Besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Milieusamenwerking en afvalverwerking regio Nijmegen

De Raden en de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Beuningen, Berg en Dal, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen.

 

overwegende dat

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • -

    de gemeenschappelijke regelingen vóór 1 juli 2024 aan deze wet moeten zijn aangepast;

gezien het daartoe strekkende verzoek van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling milieusamenwerking en afvalverwerking regio Nijmegen;

 

gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen zienswijzen en toestemming van de gemeenteraad van de gemeenten

Beuningen, Berg en Dal, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen;

 

BESLUITEN

 

vast te stellen de navolgende wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Milieusamenwerking en afvalverwerking regio Nijmegen.

 

De gemeenschappelijke regeling Milieusamenwerking en afvalverwerking regio Nijmegen wordt als volgt gewijzigd.

 

A.

 

Het kopje:

 

Op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn Raden, de Colleges van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeesters bevoegd een gemeenschappelijke regeling te treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten wordt gewijzigd in:

 

“Op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn Raden en de Colleges van Burgemeester en Wethouders bevoegd een gemeenschappelijke regeling te treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten”.

 

Het woordje “en de Burgemeesters” wordt verwijderd.

ARTIKEL I  

B.

 

Aan de begripsomschrijvingen:

 

Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland wordt achter het woord provincie Gelderland toegevoegd ; en Limburg

 

  • Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland; en Limburg

C.

 

Artikel 12: Voorzitter wordt gewijzigd, als volgt:

 

Aan artikel 12, lid 2 wordt het woord “door dat college” vervangen door het Dagelijks Bestuur.

 

Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen.

 

D.

 

Artikel 14: Commissies van advies en vakberaden wordt gewijzigd.

 

Artikel 14 lid 1 wordt de woorden “ dagelijks bestuur en de voorzitter” verwijderd.

 

E.

 

Aan artikel 17 Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur ten opzichte van de raden, wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

 

  • ‘De vergaderstukken van het algemeen bestuur evenals de notulen en de besluiten van het algemeen bestuur worden openbaar gemaakt op de website van de gemeenschappelijke regeling MARN. Behoudens niet-openbare stukken als bedoeld in artikel 5.1 en 5.2 in de Wet open overheid’.

F.

 

Artikel 23 Begrotingsprocedure wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 30 april een ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende jaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten

  • 2.

    Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met de door de deelnemende gemeenten opgestelde begrotingsrichtlijnen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting, door het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies diehet daaraan verbindt.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur voegt de zienswijze, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 7.

    De vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur geschiedt niet eerder dan 12 weken nadat deze aan de raden van de deelnemers is verzonden in het jaar voorafgaande aan datwaarvoor zij dient.

  • 8.

    Terstond na de vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de gemeenteraden, die ter zake bij het college van Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september aan het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland.

  • 10.

    Dit artikel is, met uitzondering van de daarin genoemde data, van overeenkomstige toepassing opbesluiten tot wijziging van de begroting.

G.

 

Artikel 25 Jaarrekening wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt de concept jaarrekening over het afgelopen jaar, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 212 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen, en hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks vóór 30 april aan de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de concept jaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de concept jaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3.

    De vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur geschiedt niet eerder dan 8 weken nadat deze aan de raden van de deelnemers is verzonden.

  • 4.

    Terstond na de vaststelling van de jaarrekening zendt het algemeen bestuur de jaarrekening aan de gemeenteraden, die ter zake bij het college van Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland en Limburg.

  • 6.

    Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onrechtmatigheden.

H.

 

Artikel 28 Garantstelling lid 3 wordt gewijzigd.

 

Achter het woord “bevolkingscijfers” wordt de toevoeging “per 1 januari van het jaar” toegevoegd.

 

I.

 

Na Artikel 28 wordt “Hoofdstuk 11: Evaluatie” toegevoegd.

 

Het kopje: “Artikel 29 Archief” wordt vervangen door “Artikel 29: Evaluatie”

 

Artikel 29 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

  • “Ten aanzien van de evaluatie van de gemeenschappelijke regeling geldt dat:

    • a.

      Elke deelnemende gemeente een verzoek tot evaluatie kan indienen

    • b.

      Het algemeen bestuur bij meerderheid een besluit neemt over dit verzoek

    • c.

      Het algemeen bestuur de evaluatie-onderzoeksopdracht vaststelt’

J.

 

Aan artikel 30 Toetreding en uittreding wordt vervangen door Artikel 30: Archief.

 

Aan Artikel 30: Archief wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

 

  • ‘Vanaf 1 januari 2022 voert de GR MARN uitsluitend een digitaal archief’’

K.

 

Artikel 30 wordt gewijzigd en vervangen door Artikel 31 en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 31: Toetreding en uittreding

  • 1.

    Het bestuur van een gemeente, dat wenst toe te treden of uit te treden richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding respectievelijk uittreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    Toetreding respectievelijk uittreding vindt plaats indien de besturen van de meerderheid van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4.

    Aan de toetreding respectievelijk uittreding kunnen bij de in het tweede lid bedoelde adviezen kaders worden verbonden die worden uitgewerkt in een toe- of uittredingsregeling en worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst met betreffende gemeente.

    • a.

      de opzegtermijn voor uitreding bedraagt minimaal 1 jaar. De uittreding vindt plaats met ingang van 1 januari.

    • b.

      de opzegtermijn start op het moment dat de vaststellingsovereenkomst is afgesloten.

    • c.

      de hoogte van de uittredingssom wordt vastgesteld door het algemeen bestuur waarvoor een 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen nodig is.

      Bij uittreden worden in elk geval onderstaande zaken vastgelegd:

    • d.

      de uittredingskosten zijn de kosten die te maken hebben met (de afbouw van) de overcapaciteit die kan ontstaan in de personele en de materiële sfeer. Basis voor de uittredingskostenberekening zijn de gemiddelde realisatiecijfers (afbouw bedrijfsvoeringorganisatie, aangegane verplichtingen) van de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin het voornemen tot uittreden kenbaar wordt gemaakt. De kosten die niet direct aan de uittredende partij kunnen worden toegerekend, worden berekend door totalen per kostensoort naar rato te berekenen. Middelen die onderdeel uitmaken van een (algemene) reserve, worden naar rato in mindering gebracht op de te betalen uittredingskosten. Voor het bepalen van de kostenverdeelsleutel wordt aangesloten bij de kostenverdeelsleutel uit de begroting (art. 24.1).

    • e.

      de hoogte van uittredingssom wordt bepaald op de kosten die het samenwerkingsverband moet maken om de werkzaamheden uit te kunnen blijven voeren voor de deelnemende gemeenten zonder de uittredende gemeente. Tot een maximumbedrag van vijf jaar de inbreng van de uittredende gemeente in het jaar dat het besluit tot uittreding werd genomen.

    • f.

      de financiële consequenties worden op verzoek van het dagelijks bestuur door een onafhankelijke deskundige in beeld gebracht. Dit advies wordt bij het bepalen van de hoogte van de uittredingskosten betrokken.

    • g.

      Over de schade die ARN lijdt als gevolg van de uittreding worden door de uittredende partij, de MARN en ARN afspraken gemaakt. Op verzoek van het dagelijks bestuur kan hierbij een onafhankelijke deskundige betrokken worden

    • h.

      het algemeen bestuur stelt een uittredingsregeling vast waarin bovenstaande kaders verder worden uitgewerkt.

    • i.

      het algemeen bestuur stelt een toetredingsregeling vast.

  • 5.

    De uitgewerkte toe- of uittredingsregeling wordt vastgesteld in het algemeen bestuur. Voorafgaand aan de vaststelling wordt een zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten gevraagd

  • 6.

    De toetreding respectievelijk uittreding gaat in op 1 januari van het jaar, volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 7.

    Binnen deze periode wordt de gemeenschappelijke regeling gewijzigd door alle deelnemende bestuursorganen. Een regeling kan worden gewijzigd met een meerderheid van ten minste 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen.

L.

 

Het kopje “Artikel 31 Wijziging en opheffing “ wordt vervangen door Artikel 32 Wijziging en opheffing.

 

Artikel 31 lid 3 wordt gewijzigd in artikel 32 lid 3 en komt als volgt te luiden:

 

“Voor zover bij de wijziging wettelijke bevoegdheden van het College van Burgemeester en Wethouders zijn betrokken, dient daartoe ook te worden besloten door ten minste twee derde van het aantal Colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten”.

 

M.

 

Artikel 33 Liquidatie lid 4 liquidatie wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

“Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam naar rato conform artikel 24.1”.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die, waarop het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

Nijmegen, 24 juni 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen

A.P.W. van de Klift

gemeentesecretaris

H.M.F. Bruls

burgemeester

TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT

Artikelsgewijze toelichting

 

A.

 

In het verleden werden drie bestuursorganen aangewezen om een gemeenschappelijke regeling te treffen. Burgemeesters worden uit deze opsomming verwijderd aangezien deze regeling niet gaat over zelfstandige bevoegdheid van de Burgemeester als bestuursorgaan.

 

B.

 

De gemeente Mook en Middelaar liggen in een andere Provincie.

 

De stukken van gemeente Mook en Middelaar dienen bij het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg aangeboden. In de oude regeling werd alleen het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland genoemd.

 

C.

 

Ingevolgde de wet gemeenschappelijke regeling (Wgr) wordt de voorzitter van het AB door het AB uit zijn midden aangewezen. Om die reden moet de aanwijzing door het Dagelijks Bestuur gebeuren.

 

D.

 

Het dagelijks bestuur en de voorzitter moeten verwijderd worden. Ingevolge artikel 24 van de Wgr is alleen het AB bevoegd om adviescommissies in te stellen.

 

E.

 

In de gemeenschappelijke regelingen moet worden opgenomen op welke wijze door het bestuur van de gemeenschappelijke regelingen actieve informatie wordt verschaft aan de raden.

 

De stukken van het bestuur zijn openbaar. Met de Wet open overheid en de aanpassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt nog meer transparantie gevraagd van de gemeenschappelijke regeling. Dit is nu verankerd in artikel 17 lid 3.

 

F.

 

De begrotingsprocedure wordt altijd al met de deelnemers afgestemd en daardoor loopt deze ook altijd binnen de termijnen. De Wet gemeenschappelijke regelingen vraagt inmiddels andere termijnen dan voorheen en die termijnen zijn met artikel 18 ook verankerd in de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast wordt het dagelijks bestuur verplicht om te reageren op ingediende zienswijzen op de ontwerpbegroting.

 

G.

 

Voor de jaarrekeningsprocedure geldt hetzelfde als de begrotingsprocedure. De GR MARN handelt in samenwerking met de deelnemers altijd binnen de afgesproken termijnen. De Wet gemeenschappelijke regelingen vraagt voor de jaarrekeningsprocedure andere termijnen en die zijn met artikel 25 verankerd in de gemeenschappelijke regeling.

 

H.

 

Betreft verduidelijking van de bepaling.

 

I.

 

De Wet gemeenschappelijke regelingen vraagt om aan te geven of er een evaluatie van de regeling plaatsvindt en met welke frequentie. Dat is nu opgenomen in artikel 27 van de gemeenschappelijke regeling. Ook is bepaald dat de regeling voor onbepaalde tijd wordt vastgesteld. (Dit was ook altijd al het uitgangspunt)

 

J.

 

Het archiefwet is aangescherpt middels artikel 30 lid 5.

 

K.

 

De uittredingsprocedure was altijd al omschreven maar is niet voldoende duidelijk in het kader van de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen. Daarom is deze nu aangepast, wat tot meer duidelijkheid over de uittreding van een van de deelnemers leidt.

 

L.

 

In de gemeenschappelijke regelingen moet worden opgenomen of en zo ja, voor welke besluiten en een voorafgaande zienswijze van de raden, wordt gevraagd. Daarnaast wordt een wijziging voorgesteld omdat de regeling een gemengde regeling betreft hoeft enige wijziging niet door de Burgemeesters te worden bekrachtigd.

 

M.

 

Betreft verduidelijking van de bepaling met verwijzing naar de uittredingsbepalingen.

Naar boven