Nadere regel subsidie toeleiding naar (bemoei)zorg gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • gelet op artikel 156 lid 3 Gemeentewet;

  • gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht;

Overwegende dat:

  • financiering van toeleiding naar zorg die niet in de Zorgverzekeringswet of in andere wet- en regelgeving geregeld is, maar in de praktijk wel noodzakelijk blijkt omdat niet iedere inwoner in staat is om zelf de weg naar passende zorg te vinden

Besluiten vast te stellen de volgende Nadere regel subsidie Toeleiding naar (bemoei)zorg gemeente Utrecht.

Artikel 1 Definities

  • a.

    Aanvullende zorg: Maatwerkvoorziening in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gefinancierd door de gemeente of een individuele voorziening. Het gaat hier om zorg met een specifiek of intensief karakter, aanvullend op de basiszorg.

  • b.

    Asv: Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht

  • c.

    Awb:Algemene wet bestuursrecht

  • d.

    Bemoeizorg: een specifieke vorm van outreachende zorg. Bemoeizorg wordt ingezet bij mensen die niet

  • e.

    eenvoudig zelf de weg naar hulp weten te vinden, of de zorg juist mijden. Actief contact zoeken, en vertrouwen opbouwen zodat de persoon bereid is om hulp te accepteren vormt de kern van deze zorg.

  • f.

    Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders gemeente Utrecht

  • g.

    Ervaringsdeskundigheid: We onderscheiden drie vormen van ervaringsdeskundigheid:

    • i.

      Ervaringswerkers: de HBO opgeleide professional die hun ervaring als specialisme inzetten,

    • ii.

      Ervaringscoaches: vrijwilliger of stagiaire, die vanuit hun ervaring een functie vervullen tussenprofessional en de cliënt,

    • iii.

      Ervaringsvrijwilligers: die vanuit hun eigen ervaring, activering stimuleren en de eigen veerkracht van cliënten ondersteunen.

  • h.

    Kleine uitgaven: bedoeld om contact te leggen en vertrouwen op te bouwen, wat bevorderlijk werkt voor de toeleiding. Denk aan een gezamenlijke activiteit zoals een kopje koffie in de stad of een klein uitstapje.

  • i.

    Kwalificaties, gekwalificeerd: het personeel heeft een relevante beroepsopleiding gevolgd en de aanvrager is aangesloten bij een relevante beroepsorganisatie.

  • j.

    Outreachend werken: op eigen initiatief en actief de doelgroep benaderen om contact te leggen of direct hulp te bieden. Bemoeizorg is een specifieke vorm van outreachend werken.

  • k.

    Overbruggingszorg: de transitieperiode tussen de aanvang van het toeleidingstraject en het starten van de passende zorg.

  • l.

    Passende zorg: zorg zo specifiek mogelijk toegesneden op de wensen en behoeften van de cliënt.

  • m.

    Toeleiding: het traject vanaf het moment van in contact komen met de cliënt tot en met het regelen van passende zorg.

  • n.

    Vinger aan de pols: onderhouden van het contact tot de start van de passende zorg. Als de situatie dit vereist, pleegt de toeleider een passende interventie.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regel baseert zich op de Beleidsnota Wmo Samen leven, samen zorgen, 2024 – 2034 en op de Beleidsnota Gezondheid, samen gezondheidsverschillen verkleinen 2024 – 2027 van de gemeente Utrecht waarin zij de zorg voor inwoners in een kwetsbare positie tot haar basistaken rekent.

Het gaat om aanvullende zorg. Deze nadere regel heeft als doel om toeleiding naar (bemoei)zorg mogelijk te maken voor inwoners vanaf 18 jaar van de gemeente Utrecht in een kwetsbare positie die zelf geen hulpvraag hebben gesteld en/of zorgmijdend zijn, maar over wie mensen in hun omgeving of professionals zoals de wijkagent of de huisarts zich zorgen maken. Zij kunnen hun zorg telefonisch of digitaal melden bij een Meld- en Adviespunt dat deze melding na triage doorzet naar de subsidieaanvrager.

Met deze subsidie voor de toeleiding naar (bemoei)zorg zoekt de subsidieaanvrager contact met de gemelde persoon en hanteert daarbij de werkwijze van bemoeizorg. Het resultaat van deze inspanningen is toeleiding naar zorg die past bij de behoefte en wensen van de cliënt. De inzet vanuit de bemoeizorg kan daarbij variërend van kortdurende acties om zorgrelaties te activeren tot intensieve trajecten waarbij zorgrelaties ontwikkeld dienen te worden. Als subsidieplafond hanteert een volume, waarmee afhankelijk van aard en duur tot circa 250 trajecten in de bemoeizorg aanpak geïncludeerd kunnen worden..

Artikel 3 Eisen aan de subsidieaanvrager

De subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks het subsidieplafond vast door middel van de subsidiestaat

  • 2.

    Een aanvraag die het vastgestelde subsidieplafond van een jaar overschrijdt wordt geweigerd.

  • 3.

    De subsidie wordt beschikt op basis van een begrotingsvoorbehoud.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    Activiteiten gericht op outreachend contact leggen, vertrouwen opbouwen en toeleiden/begeleiden naar passende zorg;

  • b.

    Activiteiten gericht op het regelen van overbruggingszorg en/of het houden van een vinger aan de pols, als de passende zorg een wachtlijst kent.

  • c.

    De inzet van een (gebaren-)tolk indien noodzakelijk.

  • d.

    Kleine uitgaven die het makkelijker en laagdrempeliger maken om contact te leggen en te houden met de toe te leiden persoon, om zo de slagingskans van de toeleiding te vergroten. Er geldt een maximum van EUR 25,- per persoon.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Voor de subsidieaanvraag gelden de volgende eisen:

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie wordt als volgt ingediend. Per kalenderjaar kan voor het volgende kalenderjaar aangevraagd worden volgens het tijdschema van artikel 7. De aanvragers dienen hun aanvraag in met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidiemensenmetverwardgedrag.

  • 2.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van de documenten die genoemd worden in de Algemene subsidieverordening, artikel 6, vierde lid:

    • a.

      Een plan van aanpak voor het kalenderjaar waarvoor subsidie gevraagd wordt, aarin de aanvrager laat zien hoe hij/zij werkt aan het doel (artikel 2), wat hij/zij gaat doen en hoe, welke gekozen aspecten van de werkwijze kunnen bijdragen aan acceptatie van (bemoei)zorg, hoe hij/zij de toeleiding naar zorg vormgeeft, hoe hij/zij vinger aan de pols houdt als er een wachtlijst voor passende zorg is, of en hoe hij/zij indien nodig en gewenst overbruggingszorg regelt (zie artikel 5).

    • b.

      Aanvullend beschrijft de aanvrager zijn/haar professionele netwerk van organisaties voor zorg- en begeleiding. Hieruit moet blijken dat de aanvrager over een breed netwerk beschikt, kennis heeft van de sociale kaart en van de mogelijkheden voor overbruggingszorg in Utrecht.

    • c.

      Aanvullend beschrijft de aanvragen ook hoe de inzet van ervaringsdeskundigheid wordt vormgegeven bij de toeleiding, met daarbij aandacht voor inzet van de verschillende vormen van ervaringsdeskundigheid uit artikel 1.

    • d.

      een financiële onderbouwing van de aanvraag die aansluit op het overzicht van de activiteiten. In deze onderbouwing staat per activiteit opgenomen welke personele en materiele middelen nodig zijn voor de activiteiten. Ook is het gevraagde subsidiebedrag helder onderbouwd met daarbij een sluitende begroting met daarin alle (overige) inkomsten.

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

  • 1.

    Alle aanvragen moeten vóór 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar gedaan worden.

  • 2.

    Concreet betekent dit aanvragers tot 1 oktober 2024 in de gelegenheid zijn aan te vragen voor 2025, voor 1 oktober 2025 voor 2026, et cetera. Indienen doet u met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie bij burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.

  • 3.

    Tot een maand voorafgaand aan de indiening is er gelegenheid tot het stellen van vragen over deze nadere regel. Die kunt u digitaal toesturen aan www.utrecht.nl/subsidiemensenmetverwardgedrag.

  • 4.

    Concreet betekent dit dat u tot 1 september in de gelegenheid bent tot het stellen van vragen.

Artikel 8 Beoordeling subsidieaanvraag

De aanvragen die tijdig en volledig zijn ontvangen worden op basis van de volgende criteria beoordeeld en met elkaar vergeleken. Per criterium wordt de aanvraag gewaardeerd met een score die maximaal het aantal punten is zoals hieronder vermeld:

Criterium 1: Invulling die gegeven wordt aan toeleiding naar passende zorg.

Beoordeling: de wijze waarop invulling wordt gegeven aan outreachend contact leggen/bemoeizorg, vertrouwen opbouwen en toeleiden naar passende zorg en de inzet van ervaringsdeskundigen daarbij (maximaal 40 punten).

De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze:

  • a.

    concreter is in hoe de aanvrager te werk gaat en daarbij onderscheid maakt tussen makkelijker toe te leiden en moeilijker toe te leiden mensen;

  • b.

    concreter is in het beschrijven van voorbeelden van outreachend werken die worden toegepast.

  • c.

    concreter is in het beschrijven van verschillende manieren waarop contact kan worden gelegd en hoe de subsidiabele activiteit genoemd in artikel 5, lid d daarbij kan helpen.

  • d.

    concreter beschrijft hoe en met wie er wordt samengewerkt in de keten.

Criterium 2: Invulling die gegeven wordt aan tussentijds vinger aan de pols houden of regelen van overbruggingszorg voor de cliënt als passende zorg niet meteen beschikbaar is.

Beoordeling: de wijze waarop de aanvrager laat zien tussentijds ‘vinger aan de pols’ te houden of - indien gewenst door de cliënt en beschikbaar - overbruggingszorg regelt (maximaal 25 punten).

De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze:

  • a.

    concreter aangeeft in welke gevallen en hoe de aanvrager tussentijds vinger aan de pols houdt;

  • b.

    concreter maakt welke vormen van overbruggingszorg in voorkomende gevallen inzetbaar zijn om wachttijden voor passende zorg te overbruggen.

Criterium 3: Inzicht in de opbouw en de duur van te onderscheiden typen toeleidingstraject, Hieruit moet blijken dat de aanvrager, afhankelijk van de meldingen tot 250 cliënten op jaarbasis kan toeleiden (maximaal 20 punten).

Beoordeling: de wijze waarop de aanvrager beschrijft en onderbouwt hoe hij/zij 220 cliënten denkt toe te kunnen leiden naar passende zorg.

De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze:

  • a.

    Een realistischer beeld geeft van de problematiek die van invloed is op de duur van een toeleidingstraject, te onderscheiden naar kortdurende inzet voor het revitaliseren van bestaande zorgcontacten tot intensievere trajecten gericht op het herstellen of realiseren van zorgrelaties;

  • b.

    Concreter onderbouwt welk aandeel het regelen van overbruggingszorg of het ‘vinger aan de pols’-deel naar verwachting in beslag neemt als passende zorg niet meteen kan starten.

Criterium 4: Efficiënte en effectieve inzet van middelen.

Beoordeling: Het gaat hierbij om de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een logisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarvoor benodigde middelen (maximaal 15 punten).

In deze realistische begroting geeft de subsidieaanvrager inzicht in de verschillende begrotingsposten, minimaal volgens artikel 6 lid 4 sub b ASV. De efficiënte inzet van middelen/ kosteneffectiviteit wordt beoordeeld op de volgende subcriteria:

  • a.

    De hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in relatie tot het aantal toeleidingstrajecten.

  • b.

    Realistische onderbouwing van de begroting.

Artikel 9 Besluitvorming

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan maximaal één partij subsidie voor de uitvoering van de activiteiten genoemd in artikel 5 van deze nadere regel.

  • 2.

    De kwalitatieve toets omvat een beoordeling van de subsidieaanvraag en alle door de subsidieaanvrager in het kader van deze regeling ingediende bescheiden.

  • 3.

    Voor de criteria van de kwalitatieve toets worden punten toegekend als genoemd in artikel 8 waarbij de maximale totaalscore 100 punten is. Een aanvraag die met het hoogst aantal punten wordt gewaardeerd, en waarbij voor elk afzonderlijk criterium minimaal 60% van het maximaal te halen aantal punten is gescoord, krijgt de subsidie verleend.

  • 4.

    Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd: de tijdig en volledig ontvangen aanvragen worden op basis van de in artikel 8 benoemde criteria cijfermatig beoordeeld en op basis van de gegeven cijfers met elkaar vergeleken; De hoogste score krijgt de subsidie verleend

Artikel 10 Voorwaarden subsidieverlening

De subsidieverlening vervalt geheel of gedeeltelijk vanaf het moment dat een voorliggende financiële voorziening beschikbaar is waarop de aanvrager aanspraak kan maken.

Artikel 11 Verplichtingen aan subsidieverlening

De subsidieontvanger voldoet aan de volgende verplichtingen:

  • a.

    De medewerkers van het team dat de activiteiten gaan uitvoeren, beschikken aantoonbaar over een relevante GGZ-opleiding met aantoonbare ervaring in de bemoeizorg. Voor ervaringsdeskundigen zijn uitzonderingen mogelijk.

  • b.

    De uitvoerende organisatie beschikt aantoonbaar over de benodigde professionele kwalificaties en registraties om diagnoses te mogen stellen, heeft kennis van ggz- en verslavingsproblematiek, en stelt deze waar nodig beschikbaar aan het team dat de activiteiten uitvoert.

  • c.

    De subsidieontvanger garandeert dat de organisatie voldoet aan alle eisen die voortvloeien uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming en hieraan gerelateerde en geldende landelijke en gemeentelijke regelgeving.

Artikel 12 Evaluatie

Het beleid waarvoor de subsidie toeleiding naar zorg wordt ingezet, wordt periodiek geëvalueerd. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van de subsidieregeling en deze nadere regel.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 14 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als Nadere regel subsidie Toeleiding naar (bemoei)zorg gemeente Utrecht.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 2 juli 2024.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Michiel J. Ruis

Naar boven