

    openbare orde, geen hinder voor bewoners in de omgeving;

  • 3.

    de ongehinderde doorgang voor alle gebruikers van de openbare weg;

  • 4.

    het algemeen belang;

  • 5.

    de gebruiksfuncties van de locatie;

  • 6.

    de inrichting van de openbare ruimte;

  • 7.

    voldoen aan redelijke eisen van welstand, hetzij op zichzelf, hetzij in relatie tot de omgeving;

  • 8.

    brengen geen schade toe aan de weg en vormen geen belemmering voor een doelmatig onderhoud en beheer ervan;

De uitgangspunten leiden tot een aantal concrete voorwaarden waaraan een voorwerp in de openbare ruimte moet voldoen en waarvoor met een melding kan worden volstaan. In dit hoofdstuk staan de algemene voorwaarden, voor zover van toepassing, die gelden bij het plaatsen en geplaatst houden van de voorwerpen in de openbare ruimte.

Een en ander betekent dat er geen sprake is van een recht tot het mogen plaatsen van voorwerpen in de openbare ruimte. Ook geeft het mogen plaatsen in het verleden geen rechten voor de toekomst. Het college kan de mogelijkheden tot plaatsing beperken, hieraan voorwaarden verbinden of besluiten in zijn geheel geen voorwerpen meer toe te staan.

2.1 Algemene regels voor uitstallingen

  • 1.

    Alle aanwijzingen en bevelen die door het bevoegd gezag (politie, brandweer, Geneeskundige Hulporganisatie in de Regio (GHOR) en/of medewerker(st)ers van de gemeente) in het belang van de openbare orde en veiligheid worden gegeven, moeten gelijk worden opgevolgd;

  • 2.

    De gemeente en/of de nutsbedrijven moet(en) te allen tijde reparatiewerkzaamheden kunnen uitvoeren;

  • 3.

    De rijweg als onderdeel van de openbare weg is in beginsel obstakelvrij. De vrije ruimte voor voetgangers en rolstoelgebruikers op het voor hun beschikbare weggedeelte kent een vrije breedte van 1,50 meter. Dit houdt in dat zich binnen een afstand van 1,50 meter van straatmeubilair, lantaarnpalen en dergelijke geen voorwerpen bevinden. De vrije hoogte bedraagt op dit weggedeelte 2,30 meter, obstakelvrij (zonneschermen, reclameborden, verlichting). Op weggedeelten voor gemotoriseerd verkeer dient een vrije breedte van minimaal 3,5 meter gegarandeerd te worden ten behoeve van de hulpdiensten, met hierboven een vrije hoogte van 4,2 meter. Een en ander conform Branpolance van CROW;

  • 4.

    De voorwerpen mogen niet op een brandput (wateraansluiting brandweer) staan of de toegang daartoe blokkeren; Er zijn geen uitstallingen toegestaan op plaatsen waar deze een belemmering vormen of kunnen vormen voor de bereikbaarheid van objecten die door of vanwege de gemeentezijn geplaatst of worden gebruikt ten behoeve van het algemeen nut (waaronder bluswatervoorzieningen e.d.) of het reinigen van een weg of een weggedeelte;

  • 5.

    In bepaalde gebieden kan vanwege de bijzondere inrichting van de openbare ruimte welke gericht is op winkelend publiek, maatwerk geleverd worden, waarbij ten alle tijde de vrije doorgang van 1,5 meter voor voetgangers en 3,5 meter voor weggebruikers gewaarborgd blijven.

2.2 Aanvullende voorwaarden voor uitstallingen

De volgende regels gelden voor de uitstallingen van koopwaar, etalagerekken, 3D-objecten, stoepborden, kinderspeeltoestellen en verfraaiing zoals plantenbakken (kortweg ‘uitstallingen’). Waar in deze nadere regels over ‘winkels’ wordt gesproken, wordt eveneens bedoeld kantoren, bedrijven, restaurants en eethuizen (en dergelijke).

  • 1.

    Uitstallingen mogen alleen zijn opgesteld tijdens openingstijden van de eigen (in beheer en/of eigendom) winkel;

  • 2.

    Uitstallingen worden dagelijks bij sluitingstijd van de winkel van het openbare gebied verwijderd. De winkelstraat wordt schoon en leeg achtergelaten;

  • 3.

    De uitstalling mag eveneens bestaan uit objecten, geen koopwaar zijnde: bijvoorbeeld een speeltoestel voor kleine kinderen of verfraaiing van de entree door bijvoorbeeld planten. Het is niet toegestaan dagelijks (rol)containers met winkelvoorraad in de openbare ruimte te plaatsen;

  • 4.

    Op dagen van markten en braderieën wordt de mogelijkheid tot het plaatsen van uitstallingen beperkt indien dat voor het ordelijk verloop van de betreffende activiteit noodzakelijk is. De toezichthouder namens de gemeente oordeelt hierover en geeft aanwijzingen voor het anders plaatsen of verwijderen van de uitstallingen. Deze aanwijzingen moeten worden opgevolgd;

  • 5.

    De houder van de uitstalling dient de openbare weg te reinigen of te laten reinigen, indien die weg is verontreinigd als gevolg van het uitstallen van de goederen;

  • 6.

    De uitstallingen mogen niet verankerd worden in de openbare ruimte;

  • 7.

    Een uitstalling mag alleen voor de voorgevel of op eigen terrein (terras) geplaatst worden. Bij een hoekpand met twee bedrijfspuien is er sprake van twee voorgevels;

  • 8.

    Plaatsing dient te geschieden direct voor de eigen (zij)gevel en minimaal 0,50 meter vanaf de ingang van het naastgelegen pand;

  • 9.

    Tussen de vrijstaande uitstalling en de eventuele suggestiestrook voor gebruik gemotoriseerd verkeer dient een ruimte van minimaal 1,50 meter obstakelvrij te blijven;

  • 10.

    Uitstallingen zijn niet toegestaan in portieken waarin zich tevens toegangen tot andere panden bevinden. Ook zijn uitstallingen niet toegestaan bij toegangsdeuren en nooduitgangen;

  • 11

    De hoogte van de uitstalling bedraagt maximaal 1,50 meter;

  • 12

    De breedte van de uitstalling bedraagt maximaal 1,00 meter per 6 meter gevelbreedte.

  • 13

    Voorwerpen die hoger zijn dan 1 meter worden direct tegen de gevel geplaatst;

  • 14

    (Elektrische) speelobjecten voor kinderen staan tegen de gevel;

  • 15

    De diepte van de uitstalling bedraagt (waar mogelijk) maximaal 0,70 meter, gemeten vanaf de gevel, en wel over de gehele breedte van het (winkel)pand, mits de obstakelvrije zone van de looproute ten minste 1,50 meter breed er is. Is deze zone er niet, kan de uitstalling niet of in een kleinere omvang, geplaatst worden.

2.3 Plantenbakken

Er mogen met inachtneming van het bepaalde in 2:1 en 2:2 maximaal twee plantenbakken bij winkelpanden worden geplaatst.

 

Hoofdstuk 3: Slotbepaling

3.1 Precario

  • 1.

    Voor de uitstalling moet jaarlijks door de aanvrager precariobelasting worden betaald.

  • 2.

    De nota voor precariobelasting wordt jaarlijks automatisch opnieuw verstuurd naar de aanvrager.

  • 3.

    Precario wordt berekend aan de hand van de oppervlakte van de uitstalling en het tarief dat geldt uit de Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting die geldt voor het betreffende jaar waarvoor de nota wordt uitgestuurd.

  • 4.

    Alleen bij tegenbericht van de aanvrager, voor stopzetten of wijzigingen van de uitstalling, wordt het versturen van nota’s stopgezet.

3.2 Beëindiging uitstalling

  • 1.

    De openbare ruimte wordt na het weghalen van de voorwerpen schoon en onbeschadigd opgeleverd;

  • 2.

    Alle werken of eigendommen van de gemeente die ten gevolge van het plaatsen van een voorwerp worden beschadigd, worden door de gemeente op kosten van de melder hersteld.

3.3. Weigeringsgrond

Het bevoegd bestuursorgaan kan het plaatsen van voorwerpen

verbieden;

  • 1.

    Indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

  • 2.

    In het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak;

  • 3.

    Indien de activiteit als omschreven in de melding niet voldoet aan één of meerdere van de in dit beleid genoemde voorwaarden.

3.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking de dag na bekendmaking.

Naar boven