Wijziging Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Enschede

De raad van de gemeente Enschede,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 mei 2024, nummer 2400013726;

 

gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet en artikel 17.9 Omgevingswet,

 

besluit vast te stellen:

 

De Verordening tot wijziging van de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Enschede.

 

Artikel I

De Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Enschede wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 1.1 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 1.1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    burgerleden: commissieleden met lokale cultuurhistorische kennis die wonen in de gemeente Enschede en niet professioneel actief zijn op de deskundigheidsgebieden van de deskundige commissieleden;

  • 2.

    commissie: gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, en benoemd door het college op basis van artikel 156 Gemeentewet (overdracht bevoegdheid tot benoeming van de gemeenteraad aan het college);

  • 3.

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • 4.

    kwaliteitsteam: een door het college van burgemeester en wethouders benoemd adviesteam van deskundigen voor complexe of omvangrijke (gebieds)ontwikkelingen dat deze ontwikkelingen vanaf een vroegtijdig stadium tot en met de realisatie begeleidt ten behoeve van de bevordering van de beoogde beeldkwaliteit. Een supervisieteam of supervisor en vergelijkbare vormen van kwaliteitsbegeleiding vallen tevens onder dit begrip. Een stadsbouwmeester kan tevens lid zijn van een kwaliteitsteam;

  • 5.

    stadsbouwmeester: het lid van de commissie aan wie op grond van deze verordening specifieke taken zijn opgedragen;

  • 6.

    wet: de Omgevingswet.

 

B. Artikel 1.2 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 1.2 Instelling

  • 1.

    De advisering over het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit in het kader van de Omgevingswet is opgedragen aan de Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit.

  • 2.

    De gemeentelijke adviescommissie, verder te noemen: de commissie, bestaat uit op persoonlijke titel te benoemen leden die - gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet -deskundig zijn op het gebied van de in lid 3 genoemde disciplines.

  • 3.

    De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap, stedenbouw, architectuur/uiterlijk van bouwwerken en lokale kennis.

  • 4.

    De samenstelling van de commissie is als volgt:

    • a.

      een voorzitter;

    • b.

      een plaatsvervangend voorzitter, tevens voorzitter van de subcommissie Monumenten;

    • c.

      een stadsbouwmeester met als accent stedenbouw;

    • d.

      een stadsbouwmeester met als accent erfgoed;

    • e.

      een stadsbouwmeester met als accent bouwplannen;

    • f.

      drie erfgoedadviseurs;

    • g.

      twee plaatsvervangend erfgoedadviseurs;

    • h.

      één of twee burgerleden.

 

C. Artikel 2 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 2. Taak en werkzaamheden commissie voor een goede omgevingskwaliteit

  • 1.

    De commissie heeft als taak de gemeenteraad en burgemeester en wethouders bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden te adviseren op grond van en met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Dit betreft onder meer advisering ten aanzien van beleidsontwikkeling, opgavegerichte advisering, ontwerpgerichte advisering en beoordelingsgerichte advisering.

  • 2.

    Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en programma’s;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1.

        een activiteit met betrekking tot een aangewezen rijks- of gemeentelijk monument;

      • 2.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument;

      • 3.

        een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 4.

        een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit, specifiek ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan;

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over:

      • 1.

        het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet;

      • 2.

        het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

      • 3.

        het aanwijzen en afvoeren van gemeentelijke monumenten, gemeentelijke beschermd stads- of dorpsgezichten en karakteristieke panden of structuren.

    • d.

      voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • e.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • f.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, waaronder in ieder geval begrepen:

      • 1.

        regels over reclame in de openbare ruimte;

      • 2.

        straatmeubilair en voorwerpen op of aan de weg;

      • 3.

        standplaatsvergunning.

    • g.

      adviseert de commissie indien het college daartoe aanleiding ziet over het uiterlijk van vergunningvrije bouwwerken en bouwwerken die niet in uitvoering zijn (repressief toezicht).

 

D. Artikel 3 wordt vernummerd tot artikel 3.1 en komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 3.1 Benoeming door college

  • 1.

    De commissie bestaat uit de door het college van burgemeester en wethouders benoemde leden. Voor de leden kunnen plaatsvervangers worden benoemd die de leden bij afwezigheid kunnen vervangen. Het college is eveneens bevoegd tot het herbenoemen en het opnieuw benoemen van leden.

  • 2.

    De leden en hun plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. De burgerleden worden niet benoemd op grond van hun professionele deskundigheid maar op grond van hun lokale kennis.

  • 3.

    De leden en hun plaatsvervangers zijn niet aangesteld in een functie bij een (belangen) organisatie waaraan het risico van belangenverstrengeling verbonden is.

  • 4.

    De leden en hun plaatsvervangers zijn onafhankelijk en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

 

E. Artikel 3.2 wordt nieuw ingevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 3.2 Stadsbouwmeesters

  • 1.

    Een als stadsbouwmeester benoemd commissielid heeft aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van tenminste één of meer van de navolgende vakgebieden:

    • a.

      stedenbouw;

    • b.

      architectuur;

    • c.

      landschapsarchitectuur;

    • d.

      architectuurhistorie.

  • 2.

    Een stadsbouwmeester beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden en kan helder en overtuigend de essentie van de overwegingen verwoorden. De stadsbouwmeester is, onafhankelijk van zijn of haar specifieke deskundigheid, vaardig bij de beoordeling van omgevingskwaliteit tot een integrale afweging te komen. De stadsbouwmeester is een bruggenbouwer, gericht op het bereiken van consensus en heeft een uitstekend gevoel voor maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen.

  • 3.

    De stadsbouwmeester ‘stedenbouw’ adviseert in ieder geval over de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, lid 2 sub a, sub b onder 2 tot en met 4, sub d, sub e, sub f en sub g;

  • 4.

    De stadsbouwmeester ‘erfgoed’ adviseert in ieder geval over de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, lid 2 sub b onder 1 tot en met 3, sub d en sub e en sub f.

  • 5.

    De stadsbouwmeester ‘bouwwerken’ adviseert in ieder geval over de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, lid 2 sub b onder 3 en 4, sub d, sub e, sub f en sub g.

  • 6.

    Een stadsbouwmeester:

    • a.

      kan, naast de advisering over het uiterlijk van bouwwerken, om advies worden gevraagd inzake aspecten over het uiterlijk van bouwwerken van in voorbereiding zijnde omgevingsvisies, omgevingsplanwijzigingen, stedenbouwkundige plannen, landschapsplannen en andere relevante plannen die van invloed zijn op de omgevingskwaliteit van de omgeving;

    • b.

      voert zijn of haar toegewezen taken uit en is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de advisering binnen de kaders van het gemeentelijk beleid voor de fysieke leefomgeving en meer specifiek binnen de kaders van het gemeentelijk beleid over het uiterlijk van bouwwerken en de omgevingskwaliteit van de omgeving;

    • c.

      is het eerste aanspreekpunt van de gemeente voor de advisering over omgevingskwaliteit aspect het uiterlijk van bouwwerken;

    • d.

      onderhoudt contacten met relevante diensten/afdelingen/ teams van de gemeente over ruimtelijke plannen die invloed hebben op de omgevingskwaliteit van de gemeente;

    • e.

      neemt de adviesaanvragen en aanvragen om vooroverleg die door de gemeente worden aangeboden in ontvangst.

 

F. Artikel 3.3 wordt nieuw ingevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 3.3 Subcommissie Monumenten

  • 1.

    De subcommissie Monumenten bestaat uit een voorzitter, tenminste drie leden die beschikken over deskundigheid op het gebied van monumentenzorg en een secretaris.

  • 2.

    De subcommissie Monumenten adviseert over de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, lid 2 sub b onder 1 en 2, sub c, sub d en sub e.

 

G. Artikel 4 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 4. Benoeming en herbenoeming van leden

  • 1.

    De leden en hun plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste vier jaar worden benoemd.

  • 2.

    Herbenoeming van leden kan éénmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden, tenzij het lid voorziet in een specifieke deskundigheid die plaatselijk niet of schaars aanwezig is. Dit lid is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3.

    Afgetreden leden zijn één jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4.

    De leden worden op eigen verzoek ontslagen door het college. Zij kunnen voorts tijdens de benoemingstermijn door het college worden geschorst en worden ontslagen. Afgetreden leden zijn één jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 5.

    Bij verhindering tijdens langdurende afwezigheid kan het college een tijdelijk plaatsvervangend lid benoemen, welke tijdens de bedoelde afwezigheid volledig in de plaats treedt van het langdurig afwezige lid. Het bepaalde in artikel 3.1, leden 1 tot en met 4, is bij de benoeming van tijdelijke plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

 

 

H. Artikel 5 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 5. Ondersteuning van de commissie

  • 1.

    Het secretariaat en de inhoudelijke ondersteuning van de commissie wordt verzorgd door een daartoe aangewezen ambtelijk medewerker van de gemeente Enschede.

 

I. Artikel 6 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 6. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt.

  • 2.

    De vergaderingen van de subcommissie Monumenten, waarin een of meer adviezen over aanvragen om een omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de subcommissie Monumenten wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt.

  • 3.

    De spreekuren van de stadsbouwmeesters, waarin een of meer adviezen over aanvragen om een omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De spreekuren worden tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt.

  • 4.

    Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet Open Overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 5.

    Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen.

  • 6.

    De voorzitter bepaalt in redelijkheid en billijkheid hoe invulling wordt gegeven aan het spreekrecht, waaronder de spreektijd.

  • 7.

    Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie, dan wel de subcommissie Monumenten of een stadsbouwmeester onder mandaat van de commissie, adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig respectievelijk dragen de behandeling en besluitvorming over aan een andere stadsbouwmeester.

  • 8.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

 

J. Artikel 7 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 7. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

  • 1.

    De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een subcommissie of één of meerdere daartoe aangewezen leden, de (plaatsvervangend) voorzitter en/of secretaris daaronder begrepen.

 

K. Artikel 11 komt na aanpassing als volgt te luiden:

 

Artikel 11. Reglement van orde

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen binnen de kaders van deze verordening een reglement van orde en de werkwijze van de commissie vast.

  • 2.

    In het reglement van orde als bedoeld in het eerste lid komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 2;

    • b.

      de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

    • c.

      de werkwijze en de wijze van besluitvorming en verslaglegging bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 7 door de stadsbouwmeesters en de subcommissie Monumenten;

    • d.

      de werkwijze bij het door de commissie aanwijzen van leden of een subcommissie, anders dan de stadsbouwmeesters of de subcommissie Monumenten, ter afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 7;

    • e.

      de selectie en voordracht van kandidaat-leden en -plaatsvervangers.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het op geschikte wijze bekendmaken van het reglement van orde als bedoeld in het eerst lid.

 

L. Artikel 13 komt te vervallen:

 

Artikel 13. Vervallen

 

Artikel II

De algemene toelichting bij de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Enschede wordt als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet als volgt aangepast:

 

Algemeen

Met de Omgevingswet (hierna: de wet) die op 1 januari 2024 in werking is getreden, is het stelsel van ruimtelijke regels volledig herzien. De wet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Belangrijk verbeterdoel van de nieuwe wet is een kader te bieden dat overheden meer afwegingsruimte biedt om doelen voor de leefomgeving te bereiken. “Decentraal, tenzij” is een belangrijk principe van de wet. Dit betekent dat taken en bevoegdheden in principe bij het lokale bestuur, zoals de gemeente liggen. Alleen indien het gaat om een nationaal of internationaal belang of als dat doelmatiger of doeltreffender is, stelt het Rijk regels.

Eén van de doelen van de wet is het bereiken van een goede omgevingskwaliteit (artikel 1.3 van de wet). Daarbij gaat het om het belang van aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap.

Gemeenten hebben een grote vrijheid in de wijze waarop zij het doel van een goede omgevingskwaliteit willen bereiken. Dat geldt ook voor de rol van de gemeentelijke adviescommissie (hierna: commissie) daarbij. Een adequate invulling van de taak en de werkwijze van deze commissie draagt bij aan het doel van een goede omgevingskwaliteit.

 

Artikel III

De artikelsgewijze toelichting bij de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Enschede wordt als gevolg van de doorgevoerde aanpassingen als volgt aangepast:

 

Artikel 1, in artikel 1 zijn de begripsbepalingen ‘burgerleden’ en ‘kwaliteitsteam’ ingevoegd. De artikelsgewijze toelichting daarvan komt te luiden:

 

Burgerleden

Burgerleden zijn leden van de commissie die zijn benoemd om hun lokale cultuurhistorische kennis. Burgerleden wonen in de gemeente Enschede en zijn niet professioneel actief op de kennisgebieden van de commissie. Burgerleden beoordelen geen bouwplannen en kunnen geen lid zijn van de subcommissie Monumenten.

 

Kwaliteitsteam

Een kwaliteitsteam is een door burgemeester en wethouders aangewezen adviesteam dat complexe of grote gebiedsontwikkelingen vanaf het begin begeleidt om te kunnen sturen op de voor die ontwikkeling beoogde beeldkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit. Zo’n kwaliteitsteam wordt soms ook wel ‘supervisieteam’ genoemd. Een kwaliteitsteam heeft geen vaste samenstelling of takenpakket, dat is afhankelijk van de betreffende ontwikkeling en de opdracht die burgemeester en wethouders aan het kwaliteitsteam geven. Een kwaliteitsteam kan ook uit één persoon bestaan, die persoon wordt dan vaak een ‘supervisor’ genoemd. Een stadsbouwmeester kan ook lid zijn van een kwaliteitsteam.

 

Artikel 2, tweede lid:

Onderdeel a wordt onderdeel b. Tekst blijft verder ongewijzigd.

Onderdeel b wordt onderdeel c. Tekst blijft verder ongewijzigd.

Onderdeel c. wordt onderdeel a. Tekst blijft verder ongewijzigd.

 

Artikel 3: wordt vernummerd tot Artikel 3.1. Tekst blijft verder ongewijzigd m.u.v. de tekst onder ‘Vijfde en zesde lid’, die tekst komt te vervallen en wordt vervangen door een nieuwe alinea ‘Vijfde lid’. De artikelsgewijze toelichting daarvan komt te luiden:

Vijfde lid

Het vijfde lid regelt welke inhoudelijke disciplines in de commissie vertegenwoordigd moeten zijn.

 

Artikel 3.2. Stadsbouwmeesters

Dit artikel regelt welke inhoudelijke disciplines de als stadsbouwmeester benoemde commissieleden moeten hebben en wat de taken en bevoegdheden van de stadsbouwmeesters zijn. Er zijn drie stadsbouwmeesters: een stadsbouwmeester stedenbouw, een stadsbouwmeester erfgoed en een stadsbouwmeester bouwplannen.

Alle stadsbouwmeesters hebben als hoofdtaak het adviseren over bouwplannen op het aspect uiterlijke verschijningsvorm en beeldkwaliteit. De stadsbouwmeester stedenbouw adviseert daarnaast specifiek over de ruimtelijke opgaven en ontwikkelingsgebieden waarvoor nog geen concrete beleidskaders zijn vastgesteld door de gemeenteraad. De stadsbouwmeester erfgoed adviseert specifiek over bouwplannen met cultuurhistorische waarden en wordt daarnaast ook betrokken bij de advisering over bouwplannen in gebieden met cultuurhistorische waarden.

 

Artikel 3.3. Subcommissie Monumenten

Dit artikel regelt de minimale samenstelling van de subcommissie Monumenten en wat de taken en bevoegdheden van deze subcommissie zijn.

 

Artikel 4, in artikel 4 is een vijfde lid toegevoegd. De artikelsgewijze toelichting daarvan komt te luiden:

Vijfde lid

Het vijfde lid regelt de vervanging en waarneming van leden bij vakantie en ziekte. Bij langdurige afwezigheid, bijvoorbeeld door ziekte, kunnen burgemeester en wethouders tijdelijk een nieuw commissielid benoemen die zo lang het nodig is de plaats inneemt van het langdurig afwezige commissielid. Tijdelijke commissieleden worden net als permanente commissieleden benoemd op voordracht van Het Oversticht.

 

Artikel 5, tekst komt na aanpassing als volgt te luiden:

Ingevolge het eerste lid wordt de commissie inhoudelijk en secretarieel bijgestaan door ambtelijke ondersteuning vanuit de gemeente. De verantwoordelijkheid van de inhoudelijke afweging ligt bij de commissie.

 

Artikel 6 staat abusievelijk twee keer beschreven in de artikelsgewijze toelichting. Eerst wordt het artikel zelf herhaald en daarna volgt de ambtelijke toelichting. De tekst komt na aanpassing als volgt te luiden:

De herhaling van het artikel zelf komt te vervallen.

Eerste lid wordt Eerste tot en met vierde lid. Tekst blijft verder ongewijzigd.

Tweede lid wordt Vijfde en Zesde lid. Tekst blijft verder ongewijzigd.

Vierde lid wordt Zevende lid. Tekst blijft verder ongewijzigd.

Vijfde lid wordt Achtste lid. Tekst blijft verder ongewijzigd.

 

Artikel 11, in artikel 11 is een nieuw derde lid ingevoegd. De artikelsgewijze toelichting daarvan komt te luiden:

Derde lid:

Dit artikel regelt dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn voor het bekend maken van het door de commissie vastgestelde Reglement van Orde.

 

Artikel 13 komt na aanpassing als volgt te luiden:

Dit artikel is overbodig geworden omdat de Omgevingswet inmiddels in werking is.

 

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juli 2024.

de plv. griffier, J.J. Ligteringen

de voorzitter, R.W. Bleker

Naar boven