Besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

De colleges van burgemeester en wethouders gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover daartoe bevoegd;

 

overwegende dat

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • -

    de gemeenschappelijke regelingen vóór 1 juli 2024 aan deze wet moeten zijn aangepast;

gezien het daartoe strekkende verzoek van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid;

 

gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen zienswijzen van de gemeenteraad van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel;

 

BESLUITEN

 

vast te stellen de navolgende wijziging van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

ARTIKEL I  

De gemeenschappelijke regeling wordt als volgt gewijzigd.

 

A.1

 

  • 1.

    In artikel 11 lid 1 wordt “openbaar” gewijzigd in “openbaar lichaam”.

  • 2.

    In artikel 11 lid 4 wordt “artikel 11 lid 5 van de wet” gewijzigd in “artikel 11 lid 5 van de wet Veiligheidsregio's”

A.2

 

Een nieuw artikel 11a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 11a Zienswijze raden

  • 1.

    Met inachtneming van artikel 10 lid 5 van de wet worden de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaand aan het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen indien het één van de volgende besluiten betreft:

    • a.

      besluit dagelijks bestuur tot vaststellen van de kadernota zoals bedoeld in artikel 34b van de wet;

    • b.

      besluit algemeen bestuur tot vaststellen van de resultaatbestemming als onderdeel van de jaarrekening;

    • c.

      besluit algemeen bestuur tot vaststellen van het beleidsplan zoals bedoeld in artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • d.

      besluit algemeen bestuur tot het vaststellen van een risicoprofiel zoals bedoeld in artikel 15 lid 3 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • e.

      besluit algemeen bestuur tot het vaststellen van het liquidatieplan.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur biedt de raden een termijn van minimaal acht weken voor het schriftelijk naar voren brengen van een zienswijze.

  • 3.

    Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten, en indien het een besluit van het algemeen bestuur betreft, ook het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Zienswijzen van de raden van de deelnemende gemeenten die worden ontvangen na de door het dagelijks bestuur gestelde termijn zoals genoemd in het tweede lid kunnen door het dagelijks bestuur buiten beschouwing worden gelaten.

  • 5.

    Besluiten die naar het oordeel van het algemeen bestuur een aanzienlijk politiek of financieel belang hebben, worden eveneens aan de raden van de deelnemende gemeenten voorgelegd om de zienswijze naar voren te brengen.’

B.

 

Een nieuw artikel 11b wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 11b Participatie

  • 1.

    Participatie verloopt via de colleges van de deelnemende gemeenten, die deze inbreng mee kunnen nemen in een zienswijze of mee kunnen geven aan hun vertegenwoordiger in het algemeen bestuur, tenzij het gaat om de besluiten zoals genoemd in artikel 11a van deze regeling waar de gemeenteraden om hun zienswijze wordt gevraagd. In die gevallen verloopt participatie via de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het algemeen bestuur besluiten wanneer en voor welke onderwerpen een participatie-instrument voor ingezetenen en andere belanghebbenden wordt ingezet.’

C.

 

Artikel 19 wordt gewijzigd en komt na wijziging te luiden:

 

‘Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden

  • 1.

    Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt aan alle raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 3.

    Het algemeen bestuur verstrekt de inlichtingen zoals genoemd in lid 2 onder andere door:

    • a.

      het beschikbaar stellen aan de raden van verslagen en besluitenlijsten van vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • b.

      het informeren van de raden over de wijze waarop het bestuur uitvoering geeft aan de openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet open overheid.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan een informatieprotocol vaststellen waarin is opgenomen welke informatie op welke wijze wordt gedeeld.’

D.

 

Artikel 32 wordt gewijzigd en komt na wijziging te luiden:

 

'Artikel 32 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders (kortweg: kadernota) aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting tenminste twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze zoals bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 7.

    Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 9.

    Het tweede, vierde en vijfde lid van dit artikel is van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van de navolgende categorieën begrotingswijzigingen:

    • -

      besluiten van het bestuur met betrekking tot begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage.

  • 10.

    De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.’

E.

 

Artikel 34 wordt gewijzigd en komt na wijziging te luiden:

 

‘Artikel 34 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11a van deze regeling (zienswijze raden resultaatbestemming).

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.’

F.

 

Een nieuw artikel 36a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 36a Voorwaarden en gevolgen van uittreding

  • 1.

    Uittreding uit deze regeling kan alleen na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Als er geen wettelijke voorziening omtrent uittreding is vastgesteld, dan is uittreding alleen mogelijk met inachtneming van de voorwaarden die ingevolge dit artikel worden verbonden aan het uittredingsproces.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten hanteren als uitgangspunt voor de bepaling van de uittreedsom dat de uittredende gemeente over een periode van vijf jaar de eigen bijdrage moet doorbetalen, waarbij deze bijdrage ieder jaar met twintig procent afneemt, zodat de uittredende gemeente in het zesde jaar niet meer hoeft te betalen, tenzij de bevindingen van de projectgroep aanleiding vormen tot bijstelling van dat uitgangspunt.

  • 4.

    De gevolgen van de uittreding worden in kaart gebracht door een projectgroep die wordt samengesteld door het dagelijks bestuur. Onder de gevolgen van de uittreding wordt in ieder geval begrepen de gevolgen voor het vermogen van deze gemeenschappelijke regeling op het gebied van personeel, contracten, huisvesting en investeringen. De projectgroep levert een eindrapport op waarin de bevindingen, de daaraan verbonden gevolgen en eventuele conclusies zijn opgenomen.

  • 5.

    De projectgroep bestaat uit tenminste een afgevaardigde van het dagelijks bestuur, een afgevaardigde van de uittredende gemeente en één of meer onafhankelijk deskundigen waaronder in ieder geval een registeraccountant, in gezamenlijkheid te benoemen. De kosten van de in te schakelen deskundigen komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 6.

    De projectgroep rapporteert aan het dagelijks bestuur.

  • 7.

    De ondernemingsraad en/of het georganiseerd overleg worden betrokken bij het uittredingsproces en in de gelegenheid gesteld om hun bevoegdheden ten aanzien van de uittreding uit te oefenen.

  • 8.

    Alvorens het algemeen bestuur de uittreedsom vaststelt, stelt het dagelijks bestuur het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over het eindrapport van de projectgroep alsmede van de eventuele conclusies die het dagelijks bestuur daaraan verbindt.

  • 9.

    Het algemeen bestuur stelt de uittreedsom vast bij besluit genomen bij meerderheid van stemmen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van deze regeling.

  • 10.

    De frictiekosten en desintegratiekosten maken in ieder geval onderdeel uit van de uittreedsom. De desintegratiekosten betreffen alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de veiligheidsregio die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van de risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. De frictiekosten betreffen alle incidentele kosten te maken door de veiligheidsregio die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer.

  • 11.

    Het algemeen bestuur neemt het besluit tot vaststelling van de uittreedsom uiterlijk twaalf maanden na ontvangst van het gemeentelijke uittredingsbesluit als dat aan de orde is of twaalf maanden nadat de indeling in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s is gewijzigd. De beslistermijn kan éénmaal worden verdaagd met zes maanden.

  • 12.

    Nadat het algemeen bestuur de uittreedsom heeft vastgesteld, stelt het bestuur de gewijzigde gemeenschappelijke regeling op met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 13.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeente conform het bepaalde in artikel 1 van de wet hun zienswijze over het ontwerp van de regeling zoals deze eruit komt te zien na uittreding van de betreffende gemeente naar voren brengen.

  • 14.

    De colleges van burgemeester en wethouders gaan niet over tot het treffen van de gewijzigde regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden conform het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 15.

    De uittredende gemeente blijft tot aan het moment van daadwerkelijke uittreding volwaardig deelnemer en dient tot aan dat moment al zijn verplichtingen na te komen met betrekking tot deze gemeenschappelijke regeling.

  • 16.

    De aangepaste gemeenschappelijke regeling wordt bekend gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet.’

G.

 

Artikel 37 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 37 Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de besturen van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 2.

    Elke deelnemende gemeente is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel aan het algemeen bestuur. Ook het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel ter besluitvorming toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten, nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen bij de colleges van burgemeester en wethouders over de ontwerpregeling.

  • 4.

    De colleges van de deelnemende gemeenten nemen een besluit op het voorstel na verkregen toestemming van de raden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de wet, en zenden een afschrift van het collegebesluit inclusief de toestemming van de raden aan de veiligheidsregio.

  • 5.

    Indien van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten een instemmend besluit is ontvangen, is de wijziging getroffen en zal het algemeen bestuur dit in zijn eerstvolgende vergadering bevestigen.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt daarna de colleges en raden zo spoedig mogelijk in kennis van de tot stand gekomen wijziging.’

H.

 

Een nieuw artikel 40a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 40a Evaluatie

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot evaluatie van deze regeling. Een verzoek tot evaluatie kan door twee of meer deelnemers worden gedaan. Een verzoek dient gemotiveerd te worden. Het algemeen bestuur beslist op een dergelijk verzoek.

  • 2.

    De evaluatie richt zich op de inhoud van deze regeling en de ervaringen met de gehanteerde werkwijzen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist over inhoud, proces en werkwijze van de evaluatie.

  • 4.

    Als een evaluatie wordt uitgevoerd stelt het algemeen bestuur de onderzoeksopdracht vast.

  • 5.

    Een besluit tot evaluatie kan door het algemeen bestuur worden genomen als sprake is van een uitgetreden gemeente zoals bedoeld in artikel 36a van deze regeling.’

Artikel II.  

A.

 

De eerste alinea van de aanhef van de regeling wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover zij bevoegd zijn;’

 

B.

 

De overwegingen worden gewijzigd en luiden na wijziging:

 

‘Overwegende:

  • -

    dat het voor een goede behartiging van de zorg voor de veiligheid en de hulpverlening aan de burgers in hun werkgebied van belang is samen te werken bij het bieden van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en de voorbereiding op en bestrijding van ongevallen, crises en rampen;

  • -

    dat de Wet veiligheidsregio’s verplicht tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling tussen de colleges in de regio Gelderland-Zuid, waarbij een veiligheidsregio wordt ingesteld;

  • -

    dat de Wet gemeenschappelijke regelingen om de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen te versterken is aangepast (Stb. 2022, nr. 18) en deze gemeenschappelijke regeling daarmee in overeenstemming moet worden gebracht;

  • -

    dat dit aanleiding geeft om de vigerende gemeenschappelijke regeling ook op andere onderdelen te wijzigen als gevolg van actualisatie.

Gelet op:

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de Wet veiligheidsregio’s;

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    de Wet ambulancezorgvoorzieningen;

  • -

    de Wet publieke gezondheid;

  • -

    de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren;

  • -

    de Politiewet 2012;

en

 

de toestemming van de gemeenteraden van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel;

 

B E S L U I T E N:

 

  • -

    de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Gelderland-Zuid te wijzigen waardoor deze als volgt komt te luiden:’

C.

 

Artikel 8 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 8 Vervallen.’

 

D.

 

Artikel 9 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 9 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren de taken en bevoegdheden toe die in deze regeling en bij wet aan dit bestuur zijn opgedragen, alsmede alle bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot oprichting van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het algemeen bestuur kan slechts daartoe besluiten indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang, overeenkomstig het bepaalde in artikel 31a van de wet.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. De volgende bevoegdheden worden in ieder geval niet overgedragen:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • b.

      het heffen van rechten, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a van de wet;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen (door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven), tenzij de verordening een rechtspositionele regeling betreft die slechts van toepassing is op het personeel van de veiligheidsregio met een publiekrechtelijke aanstelling;

    • d.

      het vaststellen van het beleidsplan, bedoeld in artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • e.

      het vaststellen van een risicoprofiel, bedoeld in artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • f.

      het vaststellen van een crisisplan, bedoeld in artikel 16 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • g.

      het instellen van bestuurscommissies;

    • h.

      de oprichting van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelneming daarin, zoals bedoeld in artikel 31a van de wet.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan regels stellen inzake de wijze waarop het dagelijks bestuur de haar toegewezen taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent, onverminderd het bepaalde in artikel 33a lid 4 van de wet.

  • 5.

    Het algemeen bestuur wijst een van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 lid 3 van de Wet veiligheidsregio’s.’

E.

 

Artikel 10 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis kan een burgemeester zich laten vervangen overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet.’

F.

 

Artikel 11 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 11 Vergaderorde en besloten vergaderingen

  • 1.

    De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken, op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur van het openbaar van overeenkomstige toepassing, conform het bepaalde in artikel 22 van de wet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen, waarbij elk lid in de vergadering één stem heeft, behoudens het bepaalde in lid 11. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 lid 5 van de wet.

  • 5.

    Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de wet.

  • 6.

    De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, een vertegenwoordiger van de politie Oost Nederland, de Regionaal Militair Commandant West en de voorzitter van het waterschap Rivierenland ontvangen een uitnodiging om deel te nemen aan vergaderingen van het algemeen bestuur. Zij hebben geen stemrecht.

  • 7.

    Andere functionarissen worden uitgenodigd om - zonder stemrecht - aan de vergadering deel te nemen, indien hun aanwezigheid van belang is in verband met de te behandelen onderwerpen.

  • 8.

    De commissaris van de Koning wordt uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

  • 9.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het beleidsplan en het beleidsprogramma;

    • b.

      de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening;

    • c.

      het liquidatieplan;

    • d.

      een voorstel tot het wijzigen van deze regeling.

  • 10.

    Behoudens het bepaalde in lid 11 van dit artikel heeft elke gemeente in de vergadering van het algemeen bestuur gelijk stemrecht.

  • 11.

    Besluiten betreffende de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening en besluiten tot het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd is goedgekeurd, alsmede besluiten betreffende het regionaal beleidsplan worden genomen op basis van gewogen stemrecht, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners of gedeelte daarvan één stem heeft.

  • 12.

    Het stemgewicht voor elke gemeente wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dit is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.’

G.

 

Artikel 12 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 12 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur oefent in elk geval de taken en bevoegdheden uit zoals bedoeld in artikel 33b van de wet:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, waaronder alle beslissingen met betrekking tot (arbeids-)overeenkomsten met medewerkers die vallen onder de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra), met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;

    • e.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dit het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

    • f.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is voorts belast met:

    • a.

      het vaststellen van rechtspositionele regelingen, ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, totdat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking treedt voor ambtenaren in dienst van de veiligheidsregio op grond van een publiekrechtelijke aanstelling;

    • b.

      het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met de veiligheidsregio van belang is;

    • c.

      het beheer van activa en passiva van de veiligheidsregio;

    • d.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;

    • e.

      het houden van een voortdurend toezicht op al hetgeen de veiligheidsregio aangaat.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur oefent verder, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit, de aan het algemeen bestuur wettelijke toegekende of krachtens deze regeling toevallende bevoegdheden uit, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.’

H.1

 

Artikel 15 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 15 Taken voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van het bestuur wordt, overeenkomstig artikel 11 van de Wet veiligheidsregio’s en in afwijking van artikel 13 lid 9 van de wet, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio.

  • 2.

    De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door de burgemeester die door het algemeen bestuur is aangewezen als plaatsvervanger.

  • 5.

    De voorzitter tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Deze stukken worden door de secretaris medeondertekend.

  • 6.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen besluiten dat een ander lid van het bestuur, de directeur Crisisbeheersing of een andere ambtenaar van de veiligheidsregio de stukken die uitgaan ondertekenen of medeondertekenen.

  • 7.

    De voorzitter vertegenwoordigt de veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 8.

    Aan de voorzitter komen tevens de taken en bevoegdheden toe die in meer specifieke wet- of regelgeving worden opgedragen aan de voorzitter van de veiligheidsregio.’

H.2

 

In de toelichting bij artikel 15 “(peildatum september 2023) de burgemeester van Tiel aangewezen door het algemeen bestuur” gewijzigd in “(peildatum April 2024) de burgemeester van West Betuwe aangewezen door het algemeen bestuur.”

 

I.

 

Artikel 20 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 20 De leden en de voorzitter van het algemeen bestuur ten opzichte van de raden

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan zijn raad, met inachtneming van artikel 19 jo. artikel 16 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan zijn raad, met inachtneming van artikel 19 jo. artikel 16 van de wet, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 3.

    De voorzitter van het algemeen bestuur verstrekt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van de getroffen gemeenten informatie over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 40 van de Wet veiligheidsregio's geschiedt de informatieverstrekking door middel van een schriftelijk verslag, het schriftelijk beantwoorden van vragen en/of het in de raadsvergadering verstrekken van mondelinge inlichtingen.’

J.

 

Artikel 21 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 21 Reglement van orde algemeen bestuur

Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikel 22 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.’

 

K.

 

Artikel 30 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 30 Totstandkoming

De totstandkoming van het beleidsplan, het crisisplan en het beleidsprogramma geschiedt overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de Wet veiligheidsregio’s met inachtneming van hetgeen in artikel 11a van deze regeling is bepaald omtrent de zienswijze van de raden van de deelnemende gemeenten.’

 

L.

 

Artikel 36 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 36 Toetreding

Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.’

 

M.

 

Artikel 38 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 38 Opheffing

  • 1.

    Deze regeling kan slechts worden opgeheven als dit door wijziging van de Wet veiligheidsregio’s mogelijk wordt. Opheffing geschiedt – behoudens een andersluidende wettelijke voorziening – door daartoe strekkende besluiten van twee derden van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur vastgesteld met inachtneming van het bepaalde van artikel 11a in deze regeling (zienswijzeprocedure raden).

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 5.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de veiligheidsregio.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7.

    De bestuursorganen van de veiligheidsregio blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.’

N.

 

Een nieuw artikel 40b wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 40b Bekendmaking

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen maakt de regeling bekend in alle deelnemende gemeenten in het door de gemeente Nijmegen uitgegeven gemeenteblad, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als sprake is van (besluiten tot) toetreding, uittreding, wijziging of opheffing van de regeling.’

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking op de dag nadat deze op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt, onverminderd het bepaalde in artikel 26 lid 3 van de wet.

Nijmegen, 24 juni 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen

A.P.W. van de Klift

gemeentesecretaris

H.M.F. Bruls

burgemeester

TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

 

A. Artikel 11a

In artikel 11a zijn de besluiten opgenomen die in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 5 en lid 6 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de raden worden voorgelegd voor het geven van een zienswijze.

 

De consultatie van de raden in het kader van besluiten inzake de kadernota, zijnde de algemene financiële en beleidsmatige kaders (onder a), de resultaatbestemming als onderdeel van de jaarrekening (onder b) en het liquidatieplan (onder e) is in dit artikel geformaliseerd.

 

Het besluit inzake vaststelling van de jaarrekening is beperkt tot de resultaatbestemming. De jaarrekening is immers bedoeld als verantwoordingsdocument met daarin een overzicht van de financiële gang van zaken (achteraf). Enkel voor wat betreft de resultaatrekening is het vragen naar een zienswijze zinvol. Het liquidatieplan komt nader aan de orde in artikel 38 lid 3 van deze regeling.

 

De consultatie van de raden als het gaat om het regionaal beleidsplan (onder c) resp. het risicoprofiel (onder d) is bovendien een uitbreiding op artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s (naast het overleg dat de burgemeester heeft met de raad) resp. een uitbreiding op artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s (waar voorheen enkel werd gevraagd naar de wensen van de raad).

 

Voorheen stond in artikel 30 (oud) van de gemeenschappelijke regeling o.a. vermeld dat de totstandkoming van het beleidsplan op overeenkomstige wijze als de begroting (dus middels ontwerpdocument en zienswijzemogelijkheid e.d.) geschiedde. De formalisering in artikel 11a is voor wat betreft dit onderwerp derhalve aan te merken als bestendiging (en aanscherping) van een bestaande praktijk die al was doorgevoerd in de gemeenschappelijke regeling.

 

De zienswijzen dienen schriftelijk aan het dagelijks bestuur van de VRZG te worden toegezonden. De verplichte schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur op de ingebrachte zienswijzen door de raden is voor de volledigheid verwerkt in het derde lid maar deze verplichting voor het dagelijks bestuur is reeds opgenomen in artikel 10 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze verplichting van het dagelijks bestuur is in die zin een aanscherping van de reeds bestaande praktijk van het vragen om een zienswijze (overeenkomstig de begrotingsprocedure). Een verplichting om daarop te reageren was er voorheen niet maar in de praktijk gebeurde dit vaak wel.

 

Om te voorkomen dat de procedure vertraging oploopt door niet-tijdig ingediende zienswijzen (om wat voor reden dan ook) hoeft het dagelijks bestuur deze niet-tijdig ingediende zienswijzen niet te betrekken in het schriftelijke en gemotiveerde oordeel met betrekking tot ingediende zienswijzen. Dat mag uiteraard wel maar dit artikel geeft nadrukkelijk aan dat het dagelijks bestuur daartoe niet is verplicht.

 

Naar aanleiding van de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland is het vijfde lid opgenomen om zodoende tegemoet te komen aan de voorkeursvariant van de raden.

 

B. Artikel 11b

Artikel 11b is opgenomen in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 7 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen en betreft de participatie van ingezetenen en andere belanghebbenden (opgenomen naar aanleiding van het amendement van het lid Bromet van 25 mei 2021, Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 513, nr. 10). Aangezien de meeste zaken met betrekking tot de GR veelal een college-aangelegenheid betreffen loopt participatie via de colleges van de deelnemende gemeenten.

 

Gelet op de uitbreiding van de besluiten waarop de raden worden geconsulteerd om hun zienswijze kenbaar te maken (nader uitgewerkt in artikel 11a hiervoor) is in deze gevallen gekozen voor inbreng die via de gemeenteraden verloopt. Ingezetenen en andere belanghebbenden kunnen hun raad benaderen met het verzoek om hun inbreng mee te geven aan de vertegenwoordiger van de deelnemende gemeente (lees: de burgemeester of indien aan de orde diens formele plaatsvervanger) in het algemeen bestuur van de VRGZ.

 

Naar aanleiding van de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland is het tweede lid opgenomen om daarmee tegemoet te komen aan de voorkeursvariant van de raden. Wanneer besluitvorming zoals genoemd in het tweede lid aan de orde is, kan het algemeen bestuur ook bekijken welk participatie-instrument (bijvoorbeeld een bijeenkomst) in dat kader het meest geschikt is.

 

C. Artikel 19

Artikel 19 wordt aangepast als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Het derde lid van dit artikel geeft aan op welke wijze inlichtingen aan de raden van de deelnemende gemeenten ter uitvoering van hun taken worden verstrekt. Het vierde lid biedt de mogelijkheid voor een informatieprotocol. Het artikel komt tegemoet aan de voorkeursvariant van de raden zoals deze kenbaar is gemaakt tijdens de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland.

 

D. Artikel 32

Artikel 32 van deze regeling wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt hoofdzakelijk een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen verplichtend is opgenomen.

 

Artikel 34 (begroting & jaarrekening), artikel 34a, artikel 34b (kadernota & voorlopige jaarrekening) en artikel 35 (ontwerpbegroting & begroting) van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend. De hoofdregel is de procedure van: ontwerp toezenden aan de raden door het dagelijks bestuur, zienswijze door de raden, schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur alvorens het besluit (door het algemeen bestuur) wordt genomen tot vaststellen van de begroting.

 

Artikel 32 is opgenomen in deze regeling om zodoende inzicht te verschaffen in de procedure zonder dat het raadplegen van de Wet gemeenschappelijke regelingen daarvoor noodzakelijk is. Dit is echter niet noodzakelijk omdat de wettelijke bepalingen over dit onderwerp prevaleren boven het bepaalde in de GR.

 

In het negende lid van artikel 32 zijn de uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen.

 

Op grond van artikel 35 lid 7 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Artikel 213a inzake periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur wordt niet aangestuurd door de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

In de begroting van de veiligheidsregio moet duidelijk zijn hoe de verdeling van de kosten over de gemeenten plaatsvindt. Tot op heden wordt het inwonertal van de deelnemende gemeenten als verdeelsleutel gehanteerd. Het algemeen bestuur heeft echter de mogelijkheid om in de toekomst een andere verdeelsleutel te hanteren, bijvoorbeeld indien het wenselijk is een differentiatie aan te brengen indien taken niet voor alle gemeenten, of niet voor alle gemeenten op een gelijkwaardig dienstenniveau, worden verricht.

 

E. Artikel 34

Artikel 34 van deze regeling wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt hoofdzakelijk een weergave van hetgeen daarover verplichtend in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.

 

Artikel 34 lid 3 en lid 4 en artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend.

 

F. Artikel 36 a

Artikel 36a wordt aan deze regeling toegevoegd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In dit artikel zijn de bepalingen over uittreding opgenomen om zodoende de deelnemers aan deze regeling op voorhand in kennis te stellen van de wijze waarop de uittreding is geregeld.

 

Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) uittreding uit deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1. Zie ook de toelichting bij artikel 37 (inzake wijziging).

 

Uittreding is enkel aan de orde als dat wettelijk mogelijk is. Wanneer dat wettelijk mogelijk is – hetgeen nu (peildatum 28 september 2023) niet het geval is - maar de wet vervolgens niets regelt over de voorwaarden en gevolgen van uittreding, dan zijn de bepalingen van artikel 36a van toepassing. In artikel 36a wordt het uittredingsproces weergegeven. Het uittredingsproces kent twee belangrijke onderdelen, namelijk het proces om te komen tot de uittreedsom en het proces van de uittreding zelf.

 

Het proces om te komen tot (vaststelling van) de uittreedsom deelt een rol toe aan een projectgroep die wordt samengesteld door het dagelijks bestuur. Deze projectgroep heeft de taak om de gevolgen van de uittreding voor het vermogen van de gemeenschappelijke regeling in beeld te brengen waaronder de gevolgen op het gebied van personeel, contracten, huisvesting en investeringen. De frictiekosten en desintegratiekosten worden in het artikel genoemd omdat deze in ieder geval onderdeel uitmaken van de uittreedsom. Het artikel biedt ruimte om, voor zover dat aan de orde zou zijn, nog andere kosten in de uittreedsom mee te nemen. Om het proces tot het vaststellen van de uittreedsom te kaderen zijn termijnen in het artikel opgenomen. Er is voor gekozen om geen zienswijze van de raden van de deelnemende gemeenten te vragen als het gaat om het besluit tot het vaststellen van de uittreedsom.

 

Na afronding van de werkzaamheden van de projectgroep en het vaststellen van de uittreedsom kan het bestuur van de gemeenschappelijke regeling zich gaan richten op wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Dit deel van het uittredingsproces volgt het stramien zoals dat in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.

 

Het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur dragen zorg voor de voorbereidende werkzaamheden in dat kader. Een ontwerpregeling zoals deze er na wijziging als gevolg van de uittreding uit komt te zien wordt dan aan de colleges toegezonden met het verzoek deze voor zienswijze aan de raden voor te leggen. De zienswijzen kunnen de raden dan aan hun colleges toezenden.

 

Ter nadere toelichting van de ontwerpregeling wordt het besluit tot vaststelling van de uittreedsom inclusief toelichting aan de raden toegestuurd. Het voornoemde besluit en de toelichting daarbij vormen in wezen de onderlegger voor de ontwerpregeling die wordt voorgelegd. De raden van de deelnemende gemeenten krijgen hierdoor inzicht tegen welke vergoeding uitgetreden wordt.

 

Het definitieve moment van uittreding van een gemeente wordt bij voorkeur vastgesteld op 1 januari van een jaar om administratieve problemen zo veel mogelijk te voorkomen.

 

G. Artikel 37

Artikel 37 wordt gewijzigd met dien verstande dat het oude artikel 37 wijziging én opheffing betrof. Het nieuwe artikel 37 beperkt zich tot wijziging van deze regeling. De wijziging is ingegeven door de wijziging van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het betreffende artikel is de procedureregeling opgenomen ingeval van wijziging van de regeling, bestaande uit een ontwerpregeling, mogelijkheid van zienswijze en lokale besluitvorming.

 

Wijzigen van de regeling bestaat (net als bij toetreding en uittreding) uit twee stappen. Allereerst het voorleggen van een ontwerpregeling aan de raden waarover zijn hun zienswijze kenbaar mogen maken bij hun college van burgemeester en wethouders. Daarna het voorleggen van de ontwerpregeling aan de colleges van burgemeester en wethouders ter besluitvorming die dat pas doen na toestemming van de raden.

 

De mogelijkheid van het naar voren brengen van de zienswijze door de raden bij de colleges van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen moet worden onderscheiden van de zienswijze-procedure zoals opgenomen in artikel 10 lid 5 en lid 6 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 11a van de regeling.

 

De bevestiging door het algemeen bestuur in het vijfde lid is geen voorwaarde voor de totstandkoming van de wijziging. Besluitvorming geschiedt immers door de colleges van de deelnemende gemeenten. De bevestiging door het algemeen bestuur is dus enkel een constatering dat daadwerkelijk sprake is geweest van besluitvorming door minimaal twee derden van het aantal deelnemende gemeenten.

 

H. Artikel 40a

Artikel 40a wordt toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De onderzoeksopdracht wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.

 

Het artikel komt tegemoet aan de voorkeursvariant van de raden zoals deze kenbaar is gemaakt tijdens de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland.

 

Artikel II

A. Aanhef

De opsomming van de gemeenten wordt aangepast door toevoeging van de gemeenten Nijmegen en Buren in de opsomming. Deze aanpassing brengt geen enkele wijziging in het bepaalde in artikel 2 lid 2 van de regeling waarin de deelnemende gemeenten staan opgesomd, enkel een aanpassing van de opsomming van de gemeenten die hebben besloten tot wijziging, ervan uitgaande dat alle deelnemende gemeenten reageren. Dat was bij de vorige wijziging (2020) niet het geval, vandaar deze wijziging.

 

B. Overwegingen

De overwegingen worden aangepast om inzicht te geven in de beweegredenen van deze wijziging met vermelding van de meest relevante wetgeving en verwijzing naar de verkregen toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.

 

D. Artikel 9

Ingevolge artikel 12 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) staat het algemeen bestuur aan het hoofd van het openbaar lichaam. Bevoegdheden die niet aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een bestuurscommissie zijn overgedragen behoren het algemeen bestuur toe, alsmede bevoegdheden die in de regeling expliciet aan het algemeen bestuur zijn opgedragen.

 

Artikel 9 met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur wordt in overeenstemming gebracht met artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen en het delegatiebesluit van het algemeen bestuur.

 

Het eerste lid blijft ongewijzigd.

 

De bevoegdheid in lid 2 staat reeds vermeld in artikel 5 (sub z) dat gaat over de algemene taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio. Aangezien het een bevoegdheid betreft van het algemeen bestuur is deze ook in dit artikel dat gaat over de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur opgenomen.

 

In het derde lid volgen de onderdelen a en b rechtstreeks uit artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De onderdelen d tot en met h volgen uit het delegatiebesluit van het algemeen bestuur van de VRGZ. Het onderdeel c volgt deels uit artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen en deels uit het bepaalde in het delegatiebesluit van het algemeen bestuur.

 

In artikel 9 lid 3 sub c staat de bevoegdheid genoemd van het vaststellen van rechtspositionele regelingen die van toepassing zijn op het personeel van de veiligheidsregio. Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) voor het personeel van de veiligheidsregio’s bestaan er geen verordeningen over rechtspositionele aangelegenheden meer. De huidige regelingen worden dan naar verwachting vervangen door de Cao-gemeenten en een personeelshandboek waarvan de inhoud wordt geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst.

 

De Wnra is vanaf 1 januari 2020 reeds van toepassing op personeel dat werkzaam is binnen de sector Ambulancezorg (AZGZ) van de VRGZ. Op hen is het private arbeidsrecht van toepassing waaronder de sector cao Ambulancezorg. Voor het overige personeel van de VRZG is de Wnra nog niet in werking getreden (peildatum 16 oktober 2023).

 

In het vierde lid is de mogelijkheid opgenomen om nadere regels vast te stellen. Dit kunnen beleidsregels zijn maar ook beperkingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 33a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

In het vijfde lid is opgenomen dat het algemeen bestuur één van zijn leden aanwijst die de voorzitter bij afwezigheid vervangt. Deze bepaling volgt rechtstreeks uit artikel 11 lid 3 van de Wet veiligheidsregio’s.

 

E. Artikel 10

De aanduiding van het artikel wordt gewijzigd naar ‘Samenstelling’ omdat het artikel geen voorschriften bevat over de zittingsduur. De samenstelling volgt uit de Wet veiligheidsregio’s die een afwijkende bepaling bevat ten opzichte van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het betreft hier geen inhoudelijk wijziging.

 

In het tweede lid van artikel 10 is nu nadrukkelijk de vervangingsregeling opgenomen. Een burgemeester kan zich in het algemeen bestuur laten vervangen overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet, te weten de locoburgemeester.

 

F. Artikel 11

In dit artikel wordt de werkwijze van het algemeen bestuur globaal beschreven.

 

Aan artikel 11 wordt de tekst in het eerste lid toegevoegd. De artikelen uit de Gemeentewet die van toepassing zijn op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur en die worden aangestuurd door artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen zo direct worden bezien in het licht van de daaropvolgende leden van het betreffende artikel.

 

In artikel 11 lid 3 is opgenomen dat de vergaderingen van het algemeen bestuur openbaar zijn conform het bepaalde in artikel 22 lid 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Uit artikel 11 lid 4 van de regeling blijkt dat het algemeen bestuur beslist bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid één stem heeft. Alleen bij besluiten betreffende de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening en besluiten tot het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd is goedgekeurd, alsmede besluiten betreffende het regionaal beleidsplan is voorzien in de mogelijkheid om op basis van stemgewicht te stemmen, waarbij elke gemeente voor iedere 20.000 inwoners één stem heeft. Een en ander is nader bepaald in artikel 11 lid 11.

 

Op grond van artikel 12 van de Wet veiligheidsregio's dienen de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap een uitnodiging te ontvangen voor alle vergaderingen. In de regio Gelderland-Zuid is het daarnaast gewoonte dat ook de districtschef Gelderland-Zuid en regionaal militair commandant West worden uitgenodigd voor vergaderingen. Dit is tot uitdrukking gebracht in artikel 11 lid 6. Deze functionarissen kunnen actief deelnemen aan de vergaderingen, maar hebben geen stemrecht.

 

Artikel 13 van de Wet veiligheidsregio's maakt duidelijk dat ook de Commissaris van de Koning dient te worden uitgenodigd om bij vergaderingen aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen. Een en ander is opgenomen in artikel 11 lid 8. Formeel gezien heeft deze functionaris geen recht om deel te nemen aan de vergadering. Indien de leden van het algemeen bestuur daartegen geen bezwaren uiten, is actieve deelname aan de vergadering uiteraard wel mogelijk. Ook deze functionaris heeft overigens geen stemrecht.

 

Artikel 22 lid 4 en lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt de procedure die moet worden gevolgd om een vergadering in beslotenheid te laten plaatsvinden. Artikel 11 lid 9 bevat een lijst van onderwerpen waarover in ieder geval niet in beslotenheid vergaderd of besloten mag worden. Deze lijst is gebaseerd op artikel 24 van de Gemeentewet.

 

G. Artikel 12

De redactie en de volgorde van de taken en bevoegdheden is aangepast conform de volgorde uit de Wet gemeenschappelijke regelingen:

  • -

    Het eerste lid van artikel 12 betreft de taken en bevoegdheden zoals deze staan vermeld in artikel 33b lid 1 en lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    Het tweede lid van artikel 12 betreft de additionele taken en bevoegdheden die niet direct voortvloeien uit de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    Het derde lid van artikel 12 is als vangnetartikel bedoeld om aan te geven dat het dagelijks bestuur nog meer bevoegdheden kan uitoefenen dan de reeds genoemde bevoegdheden mocht het algemeen bestuur daartoe op enig moment besluiten.

H. Artikel 15

De redactie is afgestemd op het bepaalde in artikel 11 van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 33d van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Als plaatsvervangend voorzitter is thans (peildatum 1 september 2023) de burgemeester van Tiel aangewezen door het algemeen bestuur.

 

Aan de voorzitter komen de gebruikelijke bevoegdheden toe, zoals het leiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, het ondertekenen van stukken en het in rechte vertegenwoordigen van de veiligheidsregio, met de mogelijkheid de vertegenwoordiging op te dragen aan een nader aan te wijzen persoon.

 

Daarnaast is in artikel 15 lid 8 opgenomen dat de voorzitter ook taken en bevoegdheden kunnen worden geattribueerd in specifieke wet- en regelgeving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de volgende bevoegdheden:

 

Art. 24 Wvr

Het geven van informatie aan de minister over de wijze waarop de veiligheidsregio haar taken uitvoert

Art. 34 Wvr

Het geven van een schriftelijke aanwijzing aan instellingen en zorgaanbieders, indien de GHOR tekortschiet en het - zo nodig - indienen van een verzoek om maatregelen bij de Minister van VWS.

Art. 39 Wvr

In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis bij uitsluiting toepassing geven aan bevoegdheden op grond van de Wet veiligheidsregio's, de Politiewet 2012 en de Gemeentewet.

Art. 40 Wvr

Het na een ramp van of crisis van meer dan plaatselijke betekenis uitbrengen van een verslag aan de raden van de getroffen gemeenten.

Art. 60 Wvr

Het verstrekken van inlichtingen aan de commissaris van de Koning in geval van toezicht.

Art. 62 Wvr

Het betreden van plaatsen en meenemen van uitrustingsstukken van hulpmiddelen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is ter vervulling van de taak van voorzitter.

 

I. Artikel 20

In het eerste en tweede lid is de verwijzing naar relevante artikelen uitgebreid (artikel 19 in samenhang bezien met artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Ook de verwijzing naar relevante artikelen in het derde lid is uitgebreid (verwijzing naar artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s). De uitbreiding van de verwijzingen geeft nu beter aan welke artikelen ten grondslag liggen aan de bepalingen zoals opgenomen in deze regeling.

 

Gelet op het bepaalde in artikel 11 lid 1 van de Wet veiligheidsregio's - waarin imperatief is bepaald dat het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten - is niet voorzien in de mogelijkheid dat de raad bevoegd is om de burgemeester te ontslaan als lid van het algemeen bestuur. Artikel 11 lid 1 van de Wet veiligheidsregio's (lex specialis) heeft immers voorrang op artikel 16 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (lex generalis). Uiteraard staat het de gemeenteraad wel vrij om het vertrouwen in de burgemeester op te zeggen, indien sprake is van een zodanig ernstige vertrouwensbreuk dat verder functioneren niet wenselijk wordt geacht.

 

In dit artikel is ten slotte opgenomen dat de voorzitter verplicht is om, na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, aan de raden van getroffen gemeenten informatie te verschaffen. Artikel 40 van de Wet veiligheidsregio's schrijft voor dat de voorzitter na afloop van zo'n ramp of crisis een schriftelijk verslag uitbrengt aan de raden van de getroffen gemeenten, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam. Voorts dienen de schriftelijke vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen te worden beantwoord. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat de voorzitter - indien een raad daaraan behoefte heeft - in een vergadering mondeling inlichtingen verstrekt over de besluiten die hij heeft genomen.

 

De voorzitter legt niet rechtstreeks verantwoording af aan de raad over besluiten zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s. Wel heeft de raad de mogelijkheid om – overeenkomstig het bepaalde in artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s - zijn standpunt over het door de voorzitter genomen besluit schriftelijk kenbaar te maken aan de Minister van Justitie en Veiligheid, door tussenkomst van de commissaris van de Koning.

 

J. Artikel 21

De verwijzing naar artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen maakt duidelijk dat het artikel zijn grondslag vindt in de Wet gemeenschappelijke regelingen en niet vrijblijvend is. Artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verwijst op haar beurt naar artikel 16 van de Gemeentewet waarin de verplichting (voor de raad c.q. het algemeen bestuur) is opgenomen een reglement van orde op te stellen voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

 

K. Artikel 30

De zesde alinea van de toelichting op artikel 26 (Klachtenregeling) wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

Het vaststellen van een klachtenregeling voor de RAV is op dit moment (peildatum 1 september 2023) verbonden aan instemming van de cliëntenraad op grond van artikel 8 lid 1 sub a Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 in samenhang met artikel 13, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.

 

De toelichting op artikel 28, 29 en 30 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

Het is belangrijk dat de veiligheidsregio tijdig duidelijk maakt welk beleid zij voornemens is te voeren, zodat de deelnemende gemeenten daar invloed op kunnen uitoefenen. In artikel 11a van deze regeling is de mogelijkheid opgenomen voor de raden om hun zienswijze te geven op het regionale beleidsplan.

 

Het regionale beleidsplan (het beleid op hoofdlijnen), het crisisplan en het beleidsprogramma (de in enig jaar voorgenomen concrete activiteiten en benodigde middelen) komen in artikel 28 en 29 van deze regeling aan bod. In de artikelen 14 t/m 16 van de Wet veiligheidsregio's zijn de eisen opgenomen waaraan het beleidsplan en crisisplan in elk geval moeten voldoen.

 

De toelichting op artikel 33 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

Bij circulaire van 8 juli 1999 (kenmerk FO99/U59111) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties er voor gepleit om de gegoedheid van openbare lichamen ten behoeve van hun kredietwaardigheid te accentueren, door vast te leggen dat de gemeenten te allen tijde zullen voorzien. in de middelen die het openbaar lichaam nodig heeft om zijn schulden te voldoen. Formeel gesproken is dit overbodig, zoals de minister in zijn circulaire aangeeft.

 

L. Artikel 36

Artikel 36 is gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, met dien verstande dat artikel 36 voorheen de toetreding én uittreding betrof. Het gewijzigde artikel 36 beperkt zich nu tot de toetreding. De uittreding (voorwaarden en gevolgen) wordt geregeld in artikel 36a van deze regeling.

 

Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) toetreding tot deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1 van de wet. Zie ook de toelichting bij artikel 37 van deze regeling.

 

Niettemin is besloten om dit expliciet op te nemen in artikel 33 lid 4 van de regeling, omdat in de praktijk is gebleken dat banken soms terughoudend zijn in het verstrekken van leningen aan gemeenschappelijke regelingen, omdat zij niet bekend zijn met het vereiste dat gemeenten te allen tijde dienen te voorzien in de middelen die nodig zijn om de schulden te voldoen.

 

M. Artikel 38

Het (besluit tot) vaststellen van het liquidatieplan is gekoppeld aan de zienswijzeprocedure uit artikel 10 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 11a van deze regeling. Het bij opheffing van de regeling vast te stellen liquidatieplan dient onder meer te voorzien in de gevolgen die de beëindiging voor het eventuele personeel heeft, alsmede in de vereffening van het vermogen en de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen voor de deelnemende gemeenten. De zienswijzen van de raden op het liquidatieplan worden ingediend bij het algemeen bestuur.

 

Opheffing wordt (vooralsnog) niet bestreken door artikel 1 lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen maar deze procedure wordt ingeval van opheffing wel gevolgd (zienswijze raden op ontwerpbesluit tot opheffing naar hun colleges, na verkregen toestemming van de raden besluitvorming door de colleges).

 

N. Artikel 40b

Artikel 40b is toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen. Bekendmaking van besluiten was voorheen opgenomen in artikel 37 lid 4 (oud) van de GR VRGZ. Artikel 40b is in overeenstemming met artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Naar boven