Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Deventer

De burgemeester van Deventer (hierna: de burgemeester),

 

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (ook wel genoemd Wet Damocles),

 

Overwegende dat:

 

  • -

    de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet de bevoegdheid heeft tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen, dan wel op een daarbij behorend erf, een middel als bedoeld in lijst I of lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is;

  • -

    de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet de bevoegdheid heeft tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen, dan wel op een daarbij behorend erf, een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° of artikel 11 van de Opiumwet voorhanden is;

  • -

    het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van het vervaardigen van drugs en de handel in drugs op de samenleving van groot belang is en daarom hoge prioriteit heeft;

  • -

    de belangen van de openbare orde, de openbare veiligheid, het beschermen en herstellen van het woon-, werk- en leefklimaat en de volksgezondheid dwingende redenen zijn om gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet;

  • -

    de burgemeester in beginsel overeenkomstig deze beleidsregel handelt, tenzij bijzondere of verzwarende omstandigheden blijken op grond waarvan de burgemeester in dat geval anders kan beslissen;

  • -

    met de bekendmaking van deze beleidsregel voor eenieder kenbaar is gemaakt welke bestuursrechtelijke maatregel kan worden opgelegd nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd;

  • -

    deze beleidsregel is vastgesteld in overeenstemming met de in het lokale driehoeksoverleg overeengekomen afspraken ten aanzien van de aanpak van drugshandel in woningen en lokalen en daarbij behorende erven;

Besluit de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Deventer’ vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      cumulatie: een gelijktijdige combinatie van twee of meerdere overtredingen van de Opiumwet in dezelfde woning of het daarbij behorende erf, dan wel in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf, bijvoorbeeld een combinatie van handel in softdrugs (daaronder begrepen: een hennepkwekerij of lachgas), en/of handel in harddrugs, en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet;

    • b.

      erf: een erf behorende bij een woning of lokaal, als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet;

    • c.

      handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn, als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet;

    • d.

      voorbereidingshandelingen: het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° of artikel 11a van de Opiumwet;

    • e.

      harddrugs: een middel als bedoeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;

    • f.

      softdrugs: een middel als bedoeld op lijst II van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid;

    • g.

      handelshoeveelheid drugs: een hoeveelheid drugs die groter is dan de hoeveelheid drugs voor eigen gebruik (gebruikershoeveelheid), als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet;

    • h.

      handelshoeveelheid harddrugs: meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 milliliter GHB;

    • i.

      handelshoeveelheid softdrugs: meer dan 5 gram softdrugs of meer dan 5 hennepplanten of meer dan 10 ampullen met maximaal 8 gram distikstofoxide gas (lachgas);

    • j.

      hennepkwekerij: een kwekerij van (moeder)hennepplanten en/of hennepstekken in een woning of lokaal, of op een daarbij behorend erf, waarin een hoeveelheid hennepplanten wordt gekweekt en/of al zijn geoogst;

    • k.

      lokaal: een pand, al dan niet toegankelijk voor het publiek, zoals een winkel, café, coffeeshop, loods, garagebox of bedrijfsruimte, als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet;

    • l.

      woning: een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand, eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen, zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden, als bedoeld in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet;

    • m.

      recidive: als binnen vijf jaar na een eerste overtreding in dezelfde woning of op het daarbij behorende erf of in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf een volgende overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. Van recidive is ook sprake als dezelfde eigenaar, verhuurder, huurder, bewoner of gebruiker van een woning of lokaal tot vijf jaar eerder in een andere woning, lokaal of erf de Opiumwet heeft overtreden;

    • n.

      samenloop: als er in een woning, lokaal of op een erf een of meer andere strafbare feiten zijn geconstateerd waarvan het aannemelijk is dat deze verband houden met de overtreding van de Opiumwet of deze mede mogelijk maken;

    • o.

      sluiting: de fysieke sluiting van een woning, lokaal of erf.

Artikel 2 Uitgangspunten

  • 1.

    De handel in drugs, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe, is verboden op grond van de Opiumwet.

  • 2.

    In het geval in een woning of lokaal, of op een daarbij behorend erf, een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt, dan maakt de burgemeester indien mogelijk gebruik van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden door een last onder dwangsom op te leggen of door de woning of het lokaal voor bepaalde tijd te sluiten.

  • 3.

    In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen van de Opiumwet die plaatsvinden in een woning en overtredingen van de Opiumwet die plaatsvinden in lokalen. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen voor publiek toegankelijke lokalen en niet voor publiek toegankelijke lokalen.

  • 4.

    Bij sluiting van een woning of lokaal wordt de woning of het lokaal voor eenieder ontoegankelijk gemaakt door middel van vervanging van de sloten en verzegeling van ramen en deuren die door opening toegang tot de woning of het lokaal kunnen verschaffen.

  • 5.

    Bij sluiting van een woning of lokaal wordt de sluiting, conform artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 3, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 3 Handhavingstabel

  • 1.

    In het geval er sprake is van handel in softdrugs of een handelshoeveelheid softdrugs dan wordt op de navolgende wijze opgetreden:

    1e overtreding

    2e overtreding

    (binnen vijf jaar na de eerste overtreding)

    3e overtreding

    (binnen vijf jaar na de tweede overtreding)

    in een woning of op een daarbij behorend erf

    last onder

    dwangsom

    sluiting voor minimaal 3 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal 6 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    in een lokaal of op een daarbij behorend erf

    last onder

    dwangsom

    sluiting voor minimaal

    6 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    Sluiting voor minimaal 12 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

  • 2.

    In het geval er sprake is van handel in harddrugs of een handelshoeveelheid harddrugs wordt op de navolgende wijze opgetreden:

    1e overtreding

    2e overtreding

    (binnen vijf jaar na de eerste overtreding)

    3e overtreding

    (binnen vijf jaar na de tweede overtreding)

    in een woning of op een daarbij behorend erf

    sluiting voor minimaal

    3 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal

    6 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal 12 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    in een lokaal of op een daarbij behorend erf

    sluiting voor minimaal

    6 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal 12 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal 24 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

  • 3.

    In het geval er sprake is van voorbereidingshandelingen dan wordt op de navolgende wijze opgetreden:

    1e overtreding

    2e overtreding

    (binnen vijf jaar na de eerste overtreding)

    3e overtreding

    (binnen vijf jaar na de tweede overtreding)

    In een woning of op een daarbij behorend erf

    last onder dwangsom

    sluiting voor minimaal

    3 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal

    6 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    In een lokaal of bijbehorend erf

    last onder dwangsom

    sluiting voor minimaal

    6 maanden

    en

    last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

    sluiting voor minimaal

    12 maanden

    en

    hogere last onder dwangsom na vervaldatum sluiting

Artikel 4 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    De burgemeester kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in artikel 3 van deze beleidsregel.

  • 2.

    Bij cumulatie, als bedoeld in artikel 1, onder a, van deze beleidsregel, is de zwaarst vastgelegde bestuurlijke maatregel van toepassing of kan de burgemeester besluiten om de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregel te vermeerderen.

  • 3.

    Bij samenloop, als bedoeld in artikel 1, onder n, van deze beleidsregel, kan er sprake zijn van verzwarende omstandigheden op grond waarvan de burgemeester de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregel kan vermeerderen.

  • 4.

    In plaats van tot sluiting of het opleggen van een last onder dwangsom over te gaan, kan de burgemeester een bestuurlijke waarschuwing geven.

  • 5.

    Indien een overtreder binnen twee jaar na een eerdere waarschuwing opnieuw een overtreding van de Opiumwet begaat, dan kan dat als verzwarende omstandigheid gelden bij het bepalen van de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregel.

Artikel 5 Slotbepalingen

  • 1.

    De Beleidsregels handhavingsprotocol art. 13b Opiumwet (2009) wordt ingetrokken.

  • 2.

    Maatregelen die zijn opgelegd met toepassing van de Beleidsregels handhavingsprotocol art. 13b Opiumwet worden geacht te zijn opgelegd met toepassing van deze beleidsregel.

  • 3.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Deventer.

  • 4.

    Deze beleidsregel treedt in werking een dag na bekendmaking.

     

Toelichting

In de gemeente Deventer worden regelmatig hennepkwekerijen aangetroffen of zien we handel in drugs op straat of vanuit een woning. Drugshandel heeft geen onschuldig karakter. Het telen van hennep en de handel in (hard)drugs zijn direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit. Drugscriminelen verkeren in een omgeving waarin veel geld omgaat en verdiend kan worden en waar andere vormen van criminaliteit niet geschuwd worden. Drugshandel gaat vaak gepaard met het bezit van wapens, overlast in de wijk en gebruik van geweld. De productie van harddrugs kan bovendien leiden tot (brand)gevaarlijke situaties, explosiegevaar, risico's voor de volksgezondheid en het milieu of schade aan eigendommen. Ook het kweken van hennep kan leiden tot (brand)gevaarlijke situaties en schade.

 

Actualisatie

De eerdere beleidsregel dateert van 2009 en is geactualiseerd omdat de sluitingsbevoegdheid voor de burgemeester is verruimd waarbij op grond van artikel 11a van de Opiumwet voorbereidingshandelingen strafbaar zijn gesteld. Ook is lachgas toegevoegd aan lijst II (softdrugs) van de Opiumwet. De beleidsregel is verder aangescherpt als gevolg van recente jurisprudentie. Bovendien voorzag de vorige beleidsregel niet in de mogelijkheid om eerst een bestuurlijke waarschuwing te geven. Deze ontwikkelingen tezamen hebben geleid tot de voorliggende beleidsregel.

 

Doel

In deze beleidsregel is beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan artikel 13b van de Opiumwet op grond waarvan de burgemeester de bevoegdheid heeft om maatregelen te treffen tegen drugshandel of voorbereidingshandelingen in een woning of lokaal of op een erf. Door het inzetten van deze bevoegdheid wordt daadkrachtig opgetreden tegen drugscriminaliteit en wordt indien aan de orde:

  • -

    verhinderd dat de woning, het lokaal of erf (nog langer) wordt gebruikt voor drugshandel en het drugscircuit;

  • -

    het woon- en leefklimaat hersteld;

  • -

    de (dreigende) verstoring van de openbare orde hersteld;

  • -

    de bekendheid van de woning, het lokaal of erf in het drugscircuit als drugspand doorbroken en de loop eruit gehaald;

  • -

    verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning, het lokaal of erf voorkomen.

Subdoelstellingen zijn:

  • -

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, te weten het bestrijden van de handel in drugs;

  • -

    te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel een einde komt aan de verboden situatie en dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

  • -

    door het treffen van de gekozen maatregel de negatieve effecten en risico’s voor de openbare orde en veiligheid als gevolg van de handel in drugs zoveel mogelijk te beheersen;

  • -

    het kenbaar maken aan de ‘overtreder’ welke bestuurlijke maatregel hij kan verwachten na overtreding van de Opiumwet.

Integrale aanpak

Het bestuursrecht en strafrecht werken in de handhaving van de Opiumwet complementair aan elkaar. De aanpak van de drugshandel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente (burgemeester), politie en het openbaar ministerie. Bij de aanpak van drugscriminaliteit worden zowel strafrechtelijke als bestuursrechtelijke sancties toegepast (tweesporenbeleid). Dit kan beiden tegelijk, maar het kan ook zijn dat gekozen wordt voor een van beide sporen.

 

Strafrechtelijke sancties richten zich tegen de bij illegale drugshandel/ voorbereidingshandelingen betrokken personen. Het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel/ voorbereidingshandelingen wordt daarmee niet per definitie bereikt. Bestuursrechtelijke sancties richten zich tegen zowel de betrokken personen als de gebruikte woning, lokaal of erf, met als doel het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de overtreding.

 

Juridisch kader

Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

 

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. De bestuursrechtelijke handhaving van artikel 13b van de Opiumwet bestaat uit het opleggen van een herstelsanctie. De sanctie is erop gericht om de overtreding geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of te beëindigen en de gevolgen van een overtreding weg te nemen of te beperken. Wanneer welke sanctie wordt toegepast is weergegeven in de handhavingsmatrix.

 

Evenredigheid

De burgemeester besluit met inachtneming van het beoordelings- en toetsingskader, zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912). Daarnaast slaat de burgemeester acht op de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 (ECLI: NL:RVS:2022:285) aangaande het evenredigheidsbeginsel, alsmede andere relevante rechtspraak van de Afdeling. Bij de besluitvorming wordt e.e.a. nader gemotiveerd en concreet op de voorliggende zaak toegespitst, waarbij alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling worden betrokken.

Hieronder volgt een nadere toelichting op een aantal aspecten.

 

Evenredigheid betekent dat toepassing van de beleidsregel evenwichtig is gelet op de gevolgen van de maatregel. Een maatregel is onevenredig als blijkt dat de belanghebbende geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Bijvoorbeeld in het geval dat hij of zij niet op de hoogte was van de overtreding en ook niet op de hoogte kon zijn. Als de belanghebbende de eigenaar of verhuurder is van het pand, wordt het ontbreken van verwijtbaarheid niet snel aangenomen. Van een verhuurder wordt verwacht dat hij zich informeert over het gebruik van het pand door controles uit te voeren.

Daarnaast kunnen de gevolgen van de sluiting leiden tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is. Hierbij is het met name van belang om te onderzoeken wat de gevolgen zijn voor de eventuele medische situatie van de belanghebbende(n), minderjarige kinderen en de woonsituatie én de huurrechtelijke gevolgen, zoals buitengerechtelijk ontbinden van de huurovereenkomst of het plaatsen op een zwarte lijst. De tijd tussen het aantreffen van de overtreding en het opleggen van de maatregel kan afbreuk doen aan de noodzakelijkheid van de sluiting.

 

Handelshoeveelheid

Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van harddrugs en softdrugs, wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat wanneer er meer dan een geringe hoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen wordt dat de drugs niet, althans niet uitsluitend voor eigen gebruik is bestemd, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekken aan derden is bestemd. Daarbij worden de door het Openbaar Ministerie toegepaste criteria toegepast, zoals bepaald in de Aanwijzing Opiumwet.

 

Als een betrokkene van mening is dat er ondanks een vastgestelde handelshoeveelheid toch sprake is van eigen gebruik dan moet hij dit aannemelijk maken. De betrokkene kan hierin slagen als:

  • -

    slechts een geringe overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid wordt aangetroffen;

  • -

    hij/zij een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik;

  • -

    geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel;

  • -

    niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden.

Hennep

Op grond van het Hennepconvenant Oost-Nederland werken de gemeenten samen met de politie, het Arrondissementsparket Oost-Nederland, de woningcorporaties, energienetbeheerders Enexis, het UWV en de veiligheidsregio’s in de aanpak van illegale hennepteelt. Het doel is het nemen van preventieve en repressieve maatregelen, om gevaarlijke situaties te beëindigen en onder andere om de leefbaarheid in de betreffende buurten en straten te verbeteren.

 

In artikel 3 van de Opiumwet is het verbod op softdrugs opgenomen. Hennep is opgenomen op lijst II van de Opiumwet en valt daarom onder softdrugs. Met betrekking tot het begrip ‘hennep’ is van belang dat in lijst II van de Opiumwet hennep wordt omschreven als: "elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden." Zowel (moeder)hennepplanten als hennepstekken zijn middelen als bedoeld in lijst II en vallen daarom onder de werking van artikel 3 en artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (zie: ECLI:NL:RVS:2018:1744). In de Opiumwet wordt geen onderscheid gemaakt tussen werkzame en niet-werkzame delen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 2 november 2016 speelt de leeftijd van de hennepplanten alsmede de vraag of ze werkzame stoffen bevatten geen rol bij de vaststelling of het gaat om middelen die op lijst II vermeld staan (zie: ECLI:NL:RVS:2016:2906).

 

Hoogte dwangsom

De hoogte van een last onder dwangsom is afhankelijk van de aard van de overtreding, de feiten en omstandigheden van het geval en de ernst van de situatie. Met betrekking tot het opleggen van een last onder dwangsom op grond van artikel 13b Opiumwet wordt de hoogte van de dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels.

 

Kosten

Op grond van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten voor het toepassen van de bestuursdwang verhaald op de overtreder.

 

Lachgas

Lachgas kent verschillende toepassingen die niet zijn gericht op recreatief gebruik als roesmiddel. De oorspronkelijke toepassingen van lachgas, lachgas bestemd voor technische doeleinden (industrieel lachgas) en lachgas als drijfmiddel voor het opspuiten van voedingsmiddelen zoals slagroom, blijven toegestaan en zijn dus uitgezonderd van het verbod. Dit staat in de toevoeging van artikel 15a van het Opiumwetbesluit. Ook het gebruik van medisch lachgas blijft mogelijk.

 

Per 1 januari 2023 staat lachgas (distikstofmonoxide, CAS-nummer 10024-97-2) op lijst II van de Opiumwet en wordt daardoor gekwalificeerd als een softdrug. Door plaatsing van lachgas op lijst II van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang, onder meer indien in woningen of lokalen of op bijbehorende erven lachgas wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Een burgemeester kan dus bijvoorbeeld tot sluiting van een woning of pand overgaan wanneer in dat pand in lachgas wordt gehandeld en betrokkene niet in het bezit is van een ontheffing voor het verrichten van handelingen met lachgas op grond van de artikelen 6 en 8 Ow, of het lachgas niet bestemd is voor technische doeleinden of als voedingsadditief (Stb. 2022, 461).

 

Sluiting

Onder de fysieke sluiting van een woning, lokaal of erf wordt in ieder geval het volgende verstaan:

  • -

    het afsluiten van het pand door ramen en deuren te sluiten en gesloten te houden;

  • -

    ingeval van een lokaal, het verwijderen van aanduidingen op, aan, in en over het pand, waaruit kan blijken dat het pand (voor publiek) geopend is;

  • -

    het door of namens de burgemeester aanbrengen van stickers/aankondigingen en/of raamborden, op de verdieping op/aan het pand dat het is gesloten wegens het overtreden van artikel 13b Opiumwet;

  • -

    vervangen van de sloten;

  • -

    het door of namens de burgemeester verzegelen van het pand.

Verzegeling

Het doorbreken van de door de burgemeester aangebrachte verzegeling en/of het daarna betreden van het gesloten pand levert een strafbaarheid op (artikel 2:41 van de Algemene plaatselijke verordening Deventer), tenzij sprake is van een rechtmatig verkregen ontheffing van de burgemeester.

 

Opheffing sluiting

Een belanghebbende kan na een sluiting een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen om de sluiting vroegtijdig op te heffen. Hiertoe kan alleen worden overgegaan als voldoende zeker is dat de doelen die met de sluiting worden beoogd reeds zijn bereikt, bijvoorbeeld op grond van maatregelen die door de eigenaar van het pand zijn getroffen.

 

Tijdsverloop na overtreding

Het moment van constatering van de overtreding, de inbeslagname van drugs, voorwerpen en/of stoffen en het effectueren van de bestuursrechtelijke sancties kan enige tijd uit elkaar liggen, omdat de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuurlijke maatregelen in acht genomen moeten worden. Uit jurisprudentie volgt dat tijdsverloop ertoe kan leiden dat sluiting van een pand niet meer bijdraagt aan het bereiken van de beoogde doelen (zie: ECLI:NL:RVS:2021:2756).

 

Voorbereidingshandelingen

De bestuursdwangbevoegdheid ziet ook op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof voorhanden heeft weet, of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat deze bestemd is/zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of beroeps/bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dat kan blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge samenhang. Daarnaast kan dit ook blijken uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties. Het in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen of stoffen geeft de bestuursdwangbevoegdheid. Voor de toepassing bij strafbare voorbereidingshandelingen wordt aansluiting gezocht bij hetgeen daarover is aangegeven in de Aanwijzing Opiumwet.

 

Wijziging huursituatie of eigendomsoverdracht

Een wijziging in de huursituatie of de eigendomsoverdracht van een pand na de constatering van overtreding betekent niet dat enkel om die reden wordt afgezien van handhavend optreden. Het kan immers op dat moment nog steeds noodzakelijk zijn dat een bestuurlijke maatregel noodzakelijk is of kan bijdragen om de gestelde (sub)doelen met handhavend optreden te bereiken.

 

Woonrecht

De bescherming van het woonrecht is als grondrecht verankerd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit betekent dat in het geval er sprake is van een woning dit meegewogen moet worden bij de keuze en de zwaarte van de bestuurlijke maatregel.

 

Zowel huur- als koopwoningen in (onder)huur als woningen in eigendom kunnen op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden gesloten. Bij huurwoningen van een woningcorporatie behoort een verbod op het handelen in strijd met de Opiumwet veelal tot de standaardclausules in het huurcontract.

 

Zwaarte van de maatregel

De zwaarte van de maatregel is afhankelijk van de zwaarte van de overtreding en in elk geval wordt bekeken of een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Bij het bepalen of sprake is van verzwarende omstandigheden worden in ieder geval de volgende omstandigheden meegewogen:

  • -

    er is sprake van geweldsdelicten of andere delicten die afbreuk doen aan de openbare orde en veiligheid;

  • -

    er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie;

  • -

    er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/eigenaar/eigenaren/derden die antecedenten op naam hebben;

  • -

    er is sprake van de aanwezigheid van een niet gebruikelijke grote som (handels)geld;

  • -

    er is sprake van recidive, daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b van de Opiumwet;

  • -

    gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving;

  • -

    overlast voor omwonenden en/of de omgeving;

  • -

    de aannemelijkheid dat naast de woning/het lokaal en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

  • -

    er is - blijkens politiegegevens - een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband;

  • -

    als de drugshandel of hennepteelt een professioneel karakter heeft (bijlage 1).

Ook de hoogte van de dwangsom en de duur van de sluiting is afhankelijk van de aard van de overtreding, de feiten en omstandigheden van het geval en de ernst van de situatie. Met betrekking tot het opleggen van een last onder dwangsom op grond van artikel 13b van de Opiumwet wordt de hoogte van de dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan hebben door het begaan van de overtreding van de Opiumwet.

 

Naar boven