Gemeenteblad van Nijmegen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijmegen | Gemeenteblad 2024, 295874 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nijmegen | Gemeenteblad 2024, 295874 | gemeenschappelijke regeling |
Besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
De colleges van burgemeester en wethouders gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover daartoe bevoegd;
gezien het daartoe strekkende verzoek van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid;
gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen zienswijzen van de gemeenteraad van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel;
vast te stellen de navolgende wijziging van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.
De gemeenschappelijke regeling wordt als volgt gewijzigd.
Een nieuw artikel 11a wordt ingevoegd:
Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten, en indien het een besluit van het algemeen bestuur betreft, ook het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Een nieuw artikel 11b wordt ingevoegd:
Participatie verloopt via de colleges van de deelnemende gemeenten, die deze inbreng mee kunnen nemen in een zienswijze of mee kunnen geven aan hun vertegenwoordiger in het algemeen bestuur, tenzij het gaat om de besluiten zoals genoemd in artikel 11a van deze regeling waar de gemeenteraden om hun zienswijze wordt gevraagd. In die gevallen verloopt participatie via de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 19 wordt gewijzigd en komt na wijziging te luiden:
‘Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden
Artikel 32 wordt gewijzigd en komt na wijziging te luiden:
'Artikel 32 Begrotingsprocedure
Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze zoals bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Artikel 34 wordt gewijzigd en komt na wijziging te luiden:
Een nieuw artikel 36a wordt ingevoegd:
‘Artikel 36a Voorwaarden en gevolgen van uittreding
De deelnemende gemeenten hanteren als uitgangspunt voor de bepaling van de uittreedsom dat de uittredende gemeente over een periode van vijf jaar de eigen bijdrage moet doorbetalen, waarbij deze bijdrage ieder jaar met twintig procent afneemt, zodat de uittredende gemeente in het zesde jaar niet meer hoeft te betalen, tenzij de bevindingen van de projectgroep aanleiding vormen tot bijstelling van dat uitgangspunt.
De gevolgen van de uittreding worden in kaart gebracht door een projectgroep die wordt samengesteld door het dagelijks bestuur. Onder de gevolgen van de uittreding wordt in ieder geval begrepen de gevolgen voor het vermogen van deze gemeenschappelijke regeling op het gebied van personeel, contracten, huisvesting en investeringen. De projectgroep levert een eindrapport op waarin de bevindingen, de daaraan verbonden gevolgen en eventuele conclusies zijn opgenomen.
De projectgroep bestaat uit tenminste een afgevaardigde van het dagelijks bestuur, een afgevaardigde van de uittredende gemeente en één of meer onafhankelijk deskundigen waaronder in ieder geval een registeraccountant, in gezamenlijkheid te benoemen. De kosten van de in te schakelen deskundigen komen voor rekening van de uittredende gemeente.
De frictiekosten en desintegratiekosten maken in ieder geval onderdeel uit van de uittreedsom. De desintegratiekosten betreffen alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de veiligheidsregio die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van de risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. De frictiekosten betreffen alle incidentele kosten te maken door de veiligheidsregio die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer.
Het algemeen bestuur neemt het besluit tot vaststelling van de uittreedsom uiterlijk twaalf maanden na ontvangst van het gemeentelijke uittredingsbesluit als dat aan de orde is of twaalf maanden nadat de indeling in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s is gewijzigd. De beslistermijn kan éénmaal worden verdaagd met zes maanden.
Artikel 37 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
Elke deelnemende gemeente is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel aan het algemeen bestuur. Ook het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven.
Het dagelijks bestuur zendt het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel ter besluitvorming toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten, nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen bij de colleges van burgemeester en wethouders over de ontwerpregeling.
Een nieuw artikel 40a wordt ingevoegd:
De eerste alinea van de aanhef van de regeling wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
‘De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover zij bevoegd zijn;’
De overwegingen worden gewijzigd en luiden na wijziging:
de toestemming van de gemeenteraden van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel;
Artikel 8 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
Artikel 9 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
‘Artikel 9 Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur kan besluiten tot oprichting van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het algemeen bestuur kan slechts daartoe besluiten indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang, overeenkomstig het bepaalde in artikel 31a van de wet.
Artikel 10 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
Artikel 11 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
‘Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen
De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken, op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur van het openbaar van overeenkomstige toepassing, conform het bepaalde in artikel 22 van de wet.
De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, een vertegenwoordiger van de politie Oost Nederland, de Regionaal Militair Commandant West en de voorzitter van het waterschap Rivierenland ontvangen een uitnodiging om deel te nemen aan vergaderingen van het algemeen bestuur. Zij hebben geen stemrecht.
Besluiten betreffende de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening en besluiten tot het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd is goedgekeurd, alsmede besluiten betreffende het regionaal beleidsplan worden genomen op basis van gewogen stemrecht, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft.
Artikel 12 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
‘Artikel 12 Taken en bevoegdheden
Het dagelijks bestuur oefent in elk geval de taken en bevoegdheden uit zoals bedoeld in artikel 33b van de wet:
tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, waaronder alle beslissingen met betrekking tot (arbeids-)overeenkomsten met medewerkers die vallen onder de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra), met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
Artikel 15 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.
In de toelichting bij artikel 15 “(peildatum september 2023) de burgemeester van Tiel aangewezen door het algemeen bestuur” gewijzigd in “(peildatum April 2024) de burgemeester van West Betuwe aangewezen door het algemeen bestuur.”
Artikel 20 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
‘Artikel 20 De leden en de voorzitter van het algemeen bestuur ten opzichte van de raden
De voorzitter van het algemeen bestuur verstrekt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van de getroffen gemeenten informatie over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 40 van de Wet veiligheidsregio's geschiedt de informatieverstrekking door middel van een schriftelijk verslag, het schriftelijk beantwoorden van vragen en/of het in de raadsvergadering verstrekken van mondelinge inlichtingen.’
Artikel 21 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
‘Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur
Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikel 22 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.’
Artikel 30 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
De totstandkoming van het beleidsplan, het crisisplan en het beleidsprogramma geschiedt overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de Wet veiligheidsregio’s met inachtneming van hetgeen in artikel 11a van deze regeling is bepaald omtrent de zienswijze van de raden van de deelnemende gemeenten.’
Artikel 36 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.’
Artikel 38 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:
Een nieuw artikel 40b wordt ingevoegd:
Nijmegen, 24 juni 2024
Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen
A.P.W. van de Klift
gemeentesecretaris
H.M.F. Bruls
burgemeester
TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT
In artikel 11a zijn de besluiten opgenomen die in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 5 en lid 6 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de raden worden voorgelegd voor het geven van een zienswijze.
De consultatie van de raden in het kader van besluiten inzake de kadernota, zijnde de algemene financiële en beleidsmatige kaders (onder a), de resultaatbestemming als onderdeel van de jaarrekening (onder b) en het liquidatieplan (onder e) is in dit artikel geformaliseerd.
Het besluit inzake vaststelling van de jaarrekening is beperkt tot de resultaatbestemming. De jaarrekening is immers bedoeld als verantwoordingsdocument met daarin een overzicht van de financiële gang van zaken (achteraf). Enkel voor wat betreft de resultaatrekening is het vragen naar een zienswijze zinvol. Het liquidatieplan komt nader aan de orde in artikel 38 lid 3 van deze regeling.
De consultatie van de raden als het gaat om het regionaal beleidsplan (onder c) resp. het risicoprofiel (onder d) is bovendien een uitbreiding op artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s (naast het overleg dat de burgemeester heeft met de raad) resp. een uitbreiding op artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s (waar voorheen enkel werd gevraagd naar de wensen van de raad).
Voorheen stond in artikel 30 (oud) van de gemeenschappelijke regeling o.a. vermeld dat de totstandkoming van het beleidsplan op overeenkomstige wijze als de begroting (dus middels ontwerpdocument en zienswijzemogelijkheid e.d.) geschiedde. De formalisering in artikel 11a is voor wat betreft dit onderwerp derhalve aan te merken als bestendiging (en aanscherping) van een bestaande praktijk die al was doorgevoerd in de gemeenschappelijke regeling.
De zienswijzen dienen schriftelijk aan het dagelijks bestuur van de VRZG te worden toegezonden. De verplichte schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur op de ingebrachte zienswijzen door de raden is voor de volledigheid verwerkt in het derde lid maar deze verplichting voor het dagelijks bestuur is reeds opgenomen in artikel 10 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze verplichting van het dagelijks bestuur is in die zin een aanscherping van de reeds bestaande praktijk van het vragen om een zienswijze (overeenkomstig de begrotingsprocedure). Een verplichting om daarop te reageren was er voorheen niet maar in de praktijk gebeurde dit vaak wel.
Om te voorkomen dat de procedure vertraging oploopt door niet-tijdig ingediende zienswijzen (om wat voor reden dan ook) hoeft het dagelijks bestuur deze niet-tijdig ingediende zienswijzen niet te betrekken in het schriftelijke en gemotiveerde oordeel met betrekking tot ingediende zienswijzen. Dat mag uiteraard wel maar dit artikel geeft nadrukkelijk aan dat het dagelijks bestuur daartoe niet is verplicht.
Naar aanleiding van de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland is het vijfde lid opgenomen om zodoende tegemoet te komen aan de voorkeursvariant van de raden.
Artikel 11b is opgenomen in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 7 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen en betreft de participatie van ingezetenen en andere belanghebbenden (opgenomen naar aanleiding van het amendement van het lid Bromet van 25 mei 2021, Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 513, nr. 10). Aangezien de meeste zaken met betrekking tot de GR veelal een college-aangelegenheid betreffen loopt participatie via de colleges van de deelnemende gemeenten.
Gelet op de uitbreiding van de besluiten waarop de raden worden geconsulteerd om hun zienswijze kenbaar te maken (nader uitgewerkt in artikel 11a hiervoor) is in deze gevallen gekozen voor inbreng die via de gemeenteraden verloopt. Ingezetenen en andere belanghebbenden kunnen hun raad benaderen met het verzoek om hun inbreng mee te geven aan de vertegenwoordiger van de deelnemende gemeente (lees: de burgemeester of indien aan de orde diens formele plaatsvervanger) in het algemeen bestuur van de VRGZ.
Naar aanleiding van de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland is het tweede lid opgenomen om daarmee tegemoet te komen aan de voorkeursvariant van de raden. Wanneer besluitvorming zoals genoemd in het tweede lid aan de orde is, kan het algemeen bestuur ook bekijken welk participatie-instrument (bijvoorbeeld een bijeenkomst) in dat kader het meest geschikt is.
Artikel 19 wordt aangepast als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Het derde lid van dit artikel geeft aan op welke wijze inlichtingen aan de raden van de deelnemende gemeenten ter uitvoering van hun taken worden verstrekt. Het vierde lid biedt de mogelijkheid voor een informatieprotocol. Het artikel komt tegemoet aan de voorkeursvariant van de raden zoals deze kenbaar is gemaakt tijdens de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland.
Artikel 32 van deze regeling wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt hoofdzakelijk een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen verplichtend is opgenomen.
Artikel 34 (begroting & jaarrekening), artikel 34a, artikel 34b (kadernota & voorlopige jaarrekening) en artikel 35 (ontwerpbegroting & begroting) van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend. De hoofdregel is de procedure van: ontwerp toezenden aan de raden door het dagelijks bestuur, zienswijze door de raden, schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur alvorens het besluit (door het algemeen bestuur) wordt genomen tot vaststellen van de begroting.
Artikel 32 is opgenomen in deze regeling om zodoende inzicht te verschaffen in de procedure zonder dat het raadplegen van de Wet gemeenschappelijke regelingen daarvoor noodzakelijk is. Dit is echter niet noodzakelijk omdat de wettelijke bepalingen over dit onderwerp prevaleren boven het bepaalde in de GR.
In het negende lid van artikel 32 zijn de uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen.
Op grond van artikel 35 lid 7 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Artikel 213a inzake periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur wordt niet aangestuurd door de Wet gemeenschappelijke regelingen.
In de begroting van de veiligheidsregio moet duidelijk zijn hoe de verdeling van de kosten over de gemeenten plaatsvindt. Tot op heden wordt het inwonertal van de deelnemende gemeenten als verdeelsleutel gehanteerd. Het algemeen bestuur heeft echter de mogelijkheid om in de toekomst een andere verdeelsleutel te hanteren, bijvoorbeeld indien het wenselijk is een differentiatie aan te brengen indien taken niet voor alle gemeenten, of niet voor alle gemeenten op een gelijkwaardig dienstenniveau, worden verricht.
Artikel 34 van deze regeling wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt hoofdzakelijk een weergave van hetgeen daarover verplichtend in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.
Artikel 34 lid 3 en lid 4 en artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend.
Artikel 36a wordt aan deze regeling toegevoegd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In dit artikel zijn de bepalingen over uittreding opgenomen om zodoende de deelnemers aan deze regeling op voorhand in kennis te stellen van de wijze waarop de uittreding is geregeld.
Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) uittreding uit deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1. Zie ook de toelichting bij artikel 37 (inzake wijziging).
Uittreding is enkel aan de orde als dat wettelijk mogelijk is. Wanneer dat wettelijk mogelijk is – hetgeen nu (peildatum 28 september 2023) niet het geval is - maar de wet vervolgens niets regelt over de voorwaarden en gevolgen van uittreding, dan zijn de bepalingen van artikel 36a van toepassing. In artikel 36a wordt het uittredingsproces weergegeven. Het uittredingsproces kent twee belangrijke onderdelen, namelijk het proces om te komen tot de uittreedsom en het proces van de uittreding zelf.
Het proces om te komen tot (vaststelling van) de uittreedsom deelt een rol toe aan een projectgroep die wordt samengesteld door het dagelijks bestuur. Deze projectgroep heeft de taak om de gevolgen van de uittreding voor het vermogen van de gemeenschappelijke regeling in beeld te brengen waaronder de gevolgen op het gebied van personeel, contracten, huisvesting en investeringen. De frictiekosten en desintegratiekosten worden in het artikel genoemd omdat deze in ieder geval onderdeel uitmaken van de uittreedsom. Het artikel biedt ruimte om, voor zover dat aan de orde zou zijn, nog andere kosten in de uittreedsom mee te nemen. Om het proces tot het vaststellen van de uittreedsom te kaderen zijn termijnen in het artikel opgenomen. Er is voor gekozen om geen zienswijze van de raden van de deelnemende gemeenten te vragen als het gaat om het besluit tot het vaststellen van de uittreedsom.
Na afronding van de werkzaamheden van de projectgroep en het vaststellen van de uittreedsom kan het bestuur van de gemeenschappelijke regeling zich gaan richten op wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Dit deel van het uittredingsproces volgt het stramien zoals dat in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.
Het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur dragen zorg voor de voorbereidende werkzaamheden in dat kader. Een ontwerpregeling zoals deze er na wijziging als gevolg van de uittreding uit komt te zien wordt dan aan de colleges toegezonden met het verzoek deze voor zienswijze aan de raden voor te leggen. De zienswijzen kunnen de raden dan aan hun colleges toezenden.
Ter nadere toelichting van de ontwerpregeling wordt het besluit tot vaststelling van de uittreedsom inclusief toelichting aan de raden toegestuurd. Het voornoemde besluit en de toelichting daarbij vormen in wezen de onderlegger voor de ontwerpregeling die wordt voorgelegd. De raden van de deelnemende gemeenten krijgen hierdoor inzicht tegen welke vergoeding uitgetreden wordt.
Het definitieve moment van uittreding van een gemeente wordt bij voorkeur vastgesteld op 1 januari van een jaar om administratieve problemen zo veel mogelijk te voorkomen.
Artikel 37 wordt gewijzigd met dien verstande dat het oude artikel 37 wijziging én opheffing betrof. Het nieuwe artikel 37 beperkt zich tot wijziging van deze regeling. De wijziging is ingegeven door de wijziging van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het betreffende artikel is de procedureregeling opgenomen ingeval van wijziging van de regeling, bestaande uit een ontwerpregeling, mogelijkheid van zienswijze en lokale besluitvorming.
Wijzigen van de regeling bestaat (net als bij toetreding en uittreding) uit twee stappen. Allereerst het voorleggen van een ontwerpregeling aan de raden waarover zijn hun zienswijze kenbaar mogen maken bij hun college van burgemeester en wethouders. Daarna het voorleggen van de ontwerpregeling aan de colleges van burgemeester en wethouders ter besluitvorming die dat pas doen na toestemming van de raden.
De mogelijkheid van het naar voren brengen van de zienswijze door de raden bij de colleges van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen moet worden onderscheiden van de zienswijze-procedure zoals opgenomen in artikel 10 lid 5 en lid 6 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 11a van de regeling.
De bevestiging door het algemeen bestuur in het vijfde lid is geen voorwaarde voor de totstandkoming van de wijziging. Besluitvorming geschiedt immers door de colleges van de deelnemende gemeenten. De bevestiging door het algemeen bestuur is dus enkel een constatering dat daadwerkelijk sprake is geweest van besluitvorming door minimaal twee derden van het aantal deelnemende gemeenten.
Artikel 40a wordt toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De onderzoeksopdracht wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.
Het artikel komt tegemoet aan de voorkeursvariant van de raden zoals deze kenbaar is gemaakt tijdens de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland.
De opsomming van de gemeenten wordt aangepast door toevoeging van de gemeenten Nijmegen en Buren in de opsomming. Deze aanpassing brengt geen enkele wijziging in het bepaalde in artikel 2 lid 2 van de regeling waarin de deelnemende gemeenten staan opgesomd, enkel een aanpassing van de opsomming van de gemeenten die hebben besloten tot wijziging, ervan uitgaande dat alle deelnemende gemeenten reageren. Dat was bij de vorige wijziging (2020) niet het geval, vandaar deze wijziging.
De overwegingen worden aangepast om inzicht te geven in de beweegredenen van deze wijziging met vermelding van de meest relevante wetgeving en verwijzing naar de verkregen toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
Ingevolge artikel 12 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) staat het algemeen bestuur aan het hoofd van het openbaar lichaam. Bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn overgedragen behoren het algemeen bestuur toe, alsmede bevoegdheden die in de regeling expliciet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen.
Artikel 9 met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur wordt in overeenstemming gebracht met artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen en het delegatiebesluit van het algemeen bestuur.
Het eerste lid blijft ongewijzigd.
De bevoegdheid in lid 2 staat reeds vermeld in artikel 5 (sub z) dat gaat over de algemene taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio. Aangezien het een bevoegdheid betreft van het algemeen bestuur is deze ook in dit artikel dat gaat over de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur opgenomen.
In het derde lid volgen de onderdelen a en b rechtstreeks uit artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De onderdelen d tot en met h volgen uit het delegatiebesluit van het algemeen bestuur van de VRGZ. Het onderdeel c volgt deels uit artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen en deels uit het bepaalde in het delegatiebesluit van het algemeen bestuur.
In artikel 9 lid 3 sub c staat de bevoegdheid genoemd van het vaststellen van rechtspositionele regelingen die van toepassing zijn op het personeel van de veiligheidsregio. Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) voor het personeel van de veiligheidsregio’s bestaan er geen verordeningen over rechtspositionele aangelegenheden meer. De huidige regelingen worden dan naar verwachting vervangen door de Cao-gemeenten en een personeelshandboek waarvan de inhoud wordt geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst.
De Wnra is vanaf 1 januari 2020 reeds van toepassing op personeel dat werkzaam is binnen de sector Ambulancezorg (AZGZ) van de VRGZ. Op hen is het private arbeidsrecht van toepassing waaronder de sector cao Ambulancezorg. Voor het overige personeel van de VRZG is de Wnra nog niet in werking getreden (peildatum 16 oktober 2023).
In het vierde lid is de mogelijkheid opgenomen om nadere regels vast te stellen. Dit kunnen beleidsregels zijn maar ook beperkingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
In het vijfde lid is opgenomen dat het algemeen bestuur één van zijn leden aanwijst die de voorzitter bij afwezigheid vervangt. Deze bepaling volgt rechtstreeks uit artikel 11 lid 3 van de Wet veiligheidsregio’s.
De aanduiding van het artikel wordt gewijzigd naar ‘Samenstelling’ omdat het artikel geen voorschriften bevat over de zittingsduur. De samenstelling volgt uit de Wet veiligheidsregio’s die een afwijkende bepaling bevat ten opzichte van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het betreft hier geen inhoudelijk wijziging.
In het tweede lid van artikel 10 is nu nadrukkelijk de vervangingsregeling opgenomen. Een burgemeester kan zich in het algemeen bestuur laten vervangen overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet, te weten de locoburgemeester.
In dit artikel wordt de werkwijze van het algemeen bestuur globaal beschreven.
Aan artikel 11 wordt de tekst in het eerste lid toegevoegd. De artikelen uit de Gemeentewet die van toepassing zijn op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur en die worden aangestuurd door artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen zo direct worden bezien in het licht van de daaropvolgende leden van het betreffende artikel.
In artikel 11 lid 3 is opgenomen dat de vergaderingen van het algemeen bestuur openbaar zijn conform het bepaalde in artikel 22 lid 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Uit artikel 11 lid 4 van de regeling blijkt dat het algemeen bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid één stem heeft. Alleen bij besluiten betreffende de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening en besluiten tot het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd is goedgekeurd, alsmede besluiten betreffende het regionaal beleidsplan is voorzien in de mogelijkheid om op basis van stemgewicht te stemmen, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners één stem heeft. Een en ander is nader bepaald in artikel 11 lid 11.
Op grond van artikel 12 van de Wet veiligheidsregio's dienen de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap een uitnodiging te ontvangen voor alle vergaderingen. In de regio Gelderland-Zuid is het daarnaast gewoonte dat ook de districtschef Gelderland-Zuid en regionaal militair commandant West worden uitgenodigd voor vergaderingen. Dit is tot uitdrukking gebracht in artikel 11 lid 6. Deze functionarissen kunnen actief deelnemen aan de vergaderingen, maar hebben geen stemrecht.
Artikel 13 van de Wet veiligheidsregio's maakt duidelijk dat ook de Commissaris van de Koning dient te worden uitgenodigd om bij vergaderingen aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen. Een en ander is opgenomen in artikel 11 lid 8. Formeel gezien heeft deze functionaris geen recht om deel te nemen aan de vergadering. Indien de leden van het algemeen bestuur daartegen geen bezwaren uiten, is actieve deelname aan de vergadering uiteraard wel mogelijk. Ook deze functionaris heeft overigens geen stemrecht.
Artikel 22 lid 4 en lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt de procedure die moet worden gevolgd om een vergadering in beslotenheid te laten plaatsvinden. Artikel 11 lid 9 bevat een lijst van onderwerpen waarover in ieder geval niet in beslotenheid vergaderd of besloten mag worden. Deze lijst is gebaseerd op artikel 24 van de Gemeentewet.
De redactie en de volgorde van de taken en bevoegdheden is aangepast conform de volgorde uit de Wet gemeenschappelijke regelingen:
De redactie is afgestemd op het bepaalde in artikel 11 van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 33d van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Als plaatsvervangend voorzitter is thans (peildatum 1 september 2023) de burgemeester van Tiel aangewezen door het algemeen bestuur.
Aan de voorzitter komen de gebruikelijke bevoegdheden toe, zoals het leiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, het ondertekenen van stukken en het in rechte vertegenwoordigen van de veiligheidsregio, met de mogelijkheid de vertegenwoordiging op te dragen aan een nader aan te wijzen persoon.
Daarnaast is in artikel 15 lid 8 opgenomen dat de voorzitter ook taken en bevoegdheden kunnen worden geattribueerd in specifieke wet- en regelgeving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de volgende bevoegdheden:
In het eerste en tweede lid is de verwijzing naar relevante artikelen uitgebreid (artikel 19 in samenhang bezien met artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Ook de verwijzing naar relevante artikelen in het derde lid is uitgebreid (verwijzing naar artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s). De uitbreiding van de verwijzingen geeft nu beter aan welke artikelen ten grondslag liggen aan de bepalingen zoals opgenomen in deze regeling.
Gelet op het bepaalde in artikel 11 lid 1 van de Wet veiligheidsregio's - waarin imperatief is bepaald dat het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten - is niet voorzien in de mogelijkheid dat de raad bevoegd is om de burgemeester te ontslaan als lid van het algemeen bestuur. Artikel 11 lid 1 van de Wet veiligheidsregio's (lex specialis) heeft immers voorrang op artikel 16 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (lex generalis). Uiteraard staat het de gemeenteraad wel vrij om het vertrouwen in de burgemeester op te zeggen, indien sprake is van een zodanig ernstige vertrouwensbreuk dat verder functioneren niet wenselijk wordt geacht.
In dit artikel is ten slotte opgenomen dat de voorzitter verplicht is om, na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van getroffen gemeenten informatie te verschaffen. Artikel 40 van de Wet veiligheidsregio's schrijft voor dat de voorzitter na afloop van zo'n ramp of crisis een schriftelijk verslag uitbrengt aan de raden van de getroffen gemeenten, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam. Voorts dienen de schriftelijke vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen te worden beantwoord. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat de voorzitter - indien een raad daaraan behoefte heeft - in een vergadering mondeling inlichtingen verstrekt over de besluiten die hij heeft genomen.
De voorzitter legt niet rechtstreeks verantwoording af aan de raad over besluiten zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s. Wel heeft de raad de mogelijkheid om – overeenkomstig het bepaalde in artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s - zijn standpunt over het door de voorzitter genomen besluit schriftelijk kenbaar te maken aan de Minister van Justitie en Veiligheid, door tussenkomst van de commissaris van de Koning.
De verwijzing naar artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen maakt duidelijk dat het artikel zijn grondslag vindt in de Wet gemeenschappelijke regelingen en niet vrijblijvend is. Artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verwijst op haar beurt naar artikel 16 van de Gemeentewet waarin de verplichting (voor de raad c.q. het algemeen bestuur) is opgenomen een reglement van orde op te stellen voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.
De zesde alinea van de toelichting op artikel 26 (Klachtenregeling) wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
Het vaststellen van een klachtenregeling voor de RAV is op dit moment (peildatum 1 september 2023) verbonden aan instemming van de cliëntenraad op grond van artikel 8 lid 1 sub a Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 in samenhang met artikel 13, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
De toelichting op artikel 28, 29 en 30 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
Het is belangrijk dat de veiligheidsregio tijdig duidelijk maakt welk beleid zij voornemens is te voeren, zodat de deelnemende gemeenten daar invloed op kunnen uitoefenen. In artikel 11a van deze regeling is de mogelijkheid opgenomen voor de raden om hun zienswijze te geven op het regionale beleidsplan.
Het regionale beleidsplan (het beleid op hoofdlijnen), het crisisplan en het beleidsprogramma (de in enig jaar voorgenomen concrete activiteiten en benodigde middelen) komen in artikel 28 en 29 van deze regeling aan bod. In de artikelen 14 t/m 16 van de Wet veiligheidsregio's zijn de eisen opgenomen waaraan het beleidsplan en crisisplan in elk geval moeten voldoen.
De toelichting op artikel 33 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
Bij circulaire van 8 juli 1999 (kenmerk FO99/U59111) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties er voor gepleit om de gegoedheid van openbare lichamen ten behoeve van hun kredietwaardigheid te accentueren, door vast te leggen dat de gemeenten te allen tijde zullen voorzien. in de middelen die het openbaar lichaam nodig heeft om zijn schulden te voldoen. Formeel gesproken is dit overbodig, zoals de minister in zijn circulaire aangeeft.
Artikel 36 is gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, met dien verstande dat artikel 36 voorheen de toetreding én uittreding betrof. Het gewijzigde artikel 36 beperkt zich nu tot de toetreding. De uittreding (voorwaarden en gevolgen) wordt geregeld in artikel 36a van deze regeling.
Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) toetreding tot deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1 van de wet. Zie ook de toelichting bij artikel 37 van deze regeling.
Niettemin is besloten om dit expliciet op te nemen in artikel 33 lid 4 van de regeling, omdat in de praktijk is gebleken dat banken soms terughoudend zijn in het verstrekken van leningen aan gemeenschappelijke regelingen, omdat zij niet bekend zijn met het vereiste dat gemeenten te allen tijde dienen te voorzien in de middelen die nodig zijn om de schulden te voldoen.
Het (besluit tot) vaststellen van het liquidatieplan is gekoppeld aan de zienswijzeprocedure uit artikel 10 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 11a van deze regeling. Het bij opheffing van de regeling vast te stellen liquidatieplan dient onder meer te voorzien in de gevolgen die de beëindiging voor het eventuele personeel heeft, alsmede in de vereffening van het vermogen en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen voor de deelnemende gemeenten. De zienswijzen van de raden op het liquidatieplan worden ingediend bij het algemeen bestuur.
Opheffing wordt (vooralsnog) niet bestreken door artikel 1 lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen maar deze procedure wordt ingeval van opheffing wel gevolgd (zienswijze raden op ontwerpbesluit tot opheffing naar hun colleges, na verkregen toestemming van de raden besluitvorming door de colleges).
Artikel 40b is toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen. Bekendmaking van besluiten was voorheen opgenomen in artikel 37 lid 4 (oud) van de GR VRGZ. Artikel 40b is in overeenstemming met artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-295874.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.