GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING CURE

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Eindhoven, Geldrop-Mierlo en Valkenswaard, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;

 

overwegende:

 

dat schaalvergroting op het terrein van het inzamelen, bewerken en verwerken van afvalstoffen en daarmee samenhangende taken noodzakelijk is;

 

dat de samenwerking ter behartiging van de belangen van het op milieuhygiënisch verantwoorde wijze inzamelen, bewerken en verwerken van afvalstoffen gewenst is;

 

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

 

besluiten:

 

de hierna volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan, genaamd:

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING CURE

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

De regeling verstaat onder:

  • a.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling Cure;

 

  • b.

    het lichaam: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2;

 

  • c.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord Brabant;

 

  • d.

    deelnemende gemeenten: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

 

  • e.

    de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

 

  • f.

    het gebied: het gebied gelegen binnen de gemeentegrenzen van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

 

  • g.

    uitvoeringsorganisatie: organisatie die belast is met de inzamel-, bewerkings-, verwerkings-, en transportactiviteiten en die de administratie verzorgt;

 

  • h.

    afvalstoffen: afvalstoffen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer;

 

  • i.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

  • j.

    afvalbeheer: inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

 

  • k.

    vermarkten: het gereed maken voor verkoop.

 

 

Artikel 2. Openbaar lichaam.

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd “Gemeenschappelijke regeling Cure”.

  •  

  • 2.

    Het lichaam is een rechtspersoon.

  •  

  • 3.

    Plaats van vestiging is Eindhoven.

 

Artikel 3. Het doel van de gemeenschappelijke regeling.

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling heeft als doel het door middel van een openbaar lichaam behartigen van de belangen van – en het tot stand brengen van een samenwerking tussen – de aan de regeling deelnemende gemeenten op het terrein van het beheer van huishoudelijke afvalstoffen afkomstig uit de deelnemende gemeenten en de daarmee samenhangende taken, een en ander met inachtneming van de Wet milieubeheer en van het door de overheid gevoerde afvalstoffenbeleid.

  •  

  • 2.

    De gemeenschappelijke regeling kan daarnaast van één of meer deelnemende gemeenten en in samenhang daarmee van andere gemeenten en organisaties, opdrachten aannemen om belangen te behartigen. Uitgangspunt daarbij is dat de kosten en risico’s van deze specifieke belangenbehartiging worden gedragen door de desbetreffende gemeenten en/of organisaties en dat deze specifieke belangenbehartiging niet ten koste mag gaan van behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 4. Taken van het lichaam.

Het lichaam heeft tot uitvoerende taak:

 

  • de zorg van de inzameling, het vervoer en de eventuele opslag van afvalstoffen, een en ander als bedoeld in de artikelen 10.21, lid 1 en 10.22, lid 1 van de Wet milieubeheer, met inachtneming van nadere regelgeving en besluitvorming van de betrokken gemeenten gebaseerd op de desbetreffende wettelijke bepalingen;

 

  • de zorg voor het beheer van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in titel 10.4 van de Wet milieubeheer voor zover deze aan de gemeente is opgedragen;

 

  • het vermarkten van afvalstoffen;

 

  • klachtenafhandeling over meldingen betreffende afvalinzameling en het beheer van huishoudelijke afvalstoffen;

 

  • gevraagde en ongevraagde advisering inzake afvalbeleid, afvalinzameling en afvalverwerking aan de gemeenten;

 

  • fungeren als kenniscentrum op het terrein van afval, gericht op het optimaal vermarkten van afval en het bevorderen dat afval weer als grondstof kan worden ingezet;

 

  • afstemming en optimalisering van het afvalbeleid van de deelnemende gemeenten;

 

  • ontwikkeling van projecten inzake afvalinzameling, afvalbeheer en het afvalbeleid van de deelnemende gemeenten;

 

  • volledige registratie en administratieve verwerking inzake afvalbeheer.

 

Artikel 5. Overdracht van bevoegdheden.

  • 1.

    Door het aangaan van c.q. het toetreden tot de regeling dragen de deelnemende gemeenten de bevoegdheden uit de uitvoerende sfeer, die nodig zijn voor het vervullen van de in het vorige artikel genoemde taken, aan de gemeenschappelijke regeling over.

  •  

  • 2.

    Tot de zorg en de uitvoerende taken bedoeld in het eerste lid en in artikel 4 van deze regeling worden niet gerekend het gebruik van bevoegdheden tot het geven van algemene regels, zoals het opleggen van heffingen.

 

Artikel 6. Dienstverlening.

 

  • 1.

    Het lichaam is binnen het kader van het bepaalde in de artikelen 3, 4 en 5 bevoegd tot het verrichten van diensten voor één of meerdere deelnemende gemeenten en/of derden.

  •  

  • 2.

    Een besluit van het dagelijks bestuur tot dienstverlening als bedoeld in lid 1 vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige daarbij behorende voorwaarden.

 

Hoofdstuk 2. Inrichting, samenstelling en werkwijze bestuur

 

Artikel 7. Bestuursorganen.

Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

 

Artikel 8. Het algemeen bestuur.

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden per deelnemende gemeente.

  •  

  • 2.

    De colleges van de deelnemende gemeenten benoemen elk uit hun midden – waaronder begrepen de voorzitter van het college – twee leden van het algemeen bestuur, zulks onverminderd het bepaalde in de leden 3 en 4.

  •  

  • 3.

    De leden worden benoemd voor een periode gelijk aan de (resterende) zittingsduur van de leden van de colleges. De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de colleges van de deelnemende gemeenten aftreden.

  •  

  • 4.

    De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de colleges der deelnemende gemeenten in de nieuwe samenstelling.

  •  

  • 5.

    In de plaatsen van leden die door ontslag, overlijden of om andere redenen openvallen wordt binnen drie maanden voorzien door het college van de betreffende gemeente.

  •  

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede het college dat hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte.

  •  

  • 7.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt voorzitter of lid te zijn van het college waardoor men krachtens het bepaalde in lid 1 is aangewezen.

 

Artikel 9. Vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 1.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  •  

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar.

  •  

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  •  

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer twee of meer van de van de aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter het nodig oordeelt.

  •  

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  •  

  • 6.

    Ten aanzien van het verhandelde in een besloten vergadering is artikel 23 van de wet van toepassing.

  •  

  • 7.

    Het algemeen bestuur mag niet beraadslagen, besluiten of stemmen, indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  •  

  • 8.

    Over de begroting en over de jaarrekening kan het algemeen bestuur slechts beraadslagen en/of een besluit nemen in een openbare vergadering.

 

Artikel 10. Stemrecht.

  • 1.

    Het stemrecht bestaat uit één stem per lid van het algemeen bestuur, de voorzitter inbegrepen.

  •  

  • 2.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt, met uitzondering van het bepaalde in het derde lid van dit artikel, de meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen vereist. Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  •  

  • 3.

    De navolgende besluiten kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van drie vierde van het totaal aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin elke deelnemende gemeente is vertegenwoordigd en tenminste twee derde van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is. Decimalen in de stemverhouding worden afgerond naar boven:

  •  

  • a.

    besluiten tot het vaststellen van een financiële regeling verband houdende met het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

  •  

  • b.

    besluiten tot het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  •  

  • c.

    besluiten tot het vaststellen van de jaarrekening;

  •  

  • d.

    besluiten tot het vaststellen en wijzigen van het meerjaren- en jaarlijkse beleidsplan;

  •  

  • e.

    het vaststellen van een liquidatieplan in geval van beëindiging van de gemeenschappelijke regeling;

  •  

  • f.

    besluiten inzake de toepassing van artikel 10a, lid 2, van de wet.

 

Artikel 11. Reglement van orde.

Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur een reglement vast voor zijn werkzaamheden.

 

Artikel 12. Dagelijks bestuur.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede twee overige leden.

  •  

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde twee overige leden worden uit en door het algemeen bestuur aangewezen.

  •  

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn elk afkomstig uit verschillende deelnemende gemeenten.

 

Artikel 13. Dagelijks bestuur. Aanwijzing. Aftreding.

  • 1.

    De in artikel 12, lid 2 bedoelde leden worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling volgend op de dag van aftreden van de leden van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  •  

  • 2.

    Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  •  

  • 3.

    Het lidmaatschap van de leden van het dagelijks bestuur eindigt indien men ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  •  

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  •  

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien deze(n) niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.

  •  

  • 6.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen door ontslag, overlijden of om andere redenen, vindt plaats binnen drie maanden.

  •  

  • 7.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan ter verantwoording worden geroepen door het algemeen bestuur voor het door hem in het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

 

Artikel 14. Dagelijks bestuur. Vergaderingen.

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  •  

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement vast voor zijn vergaderingen en voor andere werkzaamheden dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

  •  

  • 3.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste twee van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  •  

  • 4.

    Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.

  •  

  • 5.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem, de voorzitter inbegrepen.

  •  

  • 6.

    Bij staking van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

 

Artikel 15. De voorzitter.

  • 1.

    De voorzitter van het algemeen bestuur en zijn plaatsvervanger worden door en uit het algemeen bestuur gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  •  

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  •  

  • 3.

    De voorzitter ondertekent alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  •  

  • 4.

    De voorzitter draagt zorg voor de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  •  

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen.

  •  

  • 6.

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde opdragen van in de leden 3,4 en 5 van dit artikel opdragen taken,.

  •  

  • 7.

    De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter kunnen ter verantwoording worden geroepen door het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde beleid.

 

Artikel 16. De secretaris.

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft een secretaris. De secretaris is tevens algemeen directeur van de rechtspersoon dan wel rechtspersonen die uitsluitend door de gemeenschappelijke regeling is dan wel zijn opgericht of overgenomen.

  •  

  • 2.

    Het dagelijks bestuur beslist over de arbeidsovereenkomst van de secretaris.

  •  

  • 3.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris bij zijn ontstentenis en verhindering.

  •  

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

  •  

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 de arbeidsvoorwaarden van de secretaris vast en stelt het algemeen bestuur hiervan in kennis.

 

Artikel 17. Taak van de Secretaris.

  • 1.

    De secretaris heeft tot taak het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies in hun opgedragen taken ter zijde te staan.

  •  

  • 2.

    Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend.

  •  

  • 3.

    De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de notulen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

 

Artikel 18.  

Vervallen.

 

Artikel 19.  

Vervallen.

 

Hoofdstuk III. bevoegdheden van het lichaam

 

Artikel 20. Bevoegdheden. Algemeen Bestuur.

Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

 

  • a.

    het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen en de daarbij behorende meerjarenraming;

 

  • b.

    het vaststellen van de begroting waarin worden opgenomen het investerings- en financieringsplan, alsmede de wijziging daarvan;

 

  • c.

    het vaststellen van de jaarrekening;

 

  • d.

    het vaststellen van de winstbestemming/verliesdekking;

 

  • e.

    het opstellen van voorwaarden voor toetreding;

 

  • f.

    het besluiten over toetreding en uittreding van andere deelnemende gemeenten;

 

  • g.

    het oprichten van, het mede oprichten van en het deelnemen in vennootschappen en andere ondernemingen.

 

  • h.

    Het opstellen van een klachtenregeling (verlengd lokaal bestuur, uitvoering van een publieke taak)

 

Artikel 21. Commissies.

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen.

  •  

  • 2.

    De instelling van commissies, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere, nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van commissies, geschieden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de wet.

 

Artikel 22. Bevoegdheden. Dagelijks Bestuur.

  • 1.

    Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 4 genoemde taken berust bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheid die niet krachtens deze regeling aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter en de secretaris is opgedragen.

  •  

  • 2.

    Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het dagelijks bestuur onder meer belast met en bevoegd tot:

  •  

  • a.

    het voorbereiden van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen en de daarbij behorende meerjarenraming;

  •  

  • b.

    het opstellen van de ontwerpbegroting en het bijbehorende investerings- en financieringsplan;

  •  

  • c.

    het voorbereiden van de jaarrekening;

  •  

  • d.

    het aangaan van samenwerkingsverbanden met derden;

  •  

  • e.

    het aangaan van geldleningen mits vallende binnen het bij de begroting behorende investerings- en financieringsplan.

  •  

  • f.

    het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in erfpacht aannemen en uitgeven van roerende en onroerende zaken mits vallende binnen het bij de begroting behorende investerings- en financieringsplan;

  •  

  • g.

    de voorbereiding van de vergadering van het algemeen bestuur;

  •  

  • h.

    het toezicht op het beheren van de financiën en eigendommen van het lichaam;

  •  

  • i.

    het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden en andere instellingen, diensten en personen waarmee contact voor het lichaam van belang is;

  •  

  • j.

    het bekendmaken van besluiten waarvan bekendmaking bij wet of bij besluit van algemeen bestuur is voorgeschreven.

 

Artikel 23. Dagelijks Bestuur. Verantwoording. Informatie.

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  •  

  • 2.

    Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  •  

  • 3.

    Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het tweede lid bepaalde.

 

Artikel 24. Informatie en verantwoording jegens colleges en raden.

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur en de voorzitter geven elk, voor zover het hun bevoegdheid betreft, op de in de gemeente gebruikelijke wijze aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  •  

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze, die door dit orgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  •  

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft aangewezen, voor het door hem in dat bestuur gevoerde bestuur.

  •  

  • 4.

    De wijze waarop inlichtingen worden vertrekt dan wel verantwoording voor het gevoerde bestuur dient te worden afgelegd wordt nader geregeld in het reglement van orde als bedoeld in artikel 11.

  •  

  • 5.

    Het in dit artikel vermelde heeft in ieder geval betrekking op het gestelde in de artikelen 3, 4, 20 en 22 van de regeling.

 

Artikel 24a Zienswijze

Het dagelijks bestuur of algemeen bestuur gaat slechts tot navolgende besluiten over, nadat door het dagelijks bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en 12 weken in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze schriftelijk dienaangaande te geven:

  • a.

    het vaststellen van een Strategisch meerjarenplan en de

 

  • b.

    actualisatie daarvan;

 

  • c.

    de begroting als bedoeld in artikel 26 van deze regeling;

 

  • d.

    besluiten over projecten of ontwikkelingen en innovaties die volgens het

 

  • e.

    dagelijks bestuur een maatschappelijke of een substantiële financiële impact hebben;

 

  • f.

    het uittredingsplan als bedoeld in artikel 34.

 

Artikel 25. Rechtspositie van het personeel.

  • 1.

    Op het personeel in dienst van het lichaam, inclusief secretaris, zijn de rechtspositieregelingen die zijn of worden vastgesteld voor het personeel van de gemeente Eindhoven van overeenkomstige toepassing.

  •  

  • 2.

    Op grond van specifieke bedrijfsomstandigheden kunnen in overleg met de vakorganisaties afwijkende regelingen worden vastgesteld.

  •  

  • 3.

    Waar in de in het eerste lid bedoelde regelingen wordt gesproken van “gemeenteraad, burgemeester en wethouders en hoofd van dienst” wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de secretaris.

 

Hoofdstuk IV. De financiële bepalingen

 

Artikel 26. De begroting van het lichaam.

  • 1.

    De begroting met het bijbehorende beleidsplan van het lichaam wordt uiterlijk 1 september voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  •  

  • 2.

    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op van baten en lasten en het bijbehorende investerings- en financieringsplan voor het volgende boekjaar en zendt deze, vergezeld van een toelichting, vóór 30 april aan de raden der deelnemende gemeenten.

  •  

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijzen geven.

  •  

  • 4.

    Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  •  

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld zendt het dagelijks bestuur binnen twee weken, doch uiterlijk voor 15 september de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten, die aan gedeputeerde staten hun zienswijzen kenbaar maken. Gelijktijdig wordt de begroting toegezonden aan de gedeputeerde staten.

  •  

  • 6.

    Aan de begroting wordt een meerjarenraming toegevoegd.

 

Artikel 27. Uitgaven. Vastgestelde begroting.

  • 1.

    Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel kunnen geen uitgaven worden gedaan welke niet bij de vastgestelde begroting en het bijbehorende investerings- en financieringsplan of bij een vastgestelde begrotingswijziging zijn geraamd.

  •  

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 26 is ten aanzien van een begrotingswijziging van overeenkomstige toepassing.

  •  

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan echter in buitengewone gevallen van dringende spoed besluiten tot het doen van zodanige uitgaven, mits het algemeen bestuur het daartoe te nemen besluit met redenen omkleedt en dit terstond aan de raden der deelnemende gemeenten inzendt. Het algemeen bestuur wijst daarbij tevens de middelen tot dekking aan.

  •  

Artikel 28. De jaarrekening.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks, voor 1 juni van het lopende kalenderjaar, de concept jaarrekening over het afgelopen jaar op en het concept jaarverslag vast en legt deze ter vaststelling voor aan het algemeen bestuur.

 

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks, voor 12 juli van het lopende kalenderjaar, de jaarrekening en het jaarverslag over het afgelopen jaar vast.

 

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 juli, na de vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur, de jaarrekening vergezeld van de daarbij behorende verantwoording alsmede van een verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid, opgemaakt door een buiten het lichaam staande deskundige, ter kennisneming toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

 

  • 4.

    Uiterlijk 15 juli verzendt het dagelijks bestuur de jaarrekening met bijbehorende verantwoording en het verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid aan het college van gedeputeerde staten.

 

Artikel 29.  

Vervallen.

 

Artikel 30. Voorschriften financieel beheer.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, de inrichting van de begroting, de jaarrekening, de boekhouding en de controle en brengt deze ter kennis van de raden der deelnemende gemeenten.

  •  

  • 2.

    De kosten worden per gemeente gespecificeerd in de begroting en de jaarrekening.

  •  

  • 3.

    De gemeentelijke bijdragen zijn gebaseerd op de kostprijs afhankelijk van het dienstenpakket dat per gemeente wordt afgenomen.

 

Artikel 31. Waarborg gemeenten.

  • 1.

    Elk der deelnemende gemeenten waarborgt de betaling van renten en aflossing van de door het lichaam op basis van de vastgestelde begrotingen en/of begrotingswijzigingen te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden naar rato van de kostenverdeling genoemd in artikel 30.

  •  

  • 2.

    Indien uit het vorige lid bepaalde voor de deelnemende gemeenten betalingen voortvloeien, zullen deze door de deelnemende gemeenten onderling worden verrekend.

 

Hoofdstuk V. Archief.

 

Artikel 32: Archiefzorg

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

  •  

  • 2.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

 

Artikel 32a: Archiefbeheer

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  •  

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt een besluit informatiebeheer vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  •  

  • 3.

    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

 

Artikel 32b: Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, wordt aangewezen het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe).

 

 

 

Artikel 32c: Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe).

 

Artikel 32d: Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe) brengt jaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  •  

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt jaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam. Dit verslag wordt met de colleges gedeeld ten behoeve van de jaarlijkse verantwoording in het kader van interbestuurlijk toezicht.

 

Artikel 32e: Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemende gemeenten stellen tijdig aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  •  

  • 2.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  •  

  • 3.

    In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

 

Hoofdstuk VI. Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing.

 

Artikel 33. Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de gemeenschappelijke regeling is mogelijk nadat het algemeen bestuur met deze toetreding heeft ingestemd.

  •  

  • 2.

    De toetreding gaat in zodra opname in de registers als bedoeld in artikel 26 van de wet heeft plaatsgevonden.

  •  

  • 3.

    Het algemeen bestuur doet het nodige om de gevolgen van toetreding te regelen en kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

 

Artikel 34. Uittreding.

  • 1.

    De deelnemende gemeenten hebben de mogelijkheid om, met inachtneming van de door het algemeen bestuur daaraan te verbinden voorwaarden, uit de regeling te treden bij een daartoe strekkend besluit van het college van burgemeesters en wethouders, dat wordt toegezonden aan het algemeen bestuur.

 

  • 2.

    De uittredende deelnemende gemeente dient de andere deelnemende gemeenten te compenseren voor de verliezen die laatstgenoemden lijden door het uittreden.

 

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, met instemming van het algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.

 

  • 4.

    Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

 

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

 

  • 6.

    .De uittreding gaat niet eerder in dan op 31 december van het tweede jaar, volgend op dat waarin het in lid 1 bedoelde besluit is genomen.

 

Artikel 35 Wijziging regeling.

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten hiertoe besluiten. In het geval het aantal deelnemende gemeenten is gedaald tot twee, dienen beide gemeenten te besluiten tot wijziging van de regeling.

  •  

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  •  

  • 3.

    Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid treden in werking zodra opname in de registers bedoeld in artikel 26 van de wet heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 36 Opheffing regeling.

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten. In het geval het aantal deelnemende gemeenten is gedaald tot twee, dienen beide gemeenten te besluiten tot het opheffen van de regeling.

  •  

  • 2.

    In het geval van beëindiging, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  •  

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld en toegezonden aan gedeputeerde staten.

  •  

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing naar rato van de kostenverdeling genoemd in artikel 30, gemiddeld over de laatste drie jaar voor de opheffing.

  •  

  • 5.

    Het liquidatieplan (omvattende een sociaal plan) voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

 

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen.

 

Artikel 37. Toezending regeling en besluiten.

De gemeente Eindhoven draagt zorg voor de toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten; dit geldt ook voor de besluiten tot toetreding, uittreding, tot wijziging en tot opheffing van deze regeling.

 

Artikel 38. Duur.

  • 1.

    Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  •  

  • 2.

    De regeling treedt in werking op 1 juli 2024.

 

Artikel 39. Evaluatie.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zal in het derde jaar van elke collegeperiode, voor de eerste keer in 2027 , een evaluatieonderzoek uitvoeren. De daaruit voortvloeiende rapportage wordt tezamen met een voorstel omtrent de wenselijkheid van voortzetting voor 1 juli toegezonden aan de deelnemende gemeenten. Het evaluatieonderzoek bevat in ieder geval een onderzoek naar de prijs-kwaliteitsverhouding van de door Cure verrichte diensten, alsmede een onderzoek naar het juridisch functioneren (o.a. aanbestedingsrechtelijk, milieurechtelijk, arbeidsrechtelijk) en naar het administratief beheer.

  •  

  • 2.

    Het dagelijks bestuur betrekt, ter voorbereiding van de besluitvorming door het algemeen bestuur, ingezetenen die cliënt zijn en andere belanghebbenden bij de evaluatie van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde onderwerpen overeenkomstig de door het algemeen bestuur gestelde regels.

  •  

  • 3.

    Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemers betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  •  

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  •  

  • 5.

    Het vierde lid vindt ook toepassing wanneer één van de gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoekt, dan wel, indien het aantal deelnemers in de GR Cure zou toenemen, 50% van de gemeenteraden hierom verzoekt.

  •  

  • 6.

    Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het vierde of het vijfde lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

 

Artikel 40. Onvoorziene omstandigheden.

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur zoveel mogelijk overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 41 Citeertitel.

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel “Gemeenschappelijke regeling Cure.”

Naar boven