Besluit van de raad van de gemeente Noardeast-Fryslân tot wijziging (1e wijziging 2024) van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Noardeast-Fryslân 2020

 

De raad van de gemeente Noardeast-Fryslân;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 mei 2024;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

Artikel I

 

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Noardeast-Fryslân 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 4:15 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4:15 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college op, aan of bij een onroerende zaak handelsreclame te maken, te voeren of te wijzigen met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een openbare plaats.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

  • a.

    onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf een openbare plaats;

  • b.

    onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen op, aan of bij een onroerende zaak, daartoe aangewezen door de overheid;

  • c.

    onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken, of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

  • d.

    onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen op, aan of bij een onroerende zaak dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

  • e.

    onverlichte opschriften, aankondigingen of afbeeldingen op, aan of bij een onroerende zaak met een afmeting niet groter dan 0,5 m², waarbij de langste zijde ten hoogste 1 meter bedraagt en die betrekking hebben op:

  • i.

    een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

  • ii.

    het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, tenzij binnen het beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen;

  • iii.

    opschriften, aankondigingen of afbeeldingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits deze opschriften, aankondigingen of afbeeldingen niet langer dan negen weken op, bij of aan een onroerende zaak aanwezig zijn.

  • 3.

    Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.

  • 4.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

  • a.

    indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, tenzij de handelsreclame een bouwwerk betreft;

  • b.

    in het belang van de verkeersveiligheid;

  • c.

    in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 5.

    Indien de activiteit genoemd in lid 1 voor de inwerkingtreding van dit lid zonder vergunning onafgebroken rechtmatig is verricht, geldt voor die activiteit bij de inwerkingtreding van lid 1 een omgevingsvergunning van rechtswege, mits de activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkintreding van dit lid.

 

B

 

Na artikel 2:79 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 2:8 0 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen [2:28] of [3:5];

  • b.

    beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

  • c.

    exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

  • a.

    voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

  • b.

    de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

  • c.

    het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

  • d.

    het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

  • e.

    voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

  • f.

    voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

  • g.

    een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

  • h.

    een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

    • 5.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

  • a.

    als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • b.

    als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • c.

    als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

  • d.

    als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

  • e.

    als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • f.

    als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

    • 6.

      De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

    • 7.

      Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

    • 8.

      De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

    • 9.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

  • a.

    de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • b.

    de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

  • c.

    er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

  • d.

    er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • e.

    de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

  • f.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

    • 10.

      Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

    • 11.

      De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

    • 12.

      Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

    • 13.

      Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.

    • 14.

      De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

    • 15.

      In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

    • 17.

      Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Noardeast-Fryslân in zijn openbare vergadering d.d. 20 juni 2024

De raad voornoemd,

De griffier,

{{Signer1}}

Mr. S.K. Dijkstra

De voorzitter,

{{Signer2}}

Mr. J.G. Kramer

Naar boven