Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI) 2024

De gemeenteraden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist;

 

ieder voor zover hun eigen gemeente bevoegd;

 

Overwegende dat de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 gewijzigd is, en de gemeenschappelijke regeling hierop moet worden aangepast;

 

Gelet op:

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen,

  • de Gemeentewet;

Besluiten:

de gemeenschappelijke Regeling Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug als volgt te wijzigen:

Artikel I – Actieve informatieplicht

Artikel 18 tweede lid wordt opgesplitst in een tweede en derde lid onder omnummering van lid 3, 4 en 5 naar lid 4, 5 en 6 en komt als volgt te luiden:

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter geeft de deelnemende raden en colleges schriftelijk alle informatie die voor een juiste beoordeling van het gevoerde beleid nodig is.

  • 3.

    Behoudens de verstrekte informatie uit het voorgaande lid verstrekt het algemeen bestuur driemaal per jaar informatie over de voortgang van de uitvoering van de taakstelling zoals opgenomen in het strategisch plan en de op grond daarvan geformuleerde operationele (jaar)doelstellingen. Tevens wordt daarbij inzicht verschaft in de kosten die gepaard gaan met de realisatie van die doelstellingen.

Artikel II – Zienswijzen, participatie en adviescommissies

Na artikel 18 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

 

Artikel 18a Zienswijzen gemeenteraden

  • 1.

    Behoudens verplichtingen voortvloeiend uit de wet of deze regeling worden besluiten van het bestuur niet aan zienswijzen van de raden onderworpen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur beslist bij een voorstel dat voor de gemeenten ingrijpende gevolgen kan hebben niet alvorens de raden door het dagelijks bestuur om zienswijzen zijn gevraagd. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 3.

    Het algemeen bestuur respectievelijk het dagelijks bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste twee gemeenteraden het bestuur hierom verzoeken. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 4.

    Indien het tweede of derde lid wordt toegepast, dan hebben de raden acht weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur bekend te maken. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden én het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 18b Participatie belanghebbenden en ingezetenen

  • 1.

    Belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken door tussenkomst van een regionale cliëntenraad. De instelling en werkwijze van de regionale cliëntenraad wordt vastgesteld bij verordening.

  • 2.

    Belanghebbenden en ingezetenen van de deelnemende gemeenten kunnen bij het algemeen bestuur inspreken aan het begin van de vergadering van het algemeen bestuur over onderwerpen die op de agenda van het algemeen bestuur staan. In het reglement van orde, bedoeld in artikel 9, vierde lid, worden nadere regels gesteld omtrent deze inspraak.

Artikel III – Zienswijze kadernota

Artikel 24 komt te luiden:

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 26 februari een voorstel voor de kaders, bedoeld in het eerste lid, aan de gemeenteraden en de colleges.

  • 3.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur binnen acht weken na de verzending door het dagelijks bestuur, bedoeld in het tweede lid, hun zienswijzen op de kaders kenbaar maken bij het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten bij de toezending van de ontwerpbegroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbonden heeft.

Artikel IV – Termijnen begroting

Artikel 25 komt te luiden:

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 30 april een ontwerpbegroting (t+1) op voor het volgende kalenderjaar en zendt deze terstond, voorzien van een toelichting, aan de raden.

  • 2.

    De raden kunnen het dagelijks bestuur uiterlijk voor 31 juli hun zienswijze over de ontwerpbegroting toesturen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 september, de ontwerpbegroting en de opmerkingen van de deelnemers en zo nodig een nota van wijzigingen aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur zendt de raden zijn schriftelijke reactie op de zienswijzen, overeenkomstig artikel 35, vierde lid, van de Wet.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vóór 15 september vast en zendt terstond afschriften aan de deelnemers.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting vóór 15 september aan GS.

Artikel V – Jaarrekening

Artikel 27 komt te luiden:

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en de uitgaven onder overlegging van de daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet aangewezen accountant.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpjaarrekening vóór 15 april aan de raden.

  • 4.

    De raden kunnen het dagelijks bestuur uiterlijk voor 15 juni hun zienswijze over de ontwerpjaarrekening toesturen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 juli, de ontwerpjaarrekening en de opmerkingen van de raden aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vóór 15 juli vast. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden. Het dagelijks bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemers.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 juli de vastgestelde jaarrekening aan GS.

Artikel VI – Uittreding

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30 Uittreding

  • 1.

    Een gemeenteraad en een college van burgemeester en wethouders van een van de deelnemende gemeenten kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de wet. Een uittreding kan alleen geschieden wanneer zowel de raad als het college van één gemeente besluit tot uittreding, tenzij de raden en colleges unaniem anders beslissen.

  • 2.

    Een college zendt de besluiten tot uittreding aangetekend aan het dagelijks bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van 2 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de raden en de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

Artikel VII – Uittredingsprocedure

Na artikel 30 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30a Uittredingsplan

  • 1.

    Het in artikel 30, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van drie jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2.

    De uittredende deelnemer betaalt in het jaar na de daadwerkelijke uittreding nog 100% van zijn bijdrage zoals die was in het jaar waarin tot uittreding werd besloten. In het jaar volgend op het jaar van de daadwerkelijke uittreding wordt nog 66,5% van de genoemde bijdrage betaald, en in het daaropvolgende jaar nog 33,5%. Met deze betalingen kwijt de uittredende deelnemer zich van eventuele andere kosten verbonden aan de uittreding.

Artikel VIII – Archief

Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de gemeenschappelijke regeling. Deze zorg voor archiefbescheiden – voortkomend uit taken en bevoegdheden – wordt verricht volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening.

  • 2.

    Ten aanzien van beheer van de archiefbescheiden voortkomende uit de diensten worden nadere regelingen getroffen.

  • 3.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Zeist.

  • 4.

    De archivaris van de gemeente Zeist oefent toezicht uit op het onder het derde lid genoemde beheer.

  • 5.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Zeist.

  • 6.

    Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de onder het eerste lid bedoelde archiefbescheiden met inachtneming van artikel 8 van het Archiefbesluit voor zover mogelijk vervreemd aan de taakopvolger. De overbrenging van de archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Zeist geschiedt als had geen opheffing plaatsgevonden. Als er geen taakopvolger is, geschiedt de genoemde overbrenging direct.

  • 7.

    De onder het vijfde en zesde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Zeist.

Artikel IX – Evaluatie

Artikel 37, derde lid, komt te luiden:

Daartoe zal het dagelijks bestuur, in overleg met de directeur, gehoord de colleges en de raden van de gemeenten, om de zes jaar een onderzoeksvoorstel opstellen, dat aan het algemeen bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd.

Artikel X – Aanpassingen ivm WEP

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38 Bekendmaking

  • 1.

    Het college van Zeist draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling overeenkomstig artikel 26 van de Wet, alsmede de inschrijving in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur verwerkt de gegevens als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet in het register, bedoeld in artikel 136 van de Wet.

Artikel XI – Aanpassingen ivm Wnra

  • 1.

    In artikel 14, eerste lid, vervalt sub d en worden de sub e en f omgenummerd tot d en e.

  • 2.

    In artikel 20 komt het tweede lid te vervallen, onder omnummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

  • 3.

    De huidige tekst van artikel 22 komt te vervallen. Daarvoor in de plaats komt de tekst:

    ‘Het openbaar lichaam is lid van de Werkgeversvereniging samenwerkende gemeentelijke organisaties en past voor de rechtspositie van de werknemers de cao toe die deze werkgeversvereniging voor haar leden afsluit.’

Artikel XII – Inwerkingtreding

Na artikel 38 wordt een nieuw artikel ingevoegd, onder omnummering van artikel 39 naar artikel 40, luidende:

Artikel 39 Inwerkingtreding

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking op 30 juni 2024, of als het besluit later bekend wordt gemaakt op de dag na bekendmaking.

Naar boven