Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2024

De raad van de gemeente Veere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 mei 2024, 24B.03477

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet, de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zesde lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

overweegt het volgende:

- De inwoners van Veere hebben een eigen verantwoordelijkheid voor de manier waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven. Van inwoners wordt verwacht dat zij elkaar daarbij helpen.

- Er zijn inwoners die onvoldoende zelfredzaam zijn, onvoldoende kunnen deelnemen aan de samenleving of begeleiding nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen. Zij kunnen ondersteuning krijgen van de gemeente.

- De eerste verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van kinderen ligt bij de ouders en het kind zelf. De gemeente regelt een goede en toegankelijke jeugdhulp.

- Het is belangrijk voor de rechtszekerheid en duidelijkheid om regels vast te stellen over voorzieningen die het college kan toekennen.

- Het wenselijk is dat een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget (pgb) is toegekend, onder duidelijke voorwaarden de ondersteuning kan krijgen van iemand uit zijn sociale netwerk.

- Bij elk besluit, volgens deze verordening, wordt rekening gehouden met de volgende visie:

• De eigen verantwoordelijkheid van de inwoners staat centraal. Zij doen zelf wat mogelijk is voor hun zelfredzaamheid, om te kunnen meedoen aan het sociale leven en hun inkomen te verwerven. Hierbij zetten zij, waar mogelijk, personen uit hun sociale netwerk in.

• Er wordt uitgegaan van de geldende wetten en regels, daarbij wordt gekeken naar het doel daarvan.

• De ontplooiing en het welzijn van inwoners zijn belangrijk. Zij verdienen bescherming en ondersteuning. Zodat inwoners hun eigen verantwoordelijkheid binnen de samenleving kunnen dragen.

• Het is belangrijk dat kinderen gezond en veilig opgroeien, groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam zijn en maatschappelijk kunnen participeren.

• Inwoners met een beperking of een chronische ziekte hebben goede toegang nodig tot de fysieke omgeving, vervoer, informatie, communicatie en andere voorzieningen en diensten.

• Inwoners proberen zelf of met hulp van hun sociale netwerk knelpunten op te lossen. De gemeente, samen met partners, helpt hen de juiste weg te vinden of biedt ondersteuning.

• De ondersteuning is gericht op het zoveel mogelijk versterken van de eigen kracht van de inwoners, het gezin of het sociale netwerk.

• Ondersteuningsvragen worden integraal benaderd. De resultaten die de inwoner of het gezin wil bereiken staan centraal. Er wordt goed gekeken naar het effect van een besluit.

 

gezien het advies van de Wmo-raad Veere en de Sociale Cliëntenraad Walcheren;

 

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2024 en besluit deze te laten ingaan per 8 juli 2024:

Hoofdstuk 1 – algemene bepalingen

Artikel 1. Zorgplicht college voor integrale toegang en intake

  • 1.

    Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen die daar om verzoeken:

  • a. kosteloos en op laagdrempelige wijze worden ondersteund bij het verhelderen van een mogelijke ondersteuningsvraag;

  • b. kosteloos worden voorzien van relevante informatie in begrijpelijke taal en vorm ten aanzien van:

    1°. het gemeentelijk beleid en de wijze waarop uitvoering wordt geven aan de wettelijke taken in het sociaal domein, en

    2°. hoe de toegang tot de diverse voorzieningen is georganiseerd;

    a. worden doorverwezen en -geleid naar de passende instanties voor verdere ondersteuning, en

    b. dat degene die een melding, aanvraag of verzoek indient, wordt gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2.

    In het kader van de uitvoering van het eerste lid vindt geen verwerking van persoonsgegevens plaats. Op verzoek van de betrokkene kunnen de relevante bevindingen op schrift worden gesteld en aan de betrokkene ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 2 – Jeugdhulp

Paragraaf 1 – Algemene bepalingen jeugdhulp

Artikel 2. Definities

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: een verzoek van jeugdige en/of ouders aan de gemeente (het college) om jeugdhulp;

  • b.

    Algemene of vrij toegankelijke voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn/haar ouders;

  • c.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen of schuldhulpverlening;

  • d.

    Budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

  • e.

    Budgetplan: een door de jeugdige of ouder ingevuld en door het college in verband met het verzoek van de jeugdige of ouder van een individuele voorziening in de vorm van een pgb beoordeeld plan;

  • f.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere;

  • g.

    Familiegroepsplan: plan van aanpak opgesteld door de ouder, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

  • h.

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of de ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • i.

    Individuele voorziening: op de jeugdige of hun ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 3, tweede lid van deze verordening;

  • j.

    Jeugdige: indien mogelijk algemeen aangeduid als ‘jeugdigen en ouders’ en specifiek veelal als ‘de jeugdige of de ouders’. Gebruik van ‘of’ impliceert ook de betekenis ‘en’. Met de aanduiding ‘de jeugdige of hun ouders’ bedoelen we dus: de jeugdige (van bijvoorbeeld 16 jaar of ouder) zelfstandig, de jeugdige met een of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot het gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) (bij een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar), of de ouders namens de jeugdige (bij een jeugdige jonger dan 12 jaar).

  • k.

    Ondersteuningsplan: dit is een document, dat het college samen met de ouders en jeugdige opstelt, waarin de problematiek van de jeugdige beschreven staat en de manier waarop deze problematiek aangepakt gaat worden;

  • l.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of hun ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • m.

    Wet: Jeugdwet;

  • n.

    Zwemdiploma A: Nationaal zwemdiploma A;

  • o.

    Zwemcertificaat A: Nationaal zwemcertificaat A: wordt uitgereikt aan mensen met een (tijdelijke) beperking die één of meerdere examenonderdelen van zwemdiploma A niet kunnen halen en daardoor niet in staat zijn om volledig zwemveilig en zelfstandig mee te doen aan activiteiten in en rondom het water;

  • p.

    Zwemles in groepsverband: zwemles in groepen vanaf 2 personen begeleid door één of meerdere instructeurs bedoeld om Nationaal zwemdiploma A of zwemcertificaat A te halen.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van algemene en vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar: preventie, vroegsignalering, versterken opvoedkundig klimaat, bevorderen opvoedvaardigheden, het versterken van het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en hun ouders en het uitvoeren van familiegroepsplannen, groepszwemles.

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen of niet vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar: ambulante jeugdhulp, ambulante behandeling, vaktherapie, begeleiding dagelijks leven, dagbesteding en logeeropvang (respijtzorg), pleegzorg, residentiële jeugdhulp, ernstige dyslexiezorg (ED), gesloten jeugdzorg, crisiszorg, JeugdzorgPlus, jeugdreclassering, jeugdbescherming, jeugd geestelijke gezondheidszorg en zorg voor jeugdigen met een (licht) verstandelijke beperking.

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regeling vast welke algemene en vrij toegankelijke voorzieningen en welke individuele (niet vrij toegankelijke) voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Paragraaf 2 – Toegang tot jeugdhulp

Artikel 4. Toegang algemene, toegankelijke voorziening

  • 1.

    Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of hun ouders.

  • 2.

    Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een algemene voorziening,

  • 3.

    kunnen zich rechtstreeks wenden tot de betreffende instelling die deze voorziening aanbiedt.

Artikel 5. Toegang niet vrij toegankelijke jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling, de kinderrechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting

Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

Artikel 7. Toegang jeugdhulp via het college

  • 1.

    De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen en hun ouders die, conform de Jeugdwet, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Veere vallen.

  • 2.

    Voor jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag zijn algemene voorzieningen vrij toegankelijk.

  • 3.

    Jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag kunnen bij het college een schriftelijke aanvraag indienen om een besluit te nemen voor een individuele voorziening.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze het jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

  • 5.

    Het college informeert de jeugdige en/of de ouders dat deze zich bij een aanvraag voor een voorziening kosteloos kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner.

  • 6.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

  • 7.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk vast in een beschikking.

Artikel 8. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

  • a. binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • i. op eigen kracht van ouders en/of hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    ii. het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    b. door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, of

  • c. door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

  • a. als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en

  • b. voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate beschikbare voorziening.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 9. Criteria jeugdhulp voor het behalen van zwemdiploma A of zwemcertificaat A

  • 1.

    Als zwemles in groepsverband niet voldoende is om zwemdiploma A te halen, beoordeelt het college of de jeugdige of zijn ouders in aanmerking komen voor jeugdhulp. Na ontvangst van de aanvraag beoordeelt het college:

  • a. Wat de hulpvraag is?

  • b. Of er bij de jeugdige sprake is van opgroei en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waardoor de jeugdige niet in staat is om door zwemles in groepsverband zwemdiploma A te halen. De ouders hebben hierbij een inlichtingenplicht en een medewerkingsplicht. Het is in eerste instantie aan de ouder om aan te tonen dat de jeugdige, door opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of een stoornis, niet in staat is om zwemdiploma A te halen door zwemles in groepsverband. Als door de ouder onvoldoende is aangetoond dat de jeugdige door zwemles in groepsverband niet in staat is om zwemdiploma A te halen, onderzoekt het college dit. Als het college niet beschikt over deskundigheid om te beoordelen of de jeugdige in staat is om door zwemles in groepsverband zwemdiploma A te halen, schakelt zij hierbij een deskundige in.

  • c. Indien is vastgesteld dat bij de jeugdige sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen, waardoor de jeugdige niet in staat is om door zwemles in groepsverband zwemdiploma A te halen beoordeelt het college welke hulp nodig is om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn om maatschappelijk te participeren. Hierbij wordt beoordeeld of en welke hulp nodig is om zwemdiploma A of zwemcertificaat A te halen, zo nodig door inschakeling van een deskundige.

  • 2.

    Het college beoordeelt vervolgens de aanvraag aan de hand van de overige criteria uit artikel 8. Het college beoordeelt in het kader van artikel 8 lid 1 onder b ook of er door de jeugdige of de ouder aanspraak gemaakt kan worden op zwemles in groepsverband met als doel om zwemcertificaat A te halen. Als door middel van zwemles in groepsverband zwemcertificaat A behaald kan worden, bestaat er geen recht op jeugdhulp omdat de jeugdige of de ouder aanspraak kan maken op een algemene voorziening.

  • 3.

    Bij het bepalen van de goedkoopste adequate voorziening zoals bedoeld in artikel 8 lid 3 wordt er rekening mee gehouden dat de ouder in eerste instantie zelf verantwoordelijk is om de zwemles van de jeugdige te bekostigen. De hoogte van de jeugdhulp bedraagt daarom de kosten voor privézwemles of extra begeleiding te verminderen met de kosten van zwemles in groepsverband. Het college kan hiervoor nadere regels vaststellen.

  • 4.

    Het college controleert de kwaliteit van de jeugdhulp die wordt aangeboden in natura of in de vorm van pgb. Hoofdstuk 4 van de wet en paragraaf 3 en 4 van hoofdstuk van deze verordening zijn daarom van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Afstemming met andere voorzieningen.

  • 1.

    Het college maakt afspraken met zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om te komen tot een integrale dienstverlening en te voorkomen dat cliënten tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijk kader.

  • 2.

    Als de cliënt dit wenst, zorgt het college ervoor dat de cliënt ondersteund wordt richting het CIZ als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 3.

    Indien nodig kan worden afgestemd met het justitiedomein, voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht en veilig thuis.

Artikel 11. Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 12. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a. welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

  • b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c. hoe de voorziening wordt verstrekt, en

  • d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen releant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

  • b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

  • e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

  • f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking. In geval een pgb wordt toegekend, maakt ook het budgetplan onderdeel uit van de beschikking.

Paragraaf 3 – Pgb jeugdhulp

Artikel 13. Regels voor persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en legt dit vast in een beschikking bedoeld als in artikel 10 van deze verordening.

  • 2.

    Als een jeugdige of een ouder in aanmerking wenst te komen voor een pgb, dient de jeugdige of ouder daartoe een budgetplan in. In het budgetplan is in ieder geval opgenomen:

  • a. De motivering waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is;

  • b. De voorgenomen uitvoerder van de individuele voorzieningen en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

  • c. Op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp gewaarborgd is;

  • d. De kosten van de uitvoering, uitgedrukt in eenheden en tarief.

  • 3.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp, uitgezonderd ggz-behandeling, betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits deze persoon:

  • • meerderjarig is;

  • • veilige, doelmatige en cliëntgerichte jeugdhulp verleent, die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of de ouder;

  • • deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige of ouder niet tot overbelasting leidt.

  • 4.

    Onder personen van het sociaal netwerk wordt verstaan:

  • • Familie van de jeugdige of de ouders tot en met bloed –of aanverwantschap in de derde graad;

  • • Andere betrokkenen bij het gezin, zoals vrienden, buren, studenten, collega’s.

  • 5.

    Een pgb dient door de jeugdige of hun ouders binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen over de aan een pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 14. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

  • a. personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

  • b. personen die aangemerkt zijn als Zelfstandigen zonder personeel, die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

  • c. personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van Jeugdhulp.

  • 2.

    Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is er altijd sprake van informele hulp.

  • 3.

    Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is er sprake van informele hulp.

Artikel 15. De hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het pgb voor formele hulp bedraagt ten hoogste 90% van het tarief voor de goedkoopst adequate individuele voorziening van zorg in natura.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger pgb toekennen wanneer het hier genoemde tarief niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. Het pgb dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor dienstverlening kan opgebouwd zijn uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    a. Kosten voor bemiddeling

    b. Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

    c. Kosten voor het voeren van een pgb-administratie

    d. Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    e. Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

    f. Reiskosten van de hulpverlener.

    g. Bijkomende zorgkosten, zoals cursuskosten of entreegeld

    h. Overlijdensuitkering

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor informele hulp bedraagt voor begeleiding het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren

  • 5.

    Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de hoogte van de tarieven.

Artikel 16. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 17, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Paragraaf 4 – Overige bepalingen jeugdhulp

Artikel 17. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en de ouders dan wel de wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen de jeugdige of de ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de jeugdige of de ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de jeugdige of de ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

  • c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d. de jeugdige langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

  • e. de jeugdige of de ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.

  • f. de jeugdige of de ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb invorderen.

Artikel 18. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college wijst op basis van deze verordening voor zover het gaat om de Jeugdwet personen aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de rechtmatige uitvoering van de jeugdwet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik, en niet-gebruik van deze wetten, alsmede het toezicht op de kwaliteit van voorzieningen die de gemeente op grond van de Jeugdwet aanbiedt volgens de geldende kwaliteitscriteria.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder(s).

Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    de kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 20. Privacy en gegevensverwerking

  • 1.

    Het college verwerkt uitsluitend persoonsgegevens van een jeugdige of ouder, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de wet.

  • 2.

    Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens vast in een protocol.

Artikel 21. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 3 – maatschappelijke ondersteuning

Paragraaf 1 – Algemene bepalingen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 22. Definities

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: een verzoek aan het college om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening;

  • b.

    Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van gebruikers, toegankelijk is, dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning en waarmee aan de ondersteuningsbehoefte wordt tegemoet gekomen;

  • c.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is, niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen en voor de cliënt daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau en een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de client in staat is tot zelfredzaamheid en participatie.

  • d.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;

  • e.

    Beperkingen: moeilijkheden die een cliënt heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • f.

    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 en 2.1.4 a van de wet;

  • g.

    Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • h.

    Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • i.

    College: college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    Diensten: maatwerkvoorziening niet zijnde hulpmiddelen of woningaanpassingen;

  • k.

    Dienstverlener: de zorgverlener die ingevolge een pgb diensten verleent aan een budgethouder;

  • l.

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • m.

    Huisgenoot: iedere persoon met wie de cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • n.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • o.

    Maatschappelijke ondersteuning:

    1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

  • 2°. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

  • 3°. bieden van beschermd wonen en opvang;

    • p.

      Maatwerkvoorziening:

  • 1. op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

  • a. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

  • b. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

  • c. ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • 2. onder een maatwerkvoorziening wordt, met inachtneming van hetgeen bepaald in deze verordening, tevens een financiële tegemoetkoming verstaan;

    • q.

      Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

    • r.

      Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • s.

      Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • t.

      Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

    • u.

      Uitvoeringsbesluit Wmo 2015: landelijke Algemene Maatregel van Bestuur ingevolge artikel 2.1.4, vierde lid aanhef en onder b van de Wmo 2015;

    • v.

      Voorliggende voorziening: een voorziening ontleend aan een andere wettelijke regeling dan de Wmo 2015 en waarmee de ondersteuningsaanvraag wordt tegemoetgekomen;

    • w.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • x.

      Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Zowel van personen met als zonder beperking mag worden verwacht dat zij waar mogelijk hulp vragen en aanvaarden van naasten en derden. Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen die bij de situatie past.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 23. Aanbod algemene en maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a. Maaltijdvoorziening;

    b. Mantelzorg en vrijwilligersondersteuningsactiviteiten;

    c. Sociaal, cultureel en educatieve activiteiten;

    d. Opvang in het kader van (dreigend) huiselijk geweld.

    e. Slachtofferhulp

    f. Onafhankelijke cliëntondersteuning

    g. Uitleen van een sportvoorziening voor een periode van 6 maanden via Uniek sporten.

  • 2.

    De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a. huishoudelijke ondersteuning

    b. begeleiding regulier en specialistisch

    c. dagbesteding regulier en specialistisch

    d. kortdurend verblijf

    e. vervoer naar dagbesteding regulier en rolstoelvervoer naar dagbesteding

    g. hulpmiddelenvoorzieningen

    h. woonvoorzieningen

    i. vervoersvoorzieningen

    j. beschermd wonen en opvang

A t/m E zijn uitgewerkt in bijlage 1.

Artikel 24 Beschermd wonen en opvang

  • 1.

    Het college verstrekt de voorzieningen opvang conform het daartoe vastgestelde beleid van de centrumgemeente Vlissingen, de geldende verordening en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels van Vlissingen

  • 2.

    Het college verstrekt de voorzieningen beschermd wonen conform deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels.

Artikel 25. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college, voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Paragraaf 2 – Toegang tot maatschappelijke ondersteuning

Artikel 26. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regeling op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 27. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt de melding en het ondersteuningsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    a. ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

  • I. op eigen kracht;

  • II. met gebruikelijke hulp;

  • III. met mantelzorg;

  • IV. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • V. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

  • VI. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het gesprek als bedoeld in artikel 2.3.2., eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

  • b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

  • I. op eigen kracht;

  • II. met gebruikelijke hulp;

  • III. met mantelzorg;

  • IV. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • V. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

  • VI. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2. van de wet maatschappelijke ondersteuning, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk, naar vermogen, weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Een cliënt komt enkel in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening voor zover:

  • a. hiermee naar oordeel van het college een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

  • b. het betreft een voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura of middels een pgb beschikbaar is.

  • 4.

    Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

  • c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst, adequate, tijdig beschikbare voorziening.

  • 7.

    Geen voorziening wordt toegekend als de cliënt door zijn gedrag het verstrekken, onderhouden of verantwoorden van de voorziening onmogelijk maakt.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de hier bovengenoemde voorwaarden.

Artikel 28. Weigeringsgronden voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

  • a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

  • b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

  • c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

  • d. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

  • e. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

  • 2.

    Het college weigert een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie als:

  • a. de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Veere;

  • b. de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

  • c. de voorziening voorzienbaar was, en van de cliënt redelijkerwijs verwacht kon worden dat de cliënt zelf maatregelen had getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 3.

    Het college verstrekt geen woonvoorziening:

  • a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft;

  • d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

  • e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

  • c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Een collectieve maatwerkvoorziening gaat voor op een individuele maatwerkvoorziening.

Artikel 29. Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 30: Afstemming met andere voorzieningen.

  • 1.

    Het college maakt afspraken met zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om te komen tot een integrale dienstverlening en te voorkomen dat cliënten tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijk kader.

  • 2.

    Als de cliënt dit wenst, zorgt het college ervoor dat de cliënt ondersteund wordt richting het CIZ als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 3.

    Indien nodig kan worden afgestemd met het justitiedomein, leerplicht, werk en inkomen en veilig thuis.

Artikel 31. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

  • a. welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang in tijdseenheden en het beoogde resultaat daarvan zijn;

  • b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c. hoe de voorziening wordt verstrekt;

  • d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

  • e. dat er een evaluatiemoment is.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

  • b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

  • e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

  • f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Paragraaf 3 – Pgb en eigen bijdrage maatschappelijke ondersteuning

Artikel 32. Regels voor pgb

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget worden de volgende criteria gehanteerd:

  • a. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • b. Voor zover dit geen onderdeel is van het persoonsgebonden budget, kan het bedrag worden aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • c. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd bij verstrekking in natura.

  • d. Bij diensten – met uitzondering van huishoudelijke ondersteuning – is sprake van een gedifferentieerde tariefstelling voor inkoop via een pgb bij erkende zorginstellingen, een zelfstandige zonder personeel (ZZP) of eenmansbedrijf en niet-professionals. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • i. Een budgethouder die een zorgorganisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met een voor de sector toepasselijk cao, kan het maximum (100%) pgb-tarief ontvangen.

  • ii. Inschakeling van een zzp’er of zorgorganisatie die arbeidsvoorwaarden met lagere loonschalen hanteert, leidt als gevolg van aannemelijke minderkosten, tot een verlaging van het maximum pgb-tarief met 15%.

  • iii. Wordt de ondersteuning geleverd door een persoon uit het netwerk van de cliënt (die al dan niet een professionele hulpverlener is) dan bedraagt het pgb tarief:

  • voor huishoudelijke ondersteuning het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg en Verzorgingshuizen en Thuiszorg) te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren

  • voor begeleiding het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde in verlofuren. De hoogte van het pgb is in ieder geval niet hoger dan de kostprijs van zorg in natura.

  • e. Het college kan de hoogte van het pgb als bedoeld in a t/m c vaststellen op basis van een door de cliënt aan te leveren offerte.

  • f. In het persoonsgebonden budget is geen ruimte voor een vrij besteedbaar bedrag.

  • 2.

    Het pgb moet besteed worden aan Wmo-ondersteuning en mag bijvoorbeeld niet besteed worden aan:

  • a. Kosten voor bemiddeling

    b. Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

    c. Kosten voor het voeren van een pgb-administratie

    d. Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    e. Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

    f. Reiskosten van de hulpverlener.

    g. Bijkomende zorgkosten, zoals cursuskosten of entreegeld

    h. Overlijdensuitkering

  • 3.

    Aan het persoonsgebonden budget zijn de volgende verplichtingen en voorwaarden verbonden:

  • a. De budgethouder maakt met de hulpverlener of aanbieder in een schriftelijke overeenkomst tenminste afspraken over het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning, de kwaliteit en de wijze van declareren.

  • b. Als uit de gegevens van de SVB blijkt dat binnen een half jaar geen besteding heeft plaatsgevonden, kan in overleg met de cliënt beëindiging of omzetting naar hulp in natura plaatsvinden.

  • c. Een persoonsgebonden budget voor het sociaal netwerk is mogelijk als de hulp:

  • i. de gebruikelijke hulp overstijgt en in alle redelijkheid en billijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van mantelzorg doet;

  • ii. aantoonbaar aan dezelfde eisen van doelmatigheid en efficiency voldoet als de maatwerkvoorziening in natura voor de betreffende diensten.

  • 4.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van persoonsgebonden budgetten.

  • 5.

    Het college kan in de nadere regels eisen stellen met betrekking tot de verstrekking, uitsluitingsgronden, de hoogte, uitbetaling, besteding, kwaliteitseisen en verantwoording van de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen maatwerkvoorziening.

  • 6.

    Het pgb moet in ieder geval toereikend zijn om maatschappelijke ondersteuning in te kunnen kopen die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals bedoeld in de wet en die in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt toegekend.

  • 7.

    Een pgb dient door de cliënt binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

Artikel 33. Aanvullende regels voor pgb individuele vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Een pgb voor individueel vervoer kan worden toegekend wanneer de cliënt vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik kan maken van het collectief vervoer.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor individueel taxi- en rolstoelvervoer wordt vastgesteld op 23 cent per kilometer, rekening houdend met het feitelijk vervoerspatroon van de cliënt, met een maximum van 2000 kilometer per jaar.

  • 3.

    In het uitzonderlijke geval dat enkel vervoer met de eigen auto voldoet wordt de hoogte van een pgb eveneens vastgesteld op 23 cent per kilometer. Hiervoor geldt een maximum van 20 kilometer enkele reis vanaf het huis van de cliënt. Uitzonderingen hierop zijn de puntbestemmingen genoemd in artikel 35, lid 8 van deze verordening.

Artikel 34. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd voor alle algemene voorzieningen.

Artikel 35. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste het landelijk geldende abonnementstarief per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het volgende lid geen bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    a. de voorziening collectief vraagafhankelijk vervoer; of

    b. de voorziening kortdurend verblijf; of

    c. een financiële tegemoetkoming; of

    d. inzet huishoudelijke ondersteuning in een hospice

  • 4.

    Een bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt .

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid zijn alleenstaande ouders van gehandicapte kinderen vrijgesteld van de eigen bijdrage als het een woningaanpassing voor de jeugdige betreft.

  • 6.

    In het kader van het minimabeleid:

  • a. Stelt CAK het (verzamel)inkomen vast van een cliënt op wie het gemeentelijk minimabeleid van toepassing is.

    b. Bepaalt de gemeente de inkomensgrens waaronder geen bijdrage verschuldigd is (0-factuur). Deze inkomensgrens wordt door de gemeente jaarlijks doorgegeven aan CAK.

    c. Indien het (verzamel)inkomen van cliënt (zoals berekend door CAK) beneden de inkomensgrens ligt dan wordt de bijdrage op nihil gesteld.

  • 7.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van de maatwerkvoorziening collectief vervoer, dat bestaat uit een daltarief van € 0,12 per kilometer en een piektarief van € 0,15 per kilometer. Boven 25 kilometer komt daar een toeslag van €1,50 per kilometer bij. Het instaptarief bedraagt voor het daltarief € 0,80 en het piektarief € 1,00. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van vaststelling van dit tarief.

  • 8.

    Wanneer op Veere wonende vervoersgerechtigden voor medische doeleinden de volgende bestemmingen moeten bezoeken, geldt steeds het kilometertarief zonder de kilometertoeslag boven de 30 km. De reiziger betaalt het tarief van de toltunnel voor het bezoek aan het ziekenhuis Terneuzen niet.

  •  

  • Ziekenhuis ADRZ

  • Zierikzee

  • MCM Kalverstraat

  • Middelburg

  • Gasthuis

  • Middelburg

  • Ziekenhuis ADRZ

  • Vlissingen

  • Hand Pols centrum

  • Goes

  • MCM Goes

  • Goes

  • Visio

  • Goes

  • Gardeslen

  • Goes

  • Lindenhof

  • Goes

  • Ziekenhuis ADRZ

  • Goes

  • Emergis

  • Kloetinge

  • Ziekenhuis de Honte

  • Terneuzen

  • 9.

    De kostprijs van een:

    a. maatwerkvoorziening of algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

    b. pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 10.

    In de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door de instantie(s) die de opvang realiseert/realiseren, vastgesteld en geïnd.

  • 11.

    De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen en Opvang, worden vastgesteld conform het uitvoeringsbesluit

  • 12.

    De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorziening opvang worden volgende de centrumgemeenteconstructie door het CAK vastgesteld en geïnd

Artikel 36. Anti-speculatiebeding woningaanpassing

  • 1.

    De eigenaar wiens woning een Wmo-woonvoorziening is aangebracht die leidt tot waardestijging van de woning, moet indien hij de woning binnen een periode van 20 jaar na gereed melding van de woonvoorziening verkoopt, deze verkoop onverwijld aan het college melden en de meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan aan de gemeente terugbetalen tot maximaal het door de gemeente toegekende bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen c.q. aanpassing(en).

  • 2.

    De restitutie als bedoel in het eerste lid bedraagt:

    a. bij verkoop van de woning binnen 1 jaar na verbouwing: 100% van de meerwaarde

    b. bij verkoop van de woning tussen het tweede en twintigste jaar na verbouwing; voor elk jaar 5% van de meerwaarde

    c. In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur aan te wijzen en te betalen door het college.

Artikel 37. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 36, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Paragraaf 4 – Overige bepalingen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 38. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 39. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 40. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan de cliënt redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    d. de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    e. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    f. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 41. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college wijst op basis van deze verordening op grond van artikel 6.1 lid 1 Wmo 2015 personen aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de rechtmatige uitvoering van de jeugdwet en de Wmo 2015, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik, en niet- gebruik van deze wetten, alsmede het toezicht op de kwaliteit van voorzieningen die de gemeente op grond van de Wmo aanbiedt volgens de geldende kwaliteitscriteria

Artikel 42. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

  • a.

    een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

  • b.

    een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    1°. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

    2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en

    b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    a. de kosten van de beroepskracht;

    b. redelijke overheadkosten;

    c. kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    d. reis- en opleidingskosten;

    e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid het een overeenkomst aangaat.

Artikel 43. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten en voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn, ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen en medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek.

Hoofdstuk 4 – Inspraak en cliëntenparticipatie

Artikel 44. Betrekken van verschillende doelgroepen bij de uitvoering van de verschillende wetten en het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over de betreffende verordeningen en beleidsvoorstellen en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.

 

Hoofdstuk 5 – slotbepalingen

Artikel 45. Afvalinzameling

Volwassenen en jeugdigen die vanwege medische gronden een grotere hoeveelheid restafval aanbieden, kunnen een beroep doen op een uitzonderingspositie. Het (extra) restafval kan dan worden aangeboden middels een ondergrondse container in hun woonkern. Dit is aanvullend op het aanbieden van de container voor restafval. Voorbeelden van mensen die voor deze uitzonderingspositie in aanmerking komen zijn personen met incontinentie, een stoma, thuisdialyse of chronische wondverzorging. Zij dienen een schriftelijke verklaring van bijvoorbeeld een huisarts of medisch specialist óf kopieën van facturen of recepten die hierop betrekking hebben te kunnen overleggen.

Artikel 46. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen en ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 47. Evaluatie

De werking van de verordening wordt doorlopend in de praktijk getoetst. Indien blijkt dat er aanpassingen noodzakelijk zijn, zal er een wijzigingsvoorstel worden ingediend.

Artikel 48. Overgangsrecht

  • 1.

    Een recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Veere 2022 blijft gehandhaafd, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee die voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening bedoeld in het eerste lid en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de verordening Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2022.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Veere 2022, wordt beslist met inachtneming van de verordening Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2022, mits dit voor de belanghebbende(n) geen onevenredige nadelige gevolgen oplevert.

Artikel 49. Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking drie dagen na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Veere 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Veere 2024.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Veere gehouden op 3 juli 2024.

de griffier, de voorzitter,

Bijlage 1: Bouwstenen

Overgenomen van deelovereenkomst SWVO:

 

Bijlage 2: Bouwstenen

 

Huishoudelijke Ondersteuning (HO)

Categorie: Huishoudelijke Ondersteuning

iWmo code: 01A06

Bekostiging: inspanningsgericht, per uur

Prijsstelling: EUR 38,49 per uur

Definitie

Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en trap/gang. De genoemde ruimtes dienen schoongemaakt te worden. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau (KPMG Plexus norm) van schoon houden wordt gerealiseerd.

Definitie van het resultaat: Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen.

Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Doelgroep

Wanneer cliënten als gevolg van hun (medische/fysieke) beperkingen de basisvoorziening voor een schoon en leefbaar huis niet kunnen realiseren, kunnen zij in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning.

Ingezetenen van de gemeenten in de Oosterschelderegio en gemeente Veere van 18 jaar en ouder.

Activiteiten

De activiteiten genoemd in normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2019 (HHM).

Gewenste resultaten

Een schoon en leefbaar huis:

Een schoon huis betekent dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden wordt gerealiseerd.

Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel.

Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt geen onderdeel uit van Huishoudelijke Ondersteuning.

Eisen aan personeel en organisatie

Aansluiting bij CAO VVT

Werk- en denkniveau Mbo niveau 1: Zorghulp

Werk- en denkniveau Mbo niveau 2: Helpende Zorg en Welzijn.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO HKZ certificering.

HKZ kleine ondernemingen

PDCA cyclus

PREZO

of gelijkwaardig

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg; zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Begeleiding regulier

Categorie: Begeleiding

iWmo code: 02A16

Bekostiging: inspanningsgericht, per uur

Prijsstelling: EUR 70,53 per uur

Definitie

Begeleiding regulier is gericht op individuele ondersteuning van cliënten bij participatie/meedoen. De ondersteuning is 6 maanden of langer noodzakelijk. In de meeste gevallen is er sprake van één-op-één ondersteuning.

Begeleiding regulier vindt plaats in de thuissituatie en kan soms op locatie plaatsvinden om vaardigheden toe te passen. De maatwerkvoorziening wordt per uur geïndiceerd.

De omvang is afhankelijk van de beoogde resultaten in combinatie met de persoonlijke capaciteiten en situatie van de cliënt.

De bouwsteen Begeleiding regulier biedt ondersteuning bij de volgende leefgebieden:

Lichamelijk, -en of geestelijke gezondheid;

Persoonlijk verzorging;

Dag invulling, werk, scholing

Huiselijke relaties/ zorg voor kinderen/ huisgenoten

Maatschappelijke participatie;

Huisvesting/ huishouden;

Sociaal netwerk

Financiën.

Doelgroep

Voor cliënten die als gevolg van hun beperking(en) niet, op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn/haar sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen, in staat zijn om:

- zelfstandig besluiten te nemen;

- zelfstandig problemen op te lossen;

- zelfstandig de dagelijkse bezigheden te regelen/ de regie te voeren;

- zelfstandig de dagelijkse routine en structuur aan te brengen;

- anderen te begrijpen en zichzelf begrijpelijk te maken.

- sociaal contact aan te gaan, op te bouwen en te onderhouden.

 

Het doel is het bevorderen van de zelfredzaamheid en/of participatie.

* ter voorkoming van verwaarlozing of

* ter voorkoming van opname in een instelling.

Het betreft veelal mensen met beperkingen op het gebied van:

1. sociale redzaamheid en/of;

2. het bewegen en verplaatsen in relatie tot het aangaan van sociale contacten en/of;

3. het psychisch functioneren en/of;

4. het geheugen en de oriëntatie en/of;

5. het vertonen van matige gedragsproblemen.

We spreken van een matig gedragsprobleem als: een persoon zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. Een partner of kind of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden. Voorbeelden van storend gedrag is dwarsheid, onrust, brutaliteit, agressiviteit, het schenden van regels en weinig concentratie.

Activiteiten

• Zoveel mogelijk stabiel houden van de situatie, achteruitgang voorkomen of afremmen, of het begeleiden van de achteruitgang. Het gaat hierbij veelal om het bevorderen van het welzijn van de Inwoner, het ontlasten van mantelzorgers en langer thuis wonen mogelijk maken.

• De inzet van deze ondersteuning is onder andere gericht op praktische ondersteuning, samen taken uitvoeren, de cliënt ondersteunen en stimuleren (kleine) taken zelf te (blijven) doen, contacten te onderhouden of (deels) overname van (regie) taken.

• De cliënt leert vaardigheden om voldoende te participeren, dagelijkse handelingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren. Het participatieniveau wordt ontwikkeld dan wel verhoogd.

• Het toe leiden naar andere meer passende zorg en/ of ondersteuning (zowel afschalen als opschalen valt hieronder). Dat wil zeggen het afschalen naar het voorliggend veld zoals een algemene voorziening of het opschalen naar uitbreiding van Wmo of andere wetgeving zoals ZvW of Wlz.

• Reflectieve gespreksvoering: Evalueren hoe het afgelopen week gegaan is. Waar liep de client tegenaan. Hoe kan hij het de volgende keer anders aanpakken/voorkomen? Indien noodzakelijk is dergelijke gespreksvoering op afroep beschikbaar. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van innovatieve middelen zoals digitaal contact of in kleine groepjes inrichting geven aan praktische processen van individuele begeleiding. (In kleine groep leren administratie te doen bijvoorbeeld).

• Niet bedoeld wordt therapeutische behandeling zoals het zwemmen met dolfijnen of therapeutisch paardrijden.

• Een cliënt kan een ondersteuningsvraag hebben op meerdere leefgebieden. Uitgangspunt voor het bepalen van het passende traject is echter het aantal leefgebieden waar door middel van de maatwerkvoorziening tegelijkertijd aan zal worden gewerkt. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat vragen binnen een bepaald leefgebied door middel van inzet van het Voorliggend Veld of door het eigen netwerk worden opgelost. Dan wordt voor dit leefgebied geen Begeleiding Thuis geïndiceerd.

• Ook is het mogelijk dat uit het gesprek volgt dat er niet aan alle leefgebieden in één keer, maar gefaseerd in de tijd, zal worden gewerkt. Denk hierbij aan prioritering. Er wordt gekeken met welke leefgebieden de ondersteuning moet starten de eerste periode. Het is vaak niet realistisch om aan alle doelen tegelijkertijd te werken. In de regel wordt aan één tot twee leefgebieden tegelijkertijd gewerkt.

• Tijdens het begeleidingstraject is het mogelijk dat het aantal leefgebieden wijzigt. Dit leidt niet tot een gewijzigde indicatie. Als binnen een leefgebied het resultaat is bereikt, kan aan het volgende leefgebied gewerkt gaan worden. Als het aantal leefgebieden waaraan tegelijkertijd wordt gewerkt niet verandert, dan leidt dit ook niet tot een uitbreiding van de indicatie. Mogelijk leidt dit wel tot aanpassing van het zorgplan, welke wordt besproken tijdens evaluatiemomenten.

• Bij deze vorm van ondersteuning is het van belang dat er (tussentijds) gemonitord/ geëvalueerd wordt. De situatie van de cliënt kan veranderen waardoor de ondersteuningsbehoefte veranderd en bijvoorbeeld leefgebieden of de benodigde intensiteit wijzigen. Mogelijk is er nieuw aanbod in het Voorliggend Veld of binnen het eigen netwerk waardoor professionele ondersteuning kan worden afgebouwd of helemaal kan worden stopgezet. De mogelijkheid van het stoppen van de professionele ondersteuning wordt altijd tijdens evaluaties besproken.

• Als de gemeente opdracht geeft aan de betrokken aanbieder om coördinatie op te pakken dan voert de aanbieder dat uit, tenzij de gemeente aangeeft zelf de coördinatie uit te voeren.

Gewenste resultaten

• De cliënt woont zo lang als mogelijk zelfstandig.

• De begeleiding is methodisch en, afhankelijk van de cliëntkenmerken gericht op:

a. het ontwikkelen van zelfredzaamheid en participatie.

b. het behouden van de zelfredzaamheid en participatie.

c. het beperken van de achteruitgang in zelfredzaamheid en participatie.

• Daar waar cliënt blijvend tekortschiet voorliggende ondersteuning inzetten of toewerken naar andere passende zorg/ ondersteuning die voor lange termijn ingezet kan worden.

• Tussen de cliënt en de aanbieder wordt een (zorg)plan opgesteld met SMART geformuleerde doelen.

Eisen aan personeel en organisatie

Minimaal werk- en denkniveau Mbo niveau 3 : Verzorgende IG (verpleeghuiszorg en thuiszorg, gehandicaptenzorg of geestelijke gezondheidszorg).

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder 30% Mbo niveau 3 : Verzorgende IG en 70% Mbo niveau 4 : Verpleegkundige (met relevant specialisme) inzet.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO 9001 of HKZ certificering of NEN-EN 15224

HKZ kleine ondernemingen

PDCA cyclus

PREZO

of gelijkwaardig (passend bij bijvoorbeeld Zorgboerderijen)

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Begeleiding specialistisch

Categorie: Begeleiding

iWmo code: 02A19

Bekostiging: inspanningsgericht, per uur

Prijsstelling: EUR 85,61 per uur

Definitie

Begeleiding specialistisch is gericht op individuele ondersteuning van cliënten bij participatie/meedoen. De ondersteuning is 6 maanden of langer noodzakelijk. In alle gevallen is er sprake van één-op-één ondersteuning. Begeleiding specialistisch vindt plaats in de thuissituatie en kan soms op locatie plaatsvinden om vaardigheden toe te passen. De maatwerkvoorziening wordt per uur geïndiceerd. De omvang is afhankelijk van de beoogde resultaten in combinatie met de persoonlijke capaciteiten en situatie van de cliënt.

De bouwsteen Begeleiding specialistisch biedt ondersteuning bij het verminderen van ernstige belemmeringen op meerdere (meer dan 6) leefgebieden, tenzij sprake is van een gediagnosticeerde psychiatrische of psychogeriatrische stoornis, in welk geval ook ondersteuning bij het verminderen van ernstige belemmeringen op minder leefgebieden mogelijk is.

Het betreft de volgende leefgebieden:

Lichamelijk, -en of geestelijke gezondheid;

Persoonlijk verzorging;

Dag invulling, werk, scholing

Huiselijke relaties/ zorg voor kinderen/ huisgenoten

Maatschappelijke participatie;

Huisvesting/ huishouden;

Sociaal netwerk

Financiën.

* Uit het onderzoek (met cliënt, mantelzorgers, hulpverleners) moet blijken op welke leefgebieden tegelijkertijd ondersteuning via de maatwerkvoorziening nodig is. Hierbij gaat het om de professionele ondersteuning die geleverd moet worden aanvullend op en in samenhang met ondersteuning door eigen netwerk en vanuit Voorliggend Veld.

We kijken in eerste instantie naar het aantal leefgebieden waarop de ondersteuningsvraag van de cliënt betrekking heeft, en waarop de inzet van de aanbieder nodig is.

Alleen bij een gediagnosticeerde psychiatrische of psychogeriatrische stoornis, kijken wij ook naar de complexiteit van de persoon zelf of het specialisme van het in te zetten personeel.

In de meeste gevallen is er sprake van een tijdelijke indicatie

Doelgroep

Voor cliënten die als gevolg van hun beperking(en) niet, op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn/haar sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen, in staat zijn om:

- zelfstandig besluiten te nemen;

- zelfstandig problemen op te lossen;

- zelfstandig de dagelijkse bezigheden te regelen/ de regie te voeren;

- zelfstandig de dagelijkse routine en structuur aan te brengen;

- anderen te begrijpen en zichzelf begrijpelijk te maken;

- sociaal contact aan te gaan, op te bouwen en te onderhouden.

Het betreft veelal mensen met beperkingen in:

1. sociale redzaamheid;

2. het bewegen en verplaatsen;

3. het psychisch functioneren;

4. het geheugen en de oriëntatie;

5. het vertonen van ernstig* probleemgedrag;

6. ontbreken van ziekte-inzicht;

7. ontbreken van of te weinig beschermde factoren om meer stabiliteit te krijgen.

*We spreken pas van ernstige gedragsproblemen wanneer één of meerdere typen storend gedrag gedurende enkele maanden voorkomen met bovendien duidelijk nadelige gevolgen voor de persoon of de omgeving. Voorbeelden van storend gedrag is dwarsheid, onrust, brutaliteit, anderen ergeren, agressiviteit, het schenden van regels, weinig concentratie, bedreigen van de sociale omgeving.

De verschillende typen storend gedrag kunnen verschillen in ernst. Een inschatting van de mate van ernst wordt gemaakt op basis van de volgende invalshoeken:

• De duur van de problematiek (hoe langer het gedrag voorkomt, hoe ernstiger het is);

• De frequentie van het gedrag (hoe vaker het gedrag voorkomt, hoe ernstiger het is);

• Het aantal situaties waarin het gedrag voorkomt (als gedrag in meerdere situaties voorkomt – thuis, school, vrienden, sportclub – is het ernstiger);

• Het aantal verschillende typen storend gedrag (hoe meer typen, des te ernstiger);

• Het samen vóórkomen van het storende gedrag met andere problemen;

• Het aantal en de ernst van de nadelige gevolgen en hoe deze worden ervaren door de persoon, zijn gezin en zijn bredere omgeving.

Activiteiten

• Zoveel mogelijk stabiel houden van de situatie, achteruitgang voorkomen of afremmen, of het begeleiden van de achteruitgang. Het gaat hierbij veelal om het bevorderen van het welzijn van de cliënt, het ontlasten van mantelzorgers en langer thuis wonen mogelijk maken.

• De inzet van deze ondersteuning is onder andere gericht op praktische ondersteuning, samen taken uitvoeren, de cliënt ondersteunen en stimuleren (kleine) taken zelf te (blijven) doen, contacten te onderhouden of (deels) overname van (regie) taken.

• De cliënt leert vaardigheden om voldoende te participeren, dagelijkse handelingen uit te voeren en het persoonlijk leven te structureren en daar zoveel mogelijk regie over te voeren. Het participatieniveau wordt ontwikkeld dan wel verhoogd.

• Het toe leiden naar andere meer passende zorg en/ of ondersteuning (zowel afschalen als opschalen valt hieronder).

• Reflectieve gespreksvoering: Evalueren hoe het afgelopen week gegaan is. Waar liep de client tegenaan. Hoe kan hij het de volgende keer anders aanpakken/voorkomen? Indien noodzakelijk is dergelijke gespreksvoering op afroep beschikbaar. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van innovatieve middelen zoals digitaal contact of in kleine groepjes inrichting geven aan praktische processen van individuele begeleiding. (In kleine groep leren administratie te doen bijvoorbeeld).

• Niet bedoeld wordt therapeutische behandeling zoals het zwemmen met dolfijnen of therapeutisch paardrijden.

• Een cliënt kan een ondersteuningsvraag hebben op meerdere leefgebieden. Uitgangspunt voor het bepalen van het passende traject is echter het aantal leefgebieden waar door middel van de maatwerkvoorziening tegelijkertijd aan zal worden gewerkt. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat vragen binnen een bepaald leefgebied door middel van inzet van het Voorliggend Veld of door het eigen netwerk worden opgelost. Dan wordt voor dit leefgebied geen Begeleiding Thuis Specialistisch geïndiceerd.

• Ook is het mogelijk dat uit het gesprek volgt dat er niet aan alle leefgebieden in één keer, maar gefaseerd in de tijd, zal worden gewerkt. Denk hierbij aan prioritering. Er wordt gekeken met welke leefgebieden de ondersteuning moet starten de eerste periode. Het is vaak niet realistisch om aan alle doelen tegelijkertijd te werken. In de regel wordt aan één tot twee leefgebieden tegelijkertijd gewerkt.

• Tijdens het begeleidingstraject is het mogelijk dat het aantal leefgebieden wijzigt. Dit leidt niet tot een wijziging van de indicatie. Als binnen een leefgebied het resultaat is bereikt, kan aan het volgende resultaat gewerkt gaan worden. Als het aantal leefgebieden waaraan tegelijkertijd wordt gewerkt niet verandert, dan leidt dit ook niet tot het uitbreiden van de indicatie. Mogelijk leidt dit wel tot aanpassing van het zorgplan, welke wordt besproken tijdens evaluatiemomenten.

• Bij deze vorm van ondersteuning is het van belang dat er (tussentijds) gemonitord/ geëvalueerd wordt. De situatie van de cliënt kan veranderen waardoor de ondersteuningsbehoefte veranderd en bijvoorbeeld leefgebieden of de benodigde intensiteit wijzigen. Mogelijk is er nieuw aanbod in het Voorliggend Veld of binnen het eigen netwerk waardoor professionele ondersteuning kan worden afgebouwd of helemaal kan worden stopgezet. De mogelijkheid van het stoppen van de professionele ondersteuning wordt altijd tijdens evaluaties besproken.

• Als de gemeente opdracht geeft aan de betrokken aanbieder om coördinatie op te pakken dan voert de aanbieder dat uit, tenzij de gemeente aangeeft zelf de coördinatie uit te voeren.

Gewenste resultaten

• De cliënt woont zo lang als mogelijk zelfstandig.

• De begeleiding is methodisch en, afhankelijk van de cliëntkenmerken gericht op:

a. het ontwikkelen van zelfredzaamheid en participatie.

b. het behouden van de zelfredzaamheid en participatie.

c. het beperken van de achteruitgang in zelfredzaamheid en participatie.

• Daar waar cliënt blijvend tekortschiet voorliggende ondersteuning inzetten of toewerken naar andere passende zorg/ ondersteuning die voor lange termijn ingezet kan worden.

• Tussen de aanbieder en de cliënt wordt een zorgplan opgesteld waarin SMART geformuleerde doelen zijn opgenomen.

Eisen aan personeel en organisatie

Er is specifieke expertise nodig over de ontregeling die kan plaatsvinden en er zijn “noodplannen” bij ontregeling.

Minimaal werk- en denkniveau Mbo niveau 4 : Verpleegkundige (met relevant specialisme).

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder 30% Mbo niveau 4 : Verpleegkundige en 70% Hbo niveau 6 : Verpleegkundige (met relevant specialisme) inzet.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO 9001 of HKZ certificering of NEN-EN 15224

HKZ kleine ondernemingen

PREZO

PDCA cyclus

of gelijkwaardig (passend bij bijvoorbeeld Zorgboerderijen)

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg; zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Begeleid Leven (alleen gemeente Schouwen-Duiveland)

Categorie: Begeleiding

iWmo code: 02A21

Bekostiging: inspanningsgericht, per uur

Prijsstelling: EUR 85,61 per uur

Definitie

Begeleid Leven is een voorziening in begeleiding die past bij de problematiek van de jongvolwassene en waar hij/zij door dezelfde hulpverlener, in samenwerking met een jobcoach, tegelijkertijd thuis, op school en op de werkvloer ondersteunt kan worden. Begeleid leven wordt ingezet vanwege perspectief op zelfstandigheid en de motivatie van de jongvolwassene. Het gaat om intensieve begeleiding die in de loop van het traject afgebouwd wordt bij groeiende zelfstandigheid van de jongvolwassene. De intensieve begeleiding bestaat uit planbare en niet planbare ondersteuningsmomenten en bevat inzet op de volgende leefgebieden:

• Lichamelijk, -en of geestelijke gezondheid

• Persoonlijk verzorging

• Daginvulling, werk, scholing

• Huiselijke relaties/ zorg voor kinderen/ huisgenoten

• Maatschappelijke participatie

• Huisvesting/ huishouden

• Sociaal netwerk

• Financiën.

Doelgroep

Begeleid Leven is er voor jongvolwassenen, die ondanks hun cognitieve vermogen en de inzet van reguliere hulpverlening door psychosociale problematiek en/of omgevingsfactoren niet in staat zijn geweest een zelfstandig leven op te bouwen. Vanwege deze vermogens is een voorziening binnen Beschermd Wonen niet passend. Vanwege de vele inzet van zorg in het verleden is een bouwsteen als begeleiding specialistisch te licht en de duur te beperkt. Deze jongvolwassenen kennen problemen op meerdere levensdomeinen en hebben vaak in het verleden al meerdere vormen van zorg ontvangen. Te denken valt aan:

• jongvolwassenen binnen de verlengde jeugdwet waarbij regulier onderwijs niet meer mogelijk is en de hulpverlening versnipperd wordt aangeboden (meerdere zorgvormen, intramurale setting, onderwijszorgarrangementen).

• jongvolwassenen die door Team Thuis aangewezen worden om uitstroom uit Beschermd Wonen mogelijk te maken.

Het betreft jongvolwassenen met een lange geschiedenis in de jeugdhulpverlening, uitval van school en soms zelfs met geschiedenis in de criminaliteit en bekend als problematische hangjongvolwassene of zelfs niet meer in beeld als 'thuiszitter'. De bouwsteen richt zich op het weer krijgen van toekomstperspectief voor deze jongvolwassene. Dit wordt mogelijk doordat de zorgverlener zowel thuis, als (in samenwerking met een jobcoach) op het werk en op school aanwezig kan zijn en er met de werkgever en school afspraken zijn om 'flexibel' met soms afwijkend gedrag om te gaan. Afwijkend gedrag resulteert niet direct in het kwijtraken van de BBL-werkplek, maar wordt door zorgverlener en jobcoach besproken en opgepakt met de jongvolwassene, school en werk.

Een andere voorwaarde is huisvesting. De doelgroep moet, bij het leren zelfstandig worden, ook in staat worden gesteld een eigen huishouden met budgetbeheer te verzorgen. Hiervoor is geschikte woonruimte nodig die voor de doelgroep te betalen is en waarvoor dus huurtoeslag ontvangen kan worden. Een zelfstandige woonruimte kan als start dienen van het traject, maar ook als doel dienen om naar toe te groeien. Het meest ideaal is een geclusterde woonvoorziening gebleken waar de zorgaanbieder meerdere jongvolwassenen kan huisvesten. Begeleiding in deze voorziening is dan beter te verdelen over de doelgroep en de doelgroep kan samen leren leven en gezamenlijk activiteiten ondernemen zoals leren koken.

Het budgetbeheer wordt afgenomen bij een derde partij, niet zijnde de zorgverlener. Tijdens het traject kan aan de jongvolwassene een onafhankelijke cliëntondersteuner toegewezen worden, vanwege het feit dat veel zorg in één hand is en de jongvolwassene niet te veel afhankelijk van één partij mag worden.

Activiteiten

Maatwerk

Gewenste resultaten

• De cliënt woont zo lang als mogelijk zelfstandig, bij voorkeur in een geclusterde woonvorm.

• De begeleiding is methodisch en, afhankelijk van de cliëntkenmerken gericht op:

a. het ontwikkelen van zelfredzaamheid en participatie.

b. het behouden van de zelfredzaamheid en participatie.

c. het beperken van de achteruitgang in zelfredzaamheid en participatie.

• Daar waar cliënt blijvend tekortschiet voorliggende ondersteuning inzetten of toewerken naar andere passende zorg/ ondersteuning die voor lange termijn ingezet kan worden.

• Tussen de aanbieder en de cliënt wordt een plan opgesteld waarin SMART geformuleerde doelen zijn opgenomen.

Eisen aan personeel en organisatie

Het is alleen mogelijk om begeleid leven aan te bieden indien u ook begeleiding specialistisch en begeleiding kunt aanbieden. U dient zich voor deze 3 producten in te schrijven.

Minimaal werk- en denkniveau Mbo niveau 4 : Verpleegkundige (met relevant specialisme).

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder 30% Mbo niveau 4 : Verpleegkundige en 70% Hbo niveau 6 : Verpleegkundige (met relevant specialisme) inzet.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO 9001 of HKZ certificering of NEN-EN 15224

HKZ kleine ondernemingen

PREZO

PDCA cyclus

of gelijkwaardig (passend bij bijvoorbeeld Zorgboerderijen)

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg; zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Dagbesteding regulier

Categorie: Begeleiding

iWmo code: 07A03

Bekostiging: inspanningsgericht, per dagdeel 4 uur

Prijsstelling: EUR 40,94 per dagdeel 4 uur

Definitie

Dagbesteding regulier voor cliënten die vanwege hun beperking niet kunnen deelnemen aan gewoon of regulier begeleid werken dan wel niet meer werkzaam zijn. De dagbesteding vindt buiten de woonsituatie in groepsverband plaats.

Het accent ligt op een van de volgende activiteiten of een combinatie hiervan: arbeidsmatige activiteiten, activering (gericht op zinvolle besteding van de dag), het bijhouden van vaardigheden.

Daar waar mogelijk werkt de aanbieder samen met stakeholders om de beschreven resultaten te realiseren. Combinaties van deelpopulaties is wenselijk.

Voor beide bouwstenen voor dagbesteding geldt in de Oosterschelderegio dat vervoer niet is inbegrepen. Het vervoer naar de dagbestedingslocatie is de eigen verantwoordelijkheid van de Inwoner. De cliënt kan indien noodzakelijk gebruik maken van de beschikbare vervoersvoorzieningen binnen de Wmo.

Doelgroep

Een maatwerkvoorziening gericht op participatie met activiteiten om de tijd prettig of zinnig in te vullen voor mensen met een beperking of een langdurige ziekte, bedoeld als ontspanning en gericht op het in zo goed mogelijke conditie houden (het activeren / stimuleren van persoonlijke interacties) van de deelnemers of ter ontlasting van mantelzorgers waarbij voorbeelden van dagbesteding zijn: helpen op een zorgboerderij, bewegingsactiviteiten, gezamenlijk een maaltijd bereiden en creatieve activiteiten.

Arbeidsmatige dagbesteding

Een maatwerkvoorziening gericht op participatie waarbij activiteiten met een arbeidsmatig karakter worden uitgevoerd gericht op het maken van producten voor de verkoop of het leveren van diensten, geschikt voor mensen die (nog) niet in een gewone baan kunnen werken of veel begeleiding nodig hebben tijdens het werk en mogelijk als onderdeel van een re-integratietraject en mogelijk als opstap naar een andere vorm van werk;

Activiteiten

- Maatwerk

- Vraaggericht

Gewenste resultaten

- het bieden van dagritme, maatschappelijke participatie en het behouden of vergroten van zelfstandigheid, en daarmee de stabiliteit van leven

- het bieden van een zinvolle daginvulling gericht op iemands herstel na een ontwrichtende ervaring, inclusief terugkeer van (zelfstandige) zinvolle participatie in de samenleving (ontwikkelingsgericht);

- het verbeteren van sociaal contact;

- het terugkeren naar (on)betaalde arbeid;

- Het ontlasten van de mantelzorger, partner en/of huisgenoot (meestal gericht op stabilisatie).

Eisen aan personeel en organisatie

Minimaal werk- en denkniveau Mbo niveau 3 : Verzorgende IG (verpleeghuiszorg en thuiszorg, gehandicaptenzorg of geestelijke gezondheidszorg).

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder 40% Mbo niveau 3 : Verzorgende IG en 60% Mbo niveau 4 : Verpleegkundige (met relevant specialisme) inzet.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO 9001 of HKZ certificering of NEN-EN 15224

HKZ kleine ondernemingen

PDCA cyclus

PREZO

of gelijkwaardig (passend bij bijvoorbeeld Zorgboerderijen)

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg; zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Dagbesteding specialistisch

Categorie: Begeleiding

iWmo code: 07A04

Bekostiging: inspanningsgericht, per dagdeel 4 uur

Prijsstelling: EUR 63,29 per dagdeel 4 uur

Definitie

Dagbesteding specialistisch voor cliënten met ernstige beperkingen bij het dagelijks functioneren persoonlijke zorg, mobiliteit, zelfredzaamheid) die vanwege hun beperking niet maatschappelijk kunnen participeren binnen de algemene voorzieningen in de buurt. Dagbesteding Specialistisch vindt buiten de woonsituatie in groepsverband plaats. Tijdens de dagbesteding is sprake van intensieve begeleiding in samenhang met enige persoonlijke verzorging. De dagbesteding is gericht op het stabiliseren van functioneren en op het voorkomen van achteruitgang in fysieke, verstandelijke en sociaal-emotionele vaardigheden. Voor beide bouwstenen voor dagbesteding geldt in de Oosterschelderegio dat vervoer niet is inbegrepen. Het vervoer naar de dagbestedingslocatie is de eigen verantwoordelijkheid van de Inwoner. De Inwoner kan indien noodzakelijk gebruik maken van de beschikbare vervoersvoorzieningen binnen de Wmo.

Dagbesteding specialistisch is voor mensen die op locatie intensieve begeleiding nodig hebben door hun ernstige problematiek.

Doelgroep

Voor cliënten die als gevolg van hun beperking(en) niet, op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn/haar sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen, in staat zijn om:

- zelfstandig besluiten te nemen;

- zelfstandig problemen op te lossen;

- zelfstandig de dagelijkse bezigheden te regelen/ de regie te voeren;

- zelfstandig de dagelijkse routine en structuur aan te brengen;

- anderen te begrijpen en zichzelf begrijpelijk te maken;

- sociaal contact aan te gaan, op te bouwen en te onderhouden.

Het betreft veelal mensen met beperkingen in:

1. sociale redzaamheid;

2. het bewegen en verplaatsen;

3. het psychisch functioneren;

4. het geheugen en de oriëntatie;

5. het vertonen van ernstig probleemgedrag;

6. ontbreken van ziekte-inzicht;

7. ontbreken van of te weinig beschermde factoren om meer stabiliteit te krijgen.

We spreken pas van ernstige gedragsproblemen wanneer één of meerdere typen storend gedrag gedurende enkele maanden voorkomen met bovendien duidelijk nadelige gevolgen voor de persoon of de omgeving. Voorbeelden van storend gedrag is dwarsheid, onrust, brutaliteit, anderen ergeren, agressiviteit, het schenden van regels, weinig concentratie, bedreigen van de sociale omgeving.

De verschillende typen storend gedrag kunnen verschillen in ernst. Een inschatting van de mate van ernst wordt gemaakt op basis van de volgende invalshoeken:

• De duur van de problematiek (hoe langer het gedrag voorkomt, hoe ernstiger het is);

• De frequentie van het gedrag (hoe vaker het gedrag voorkomt, hoe ernstiger het is);

• Het aantal situaties waarin het gedrag voorkomt (als gedrag in meerdere situaties voorkomt – thuis, school, vrienden, sportclub – is het ernstiger);

• Het aantal verschillende typen storend gedrag (hoe meer typen, des te ernstiger);

• Het samen vóórkomen van het storende gedrag met andere problemen;

• Het aantal en de ernst van de nadelige gevolgen en hoe deze worden ervaren door de persoon, zijn gezin en zijn bredere omgeving.

Activiteiten

- Maatwerk

- Vraaggericht

Gewenste resultaten

- het bieden van dagritme, maatschappelijke participatie en het behouden of vergroten van zelfstandigheid, en daarmee de stabiliteit van leven

- het bieden van een zinvolle daginvulling gericht op iemands herstel na een ontwrichtende ervaring, inclusief terugkeer van (zelfstandige) zinvolle participatie in de samenleving (ontwikkelingsgericht);

- het verbeteren van sociaal contact;

- het terugkeren naar (on)betaalde arbeid;

- Het ontlasten van de mantelzorger, partner en/of huisgenoot (meestal gericht op stabilisatie).

Eisen aan personeel en organisatie

Er is specifieke expertise nodig over de ontregeling die kan plaatsvinden en er zijn “noodplannen” bij ontregeling.

Minimaal werk- en denkniveau Mbo niveau 4 : Verpleegkundige (met relevant specialisme).

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder 50% Mbo niveau 4 : Verpleegkundige en 50% Hbo niveau 6 : Verpleegkundige (met relevant specialisme) inzet.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO 9001 of HKZ certificering of NEN-EN 15224

HKZ kleine ondernemingen

PDCA cyclus

PREZO

of gelijkwaardig (passend bij bijvoorbeeld Zorgboerderijen)

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg; zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Kortdurend Verblijf

Categorie:Begeleiding

iWmo code: 04A06

Bekostiging: inspanningsgericht, per etmaal (24 uur)

Prijsstelling: EUR 185,80 per etmaal (24 uur)

Definitie

Kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorg of het netwerk (respijtzorg). Het kan gaan om cliënten die voortdurend toezicht nodig hebben of waar constant zorg, of zorg op onplanbare tijdstippen, noodzakelijk is.

Doelgroep

18+ die (nog) niet in aanmerking komt voor Wlz of in de overgang naar de WLZ. Kortdurend verblijf is maximaal een periode van 3 nachten aansluitend per week.

Activiteiten

Kortdurend Verblijf omvat alle activiteiten die nodig zijn voor het verblijf aldaar. Er vindt geen stapeling plaats van andere maatwerkvoorzieningen.

Kosten zijn inclusief hotelmatige en verzorgende aspecten inclusief dagbesteding.

Verpleegtechnische handelingen vallen onder de zorgverzekeringswet.

Gewenste resultaten

Ter ontlasting van mantelzorgers.

Eisen aan personeel en organisatie

Minimaal werk- en denkniveau Mbo niveau 2 : Helpende Zorg en Welzijn.

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder overdag 70% Mbo niveau 3 : Verzorgende IG en 30% Mbo niveau 4 : Verpleegkundige (met relevant specialisme) inzet.

Uitgangspunt is dat de gemiddelde aanbieder in de nacht 100% Mbo niveau 3 : Verzorgende IG inzet.

Met schriftelijke toestemming van de gemeente, mag een aanbieder afwijken van de personele eisen.

Overige kaders of normering

ISO 9001 of HKZ certificering of NEN-EN 15224

HKZ kleine ondernemingen

PDCA cyclus

PREZO

of gelijkwaardig (passend bij bijvoorbeeld Zorgboerderijen)

Toepassing en naleving van de Governancecode Zorg; zie https://www.governancecodezorg.nl/

 

Vervoer dagbesteding regulier (Veere) - verplicht in te zetten bij het leveren van Begeleiding: Dagbesteding regulier inspanningsgericht en Dagbesteding specialistische inspanningsgericht.

Categorie: Begeleiding

iWmo code: 08A03

Bekostiging: inspanningsgericht, retour

Prijsstelling: EUR 17,13 per retour

Definitie

Vervoer van en naar de dagbestedingslocaties die gecontracteerd zijn door gemeente Veere

Doelgroep

Mensen die gebruik maken van dagbesteding en niet op eigen kracht, middels het netwerk of voorliggende voorzieningen naar de dagbesteding kunnen komen.

Activiteiten

Vervoer van en naar de dagbestedingslocatie

 

Vervoer dagbesteding met rolstoel (Veere) - verplicht in te zetten bij het leveren van Begeleiding: Dagbesteding regulier inspanningsgericht en Dagbesteding specialistische inspanningsgericht.

Categorie: Begeleiding

iWmo code:08A04

Bekostiging: inspanningsgericht, retour

Prijsstelling: EUR 27,77 per retour

Definitie

Vervoer van en naar de dagbestedingslocaties in de gemeente Veere, waarbij sprake is van directe vormen van begeleiding, noodzakelijk vanwege gedragsproblematiek of gezondheidsproblematiek en vervoer van personen die slechts gezeten in een rolstoel vervoerd kunnen worden.

Doelgroep

Mensen die afhankelijk zijn van begeleiding tijdens de reis die niet door de chauffeur kan worden gegeven of die gebruik moeten maken van rolstoelvervoer

Activiteiten

Vervoer van en naar de dagbestedingslocatie

 

 

 

Naar boven