Gemeenteblad van Zuidplas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuidplas | Gemeenteblad 2024, 296952 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuidplas | Gemeenteblad 2024, 296952 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Hitland 2024
III Taak van het recreatieschap
Het recreatieschap heeft tot taak het in onderlinge samenhang behartigen van het gemeenschappelijk belang van de deelnemende gemeenten voor wat betreft natuur en landschap, de ontsluiting, de ontwikkeling, de aanleg en het beheer in het kader van de openluchtrecreatie en het toerisme en het behouden en recreatief ontsluiten van het agrarisch open middengebied in het gebied.
Paragraaf 2: De werkwijze van het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of door ten minste één van de leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd.
Paragraaf 3: De bevoegdheden van het algemeen bestuur.
Aan het algemeen bestuur behoort met betrekking tot de in artikel 4 omschreven taak van het recreatieschap alle bevoegdheid, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.
Paragraaf 3: De bevoegdheden van het dagelijks bestuur.
Tot de bevoegdheid, bedoeld in artikel 16, lid 1 onder c, behoort de bevoegdheid tot het op kosten van de overtreders doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met een verordening van het algemeen bestuur is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen of nagelaten, beschadigd of weggenomen. Spoedeisende gevallen uitgezonderd wordt van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, dan nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.
De ingevolge het bepaalde in artikel 17 verschuldigde kosten kan het dagelijks bestuur bij dwangbevel invorderen. Dit wordt op kosten van de schuldenaar bij deurwaardersexploot betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven.
VII Inlichtingen-, informatie- en verantwoordingsplicht
Het dagelijks bestuur geeft aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is. De informatie wordt zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden na een vergadering van het algemeen bestuur schriftelijk verstrekt.
De leden van het dagelijks bestuur verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:
Het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur of de directeur kunnen personen dan wel instanties als adviseurs aanwijzen en uitnodigen de vergaderingen bij te wonen, al dan niet uitsluitend voor een bepaald onderwerp en/of bepaalde tijd. De besturen kunnen deze aanwijzing(en) te allen tijde intrekken.
Het algemeen bestuur is bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de bij of krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld. Ten aanzien van die verordeningen zijn de artikelen 147 - 151 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
De raden kunnen bij het dagelijks bestuur, binnen 12 weken na toezending, hun zienswijze over de ontwerpbegroting indienen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaand aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Het bepaalde in het eerste en vierde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van de daarin genoemde datum, de bijvoeging van het vijfjarenplan en de 12 weken termijn voor zienswijzen. Het bepaalde in het eerste en het vierde lid is echter niet van toepassing op wijzigingen van de begroting als:
De begroting wordt binnen veertien dagen na vaststelling door het algemeen bestuur, maar in ieder geval vóór 15 september, door het dagelijks bestuur ter goedkeuring gezonden aan gedeputeerde staten.
Ook besluiten tot wijziging van de begroting worden binnen veertien dagen na vaststelling door het dagelijks bestuur aan de gedeputeerde staten gezonden. Van de beslissing van dit college wordt mededeling gedaan aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Het in artikel 39, lid 1, bedoelde uitgavenplafond mag door de wijziging van de begroting niet worden overschreden. Indien zulks echter in een geval van dringende spoed onontkoombaar is, dient de vaststelling van de desbetreffende begrotingswijziging te geschieden bij een besluit van het algemeen bestuur, dat met tweederde van het aantal leden wordt vastgesteld.
Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen boekjaar vóór 15 april, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de gemeentewet aangewezen deskundigen, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel.
Ten aanzien van de verdeling van de kosten, verbonden aan de aankoop van gronden, de voorbereiding en uitvoering van afzonderlijke recreatieobjecten, alsmede het beheer en de exploitatie hiervan, indien een en ander geschiedt door en voor rekening van het recreatieschap, zal voor elk object door het algemeen bestuur een afzonderlijke regeling worden vastgesteld.
XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Paragraaf 1: Toetreding, wijziging en opheffing.
Indien een deelnemende gemeente besluit tot uittreding en dit tot gevolg heeft dat er slechts één deelnemer overblijft, heeft die uittreding onvermijdelijk de opheffing van de regeling tot gevolg, hetgeen betekent dat de liquidatiekosten via een overeengekomen verdeelsleutel over de deelnemers moeten worden verdeeld. In dat geval hebben de deelnemers niets van doen met een uittreedsom zoals bedoeld in de artikelen 51 tot en met 57.
Paragraaf 2: Uittredingsbepalingen.
Het dagelijks bestuur stelt voor van het opstellen van het concept-uittredingsplan een projectgroep samen die onder leiding van een onafhankelijke (externe) deskundige het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
De gevolgen voor de eigendomspositie van, of de zakelijke rechten op, de gronden van het recreatieschap worden door de projectgroep buiten beschouwing gelaten. Indien nodig onderhandelen de deelnemende gemeenten hier zelf over en in dat geval wordt de uitkomst hiervan als bijlage toegevoegd aan het concept-uittredingsplan.
De raad van de uitredende deelnemer heeft na ontvangst van het concept- uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom, gedurende acht weken om het eerdere besluit tot uittreding te herroepen. Ook in het geval van herroeping blijft het in het voorgaande vermelde over de verdeling van de kosten ongewijzigd.
De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van directe kosten en definitieve uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemer in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van het recreatieschap op de datum van uittreding..
Onder desintegratiekosten vallen ook de kosten te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding als direct gevolg van de uittreding.
Het recreatieschap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van het eigen vermogen van de uittredende deelnemer minus de bestemmingsreserves van de regeling, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, op de wijze zoals bepaald in artikel 55 van deze regeling.
De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke definitieve uittreding. Beleidswijzigingen, wijzigingen van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van daadwerkelijke definitieve uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de definitieve uittreedsom.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het dagelijks bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom ineens of in een aantal termijnen. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de opgegeven voorkeur van de uittredende deelnemer de wijze van de betaling van de uittreedsom. In het geval van betaling ineens, dient die betaling binnen 6 maanden na de datum van uittreding plaats te vinden.
Het recreatieschap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom voor de uittredende deelnemer zo laag mogelijk te houden, met dien verstande dat dit niet zal leiden tot wijzigingen in overeenkomsten met en verplichtingen aangegaan jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van het uittredingsplan door het dagelijks bestuur.
De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer in het bestuur gedraagt zich in de periode , gelegen tussen het uittredingsbesluit en de daadwerkelijke datum van uittreding, als ware hij geen uittredende deelnemer. In geval van conflicterende belangen, onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming.
Indien het uittreden van een deelnemer tot gevolg heeft dat er slechts één deelnemer overblijft, is uittreding niet mogelijk en moet tot opheffing van de regeling worden overgegaan. In dat geval wordt niet aan uittreding en daarmee ook niet aan de artikelen 50 tot en met 56 toegekomen, maar is artikel 49 lid 6 van toepassing.
Het, op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding of wijziging van de regeling, bij het recreatieschap in dienst zijnde personeel blijft met ingang van de dag van inwerkingtreding of wijziging van de regeling ten minste in dezelfde schaal of loongroep, op dezelfde voet, tegen hetzelfde salaris of loon en in dezelfde rechtspositie in dienst van het recreatieschap.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-296952.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.